Vraag nr. 19 van 6 oktober 1997
van de heer FELIX STRACKX
Theatersubsidiëring – Adviescommissie
In de Randkrant van juli 1997 beklaagt een acteur van het Schooljeugdtheater uit Sint-Genesius-Rode zich over het schrappen van de subsidies aan zijn gezelschap. Volgens deze acteur zetelen in de commissie die de minister adviseert verschillende directeurs van concurrerende theaters.
1. Hoe wordt deze adviescommissie samenge-steld ?
2. Volgt de minister systematisch de adviezen van deze commissie ?
3. Klopt het dat er adviezen worden uitgebracht door mensen die betrokken zijn bij concurre-rende theatergezelschappen ?
Zo ja, vindt de minister deze vorm van belang-vermenging toelaatbaar ?
Antwoord
1. De samenstelling van de Raad voor Neder-landstalige Dramatische Kunst gebeurt volgens de bepalingen in de artikelen 52, 53 en 54 van het decreet van 27 januari 1993 houdende er-kenning van de subsidiëring voor de werking van organisaties voor podiumkunsten.
Daarin wordt uitdrukkelijk gesteld dat maxi-maal een derde van de leden van de raad als bestuurder of in een gehonoreerde functie kan betrokken zijn bij een erkende organisatie voor podiumkunsten zoals bedoeld in artikel 3 van het decreet (artikel 3 behandelt de erkenning van organisaties voor Nederlandstalige dramati-sche kunst). Aangezien de Raad voor Neder-landstalige Dramatische Kunst bestaat uit 13 leden, kunnen maximaal 4 leden als bestuurder of in een gehonoreerde functie zijn aangesteld in een concurrerend theater.
In de huidige adviesraad zetelen slechts 2 t h e a t e r d i r e c t e u r s, namelijk mevrouw Barbara Wyckmans (Koninklijk Jeugdtheater) en de heer Manu Verreth (Mechels Miniatuur Teater), zodat aan de decretale bepaling wordt voldaan. 2. Aangezien de Raad voor Nederlandstalige
Dra-matische Kunst een adviserende taak heeft,
komt het aan de Vlaamse regering toe om, o p voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, rekening houdende met de adviezen van de diverse raden,met het advies van de administra-tie en passende in het cultuurbeleid, de besliss-ingen te nemen betreffende de erkenning en subsidiëring van organisaties voor de podium-kunsten.
3. Een raadslid dat zelf een bezoldigde functie uit-oefent in een erkend theatergezelschap, kan en moet uiteraard adviezen uitbrengen over dos-siers van concurrerende theatergezelschappen. Het kan echter nooit de besluitvorming over een dossier van het eigen gezelschap mee bepa-l e n , omdat het raadsbepa-lid bij de behandebepa-ling van dat dossier verplicht wordt om de vergadering te verlaten. Op die manier wordt de mogelijk-heid van belangenvermenging op maximale wijze ingeperkt.