Vraag nr. 107 van 6 maart 1998
van de heer EDDY SCHUERMANS
B e l g i s ch-Nederlands Maasakkoord – Betrokken-heid
Op 6 januari 1993 werd een overeenkomst onder-tekend tussen België en Nederland tot regeling van het scheepvaartverkeer en van de recreatie op de gemeenschappelijke Maas.
De Nederlandse regering zorgde voor publicatie in de Nederlandse Staatscourant. In België is er nog geen publicatie geweest in het Belgisch Staatsblad. Dit houdt in dat de rijkswacht niet kan optreden tegen inbreuken op de scheepvaartreglementering. De reden voor het uitblijven van een wet houden-de goedkeuring van houden-de overeenkomst is het advies van de Raad van State bij het wetsontwerp. D e Raad van State stelt dat de gewesten niet voldoen-de bij het ontwerp wervoldoen-den betrokken.
1. Is de Vlaamse regering ingegaan op het voorstel van de federale regering om te verklaren dat ze wel degelijk voldoende was betrokken bij het ontwerp ?
2. Welke aanpak – nieuwe overeenkomst met Nederland ? – stelt de Vlaamse regering voor om uit de impasse te geraken ?
N.B. : Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer Eddy Baldewijns, Vlaams minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening.
Gecoördineerd antwoord
1. De Vlaamse regering is niet ingegaan op het voorstel van de federale regering om te verkla-ren dat Vlaandeverkla-ren voldoende werd betrokken bij het ontstaan van deze overeenkomst. D e federale regering ging er immers van uit dat de overeenkomst uitsluitend betrekking had op een federale materie, met name de algemene politie op het verkeer en het vervoer, waarbij de deelstaatregeringen slechts moeten worden betrokken conform artikel 6, § 4, 3° van de bij-zondere wet op de hervorming der instellingen. Samen met de Vlaamse minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening ben ik er evenwel van overtuigd dat het om een gemengd verdrag gaat, vermits het ook
betrek-king heeft op het beheer van de waterwegen en hun aanhorigheden (artikel 6, § 1 X, 2° van dezelfde wet).
Deze stelling werd door mijn vertegenwoordi-ger dan ook verdedigd in de werkgroep Gemengde Verdragen.
2. Deze werkgroep besliste op 30 april 1997 een ambtelijke projectgroep ad hoc op te richten om alle implicaties van deze overeenkomst te inventariseren en hieruit conclusies te trekken over de eventuele bevoegdheidsverdeling tus-sen de federale overheid en de twee geografisch betrokken gewesten.
Deze projectgroep kwam tot een consensus over :
a) de gemengde aard van de overeenkomst, waarbij de onderlinge bevoegdheidsafbake-ning gedetailleerd wordt beschreven ;
b) de huidige inhoud van de overeenkomst, waardoor de heropening van de onderhan-delingen met Nederland overbodig wordt ; c) de mededeling aan Nederland via een
diplo-matieke nota dat de twee gewesten betrok-ken partij zijn en dat hieruit twee welbepaal-de wijzigingen van het reglement als bijlage van het verdrag voortvloeien, dit komstig artikelen 2 en 6 van de overeen-komst.
Die overeenstemming tussen het federale minis-terie van Vervoer en Infrastructuur en de Vlaamse en Waalse administraties bevoegd voor de Waterwegen en het Buitenlands Beleid werd, zoals afgesproken, aan de federale minister van Buitenlandse Zaken meegedeeld.
Informeel werd vernomen dat deze geen belet-sel ziet om dit voorstel aan de drie respectieve regeringen voor te leggen. Ondanks het aan-dringen van het federale ministerie van Buiten-landse Zaken en van mijzelf via de herhaalde agendering van dit onderwerp op de werkgroep Gemengde Verdragen, dit sinds 8 oktober 1997, werd pas enkele dagen geleden vernomen dat de federale minister bevoegd voor Vervoer dit standpunt deelt.