Bijlage 1
Samen grenzen verleggen 60
Bijlage 1
Keten van grondstof tot eindgebruik, voorafgaand aan het vormen van een Joint Ventu-re: Grondstoffenwinning/-productie Verpakkingsmateriaalproductie Internationaal (D, F, GB etc.) Grondstoffen- en verpakkings-handelaren NL Moton Chemicals NL BIG Industrie-bedarf D Groothandel D Technische vakhandel D Eindgebruiker D Grootgebruiker D
Bijlage 1
Samen grenzen verleggen 61
Keten van grondstof tot eindgebruik, na het vormen van een Joint Venture (presentatie naar buiten toe):
Grondstoffenwinning/-productie Verpakkingsmateriaalproductie Internationaal (D, F, GB etc.) Joint Venture D Groothandel D Technische vakhandel D Eindgebruiker D Grootgebruiker D
Bijlage 2
Samen grenzen verleggen 62
Bijlage 2
Kamminga (2003) zegt over het consultation-based patroon het volgende:
‘Als laatst wordt het consultation-based patroon in detail bekeken. Er wordt verwacht dat dit patroon voorkomt in een situatie waarbij er sprake is van een Joint Venture waarin beide moederondernemingen aanvullende activa inbrengen. Er zijn hierdoor verschillen in de bijdragen en de kennis van de moederondernemingen. Het kan echter zijn dat er nog meer verschillen zijn, zoals verschillen in motieven of organisatiecultuur. Bij het inbren-gen van verschillende bijdrainbren-gen moeten de moederondernemininbren-gen veel aandacht schen-ken aan het coördineren van deze bijdragen. Er is veel vraag naar wederzijds overleg, waardoor zowel de human als de procedural asset specificity toenemen. De coördinatie kan niet van te voren worden gedaan, maar moet tijdens de samenwerking worden ont-wikkeld. Het omgaan met de raakvlakken tussen de beide moederondernemingen hun expertise kan alleen worden ontwikkeld in een nauwe face-to-face samenwerking tussen de moederondernemingen op de lange duur wanneer de omstandigheden en exacte co-ordinatie duidelijk zijn. Het delen van informatie met behulp van face-to-face samenwer-king is ook nodig doordat de kennis impliciet is. De relatieve onderhandelingsmacht wordt in dit geval gebaseerd op de relatieve importantie van de inbreng van activa door de beide moederondernemingen. Ondanks dat de moederonderneming de output van zijn eigen bijdrage aan de Joint Venture kan meten, is de kennis over de andere partij zijn inbreng beperkt. Door deze vorm van informatieasymmetrie tussen de beide moederon-dernemingen is vertrouwen in de zin van contractual, competence en goodwill trust in enige mate nodig. Ook context-based beheersingsstructuren zijn hierbij benodigd. Con-cluderend kan worden gezegd dat aan de ene kant de Joint Venture zijn activiteiten kun-nen worden geprogrammeerd en dus beheerst door content-based beheersingsstructuren zoals bureaucratische regels. Aan de andere kant zorgen verschillen tussen de moeder-ondernemingen, zoals informatieasymmetrie en verschillen in organisatiecultuur, voor een situatie waarbij ook context-based beheersingsstructuren nodig zijn. Hierdoor blijven de moederondernemingen in contact met elkaar en wordt voorkomen dat de verschillen die aanwezig zijn de relatie verstoren en eventueel opportunistisch gedrag in de hand werken. In een consultation-based patroon is de beheersing gericht op zowel de activitei-ten en / of de output als op de relatie. Moederondernemingen zullen zowel op conactivitei-tent als op context gebaseerde mechanismen toepassen bij de beheersing. Schaan (1983) zijn split control kan ook binnen dit patroon worden geschaard. Een typisch voorbeeld hiervan is een Joint Venture waarbij een moederonderneming de technologie inbrengt en de an-dere kennis over de markt.’ Vertaald uit Kamminga (2003).
Bijlage 3
Samen grenzen verleggen 63
Bijlage 3
Lijst met figuren:
FIGUUR 1:ONDERZOEKSMODEL______________________________________________ 10
FIGUUR 2:MANIEREN OM DE BEHEERSING TUSSEN DE PARTNERS VAN EEN JOINT VENTURE TE VERDELEN IN EEN JOINT VENTURE OP BASIS VAN COMPLEMENTAIRE RESOURCES
(CHOI EN BEAMISH,2004, P.205) ___________________________________ 29
FIGUUR 3:RAAMWERK ONZEKERHEID (DAFT,2001, P.138) __________________________ 33
FIGUUR 4:MEETBAARHEID VAN RESULTATEN EN TRANSFORMATIEPROCES (OP BASIS VAN OUCHI,
1979, P.843 EN ANDERSON,1990, P.24) _____________________________ 34
FIGUUR 5:PATRONEN VOOR BEHEERSING VAN JOINT VENTURES (KAMMINGA,2003, P.27)______ 36
FIGUUR 6:SCHEMATISCHE WEERGAVE VAN DE TOEKOMSTIGE JOINT VENTURE _______________ 39
FIGUUR 7:VERDELING VAN BEHEERSING VAN JOINT VENTURE ACTIVITEITEN ________________ 48
FIGUUR 8:PLAATS VAN DE JOINT VENTURE IN HET MODEL VAN CHOI EN BEAMISH (2004) _______ 50
Lijst met tabellen:
TABEL 1:OVERZICHT MOTIEVEN VOOR HET OPZETTEN VAN EEN JOINT VENTURE ______________ 19
TABEL 2:BELANGRIJKSTE CONCLUSIES BIJ DE EERSTE DEELVRAAG_______________________ 25
TABEL 3:KENMERKEN WELKE VAN INVLOED ZIJN OP DE BEHEERSING VAN EEN JOINT VENTURE
(KAMMINGA ET AL.,2006) __________________________________________ 30
TABEL 4:KARAKTERISTIEKEN VAN JOINT VENTURE BEHEERSINGSSTRUCTUREN (KAMMINGA,2003, P.29) ________________________________________________________ 38
TABEL 5:BESCHRIJVING VAN ALLE KARAKTERISTIEKEN, OP BASIS VAN MODEL KAMMINGA (2003)__ 51
TABEL 6:BEHEERSINGSKARAKTERISTIEKEN ______________________________________ 52