• No results found

Converseren met jong dementerenden Een gespreksanalytische studie naar taalgebruiksfenomenen in interacties van personen met een preseniele dementie onderling en met hun zorgverlener(s)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Converseren met jong dementerenden Een gespreksanalytische studie naar taalgebruiksfenomenen in interacties van personen met een preseniele dementie onderling en met hun zorgverlener(s)"

Copied!
65
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Converseren met jong dementerenden

Een gespreksanalytische studie naar taalgebruiksfenomenen in interacties van

personen met een preseniele dementie onderling en met hun zorgverlener(s)

(2)
(3)

Voorwoord

"Ik mis mijzelf"* van schrijfster Lisa Genova, dít boek was de inspiratie voor het onderzoek wat nu voor u ligt. Vanwege mijn vrijwilligerswerk met ouderen was ik al regelmatig met dementie geconfronteerd. Maar dementie op jonge leeftijd, kan dat ook al? Na het lezen van het boek van Genova - over een 50-jarige vrouw met preseniele Alzheimer - was mijn interesse over dit onderwerp gewekt en stond vast dat ik hier 'iets' mee wilde doen voor mijn scriptie. Door gesprekken met mijn begeleider Jan Berenst kwam het idee tot stand om een gespreksanalytisch onderzoek te verrichten onder deze doelgroep. Al snel was het contact gelegd met zorgcentrum Jan Bonga in Amsterdam, een van de weinige verzorgingstehuizen in Nederland met een grote afdeling voor jong dementerenden. Dit verzorgingstehuis bood mij de mogelijkheid een kijkje te nemen op de afdeling, en gesprekken van bewoners op te nemen. Een zeer interessante ervaring. De ideeën en onderzoeksmateriaal waren gemaakt, maar nu kwam het daadwerkelijke schrijven aan bod. Wat was het een zware klus, en wat heb ik het moeilijk gevonden dit te combineren met mijn fulltime baan. Maar iets wat wel als een paal boven water stond, was dat ik altijd enthousiast ben gebleven over het onderwerp. Om ook na het schrijfproces betrokken te blijven ben ik vrijwilliger geworden bij Alzheimer Nederland. Met mijn kennis, ervaring en passie hoop ik in de komende jaren iets voor deze organisatie te kunnen betekenen. Daarbij hoop ik dat mijn scriptie aanleiding is voor verder onderzoek naar talige aspecten van (jong) dementie, want er valt op dit gebied nog heel veel te onderzoeken! Allereerst wil ik het verzorgingstehuis Jan Bonga te Amsterdam bedanken, in het bijzonder Corry van Montfoort. Dankzij haar heb ik de kans gekregen om - met toestemming van de betrokkenen - video-opnames van gesprekken van enkele bewoners te maken. Daarnaast wil ik uiteraard mijn begeleider Jan Berenst hartelijk danken voor zijn geduld en uitgebreid commentaar. Hij heeft mij kennis laten maken met de voor mij nog redelijk onbekende, maar interessante, wereld van de Conversatie Analyse. Mede door zijn passie en geduld heb ik dit verslag kunnen schrijven. Tot slot wil ik graag van de gelegenheid gebruik maken om mijn ouders te bedanken voor al hun financiële en emotionele steun. Dankzij hen heb ik twee studies kunnen afronden en heb ik een fantastisch studentenleven gehad.

Josette.Bieleman

Amsterdam, 3 juni 2012

(4)

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 1 1.1 Vraagstelling... 2 1.2 Jong dementie ... 2 1.3 Leeswijzer ... 3 2. Theoretisch kader ... 4

2.1 Taalgebruik van (jong ) dementerenden ... 5

...2.1.1 Verschijnselen op woord-niveau ... 6

...2.1.2 Verschijnselen op gespreksniveau ... 6

...2.2 Herhaling ... 7

...2.2.1 Herhaling in de conversatieanalyse ... 8

...2.2.2 Twee typen herhalingen ... 8

...2.2.3 Vormgeving van herhalingen ... 9

...2.3 Routineformuleringen ... 12 ...2.3.1 Routineformuleringen in de sociolinguïstiek... 12 ...2.3.2 Routineformuleringen in de conversatieanalyse ... 14 2.4 Samenvatting ... 15 3. Onderzoeksopzet ... 17 ...3.1 Onderzoeksmethode ... 17 ...3.2 Onderzoeksvragen... 17 ...3.3 Onderzoeksprocedure ... 18 ...3.4 Onderzoeksgroep ... 19 ...3.5 Onderzoeksmateriaal ... 20

...3.6 Betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek ... 21

4. Analyses ... 22

...4.1 Herhalingen ... 22

...4.1.1 Herhaling als instemming ... 22

...4.1.2 Herhaling als continueerder ... 26

...4.1.3 Herhaling als repairuitvoering ... 27

...4.1.5 Herhaling als ontvangstbevestiging ... 31

...4.1.6 Herhaling in reported speech ... 33

...4.2 Routineformuleringen ... 38

...4.2.1 Routineformulering als instemming ... 38

...4.2.2 Routineformulering als collaboratieve beurtaanvulling ... 40

...4.2.3 Routineformulering als overeenstemming ... 42

...4.2.4 Routineformulering als repairuitvoering ... 43

...4.2.5 Routineformulering als evaluatie ... 45

...4.2.6 Routineformulering als vervolguiting in een DU ... 46

5. Conclusies ... 47

(5)
(6)

1

1.

Inleiding

“Het begon er allemaal mee dat ik allerlei onbegrijpelijke en onvergeeflijke fouten maakte. Ik verloor mijn baan, het liep mis in mijn relatie, ik was mezelf niet meer. Mijn leven lag helemaal overhoop. Was het burn-out? Een identiteitscrisis? De dokter stelde me een observatie in de psychiatrie voor. Maar dat wou ik niet. Uiteindelijk kwam ik terecht in een therapeutische gemeenschap. Daar zagen ze dat er meer aan de hand was. Onderzoek in het ziekenhuis bracht uiteindelijk uitsluitsel: ik leed aan beginnende voorhoofdskwabdementie”

(Uit: Verhaest 2005)

(7)

2

1.1 Vraagstelling

Voor dit onderzoek is het interessant erachter te komen hoe jong dementerenden herhaling en routineformuleringen gebruiken in interacties met medepatiënten en zorgverleners, en welke communicatieve functies deze fenomenen vervullen. In de CA worden communicatieve functies van uitingen bepaald vanuit de structuur van het gesprek. Door te kijken naar de sequentiële structuur zullen ook problemen zichtbaar worden: geïsoleerde zinnen kunnen ineens 'bizar' lijken of incoherent ten opzichte van het grotere discourse (Hamilton 1994:79). Deze sequentiële organisatie van gesprekshandelingen vormt samen met het handelingskarakter van communicatieve uitingen het startpunt voor de analyses in dit onderzoek. De volgende vraagstelling zal hierin centraal staan:

”Op welke manier maken jong dementerenden gebruik van herhalingen en routineformuleringen in interacties met elkaar en met hun zorgverleners, en welke invloed heeft dit op de conversationele structuur?"

Deze onderzoeksvraag zal beantwoord worden met behulp van de CA-methode. Op basis van een aangelegd corpus en de transcripties van gesprekken met en tussen jong dementerenden zullen er - met voortdurende terugkoppeling naar de theorie- analyses plaatsvinden van de betreffende fenomenen in hun context, waaruit conclusies getrokken kunnen worden wat betreft de praktijken die de jong dementerenden hanteren. In paragraaf 1.2 zal er eerst enige achtergrondinformatie worden gegeven over de medische kenmerken van jong dementie.

1.2 Jong dementie

Dementie betekent letterlijk uit het Latijns vertaald: „zonder geest‟ en kan gekarakteriseerd worden als een chronisch progressieve achteruitgang van de intellectuele functie. Dit resulteert in het verliezen van de controle over emoties, bewegen en spreken (Braam en Dautzenberg 2005:19). De gevolgen voor jong dementerenden zijn vaak nog ingrijpender dan wanneer het oudere mensen betreft aangezien de eerstgenoemde vaak nog volop in het leven staan. Omdat artsen bij de klachten in eerste instantie vaak een depressie of burn-out vermoeden worden diagnoses meestal pas laat gesteld. Daarbij beschikt een dementiepatiënt zelf niet over ziekte-inzicht en ziektebesef. Het is vooral de omgeving die het veranderende gedrag als eerste opmerkt. Dit is vaak een langdurig proces waarbij de ziekte steeds in een verder stadium komt (VUmc Alzheimercentrum Amsterdam 2010).

(8)

3

LewyBody dementie, en de ziekte van Korsakov (of 'alcoholdementie') vaak bij deze dementie voor. De ziektes hebben met elkaar gemeen dat zij allen zorgen voor een verandering in gedrag en spraak door aantasting van het geheugen en het verstand. Naast de verschillende dementietypen zijn er ook binnen een dementie verschillende fasen herkenbaar met betrekking tot de hulpbehoevendheid van de patiënt. De snelheid van de opvolging van de fasen, en de klachten hierbij, zijn afhankelijk van de oorzaak en verschillen bij iedere patiënt. Het betreft de volgende drie categorieën: de begeleidingsbehoeftige fase (fase 1), de verzorgingsbehoeftige fase (fase 2) en de verplegingsbehoeftige fase (fase 3) (Ormel 2000). In dit onderzoek zullen alleen patiënten uit de eerste twee fasen worden betrokken aangezien zij nog in staat zijn om -in zekere mate- verbaal te communiceren.

1.3 Leeswijzer

(9)

4

2.

Theoretisch kader

It could well be that part of the reason the patient is "not the patient I used to know" is that she or he is not using the language "I used to know".

(Uit: Bayles en Kaszniak 1987; Campbell-Taylor 1984)

Veranderingen in het taalgebruik behoren tot een van de belangrijkste kenmerken van (pre)seniele dementie (Rosse en van Swieten 2002:185). Behalve problemen met grammatica ondervinden personen met dementie problemen in de samenwerking met hun gesprekspartner(s). De inhoud van complexe taaluitingen wordt bijvoorbeeld vaak niet begrepen. In een halfjaar durend onderzoek naar het taalgebruik van een oudere vrouw met Alzheimer liet Hamilton zien dat beurten van de dementerende syntactisch gezien goed in tact bleven, lang nadat de betekenis was ontregeld (Hamilton 1994:185). Daarbij vond de dementerende vrouw in het onderzoek het vaak moeilijk om tijdens het converseren te onthouden wat zij vlak daarvoor gezegd had. Dit leidde soms tot onafgemaakte zinnen en herhalingen van zichzelf. Gedurende het dementieproces is er dan ook een stijging te zien van het gebruik van herhaling van uitingen, en het uiten van 'semantically empty filler phrases' (Wray 2002:522). Alom bekende uitdrukkingen helpen bij het geven van betekenissen die anders te moeilijk over te brengen zijn. Een groot aantal van deze uitdrukkingen, vooral in het eerste stadia van de dementie, had de dementiepatiënt waarschijnlijk al in haar of zijn pre-onset repertoire (Wray 2002:522). De uitdrukkingen kunnen verschillende benamingen hebben. In dit onderzoek worden ze, in navolging van onder andere Coulmas (1981), aangeduid met routineformuleringen. De routineformuleringen worden net als bij 'gezonde' taalgebruikers door dementiepatiënten gebruikt vanwege het gebruiksgemak; het kost weinig moeite om de uitdrukkingen op te slaan, op te halen en te interpreteren (Coulmas 1981). Het is wel belangrijk dat de uitdrukking past binnen de context waarin die gebruikt wordt. Het volgende fragment uit het corpus van Hamilton (1994) laat zien dat de uitdrukkingen gemarkeerd zijn wanneer dit niet het geval is. Hamilton (Heidi) is in gesprek met een oudere vrouw met Alzheimer (Elsie).

Fragment 1 (Hamilton 1994:2) ELSIE

HEIDI ELSIE

And where did you say your home was? I'm on Walter Road.

You can do that. That's a good idea.

De uitdrukking in deze beurt is een correct geformuleerde uitdrukking maar past allerminst in deze context. Dit veroorzaakt natuurlijk problemen in het interpretatieproces van de gesprekspartner van Elsie.

(10)

5

invloed heeft op, maar ook op een bijzondere manier wordt beïnvloed door, het taalgebruik van hun conversatiepartner. De veranderingen in het taalgebruik van dementerende patiënten hebben met name betrekking op routineformuleringen en herhalingen. Op basis van analyse van beurtinhouden en beurtconstructies, wordt gekeken hoe demente sprekers hier activiteiten mee tot stand brengen. In dit hoofdstuk zullen eerst algemene kenmerken van het taalgebruik van (jong) dementerenden beschreven worden, en vervolgens worden de rollen van twee taalgebruiksfenomenen herhaling en routineformuleringen uitgelegd in gewone, alledaagse conversaties en in conversaties van demente patiënten. Dit onderzoek ziet de communicatie van dementerenden, net als van taalgebruikers zonder dementie, als beheerst door een collaboratief, gecontextualiseerd doel en focust zich niet in de eerste plaats op de beperkingen van een persoon met communicatiegebreken. Toch is het belangrijk kennis te hebben van de taalgebruiksverschijnselen zoals die zijn geobserveerd in eerdere (klinische) onderzoeken. In dit hoofdstuk wordt daarom zowel aandacht besteed aan de huidige kennis over de conversatietechnieken van (jong) dementerenden, als aan de CA-kennis over herhaling en routineformuleringen.

2.1 Taalgebruik van (jong) dementerenden

Personen met dementie krijgen te maken met een achteruitgaand vermogen om te communiceren met anderen. Ze ondervinden vooral moeilijkheden met het vinden van geschikte woorden tijdens een conversatie. Zo kennen ze problemen bij het volgen van verwijzingen naar voornaamwoorden, en deze zelf correct te gebruiken, en om indirect taalgebruik op de manier op te vatten zoals het bedoeld was (Hamilton 1994:11). Aan de andere kant is de taalgebruiker met dementie vaak wel in staat om lokale taken uit te voeren in de interactie, zoals het hanteren van beurtwisselingsregels of aandacht naar zich toe trekken in een gesprek. In het eerste stadium van de dementie („early‟ of „mild‟ stage) komen vooral de geheugenproblemen naar voren, zoals Hamilton stelt, waar de patiënt zich dan ook van bewust is (Hamilton 1994:11). In mijn eigen materiaal zie je dat bijvoorbeeld gethematiseerd in fragment 2 (waarbij JD1 een persoon met jong dementie is, en ZIII verwijst naar een zorgverlener):

Fragment 2 (Transcriptie 4, (r 314-323)

JD1 ‘k

weet niet

meer dat vind ik zo errug= ZVIII JD1 ZVIII JD1 ZVIII JD2 JD1 ZVIII JD1 ► ►

=nou dat geeft niet=

=ik ben altijd alles

kwijt (1.0)wat ze me vanmorgen vertellen ben ik . ...[ja

een uur daarna:

kwijt

ja dat

weet ik maar dan vertellen we het gewoon nog een keer ...[hahh

ja? vind je dat niet vre:selu::k? hsomsh

hgelukkigh

(11)

6

van sarcasme of humor. In het tweede stadium („middle‟ of „moderate‟ stage) zijn er problemen met het benoemen van personen en objecten, kunnen de conversaties betekenisloos en irrelevant lijken, en verdwijnt het natuurlijke karakter van interacties. Daarbij gaat het bevattingsvermogen steeds meer achteruit. In het laatste stadium („late‟ of „severe‟ stage) is de persoon met dementie gedesoriënteerd op het gebied van tijd en plaats en zichzelf. Het schaarse taalgebruik bestaat in deze fase enkel uit herhalingen, en bizarre en onzinnige uitingen. Pas in dit stadium wordt de syntaxis en de klankstructuur van woorden verstoord. Aan het eind van deze laatste fase is de persoon met dementie helemaal niet meer in staat om te spreken (Hamilton 1994:11). In de eerste twee fases, waar dit onderzoek betrekking op heeft, lijken de personen met dementie echter nog een goede beheersing van de syntaxis te hebben. Het syntaxis is van ongeveer hetzelfde niveau als van taalgebruikers zonder dementie (Kempler 1984; Hamilton 1994:12). Wray en Brewer beweerden echter dat de syntactische capaciteit van mensen met dementie lager is dan vaak wordt afgeleid uit de output. Dit misverstand zou dan vooral veroorzaakt worden doordat de taalgebruikers met dementie passend kunnen reageren, met een standaardformulering die suggereert dat ze voorafgaande uiting hebben begrepen (Wray 2011b:605; Brewer 2005:91-93) terwijl dat niet het geval is. Wel is bekend dat taalgebruikers met dementie simpelere structuren produceren dan taalgebruikers zonder beperking (Hamilton 1994:12).

2.1.1 Verschijnselen op woordniveau

In onderzoek naar het taalgebruik van dementerenden gaat er veel aandacht uit naar de strubbelingen met „woordvindingsproblemen‟ (word-findingdifficulties). Deze problemen verschijnen al in een vroeg stadium (Hamilton 1994:12-13). Onderzoek naar deze verschijnselen heeft voornamelijk in een experimentele setting plaatsgevonden omdat het in alledaagse gesprekken niet meteen duidelijk is of er sprake is van problemen met het vinden van woorden. Door bepaalde woorden te omzeilen kan het gebrek namelijk worden verbloemd. De valkuil bij de experimentele onderzoeksmethode is wel dat de testsituatie van invloed is op het resultaat en hierdoor vaak geen betrouwbaar resultaat geeft (Hamilton 1994:12). Volgens Nebes, Martin en Horn blijft bijvoorbeeld het semantische geheugen van de personen met dementie onaangetast (Nebes, Martin en Horn 1984:321-330), terwijl dit niet altijd blijkt uit de onderzoeksresultaten van experimenteel onderzoek (Hamilton 2004:13).

2.1.2 Verschijnselen op gespreksniveau

(12)

7

in het laatste stadium van dementie de zinnen "I don't care" en "I don't know" onaangetast (Bayles 2004:292). Wray stelt dat het vermogen om routineformuleringen te hanteren slechts in schijn normaal is, aangezien personen met dementie vaak geen kennis (meer) hebben van de betekenis van deze formuleringen (Wray 2011b:603). Demente patiënten hebben namelijk vooral moeite met het interpreteren van idioom, metaforen, en spreekwoorden (Amanzio e.a. 2008; Papagno 2001). Aan de andere kant kunnen personen met dementie de routineformuleringen gebruiken als prikkel en ondersteuning om een normale gesprekspartner te lijken (Wray 2010). Ook Smith en Ventis (1990) vonden dat “the cognitive deficits so characteristic of Alzheimer‟s disease may actually not function as „deficits‟ when these patients interact with another” (Smith en Ventis 1990). Smith en Ventis (1990) kwamen tevens verschillen tegen tussen de onderlinge interacties van taalgebruikers met dementie en de interacties van taalgebruikers met dementie en hun zorgverleners. Zo concludeerden zij dat er in de eerstgenoemde interacties minder minimale responsen geproduceerd werden, er meer gesproken werd en er meer empathie en sympathie voor elkaar werd opgebracht. Daarbij lachten de patiënten twee keer zoveel tijdens deze conversaties (Smith en Ventis 1990) dan in de interacties met hun verzorgers. Bayles vond in haar onderzoek dat personen met dementie beter presteren in gesprekken over emotionele topics dan in gesprekken over alledaagse onderwerpen (Bayles 1979:110). Het lijkt er op dat demente patiënten in het algemeen geneigd zijn om veel evaluatieve bijdragen te leveren. Het zien van een afbeelding van bloemen riep in onderzoek van Emery bijvoorbeeld een assessment op: "they are so pretty" in plaats van een lexicaal item als "flowers". In een andere testsituatie antwoordde een persoon met dementie op de vraag wie de huidige president is met het persoonlijke commentaar: "Well, it isn't me...it's the one who was straight up" (Emery 1988:235). In de sequentiële structuur gaat een evaluatie vaak gepaard met de handelingsaanduiding instemming. Instemming drukt, net als bevestiging, bijval, en meegaan, uit dat de spreker verbaal iets positiefs uitricht ten opzichte van een bijdrage van de gesprekspartner. Een dergelijke responsieve activiteit -dat veelal een geprefereerd karakter heeft- is daarmee bepalend voor de voortgang van het gesprek. Omdat het vaak een afsluitingsrelevante situatie oplevert, wordt dus regelmatig gebruikt met een evaluatie. De recipiënt van het Eerste Paardeel (EPD) wordt zo uitgenodigd om ook een stelling in te nemen ten aanzien van het huidige topic, mits hij of zij hier 'toegang' tot heeft (Mazeland 1994:277). Herhaling blijkt een effectief middel om een instemming in een interactie te bewerkstelligen. In de volgende paragraaf wordt het begrip herhaling verder uitgelegd.

2.2 Herhaling

(13)

8

emotionele consequenties” (Nyatsanza 2003). Toch moet niet worden vergeten dat er ook in conversaties van sprekers zonder taalstoornissen vaak gebruik wordt gemaakt van dit middel om een interactie op te zetten. Een conversatie zonder herhalingen komt zelfs bijna niet voor! In deze paragraaf wordt beschreven hoe „gezonde‟ taalgebruikers gebruik maken van herhaling.

2.2.1 Herhaling in de conversatieanalyse

Herhaling behoort tot een normale menselijke en sociale activiteit en is onderdeel van ons gedrag; het verbindt participanten in een gesprek met elkaar (Wong 2000:408). Dat gebruik van herhaling duidt op redundantie, slordigheid, of zelfs een gebrek is aan spreekvaardigheden van een taalgebruiker is dan ook een onterechte, maar veel voorkomende, gedachte (Wong 2000:407-408). Herhalingen komen in verschillende sequentiële omgevingen voor. Zo zijn ze herhalingen gepositioneerd in het EPD waarbij een herhaling gegeven wordt van een ander deel in deze uiting. Een herhaling kan ook in het TPD voorkomen, of in een postexpansie (Wong 2000:411). Voor het bestuderen van herhalingen is naast de positie in de sequentiële structuur belangrijk van wie het afkomstig is. Een herhaling die door de andere spreker (second-speaker) is geproduceerd demonstreert namelijk een andere activiteit dan een herhaling van de huidige of eerste spreker (same-speaker). Voorbeelden van activiteiten van herhalingen van second-speakers zijn: (i) initiëring van herstel (als reactie op een voorgaande problematische uiting), (ii) ontvangstbevestiging (van informatie, een verhaal, of een aankondiging), (iii) signaleren van een afwijzing, correctie of aanwijzingen dat de gesprekspartners niet meer op een lijn zitten, en (iv) het bevestigen van toespelingen (of degene de impliciete boodschap begrijpt) (Wong 2000:411). Herhalingen in interacties zijn vaak onderzocht in de CA. In deze paragraaf worden de verschillen in functie en positie verder uiteengezet tussen eigen herhalingen (same-speaker herhalingen) en herhalingen van de gesprekspartner (second speaker). In het tweede deel van de paragraaf worden de verschillen tussen letterlijke en (gedeeltelijk) gemodificeerde herhalingen besproken.

2.2.2 Twee typen herhalingen

Zoals in de inleiding van deze paragraaf al is gezegd kunnen sprekers een (deel van een) uiting herhalen van diens gesprekspartner (second-speaker herhaling), of zijn of haar eigen uiting herhalen (same-speaker herhaling).

Second-speaker herhalingen

(14)

9

meestal plaats in een bevestigend tweede paardeel (TPD) in de basissequentie. De bevestiging kan ook plaatsvinden in de post-expansie, dit wordt een formulation genoemd. Met deze formulation wordt weer een respons beoogt en vormt zo een eerste zet in een sequentie-expansie. De herhaling is dan bedoeld als begripsverificatie, ter nadere uitwerking, ter nuancering of als aanvulling (Van Kruiningen 2010:177; Stivers 2005:132). Een formulation is namelijk een bewering over het kennisbereik van de gesprekspartner en geeft als het ware een voorstel hoe de overeenstemming bereikt kan worden (Houtkoop en Koole 2000:82; Drew 2003:304; Van Kruiningen 2010:186).

Same-speaker herhalingen

Naast herhalingen van de gesprekspartner worden ook eigen uitingen regelmatig, en voor verschillende doeleinden, herhaald. De herhalingen worden bijvoorbeeld gebruikt na interrupties of 'valse starten', en om gevallen pauzes op te vullen (Norrick 1987:256). Eigen herhaling wordt ook toegepast om zekerheid te hebben dat een uiting goed is aangekomen in een lawaaierige situatie. Dit kan lijken op redundantie (Norrick 1987:257). Een andere situatie waarin er same-speaker herhalingen optreden is na een ingevoegd stukje –bijvoorbeeld achtergrondinformatie- van de spreker tijdens zijn of haar lopende beurt. Een deel van de voorafgaande uiting wordt dan herhaald om de gesprekspartner weer mee terug te nemen naar het oorspronkelijke punt. Verder kunnen sprekers hun uiting cancelen of herzien na een initiële formulering. Deze revisie kan zowel een verandering in woord als in structuur inhouden en kan op eigen initiatief, of op verzoek van de gesprekspartner geproduceerd worden (Kim 2002-2003, Schegloff 1977, Selting 1996, Sorjonen 1996). Net als bij second-speaker herhalingen worden same-speaker herhalingen ook gebruikt om te zorgen dat er een focus wordt gelegd op een onderwerp (Brown 1998; Keenan 1977; Kim 2002; Tannen 1989). Naast de diverse functies die herhalende uitingen van dezelfde spreker vervullen, kunnen zij zich ook qua vormgeving op verschillende manieren manifesteren.

2.2.3 Vormgeving van herhalingen

De aard van het Eerste Paardeel (EPD) beïnvloedt ook de vorm van de vervolguiting in aangrenzende paren. Een EPD kan aanleiding voor een spreker zijn om een herhaling te produceren in een Tweede Paardeel (TPD), of in een expansie van het EPD. Deze herhaling kan variëren van een compleet duplicaat (letterlijke herhaling of full repeat) tot een (gedeeltelijk) gemodificeerde versie (modified repeat). Letterlijke en gemodificeerde herhalingen worden gebruikt in verschillende situaties waardoor ze ook verschillende betekenissen kunnen hebben (Stivers 2005:132).

Letterlijke.herhaling

(15)

10

wordt, gelijk is aan hetgeen dat door vorige spreker is gezegd. Toch zijn letterlijke herhalingen vrijwel nooit volledig identiek aan de vorige beurt; er is bijna altijd wel een verschil in prosodie en vaak wordt er slechts een gedeelte van de beurt letterlijk herhaald (van Kruiningen 2010:178). Die second speaker herhalingen zijn voornamelijk gericht op het bereiken van overeenstemming (Schegloff 1996:180). Letterlijke herhalingen maken de respons van de tweede spreker gemarkeerd ten opzichte van een neutrale bland agreement (zoals „ja‟), (Stivers 2005:135; van Kruiningen 2010:178). Second speaker herhalingen beogen over het algemeen neutrale instemming of ontvangstbevestiging. Indien de tweede spreker de stellinginname van de eerste spreker uitdrukkelijk bevestigt is er sprake van een confirmation, terwijl een spreker bij andere neutrale instemmende responsen instemming laat zien (Stivers 2005:132; van Kruiningen 2010:178). Fragment 3 toont een situatie waarin de letterlijke herhaling kan functioneren als manifestatie van luisteraarsschap.

Fragment 3 (Tannen 1987:231)

Deborah like you all see the same thing but people in one culture

might notice and talk about one aspect while people in another culture

might notice and talk about another one David Yeah and which would have...

nothing to do with language Deborah

Chad David

► ►

It's expressed in language. It's [expressed in language.

....[It's expressed in language.

In dit voorbeeld tonen zowel Chad als David dat zij actieve hoorders zijn door middel van het verstrekken van een herhaling van de bewering van Deborah. Ze tonen overeenstemming op een 'meta-level': de herhaling geeft niet alleen aan dat zij de uiting begrepen hebben maar het bekrachtigt en bevestigt de woorden van Deborah tevens (Tannen 1987:232).

Gemodificeerde herhaling

In de gemodificeerde uiting wordt er vaak een nuanceverschuiving of een nieuw element ingebracht (van Kruiningen 2010:182). De gemodificeerde of corrigerende herhalingen worden gezien als responsen die de laatste uiting van de spreker herformuleren door onder andere de grammatica en intonatie te veranderen (Stivers 2005:137S). Met deze wijziging benadrukt de spreker dat de claim wordt geproduceerd in een tweede positie. Daarbij worden deze

confirmations geproduceerd wanneer dit eigenlijk sequentieel gezien niet wordt verwacht. De

(16)

11

belangrijke elementen in deze herhaling (Stivers 2005:132). Hoewel Stivers alle prosodische en/of syntactische variaties in de redenering tot de modificatie rekent (Stivers 2005:137) bakent van Kruiningen de gemodificeerde herhalingen af tot herhalingen waarbij een interpretatie van de voorgaande beurt in andere woorden gegeven wordt (van Kruiningen 2010:182). De gemodificeerde herhaling wordt over het algemeen geplaatst nadat de eerste claim epistemisch is gedowngraded (dit gaat vaak vooraf met "I think") terwijl een letterlijke herhaling veelal geplaatst wordt na een initiële claim die geproduceerd wordt zonder downgrading. Stivers maakt nog een verdere onderscheiding: tussen gedeeltelijke gemodificeerde herhalingen (partial modified repeats) en volledige gemodificeerde herhalingen (full modified repeats).

Gedeeltelijke gemodificeerde herhaling

Gemodificeerde herhalingen zorgen vooral voor alignment (overeenstemming) tussen sprekers en kunnen zorgen voor competitief gedrag tussen uitingen (Stivers 2005:139). De nadruk wordt in de herhaling vaak gelegd op het koppel- of hulpwerkwoord van de eerste claim (Stivers 2005:132).

Fragment 4 (Stivers:2005:140)

LAN this 's smelling goo:d I might start eating raw meat. JUD LAN GIO LAN ► (0.2) s::ee::? (1.0)

yeah but I'm not [that weird.]

...[I th(h)ink ]it's just all the spices. (0.2)

it is.

In fragment 4 uit het onderzoeksmateriaal van Stivers bereiden drie huisgenoten een maaltijd voor. In de laatste regel bevestigt Lan(ce) de bewering van Gio (“it's just all the spices”) met een gedeeltelijke gemodificeerde herhaling: “it is”. Lance neemt hierin niet de downgrad van Gio over (“I think”) .

 Volledige gemodificeerde herhalingen

Volledig gemodificeerde herhalingen zijn kwalitatief gelijk aan gedeeltelijk gemodificeerde herhalingen, aangezien zij beide een net geuite claim bevestigen door dit te herhalen en het uit te breiden, of de nadruk leggen op het koppel- of hulpwerkwoord. In beide gevallen wordt de confirmation niet noodzakelijk conditioneel relevant gemaakt door de vorige uiting. De eerste spreker van een claim is niet altijd op zoek naar deze bevestiging.

Fragment 5 (Stivers 2005:152)

(17)

12

Onbekend Pru Mom Pru Mom Vir Mom ►

d(h)ollars a week. That's rid(h)i(h)c()ul(h)ous. .hh

[₤(well)that seems like]a lo(h)o(h)ot!heh!uh!.hhh!= [(

=[I(h)n(h)e|ver g(h)ot that|mu:ch ],

=[F I v e .| D o l l a r s |a WEE:]k?,=||... =w[u-

.[jus' to throw away:, my gosh it is a lo:t

De uiting van de moeder “my gosh it is a lot” is een volledig gemodificeerde herhaling van de oorspronkelijke bewering van Pru(dence). De moeder laat in haar uiting de afzwakking “It seems” uit de uiting achterwege, maar toont wel overeenstemming tussen Prudence en moeder (Stivers 2005:152).

Aan het begin van deze subparagraaf werd gesteld dat er zelden interacties voorkomen zonder het gebruik van herhalingen. Ditzelfde geldt ook voor routineformuleringen. In paragraaf 2.3 zullen de kenmerken van dit andere taalgebruiksfenomeen worden uitgelegd.

2.3 Routineformuleringen

Routineformuleringen (hierna RF-en) zijn standaarduitdrukkingen en worden ook omschreven als formulaic language. Hieronder vallen idiomen, spreekwoorden, maar ook slang, gezegden, rijmpjes en liedjes, clichés, slogans en andere vormen van collocaties (Van Lancker-Sidtis 2004:207). Tot voor kort richtte veel onderzoek naar RF zich op taalstoornissen als afasie, maar de laatste tijd is er ook grote aandacht voor de rol die het speelt in taalgebruik van (oudere) dementerenden, met name bij Alzheimerpatiënten (Wray 2011b:604). Uit recent onderzoek is gebleken dat sommige vormen van formulaic language goed in tact blijven bij mensen met taal- en geheugenproblemen: "serial speech (such as counting), memorized expressions, sayings, nursery rhymes, familar lyrics, prayers, clichés, yes, no, greetings and salutations, onsets of sentences ('I want, I can') as well as idiosyncratic recurrent utterances in individual patients' repetories" (Van Lancker Sidtis 2009). Dit onderzoek zal zich specifiek richten op RF-en van personen met een preseniele dementie, waarbij de focus ligt op het gebruik van clichés of 'dooddoeners‟, ook wel 'gemeenplaatsen' genoemd. Er wordt gekeken naar de functionaliteit van RF-en als markeringen van contextuele omgevingen. Door Gumperz worden aanwijzingen voor de veranderende context aangeduid met contextualization cues (Gumperz 1982:147). Contextualization cues en RF-en zijn voornamelijk beschreven in de sociolinguïstiek. De eerste subparagraaf zal daarom de RF in de sociolinguïstiek beschrijven, waarna de tweede subparagraaf in teken zal staan van de RF in de CA.

2.3.1 Routineformuleringen in de sociolinguïstiek

(18)

13

namelijk in staat om woorden, zinnen, of zelfs hele teksten uit het geheugen op te halen: "In fact any utterance can be memorized, all the way from little clichés to the words of "Take Me Out to the Ballgame" to the entire text of Hamlet" (Jackendoff 2002:152). De voornaamste gespreksfunctie van een RF is om de complexiteit van de interactie te verminderen. De uitdrukkingen zijn namelijk makkelijk te produceren en te verwerken. Het verschijnen is hierbij gerelateerd aan bepaalde situaties die, op basis van een evaluatie van zulke situaties, in hoge mate voorspelbaar zijn tijdens het communicatieve verloop; de betekenis is ook afhankelijk van het contextuele gebruik. Een belangrijke vraag is dus steeds of de RF past in de situatie (Coulmas 1979:241). Aan de andere kant is het ook van belang te weten in welke situatie een bepaalde RF wordt gebruikt. De contextuele embedding van RF-en -de achtergrondinformatie - is van essentieel belang bij het gebruik ervan. Bij het uiten van een RF zijn de sociale kenmerken belangrijk zoals: de sekse, leeftijd, en sociale status van de participant, maar ook de autoriteitspositie, en de geprefereerde beleefdheidswijze. Dit laatstgenoemde is afhankelijk van het soort gesprek. Een voorwaarde voor een geslaagde RF is dat het gebruik van de uitdrukking in ieder geval moet worden bevestigd (acknowledged). Daarbij moet de stijl passen bij de huidige stijl van de conversatie ('stylistic homogeneity').(Coulmas 1979).

Contextualization cues

(19)

14

(Gumperz 1982:147)

.

Het signaleren van de oriëntatie van de gesprekspartners op elkaar is

ook een van de belangrijkste functies van contextualization cues. Ze kunnen dus alleen worden herkend als de participant op de hoogte is van de betekenis. Hoe vaker een RF wordt geuit, hoe eerder de betekenis herkend wordt. Wanneer alle participanten de relevante aanwijzingen begrijpen en opmerken wordt het interpreteerbare proces als vanzelfsprekend en onbewust doorlopen. Indien een luisteraar niet reageert op een cue, of zich niet bewust is van diens functie, kunnen de interpretaties afwijkend zijn en zelfs tot misverstanden leiden. Het is belangrijk dat wanneer dit gebeurt en er een verschil in de interpretatie wordt gebracht door de aandacht van de participant, hetgeen tot uiting komt in de attitude. Meestal hebben de gesprekspartners namelijk zelf niet in de gaten dat hun uitingen verkeerd zijn geïnterpreteerd (Gumperz 1982:132).

2.3.2 Routineformuleringen in de conversatieanalyse

Routineformuleringen verschijnen veelal in topic transition sequences, en dan met name in de beurt waarin het topic is samengevat (Holt 1998:495).

Een RF speelt dan vaak een rol in de topic-afsluiting als EPD. Mazeland duidt de RF in de CA aan met een 'idiomatisch geformuleerde gemeenplaats' (2003:208). De geprefereerde voortzetting is het aangrenzend paar waarin de gesprekspartner instemt met de stellinginname in het EPD. Hierbij is sequentiële overeenstemming een vorm van gemanifesteerde gelijkgezindheid die erg bevorderlijk is voor topic-afsluiting. Zonder alignment kan de sequentie nog niet afgesloten worden; overeenstemmende TPD-en zijn namelijk closure implicative (Pomerantz 1984; Mazeland 2003:208). De gemeenplaats wordt net als een evaluatie, samenvatting, formulering, of de terugkeer naar de topic-opener, interactioneel georganiseerd als een aangrenzend paar. Schegloff noemt dit een sequence-closing sequence (Schegloff 1995:185-198). De gemeenplaats wordt vooral ingezet als de gespreksdeelnemers geen duidelijke greep meer hebben op het sequentiële verloop van het gesprek. Na het TPD wordt de sequentie minimaal uitgebreid met een derdepositieafsluiter. Hierin bezegelt de deelnemer die het initiatief nam tot de sequentie de acceptatie van het afsluitingsvoorstel. Het gesprek wordt vervolgens helemaal afgesloten, of er wordt een nieuw topic geïnitieerd. De deelnemer die de derde positie in de afgelopen sequentie bezet, heeft de beste uitgangspositie om een ander topic te starten (Mazeland 2003:208-210). Indien er een nieuw topic wordt gestart, ziet de structuur er als volgt uit:

Figuur 1 Sequentiestructuur bij RF als topic-afsluiter (Drew en Holt in Everaert :1995:127)

Spreker A: Routineformulering

Spreker B: Overeenstemmingsteken/samenloop Spreker A: Overeenstemmingsteken

(20)

15

In voorbeeld 6 is te zien dat de gesprekspartners zich na de uitdrukking van Dana distantiëren van het lopende topic en klaar zijn om een compleet nieuw topic te starten.

Fragment 6 (Drew en Holt Everaert 1998:509)

Dana I can’t really say hey Mum I’ve got prob[’ms Gordon Dana Gordon Dana Dana ►

...[hhh ehhh heh heh she’d run[ a mi:le. ](0.3) [( )

...[hhYhhhehhh]h ....[.hssssss (0.5)

there you go:... (0.9)

we

:ll– (0.4) uh::m,hh I(h) can’t think ’v anything else u– rea::lly exciting to say?

Deze introductie gaat vergezeld van inleidende discontinuïteitsmarkeerders (prefatory discontinuity markers) dat tijdelijk uitstel van het volgende topic veroorzaakt. Deze aanwijzingen maak aan de hoorder duidelijk dat het nieuwe topic niet lijkt op het voorgaande topic, zodat de hoorder hierop voorbereid is. Net als de overeenkomsten in de sequentiële structuur geven deze aanwijzingen dus aan dat door het uiten van een RF het topic wordt afgesloten en er een nieuw topic aankomt. De gespreksdeelnemers blijven zich op deze wijze oriënteren op het gespreksverloop (Drew en Holt 1998:510).

2.4 Samenvatting

(21)

16

(22)

17

3.

Onderzoeksopzet

Aangezien het doel van Conversatie Analyse (CA) is “to describe the competencies and procedures involved in the production of any type of social interaction (Arminen 2000:251)” is het doel van dit onderzoek een beschrijving weer te geven van de praktijken in de sociale interactie tussen jong dementerenden onderling, en met hun zorgverleners. In dit hoofdstuk wordt een uitwerking gegeven van de onderzoeksvraagstelling die ten grondslag ligt aan het onderzoek. Tevens wordt er een nadere typering van de onderzoeksgroep en onderzoeksdata gegeven en worden de processtappen in het onderzoek belicht. Tot slot zal er aandacht besteed worden aan de betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek.

3.1 Onderzoeksmethode

De analyses in dit onderzoek bevinden zich op het gebied van de CA waarbij de focus ligt op de observeerbare kenmerken van taaluitingen. Het voordeel van het gebruik van de CAmethode is dat er controleerbare en reproduceerbare resultaten kunnen worden behaald, waardoor er door objectieve analyses waardevolle gegevens naar voren komen. Er wordt gedemonstreerd en uitgelegd hoe gespreksdeelnemers georganiseerde conversaties tot stand brengen (Schegloff & Sacks 1973). De voorkeur voor opnames in natuurlijke interacties in het onderhavige onderzoek is ontstaan omdat er op deze manier details naar voren komen die van tevoren niet kunnen worden bedacht (Heritage & Atkinson 1984). Bij een opname in een experimentele setting zouden de proefpersonen zich bewust of onbewust anders kunnen gedragen en ander taalgebruik hanteren. Dit kan op deze manier worden geminimaliseerd. De video-opnames zijn uitgewerkt in transcripties. Het doel hiervan is om wat er is gezegd en hoe dit gezegd is in kaart te brengen zodat het bruikbaar is voor een analytische beschouwing. Als eerste is dit nuttig voor de analist die de transcriptie maakt, en later voor het lezende publiek. Het transcriberen creëert een gezamenlijke focus tussen het publiek en de analist. Verder kan het onderzoek getypeerd worden als een 'probleemstellinggestuurde vorm van kwalitatieve, exploratieve corpus-analyse'. Het betreft een kwalitatief onderzoek van een beperkte hoeveelheid materiaal (Ten Have 1991). De term exploratief verwijst hier naar de speelruimte die de onderzoeker tot zijn of haar beschikking heeft en legt de nadruk op de zorgvuldigheid die gewenst is bij het ontdekken van fenomenen (Mazeland 1992:5). De situatie van dit onderzoek kan worden beschreven als een bijzondere vorm. De interacties vinden namelijk plaats in een institutionele setting maar betreffen wel alledaagse gesprekken. Dit onderzoek kan daarom geplaatst worden in termen van institution- and activity-specific inferential framework (Drew en Heritage 1992).

3.2 Onderzoeksvragen

(23)

18

taalgebruiksfenomenen in interacties van en met jong dementerenden genoemd. Door nu in te zoomen op twee interactionele fenomenen en deze te beschrijven, vult dit onderzoek deze lacune op. Het onderzoek draagt zo bij aan de verdere theorievorming over dit onderwerp. De probleemstelling die centraal staat in het onderzoek is:

"Op welke manier maken jong dementerenden gebruik van herhalingen en routineformuleringen in interacties met elkaar en met hun zorgverleners en welke invloed heeft dit op de conversationele structuur?"

Vanuit het theoretisch kader zijn de volgende deelvragen tot stand gekomen die bijdragen aan het beantwoorden van de onderzoeksvraag:

Deelvraag 1 Welke conversationele functies van herhaling door jong dementerenden zijn te herkennen in conversaties, en hoe verschilt dit met de conversaties van 'gezonde sprekers'? Deelvraag 2 Welke conversationele functies worden vervuld door routineformuleringen van jong dementerenden, wat is de rol van de contextualization cues hierbij, en wat is het verschil met conversaties van 'gezonde sprekers'?

Het zal vrijwel onmogelijk zijn om de vraagstelling met zekerheid te kunnen beantwoorden omdat dit meer onderzoek behoeft. Toch kunnen er wel uitspraken worden gedaan over de innesteling van de herhalingsvorm of routineformuleringen de sequentieorganisatie in verschillende fragmenten.

3.3 Onderzoeksprocedure

(24)

19

de relevante uitingseenheden die een (complexe) taalhandeling constitueren, op functionele gronden onderscheiden worden; een onafhankelijke identificatie op grond van alléén de uiting is dus principieel niet mogelijk (Berenst 1994:57).

Toch is in dit onderzoek wel een patroon van communicatieve functies ontdekt welke besproken zal worden in de analysefase van dit onderzoek. Hierbij wordt er eerst gekeken naar de communicatieve functie die de herhaling of routineformulering lijkt te vervullen, en vervolgens worden gemarkeerdheden aangegeven wanneer we dit vergelijken met een 'normale situatie'.

3.4 Onderzoeksgroep

Uit de samengestelde database van video-opnames en een documentaire zijn vier omvangrijke gesprekken geselecteerd waarin jong dementerenden in gesprek zijn met elkaar en met hun zorgverleners, en vormen hiermee het corpus van dit onderzoek. Aan de gesprekken namen in totaal acht personen met de diagnose jong dementie, en zeven zorgverleners deel. De zorgverleners bestaan in dit onderzoek uit zowel familieleden van de dementerenden als uit medewerkers van het verzorgingstehuis. Daarnaast had ik als onderzoeker soms een actieve rol in het gesprek (zie paragraaf 3.5). Alle gesprekken in dit onderzoek zijn opgenomen in december 2010 in het verzorgingstehuis van Amsta op de locatie Jan Bonga in Amsterdam. Op deze afdeling woonden destijds ongeveer zestig jong dementerenden. De eerste drie gesprekken zijn door mij als onderzoeker vastgelegd. Het corpus wordt aangevuld met een documentaire die in februari 2011 uitgezonden is door Kruispunt met de titel 'Als weten vergeten wordt' (La Fors 2011). Hierin komen drie dementerenden (JD3, JD2 en JD1) uit de andere gesprekken aan het woord. De analysemethode die gehanteerd wordt in het onderzoek is een vorm van patroonanalyse (Heritage 1988). Deze methode is voor dit onderzoek geschikt vanwege de inhoudelijk rijke en vernieuwende beschrijvingen en theorieën die het oplevert (Mazeland 2008:237). In de transcripties zijn de namen van zowel de personen met jong dementie als de zorgverleners geanonimiseerd. De jong dementerenden worden aangeduid met JD 1 t/m 8, en de zorgverleners met ZV 1 t/4. De vier familieleden worden aangeduid met broer/zus/vrouw plus de betreffende jong dementerende.

Tabel 1 Corpusmateriaal

Gesprek Soort opname Duur (minuten) Participanten

met dementie Participanten zonder dementie Gesprek 1 Eigen opname 8.37 JD4, JD6, JD2, JD3 Zorgverlener 1 en 2

Gesprek 2 Eigen opname 40.14 JD4, JD1, JD2, JD5 Onderzoeker

Gesprek 3 Eigen opname 26.46 JD3, JD6, JD7, JD8, (JD9*) Zorgverlener 1, 2 en 3 Gesprek 4 Documentaire 23.57 JD3, JD2, JD1 Interviewster, Partner van

JD3, ZVIII, Broer en zus van JD2 *

(25)

20

Uit de vier uur aan opgenomen materiaal is er ruim anderhalf uur bruikbaar gebleken voor onderzoek en is vervolgens getranscribeerd. De proefpersonen lijden allen aan een vorm van jong dementie en bevinden zich in het eerste of tweede stadium van de ziekte. Het onderstaand schema bevat een overzicht van de persoonsgegevens van de proefpersonen welke wordt aangeduid me 'JD plus nummer'.

Tabel 2 Proefpersonen

Naam Leeftijd Opnamejaar Diagnosecategorie

JD8 53 jaar 2005 N.A.H.* Vasculaire dementie

JD2 50 jaar 1998 N.A.H.* Lewy body dementie

JD1 49 jaar 2002 N.A.H.* Vasculaire dementie

JD7 57 jaar 2009 Korsakov

JD5 68 jaar 2001 Lewy body dementie

JD4 63 jaar 2010 Alzheimer

JD3 68 jaar 2006 Frontaalkwabdementie

JD6 59 jaar 2004 Wernicke-Korsakov

*niet aangeboren hersenletsel

3.5 Onderzoeksmateriaal

(26)

21

3.6 Betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek

(27)

22

4. Analyses

In totaal zijn er in het corpus 63 herhalingen en 46 routineformuleringen gevonden. Hierbij gaat het enkel om herhalingen en routineformuleringen afkomstig van de taalgebruikers met een dementie; de taalgebruiksfenomenen van zorgverlener(s) of familie zijn buiten de beschouwing gelaten. Om te kijken hoe deze twee fenomenen zich manifesteren zal in de analyse gekeken worden naar de communicatieve functies die zij in de sequentieorganisatie vervullen. Daarbij wordt er met name gekeken naar de vormgeving en de positie van die uitingen. De uitkomsten zullen vergeleken worden met de situaties die je bij 'gezonde' taalgebruikers zou verwachten. Door al deze aspecten te analyseren hopen we inzichten te krijgen omtrent het taalgedrag die wellicht ook een beter beeld geven van het ziektebeeld van personen met dementie. Er wordt nu eerst een overzicht gegeven van de voornaamste gebruiksomgevingen van herhalingen.

4.1 Herhalingen

Om uitspraken te kunnen doen over de werking van herhalingen dient de sequentie-organisatie geanalyseerd te worden waarin die herhalingen voorkomen. Sommige herhalingen kunnen zelfs enkel op basis van hun sequentiële positie als zodanig worden begrepen. In het theoretisch kader van dit onderzoek werd al duidelijk dat herhalingen diverse functies kunnen hebben. In het onderzoeksmateriaal bleken herhalingen veelal te functioneren als: instemming, ontvangstbevestiging, continueerder, repairuitvoering, en bevestiging. Ook kwam er in het corpus een bijzonder herhaling voor: de herhaling van een specifieke routineformulering die als reported speech functioneerde. Dit verschijnsel wordt beschreven in de laatste paragraaf van dit hoofdstuk.

4.1.1 Herhaling als instemming

In paragraaf 2.2 werd al genoemd dat herhaling een effectief middel blijkt te zijn om een instemming te bewerkstelligen. Een van de mogelijkheden om instemming te betuigen is het herhalen van de evaluatie uit het EPD en hier het woord 'ook' aan toe te voegen (Pomerantz 1984:65). In fragment 1 is dit verschijnsel waar te nemen. Hier is te zien dat een recipiënt uitgenodigd wordt door een evaluatie van het EPD (r.364), om ook stelling te nemen met betrekking tot een onderwerp. In dit geval gaat het om het nieuwbouwappartement waarin de bewoners komen te wonen. Eerst zien we ZVIII een instemmende evaluatie geven, waarna JD2 herhaling van de evaluatie van ZVIII gebruikt om een TPD te leveren ten opzichte van zowel de evaluatie van JD3 als die van ZVIII.

(1) 4: 363-372

(28)

23

364 JD3 [ik vind het wel ik vind het wel KIL allemaal van die vierkante [vind ik

365 ZVIII [echt

366 nieuwbouw

367 JD3 ik-

368 JD2 ► ja dat is echt nieuwbouw [he vind ik ook >dan< 369 JD3 [nee vind ik n-

370 JD3 vind het niet huiselijk <ongesellug> >maar<

tis niet anders nou ik 371 heb het

wel gesien (1.5) maar ik ben

niet enthousiast

372 JD2 nee?

Beschrijving fragment 1

De bijdrage van JD2 in r.368 functioneert als een tweede stellinginname (TS, of een second assessment). Door de instemming in de evaluatie is hier sprake van sequentiële overeenstemming, wat bevorderlijk is voor topicafsluiting (Mazeland 1992:208). In de TS gebruikt JD2 bijna dezelfde terminologie als in de eerste stellingname (ES) van ZVIII (r.365) wordt gebruikt, ze brengt alleen wat syntactische variatie aan. Op deze manier benadrukt JD2 dat er sprake is van een tweede claim, en dat zij hiervan eigenaar is (Stivers 2005:137). Met de laatste component van haar uiting - “vind ik ook dan” -, maakt ze duidelijk dat ze een tweede assessment realiseert, op dezelfde 'hoogte' als ZVIII. De herhaling is zo ook een vorm van alignment ten opzichte van ZVIII. Sequentieel gezien is die uiting dus wel een preferred next action (Pomerantz 1984:63): JD2 brengt haar oriëntatie op de activiteit en de sociale identiteit van ZVIII (en van JD3) ermee tot uitdrukking. Ze herkent de projectieve kracht van beide bijdragen en reageert adequaat op het assessment door dat te herhalen en er zo mee in te stemmen.

Gemarkeerd

De situatie in dit fragment lijkt op het eerste gezicht niet afwijkend van een conversatie tussen 'gezonde' partners. Wanneer we kijken naar de andere fragmenten is er echter wel een opmerkelijk patroon te herkennen in het conversationele gedrag van JD2. Zo is het laatste "dan" (r.368) wel typisch voor haar, helemaal nadat ze in eerste instantie claimt eigenaar te zijn van de bewering. Het verschijnsel is misschien nog beter te zien wanneer we de zin omdraaien: „Dan vind ik (dat) ook'. Het lijkt alsof JD2 zich zo focust op haar gesprekspartner ZVIII dat ze het eens is met haar, ongeacht de inhoud van haar nog onuitgesproken bewering: 'wat jij vindt vind ik ook'.

(29)

24

autoriteit (Van Kruiningen 2010:154). Dit wordt bijvoorbeeld gerealiseerd door het gebruik van een overtreffende trap, zoals „prachtig‟ na het ES „mooi‟. Volgens Pomerantz zijn upgrade instemmingen vaak direct na de evaluatie uit het EPD gepositioneerd. Hierbij kan er een stukje overlap plaatsvinden

. I

n fragment 2 wordt deze upgrade-techniek gehanteerd door JD2.

(2) 2: 511-518

509 O oh er gaan veel mensen naar huis hier?

510 JD2 ja ja ja ja ja

511 O vind je dat lekker?

512 JD2 ► heer:lijk toch ja

513 (4.0)

514 O nog naar je familie of naar vrienden? 515 JD2 ► vrienden ja familie

516 O Oke

Beschrijving fragment 2

JD2 geeft in r.513 een instemming op de vraag uit r.511 of ze het ”lekker‟‟ vindt om weer naar huis te gaan met de upgrade "heerlijk" en vraagt daarnaast om instemming door “toch”, en geeft eigenlijk deze instemming zelf “ja”. Deze constructie zien we ook vaak in gesprekken van „gezonde‟ taalgebruikers. JD2 heeft nu primaire toegang gekregen tot de evaluatie. De second-speaker herhaling vindt plaats in r.515. Met deze uiting probeert ze te voldoen aan de vraag om respons van mij (O). Hier krijgt ze een ontvangstbevestiging op in r.516 waarmee enkel ontvangst van het antwoord wordt geregistreerd.

Gemarkeerd

(30)

25

Dat een instemming ook vergezeld kan gaan van een aanvulling, is te zien in fragment 3. Hier is er sprake van topic-talk over de komst van de ex-man van JD5. Dit is al enkeleregels eerder geïnitieerd.

(3) 2: 121-135

120 O wat komt tie doen morgen dan? 121 JD5 hij komt met

frui:t

122 O o:ke

123 JD2 ► hij neemt altijd lekker fruit [mee he(naam JD5)? 124 JD5 [ja

125 JD5 ja

126 O jaa?

127 JD2 hjah

128 O voor iedereen

129 JD5 nee voor mij al

leen

130 O alleen voor jou

131 JD2 ► komt tie altijd gezond der fruit brengen hè

132 (1.0)

133 O o lekker

134 JD5 ja:.

Beschrijving fragment 3

JD2 start in r.123 een nieuwe sequentie welke een vervolg is binnen het topic. Ze herhaalt delen van de uiting van JD5 – “fruit” - maar nu geframed als een assessment in een vraag om bevestiging. Deze bevestiging volgt tweemaal door JD5 “ja”, en leidt tot twee post-expansies (r.126–r.127 en r.128-r.129), en een derde positie-afsluiter in de vorm van een herhaling van het laatste TPD (r.130). Vervolgens begint JD2 nogmaals met globaal dezelfde propositionele inhoud als in r. 123 en opnieuw met een assessment in een bewering met een tag question, die dus een TPD uitlokt. Dat TPD volgt nu, en nu wel als een TS (r.133). Vervolgens stemt ook JD5 in met dat assessment

.

Wat in dit fragment gebeurt lijkt op basis van verticale coherentie (de coherentie die alleen gebaseerd is op het topic) tevens wordt geconfabuleerd. Het topic 'fruit‟ wordt uitgebreid door kenmerkende features die bij fruit horen: lekker (r.123), gezond (r.131).

Gemarkeerd

(31)

26

aan de projectie in r.123: deze projecteert hier al een TS. Dat blijft in deze situatie achterwege. Wat hier opvallend is, is dat zo laat nog een keer geprobeerd wordt om een TS te verkrijgen. Dit kan dus gezien worden als een gemarkeerd moment in de interactie.

4.1.2 Herhaling als continueerder

Met een continueerder wordt er geen inhoudelijke reactie gegeven maar laat de recipiënt zien dat hij of zij een voortzetting van de beurt van de vorige spreker verwacht. De respons werkt dan voortgangsondersteunend (Van Kruiningen 2010:133). De hoorder geeft door middel van zo‟n continueerder blijk van actief luisteren. Continueerders treden vaak vlak na het einde van een beurtopbouweenheid (BOE) op. Op deze manier wordt duidelijk dat de hoorder de voorafgaande beurt probleemloos heeft verwerkt. Als continueerders achterwege blijven kan dat een aanleiding voor de spreker zijn om te vermoeden dat de hoorder iets niet begrijpt of niet meer luistert (Houtkoop & Koole 2000:73). Dat herhalingen kunnen functioneren als continueerders is ook te zien in fragment 4.

(4) 1: 3-13

3 ZVI oke, (tel[epathie)

4 JD4 [maar ik heb wel een turbulent leven gehad hoor datte: 5 ZVI >heb je een< turbulent leven gehad?

O: span

nend? vertel es? 6 ► JD3 een turbulent leven.

7 JD4 nee: met m'n

man (2.0)die werd op een gegeven moment helemaal gek 8 ZVI Gek=

9 JD4 =heel gek ja:

10 (1.0)

11 ZVI gek in de zin van?

12 JD4 ja waar in de zin

van in-gv in ene was het gewoon zo dat die 13 heel raa:r ging doen, en dat werd steeds erger en

erger

Beschrijving fragment 4

(32)

27

Gemarkeerd

Een luisteraarsbeurt is bij voorkeur voortgangsonderstuenend (Mazeland 2003:16). Toch levert JD3 na r.6 verder geen conversationele bijdrage meer tijdens het verhaal (zelfs niet met minimale luisterresponsen). Hij heeft zichzelf dus in de rol van afluisterende recipiënt geplaatst en is geen primaire adressaat meer. ZVI is degene die verder de recipiëntreacties - reacties die JD4 uitnodigen een bepaald aspect verder uit te werken - levert.

4.1.3 Herhaling als repairuitvoering

Herstelwerk kan plaatsvinden op eigen initiatief of het initiatief van de ander. In fragment 5 is komt de eerstgenoemde vorm voor, maar betreft herstel van de ander.

(5) 3: 533-563

533 ZVI de laatste

534 (4.0)

535 JD3 .h <kerncentrales> en een ou[we Daf

536 JD6 [ik ben benieuwd wat die oto op zn dak heb

537 zitte

538 ZVI kijk maar eve, hou maar

vast ((overhandigt het boek aan JD6)) 539 JD3 ► het is een ouwe Daf

540 JD6

strandspulle

541 ZVI [((lacht))

542 ZVII [((lacht))

543 JD6

strandspulle ((pakt het boek vast))

544 JD3 ► volgens mij zijn het <kerncentrales> ((knikt))

545 ZVI jah dat denk ik ook wel

546 JD3 ((knikt))

547 JD3 ° ( )

548 JD6 ja dat[zijn dat zijn spullen voor aan het

strand

549 JD3 [we- 550 551 552 553 554 555 JD3 ZVI JD3 ZVI JD3 ► ((tikt op de afbeelding))<kerncentrales>

en waarom zoude ze daar nou een auto neerzetten met allemaal strandspulle erop

=grapje grapje?

(33)

28

Beschrijving fragment 5

In fragment 5 initieert JD3 een ES in r.539, en JD6 een ES in r.540. Dit wordt ontvangen met een lach van zowel ZVI als ZVII. Dit is een reactie op de uiting van JD6 aangezien JD6 door de stijgende intonatie zijn verbazing laat merken over de „vreemde attributen‟ op de auto van het plaatje. Zowel JD3 als JD6 gebruiken ander-repair om de uiting van de ander te verbeteren met hun eigen interpretatie van de afbeelding. JD3 ontvangt een overeenstemming van ZVI (r.545) op zijn ander herstel. Hij lijkt op zoek te zijn naar een overeenstemming van zijn andere gesprekspartner(s) in r.550, maar dit blijft uit.

Gemarkeerd

Er is hier sprake van een gemarkeerd verloop doordat de twee gesprekspartners teveel lijken te zijn georiënteerd op hun eigen herstelwerk. In dit fragment lijkt er ook sprake te zijn van een misverstand. Het probleem ontstaat omdat de beurten van JD3 en JD6 inhoudelijk niet op elkaar georiënteerd zijn; de focus ligt op hun eigen inhoud, waarbij ze niet bijster geïnteresseerd lijken te zijn in de inhoudelijke bijdrage van de ander. Er is in deze situatie dus sprake van twee topic-lijnen: JD6 spreekt over de attributen op de auto (strandspullen), en JD3 heeft het over een ander element uit de afbeelding (kerncentrales). Beide gesprekspartners lijken de bijdragen van de ander slechts in beperkte zin te benutten: ze reageren wel op de goede plek met een ander-repair (r. 539, r. 544), maar inhoudelijk komt het niet verder: er volgt steeds weer een herbevestiging van wat ze al gezegd hadden. 'Gezonde' sprekers zouden waarschijnlijk in deze situatie in discussie gaan met elkaar over de interpretatie van de afbeelding. Het zonder omhaal tegenspreken van een standpunt van de ander zou dan een geprefereerde voortzetting in de sequentie zijn. In fragment 5 is dit niet het geval aangezien het overbrengen van hun eigen beweringen en streven naar een goede samenwerkingsrelatie in de sequentieorganisatie haaks op elkaar lijken te staan.

In fragment 6 is er ook sprake van herstel (een 'bijzonder soort' derde positie-repair) in de vorm van herhalingen van wat al eerder door dezelfde spreker was gezegd, maar kennelijk niet is opgepikt. Hier zijn dus mogelijk verwerkingsproblemen aan de orde.

(6) 2: 1-11

1 JD4 maarjah mn

jas weg.

2 (1.75)

3 JD2 >zal wel op je< kamer hange

4 JD4 waar ze et allemaal gelaten hebben ik weet niet [maar

5 JD2 ► [zal wel op je kamer

6 hange

(34)

29

9 (1.0)

10 JD4 ja ook gedaan ook een kiertje nog allmaal weg

11 (1.5)

Beschrijving fragment 6

JD2 geeft in regel 3 een suggestie aan JD4 waar haar jas zou kunnen liggen. JD4 neemt geen notie van deze suggestie maar vervolgt haar klacht. JD2 herhaalt de suggestie letterlijk in regel 5 als een vorm van self-repair in de derde beurt JD4 wijst de suggestie af in regel 7 door de counter "ja maar". In regel 8 produceert JD2 opnieuw de suggestie in overlap op "dat is allmaal weg". Ze reageert hier dus nog niet op het eerste gedeelte van JD4's uiting waarin ze vertelt dat alles weg is, maar refereert opnieuw aan de eerste klacht van JD4 in r.1, dat de jas weg is.

Gemarkeerd

In deze situatie zijn mogelijk verwerkingsproblemen te zien. De syntactische constructies kloppen voor een belangrijk deel, maar het probleem hier heeft te maken met de interpretatie. JD4 lijkt de uitingen van JD2 op een andere manier te benutten dan JD2 beoogt. Er lopen als het ware twee parallelle lijnen in het gesprek: JD4 die zich verwondert hoe haar jas van de gang verdwenen kan zijn, en JD2 die een suggestie doet waar haar jas naar alle waarschijnlijkheid ligt. Net als in het vorige fragment lijken de gesprekspartners sequentieel niet georiënteerd op elkaar. In regel 10 lijkt JD4 toch nog iets met de suggestie van JD2 gedaan te hebben, maar het is nu niet meer passend in de gesprekscontext. Spreker JD2 herstelt dus niet zozeer zichzelf, als wel het niet verwerkt hebben van de suggestie door de gesprekspartner. Ze brengt het -nadat dat gebleken is (de tweede positie) - onder de aandacht. Overigens is het niet zo dat de ander (JD4) niks opmerkt: ze reageert wel degelijk op de uiting, alleen niet op de inhoud van de suggestie, maar -naar het lijkt - wel op de aard van de handeling (suggestie). Daarop regeert ze met een 'Maar-uiting'.

Het onderstaande fragment (7) laat - anders dan de vorige voorbeelden- een expansie zien van de oorspronkelijke vraag-antwoordsequentie met een reeks van repair-initiëringen. Het gaat hierbij om niet-geprefereerde voortzettingen na een vraag. In dit fragment wordt JD3 geïnterviewd door de documentairemaakster van de documentaire 'Als weten vergeten wordt'. In deze situatie zijn twee klassen van voortzetting relevant: enerzijds voortzettingen waarin een beschrijving geleverd wordt die de antwoorder van toepassing acht, anderzijds voortzettingen waarin de recipiënt van een vraag meedeelt geen antwoord te weten (Mazeland 1992:200).

(7) 4: 9-27

61 62

I maar hoezo de verve:ling want ik

neem aan dat jullie samen dingen doen

(35)

30

64 Vrouw geschaa:kt heb je

65 JD3 ► geschaakt ja met mn eh (0.5)vroe

ger

66 Vrouw nee nu (0.25) gisteren

67 JD3 ► gisteren met dinges geschaakt met Esther

68 Vrouw nee

69 JD3 ► neehee!

70 (2.0)

71 JD3 nouh (.) week niet meer.

20 Vrouw jawehl dat weet je wehh:l

21 JD3 met Edwin

22 Vrouw nee gisteren! heb je geschaakt

23 JD3 ► [oooh geschaakt

24 Vrouw [op de (2.0) computer 25 JD3 =op de com- op die computer heb ik geschaakt ((wijst naar

voren))

26 Vrouw ja

79 JD3 ► ja: nee dat

klopt

Beschrijving fragment 7

JD3 lijkt in eerste instantie zeker van zichzelf te zijn om een correct antwoord te leveren. In r.63 demonstreert hij dit door verschillende aanwijzingen: hij spreekt zijn antwoord "wandelen" opvallend langzaam en nadrukkelijk uit, hij bevestigt dit antwoord met "ja wandelen", herhaalt dit in gedeeltelijk gemodificeerde vorm door er een onderwerp aan toe te voegen: "we hebben gewandeld" en bevestigt dit ten slotte. Zijn antwoord wordt tot tweemaal toe niet geaccepteerd door de 'alwetende' gesprekspartner: zijn vrouw. Ze geeft aan dat zij zijn antwoord niet correct vindt, door een ander-repair in de vorm van een alternatief voor de activiteit die JD3 noemt, te geven "geschaakt heb je". JD3 stemt hiermee in en probeert hier nog meer informatie aan toe te voegen maar toont een aarzeling “met mn eh”. Na een korte pauze geeft hij een toevoeging: hij geeft informatie over het tijdstip: “vroeger”. De uiting van JD3 in r.65 is een herstel van zijn uiting in r63. Hij herziet zijn eigen beschrijving van zijn activiteiten op initiatief van zijn vrouw. Opvallend is dat JD3 met een zekerheid zijn antwoord geeft, waardoor het lijkt alsof zijn uiting door een inferentieel proces tot stand is gekomen. Toch stelt hij in r.71 door het "nou" de levering van een niet-geprefereerde handeling uit. JD3 acht zichzelf kennelijk niet in staat een inhoudelijk correcte uiting te leveren. De vrouw van JD3 legt zich niet neer bij JD3‟s probleem om een correct antwoord te geven op de vraag van de interviewster uit r. 61. Dit demonstreert zij door correcties te geven "geschaakt heb je", of door letterlijk aan JD3 een aanmoediging te adresseren: "jawehl dat weet je wehh:l”. JD3 maakt geen onderscheid tussen wat hij weet en informatie die hij afleidt

(36)

31

minimaal soort vertrouwen schenken (Mazeland 1992:195). Doordat JD3 nu samen met zijn vrouw één is, kan er door de voorzetten, en uiteindelijk door de ander-correctie van de vrouw, een antwoord gegeven worden aan de interviewster.

Gemarkeerd

Fragment 7 vindt plaats in een interviewsetting. Hier gelden andere restricties op de invulling van de derde positie, dat wil zeggen, de positie na het TPD van een basispaar. De derde positie is karakteristiek voor het soort handelingsprojecten die in de betreffende situatie wordt uitgevoerd (Atkinson 1982; Mazeland 2003:144). Het bijzondere in fragment 7 is dat er geen sprake is van een simpele sequentiestructuur. De oorzaak hiervan zijn onder andere de vele herstelinitiëringen. Volgens Mazeland is er bij herstelinitiëringen na een niet-geprefereerd TPD het de spreker van het TPD die zijn of haar beurt eventueel aanpast richting een meer geprefereerde voortzetting. Er is ook een groep reacties op een niet-geprefereerde voortzetting waarin de spreker van het EPD zich aanpast om een meer geprefereerd sequentieresultaat te behalen (Mazeland 2003:142). In dit geval zijn beide opties niet van toepassing maar is het juist de derde gesprekspartner, de vrouw van JD3, die repairverzoeken uit en ander-correcties geeft. JD3 lijkt een volwaardige gesprekspartner te willen lijken maar slaagt hier niet volledig in. Niet doordat hij sequentieel geen adequate reactie geeft, maar doordat hij niet meer in staat is om de gevraagde kennis op te halen. De vrouw van JD3 geeft verbeteringen of aanwijzingen voor zelfcorrecties. Dit is vergelijkbaar met een situatie in een klaslokaal; de leraar is „alwetend‟ en geeft soms aanwijzingen hoe de fout verbeterd kan worden (Mazeland 1995:69). Dit past echter niet bij de setting van dit gesprek. In een interviewconstellatie verschaft de geïnterviewde vooral informatie en lokt de interview vooral informatie uit (Mazeland 1995:83). Deze situatie lijkt kenmerken van een klaslokaalsituatie te bevatten, waarbij de vrouw van JD3 als een evaluerende docent fungeert en JD3 als een leerling. Dit maakt het fragment complex en enigszins gemarkeerd.

4.1.5 Herhaling als ontvangstbevestiging

Door middel van ontvangstbevestigers (acknowledgment tokens) laat de recipiënt zien dat hij of zij de vorige beurt of BOE adequaat heeft ontvangen. Naast reacties zoals 'oké' of 'jaja' kunnen ook (gedeeltelijke) herhalingen tot ontvangstbevestigingen gerekend worden (Houtkoop & Koole 2000:80). In fragment 10 is er tweemaal sprake van een herhaling als ontvangstbevestiger. Het eerste voorbeeld bestaat uit een ontvangstbevestiging in de derde positie dat afkomstig is van de leverancier van het EPD.

(10) 4: 256-266 256 257 258 ZVIII JD2 ZVIII hai goedemorge

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aansluitend op de belangrijkste conclusie van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer - de kloof tussen de strekking en bepalingen van de Wet BOPZ enerzijds en de werkbaarheid

dementerenden in de nabije toekomst steeds groter zal worden en steeds meer dementerende ouderen langer in verzorgingshuizen verblijven, bestaat de kans dat – omdat instellingen

Aangepast aan gezin en lokale situatie Generiek zorgpad -9/6j.. KCE/CB/CLB

regeringsonderhandelingen had CD&amp;V er nochtans op aangedrongen tijdens deze legislatuur geen grote ethische hervormingen door te voeren. Maar in dit specifiek geval wil zijn

Maar het is niet omdat iets moeilijk of tragisch kan zijn, dat we moeten zeggen dat we kunnen beschikken over het leven van iemand die zelf niets kan zeggen.&#34; Voorts betreurt

Ook mag een arts volgens de code aan een wilsonbekwame, dementerende patiënt vlak voor de euthanasie een slaapmiddel geven – bijvoorbeeld in de.. De schriftelijke wilsverklaring

Peter Paul De Deyn gaat in gesprek met professor Marleen Temmerman, senator van sp.a, die deze maand enkele wetsvoorstellen indient om de euthanasiewet uit te breiden.. Zo vindt ze

De behandeling van beide besluitenlijsten en de actielijst staan geagendeerd onder punt 3 van de vergadering van dinsdag 23 september a.s. Met vriendelijke groet,