• No results found

41 79 JD4 >o die euh<

4.2.6 Routineformulering als vervolguiting in een DU

evaluatie te plaatsen, is er sprake van wat contextuele ongepastheden in dit fragment. JD4 heeft de oriëntatie op een passend contextueel gebruik van de RF-en niet (meer). Daarmee verliest ze ook de oriëntatie op haar gesprekspartners. Haar RF-en die als evaluatie dienen lijken niet meer te passen binnen de context over de situatie van haar verdwenen broek. Daarbij zijn de RF-en, gelet op de aard van de narigheid, inhoudelijk gezien ook wat 'over de top'. Er is in r.25 niet te zien of ik - O - begrijp waar de instemming die ik geef in r.25 betrekking op heeft. JD4 reageert hier ook verder niet op.

4.2.6 Routineformulering als vervolguiting in een DU

Voorafgaand aan dit fragment is er een man de huiskamer binnengelopen met het verzoek om een kopje koffie. Tijdens het fragment is deze man niet meer aanwezig.

(21) 2:622-626

619 JD1 zegtie koffie dat weet ik niet ik ook niet joh

620 JD2 hoh

621 JD1 ► bij pap en ma sta ik er mee op en ga ik er mee:: naar bed

622 O jaha?

623 JD2 ooh:

Beschrijving fragment 21

De RF in dit fragment (r.621) is een vervolguiting in een grotere discourse unit (DU), namelijk de vertelling van JD1 in r.619. Op deze eerste uiting heeft ze een ontvangstbevestiging gekregen van JD2, en ze levert in r.621 meer informatie. Deze tweede uiting behoort tot een bekende RF, en betekent 'Ik denk er steeds aan', waarbij het dus om gedachten gaat waar je niet los van komt. Hierop volgt een ontvangstbevestiging van beide recipiënten.

Gemarkeerd

JD1 spreekt in r.619 over koffie. Deze RF is niet gebruikelijk in de context. De recipiënten (O en JD2) tonen dat ze de RF hebben ontvangen zoals een mededeling wordt ontvangen. Er is een functionele interpretatie van de uiting als speech act zichtbaar, maar niet van de bijbehorende propositionele inhoud: ze zeggen niets over de aard of inhoud van de uiting.

In de volgende paragraaf zal er op basis van de analyse-resultaten een zo volledig mogelijk antwoord worden gegeven op de vraagstelling van dit onderzoek.

47

5. Conclusies

In dit onderzoek is er op basis van de CA-methode gekeken naar het conversationele praktijken rondom herhalingen en het routinematig taalgebruik afkomstig van jong dementerenden. Uit de analyse is gebleken dat dementerenden wel in staat zijn een gesprek te voeren, maar soms hun gesprekspartner ook wat in verwarring brengen, en kennelijk praktijken benutten die niet op die manier gedeeld worden door anderen. Op welke manier dit gebeurt wordt samengevat in dit hoofdstuk. Daarbij wordt dan tevens een antwoord gegeven op de onderzoeksvraag:

”Op welke manier maken jong dementerenden gebruik van herhalingen en routineformuleringen in interacties met elkaar en met hun zorgverleners, en welke invloed heeft dit op de conversationele structuur?"

Om dit antwoord te kunnen geven, zal er eerst een antwoord gegeven worden op beide deelvragen van dit onderzoek. Deze worden in de twee paragrafen behandeld die samen leiden tot het antwoord op de hoofdvraag.

5.1 Herhalingen

Jong dementerenden proberen door het gebruik van herhaling een volwaardige gesprekspartner te lijken waarbij ze zich zo goed mogelijk proberen te houden aan de conversatieregels. Ze lijken zich bewust van hun (lokale) taken op korte termijn in de sequentieorganisatie. Dit komt overeen met bevindingen van Mikesell en Hamilton waarin bleek dat oudere dementerenden veel gebruik maken van second-speaker herhalingen om een conversationeel betrokken gesprekspartner te lijken (Mikesell 2010; Hamilton 1994). De complexiteit in de gesprekken met jong dementerenden wordt onder andere veroorzaakt door steeds terugkerende herhalingen zonder dat die een coöperatieve bijdrage lijken te leveren. 'Gezonde' sprekers zullen juist vaak moeite doen om te voorkomen dat hun bijdrage als niet-coöperatief zal worden aangeduid, met name als er aanwijzingen zijn die een non-coöperatieve interpretatie zouden kunnen bevorderen. De verschillen met gezonde sprekers kwamen duidelijk naar voren in de analyse; tegelijkertijd waren er ook veel overeenkomsten te zien. Dit wordt ook duidelijk wanneer we de eerste deelvraag beantwoorden die luidt: "Welke conversationele functies van herhaling door jong dementerenden zijn te herkennen in conversaties, en hoe verschilt dit met de conversaties van 'gezonde sprekers?". Uit de analyses is gebleken dat herhalingen voornamelijk functioneren als instemming, ontvangstbevestiging, continueerder, repair-uitvoering, en bevestiging. Daarbij kwam er ook nog een bijzondere vorm van herhaling voor, namelijk de herhaling in de vorm van reported speech. Reported

48

speech komt ook bij gezonde sprekers voor maar jong dementerenden blijken er anders mee om te gaan. Hier komen we later in deze paragraaf op terug. Eerst kijken we naar de communicatieve functies die het minst afwijken van de situaties bij gezonde gesprekspartners.

Het gaat hier om herhaling als ontvangstbevestiging en als instemming. Wat betreft de vormgeving van deze herhaling komt dit het meest voor in de second speaker vorm als TPD. Daarnaast wordt er naast het uitvoeren van instemming ook veel gevraagd om een instemming door middel van een herhaling, zelfs als de overeenstemming al eerder is bereikt. Dit gaat ten koste van de coörperativiteitsfocus. De herhaling als continueerder lijkt in eerste instantie wel gericht te zijn op samenwerking, maar de jong dementerende blijkt deze focus soms ook te verliezen, en stelt zich dan niet meer actief op als luisteraar. Dit is iets wat we vaker tegenkomen in het onderzoeksmateriaal: de jong dementerenden proberen zich te houden aan de conversatieregels maar begrijpen vaak niet wat er door de gesprekspartner in het EPD wordt beoogd, en wat er dus van hen verwacht wordt. Dit veroorzaakt een respons van ze dat niet binnen de projectie-mogelijkheden van het EPD van de gesprekspartner valt. In het geval van de continueerder levert dit geen grote problemen op maar bij andere herhalingen, en straks ook bij routineformuleringen, zien we hierdoor wel problematische situaties ontstaan. Bij herhalingen die functioneren als ontvangst(bevestiging) of als bevestiging komen we nauwelijks gemarkeerdheden tegen. Blijkbaar herkennen jong dementerenden -bijvoorbeeld door een routinesituatie- wanneer ze een (ontvangst)bevestiging de bewering in de uiting van de gesprekspartner. Ze zijn in staat om - door middel van onder andere herhaling - hier een beoogde reactie op te geven. Overigens kan worden betwist of de jong dementerenden het inderdaad eens zijn met de inhoud van de uitingen van hun gesprekspartner als ze eeen bevestiging geven (in de vorm van een herhaling) of dat zij de herhaling gebruiken om te schijn op te houden van deze bekwaamheid. Veel herhalingen in het materiaal zijn sequentieel behalve als TPD vaak ook gepositioneerd als post-expansie of als derdepositieafsluiter. In enkele gevallen werd er in de TPD-positie gebruik gemaakt van de upgrade techniek wat extra zwaarte aan de instemmingsclaim.gaf.

Meer problemen verschijnen bij het uitvoeren van repair. Hier zien we de problemen die jong dementerenden hebben, duidelijker terug. De reden hiervoor is waarschijnlijk de hoge moeilijkheidsgraad van het uitvoeren van deze functie; bij instemming en (ontvangst)bevestiging lijkt deze beduidend lager te liggen. Hier herkennen de jong dementerenden blijkbaar een terugkomende situatie en weten dat instemming of een (ontvangst)bevestiging genoeg is om aan hun sequentiële plichten te voldoen. Ondanks dat de jong dementerenden zich ervan bewust zijn dat er herstelwerk van hen wordt verwacht, en dat ze op een geschikte positie reageren op een herstelverzoek, lijken ze niet in staat dit op een door de spreker beoogde wijze te realiseren. Zo is te zien in de data dat jong dementerenden

49

hun eigen beweringen willen overbrengen en niet meer lijken te streven naar een goede samenwerkingsrelatie. Ze kiezen niet uit het repertoire van de door de gesprekspartner beoogde keuzemogelijkheden voor een respons, maar lijken zich enkel te focussen op hun eigen uitingen. De oriëntatie op de gesprekspartners lijkt dan verdwenen, wat leidt tot verwerkingsproblemen bij hun recipiënten. Wat betreft de vormgeving van herhaling als repairuitvoering kan er gesteld worden dat jong dementerenden veel gebruik maken van letterlijke herhalingen van zowel zichzelf (same speaker) als van de ander (second speaker). Net als bij gezonde sprekers zijn deze overigens vrijwel nooit identiek aan de vorige beurt: er is vaak een verschil in prosodie en er wordt maar een gedeelte van de uiting herhaald (Van Kruiningen 2010:178). Zoals eerder gezegd, week de manifestatie van reported speech af vergeleken bij gesprekken van gezonde gesprekspartners. In de data komt bijvoorbeeld een situatie voor waarbij een eerdere situatie door een spreker gerapporteerd wordt alsof er zich een film voor haar ogen leek afspeelde. Je zult deze situatie niet snel op die manier bij gezonde gesprekspartners zien: de oriëntatie op de gesprekspartners is voor de spreker in kwestie dan volledig afwezig , iets wat bij gezonde sprekers eigenlijk nooit het geval is. De herhalingen komen met name voor als eigen herhaling in een gedeeltelijke gemodificeerde vorm.

5.2 Routineformuleringen

RF-en horen tot het indirect taalgebruik. Hamilton stelde al dat oudere dementerenden problemen hebben om indirect taalgebruik op te vatten zoals het is bedoeld (Hamilton 1994:11). Dit zien we nu ook terug bij jong dementerenden; ze hebben net als oudere dementerenden, moeite met het interpreteren van verwijswoorden en sommige RF-en (Hamilton 1994:11). Daarbij weten ze vaak wel in welke stereotiepe communicatieve situatie een bepaalde activiteit plaatsvindt maar kunnen ze een RF niet compleet maken als er alleen een eerste deel is gegeven. Hieruit kan voorzichtig geconcludeerd worden dat een RF wel in

zijn geheel ligt opgeslagen in het geheugen maar dat ze, zodra ze er iets mee moeten doen, ze hier niet toe in staat zijn. Dit komt overeen met

bevindingen van Wray (2011b) en Brewer (2005) die beweerden dat de syntactische capaciteit lager is dan het op het eerste gezicht lijkt bij de recipiënten. RF-en zijn blijkbaar geschikte middelen om de schijn op te houden van conversationele capaciteiten. Toch zorgt het gebruik van een RF in een verkeerde context, die dus gemarkeerd is, voor verwarring. Coulmas (1979) stelde al dat een RF bevestigd moet worden (Coulmas 1979). Jong dementerenden leveren wel een ontvangstbevestiging maar geven geen confirmation (bevestiging). Het missen van kennis van de RF kan hiervan een oorzaak zijn. Om een antwoord op de onderzoeksvraag te geven zal nu de tweede deelvraag worden beantwoord: “Welke conversationele functies worden vervuld door routineformuleringen van jong dementerenden, wat is de rol van de contextualization cues hierbij, en wat is het verschil met conversaties van 'gezonde' sprekers?” De routineformuleringen in de data functioneren als instemming, repair-uitvoering,

50

overeenstemming, collaboratieve beurtaanvulling, uitbreiding van de DU, en evaluatie. Volgens Mazeland worden routineformuleringen gebruikt om een actieve deelnemer in het gesprek te blijven, ook als er geen grip is op het sequentiële verloop van het gesprek (Mazeland 2003:208-210). Dit is ook te zien bij jong dementerenden. Tevens is te zien dat de interactie verstoord wordt als de RF niet op in de context past, of het frame niet goed is geïntroduceerd. Door het ontbreken van contextualiseringsaanwijzingen bij uitingen van jong dementerenden is het voor de recipiënten dan moeilijk om de RF-uitingen te interpreteren. Opvallend is dat de recipiënten - bestaande uit zowel jong dementerenden als de 'gezonde' personen - niet ingaan op de propositionele inhoud van de RF. Er wordt vaak niets gezegd over de aard of inhoud van de uiting, maar alleen een instemming of ontvangstbevestiging gegeven in het TPD. Hierdoor wordt het voor de spreker ook niet duidelijk dat hun uitingen niet goed zijn geïnterpreteerd. Het risico van het gebruik van RF-en is dat het -net als bij herhaling- zeer toegankelijk is; het is makkelijk te produceren. Bovendien kost het voor de gesprekspartner weinig energie om de betekenis te interpreteren. Hierdoor kan er snel een soepele communicatie plaatsvinden. Bij jong dementerenden zien we echter dat het verkeerd gebruik van herhaling en RF-en kan leiden tot misverstanden terwijl de sequentieorganisatie nog wel in orde blijft. Omdat de gespreksdeelnemers zich inhoudelijk niet meer in dezelfde context bevinden wordt het gesprek gestaakt. Zowel RF-en als herhalingen zijn bedoeld om coöperatief tot een gemeenschappelijk doel te komen. Maar uit het verdere gedrag van de jong dementerenden lijken ze dit doel niet te beogen aangezien ze soms de oriëntatie op hun gesprekspartner(s) volledig kwijt zijn.

Terugkomend op de hoofdvraag kan nu geconcludeerd worden dat jong dementerenden net als 'gezonde' taalgebruikers veel gebruik maken van de middelen herhalingen en routineformuleringen om een bekwame gespreksdeelnemer te lijken. Dit vindt op het eerste gezicht vaak plaats op een geschikte sequentiële positie, maar bij nadere bestudering blijkt dat zij niet voor een respons uit het beoogde scala van mogelijke TPD-en (of derde positie-afsluiters) kiezen waardoor er verwarring wordt veroorzaakt. Hiermee samenhangend blijkt de inhoud van uitingen vaak niet te kloppen, en bestaat soms uit een -voor de gesprekspartner- onbegrijpelijke informatie dat afkomstig is uit een geheel andere context dan de huidige context. Meestal zijn de jong dementerenden zich hier niet bewust van, en gebruiken niet de juiste contextualiseringsaanwijzingen om hun gesprekspartners mee te nemen naar hun context. De oriëntatie op de gesprekspartner, dat essentieel is voor een conversatie, is dan afwezig. Daarbij hebben jong dementerenden vaak ook moeite met het interpreteren van uitingen van de gesprekspartners doordat ze bepaalde kennis missen. Tot besluit: juist omdat herhaling en routineformuleringen 'toegankelijke' conversatiemiddelen zijn worden ze veel gebruikt door jong dementerenden, maar brengen ze ook het risico met zich mee dat bij gemarkeerd gebruik juist een complete verwarring bij de gesprekspartner ontstaat, wat uiterst problematisch is voor het tot stand brengen van een conversatie.

51

6. Discussie

Het idee om het gebruik van herhalingen en routineformuleringen te onderzoeken is ontstaan omdat deze twee fenomenen duidelijk naar voren kwamen in het onderzoeksmateriaal. Wat het geheel zo interessant maakt is dat zowel herhaling als routineformuleringen zeer belangrijke en veel gebruikte taalgebruiksmiddelen zijn onder gezonde taalgebruikers. Aangezien jong dementerenden communicatief beperkt zijn is het van grote waarde om te kijken hoe zij omgaan met de taalgebruiksmiddelen en wat het effect was bij een afwijkend gebruik. Tijdens de bestudering van het materiaal kwam ik erachter dat jong dementerenden nog wel bewust zijn van belangrijke taken als conversatiepartner en dat ze proberen om zo goed mogelijk te voldoen aan sequentiële verplichtingen. Ik vond het intrigerend te zien hoe ze -ondanks hun gebreken- toch gebruik proberen te maken van zulke belangrijke middelen in een poging om 'normaal' te lijken. Uit de conclusie komt naar voren dat ze hier niet altijd in slagen en deze pogingen ook kunnen leiden tot verwardheid bij hun gesprekspartners. Toch is dit onderzoek slechts een zeer kleine stap naar een volledig begrip van jong dementie, en nodigt dan ook uit tot vervolgonderzoek. Suggesties voor dergelijk onderzoek zullen in de tweede paragraaf worden gegeven. Het onderhavige onderzoek is gebaseerd op de Conversatie Analyse. De meeste onderzoeken naar (jong) dementie bevinden zich uiteraard in het klinisch onderzoeksveld waarbij herhaling en RF-en worden gezien als indicatoren voor het syndroom, vanuit een ander perspectief. In de eerstvolgende paragraaf zal hier vanuit het CA-perspectief naar worden gekeken om het verschil aan het geven.

6.1 Mogelijke.klinische.implicaties

In de klinische literatuur wordt dementie vaak geassocieerd met echolalie: onzinnige, betekenisloze of irrelevante herhalingen van andermans uitingen die de reproductie van zowel lexicale als prosodische elementen van de uiting bevat (Howlin 1982; Mikesell 2010). Echolalie is inderdaad een belangrijke indicator van jong dementie, zo blijkt uit diverse onderzoeken. Deze onderzoeken zijn echter vaak afkomstig van zorgverleners die vaak weinig rekening houden met de interactionele situatie waarin de dementerende zich verkeert noch met de sequentiële context waarin die fenomenen zich voordoen. Uit het onderzoek blijkt dat zowel het gebruik van herhaling als van routineformuleringen interactioneel gemotiveerd is: de sequentiële context is niet willekeurig, maar min of meer passend voor het gebruik van deze vormen. Als de context minder passend is, betekent dat nog niet dat de uiting oninterpreteerbaar is, maar wel dat die als „gemarkeerd‟ wordt ervaren. Deze bevindingen zijn belangrijk om dat het niet alleen invloed heeft op de diagnostische criteria, maar het ook het begrip van de beperkingen van de jong dementerenden verandert. Het zal als een beperking moeten worden gezien om het gesprekspatroon enkel te omschrijven als echolalie. Door als uitgangspunt te nemen dat de herhaling in principe wel degelijk een conversationele functie kunnen hebben, laat het onderzoek zien dat de personen met jong dementie zich wel degelijk

52

oriënteren op hun gesprekspartner, en zich proberen te manifesteren als een „normale‟ taalgebruiker zonder beperkingen.

6.2 Vervolgonderzoek

Tot op heden is er weinig onderzoek verricht naar het taalgedrag van jong dementerenden. De eerste reden hiervoor is dat onderzoek naar personen met dementie zich vooral richt op de klinische (gedrags)aspecten en ten tweede is het lang onbekend gebleven dat personen onder de 65 jaar ook aan dementie kunnen lijden. Deze groep taalgebruikers staat anders in het leven dan de seniele dementerenden en willen daarom wellicht nog meer dan deze laatstgenoemde groep, gezien worden als volwaardige gesprekspartners. Dit onderzoek is een stap in de richting naar het volledige begrip van het taalgedrag van personen met een preseniele dementie. Uit de analyse is gebleken dat het gebruik van herhaling en routineformuleringen middelen zijn om betrokken te blijven in de interactie en de eventuele gebreken te verdoezelen. Preseniele dementerenden doorlopen verschillende stadia. In de selectie van de onderzoeksgroep van dit onderzoek is niet gekeken naar de fase. In vervolgonderzoek zou dan ook een participantengroep moeten worden samengesteld uit een groep mensen waarbij mogelijk sprake is van het dementiesyndroom, en uit een groep personen waarbij jong dementie net gedetecteerd is. Dit onderzoek zal wellicht kunnen bijdragen aan eerdere herkenning van jong dementie en daardoor aan een betere behandeling van deze patiënten.

53

Literatuur

Allewijn, M. & Miesen, H.M.L. (2010). Basisboek Zorg om Ouderen. Houten: Springer.

Amanzio, M. e.a. (2008). 'Metaphor comprehension in Alzheimer's disease: Novelty matters'. Brain and Language. 107:1, 1-10.

Arminen, I. (2000). 'Conversation analysis: A quest for order in social interaction and language use'. Acta Sociologica. 42, 251–257.

Atkinson, J.M. (1982). „Understanding formality: the categorization and production of “formal” interaction'. Britisch Journal of Sociology. 33, 86-117.

Bayles, K.A. (1979). 'Communication profiles in a geriatric population. Unpublished Ph.D. dissertation. Tucson, Arizona: University of Arizona.

Bayles, K.A. & Kaszniak, A.W. (1987). Communication and Cognition in Normal Aging and Dementia. Boston: Little, Brown and Company.

Berenst, J. (1994). Relationeel taalgebruik: conversationele strategieën in interpersonele en interculturele communicatie. Amsterdam: Thesis publishers.

Braam, W. & Dautzenberg, P. (2005). Dementie: over Alzheimer en andere vormen. Utrecht: Immerc. Brewer, J.P. (2005). 'Carousel conversation: aspects of family roles and topic shift in Alzheimer's talk'. Alzheimer talk, text and context: enhancing communication. Basingstoke: Palgrave Macmillan. 87-101. Brown, P. (1998). „Conversational structure and language acquisition: The role of repetition'. In Tzeltal adult and child speech. Journal of Linguistic Anthropology. 8, 197–221.

Cambell-Taylor, I. (1984). 'Dimensions of Clinical Judgment in the Diagnosis of Alzheimer's Disease. Unpublished Ph.D. dissertation. Buffalo, NY: State University of New York.

Coulmas, F. (1979). „On the sociolinguistic relevance of routine formulae‟. Journal of Pragmatics 3, 239-266.

Coulmas, F. (1981). Conversational routine: explorations in standardized communication situations and prepatterned speech. Berlijn, New York, Den Haag: Mouton.