• No results found

In het corpus komt er een bijzondere vorm van een herhaling voor die betrekking heeft op reported speech. In een interactie kan reported speech gebruikt worden om te laten zien wat een huidige spreker, of iemand anders, in een eerdere situatie gezegd heeft. Door taalgebruikers wordt reported speech niet alleen gebruikt om te reconstrueren wat er werd gezegd, maar ook hoe. Dit is allesbehalve neutraal: tijdens het citeren geeft de spreker een evaluatie van het citaat, en geeft soms tegelijkertijd aan hoe het citaat moet geïnterpreteerd worden door de hoorders. Reported speech stelt een spreker in staat om een rijke, complexe taalstructuur te produceren. Volgens het „Participation model‟ van Goffman (1974) kunnen de sprekers verschillende identiteiten hebben in de verbale interactie: als animator, author of principal. Dit model werpt een belangrijk licht op de cognitieve complexiteit van sprekers in een conversatie. De animator, is degene van wie de stem wordt gebruikt: de spreker is dan slechts doorgeefluik van wat een ander heeft bedacht en ook gezegd. In fragment 12 is JD1 voor een deel in die rol. Ze introduceert in r. 546 een nieuw topic, namelijk het handschrift van haar vader. Aanleiding hiervoor is een kaart van haar vader, die ze uit haar tasje pakt.

(12) 2: 546-552 544 JD1

J D

34

1

545 dat mij((mannenstem))[daar ben ik al jaa:::ren mee bezig geweest meid pa 546 JD2 [₤weer het handschrift Mar?₤

547 JD1 >doe niet zo raar lulle. ik

lul niet meid nou pa geloof het

wel<

548 (3.25)

549 O ((lacht))

550 JD1 ((mannenstem))echt niet meid ((eigen stem)) nou pa daag dan niet.

JD1 is animating two figures in die beurt, namelijk JD1 zelf, in haar jongere jaren, en haar vader Bart van een tijd geleden. Hoelang het geleden is dat vader Bart dat zei, wordt niet verteld in het citaat. In de beurt van JD1 zitten kleine beurten opgebouwd, die onderdeel zijn van de reported speech. Als we deze uitvouwen is de volgende opbouw zichtbaar:

Figuur 4.1 : opbouw reported speech fragment 12

JD1 zeg pa waarom heb je dat mij -

Vader daar ben ik al jaren mee bezig geweest meid JD1 pa doe niet zo raar lullen

Vader ik lul niet meid JD1 nou pa geloof het wel Vader echt niet meid JD1 nou pa daag dan niet

Beschrijving fragment 12

JD1 introduceert het nieuwe topic in r.544: “vader Bart”. Vervolgens probeert ze haar vader te portretteren door iets te zeggen over zijn handschrift en vervalt vervolgens direct in een eerder gesprek. Die reported speech beperkt zich niet tot één beuropbouweenheid, maar bestaat uit een Discourse Unit (DU), een soort verhaal. JD2 toont herkenning in 546, waarmee ze om instemming vraagt. JD1 lijkt deze uiting van JD2 niet te hebben ontvangen en continueert haar DU. Dit is overigens geen gemarkeerde handeling aangezien de eigenaar van de DU het spreekrecht heeft om het verhaal af te maken. Ze laat een lange stilte vallen en ziet het lachen van mij (O) in 549 wellicht als een aanmoediging om haar DU nog verder uit te breiden. De dalende intonatie kan een aanwijzing zijn dat ze klaar is met het leveren van de reported speech.

Gemarkeerd

Er vinden hier een aantal opmerkelijke gebeurtenissen plaats. (i) Ten eerste valt op dat JD1 de reported speech behandelt alsof het een live verslag is van een gesprek. Er is zelfs een interruptie aanwezig door haar vader (in de tweede regel). Normaal gesproken citeren taalgebruikers volledige zinnen om het interpretatieproces voor de hoorder zo goed mogelijk te maken. (ii) Verder is het opvallend dat in deze reported speech een introductiecomponent (of introduction clause) afwezig is. Dit hoeft geen problemen op te leveren: er zijn andere middelen om onderscheid te maken tussen de figures (de karakters in de beschreven scène) (Goodwin 2007:20). JD1 maakt ook gebruik van een van deze middelen, namelijk een gemarkeerde voice-quality (McGregor 1994:74). Dit

35

veranderen in prosodie of stemgeluid wordt gebruikt om het 'theatraler' te brengen: 'alsof het een klein toneelstuk is' (Holt 2007:59). Voor de luisteraars is dit aantrekkelijker omdat ze het gevoel hebben 'live' bij het originele aanwezig te zijn. (iii) Verder is het opmerkelijk dat de context waarin de reported speech plaatsvindt enigszins afwijkend is. De context speelt een zeer belangrijke rol rondom de reported speech (Bakhtin 1981:357-258). De voorgaande uitingen hebben geen verband met de reported speech. Nu is dit niet altijd noodzakelijk maar de reported speech moet wel interactioneel gemotiveerd zijn. Clift stelde dat alle reported speech gemaakt is om duidelijk herkenbaar zijn als het begin van specifieke acties terwijl het diep gevormd is door de interactionele context waarin het geplaatst is. In dit fragment lijkt dit onduidelijk. Een argument waarom haar vader zo mooi kon schrijven, of waarom het handschrift zo mooi is, had hier verwacht kunnen worden. Hier is echter geen sprake van; het lijkt meer een discussie over het 'brutale gedrag‟ van JD1 als kind. (iv) Ook opmerkelijk in dit fragment is dat JD1 een tense shift terug in de tijd maakt zonder dit aan te kondigen, door in de beurt zelf, of in een vorige beurt, te vertellen dat het komend stukje reported speech zich vroeger heeft afgespeeld. (v) Tot slot is het recipiëntgedrag opvallend te noemen. JD2 behandelt de reported speech als een herkenning. Door “weer het handschrift Mar?” (r.546) geeft ze aan dat ze deze unit al eerder heeft gehoord. Ze vertoont luistergedrag door middel van het parafraseren, waarmee zij wel coöperatief handelt. Voor JD1 zou die reactie van JD2 een aanwijzing kunnen zijn geweest dat haar vertelling geen nieuwswaarde meer bevat aangezien JD2 de informatie al lijkt te kennen. JD1 lijkt hier niet direct op te reageren en continueert haar speech. De focus ligt bij JD1 dus niet op het coöperatief handelen, maar op herbeleven van een eerdere situatie; ze (re)produceert hierbij een opgeslagen dialogische unit uit haar geheugen in een puur monologische tekst.

(13) 2: 593-611

592 JD1 niet schrikken

593 O wat dan?

594 JD1 de buur

man

595 JD2 hde buurman? heheheh

596 (5.25)

597 JD1 mijn ouwe buur

man, Ka

rel Wol

king

598 O oo

599 JD2 leuk toch meid

600 JD1 OEHH die heb ik niet NOdig hoor heej

601 JD1 ► kijk en dit is die vader Bart, dat zie ik gelijk aan het handschrift die

602 ► man ken zo mooi s[chrijve

603 JD2 [mooi schr- handschrift ja ja ja]

604 O [o:

605 JD1 ► ja dan zeg ik pa waarom heb je mij dan niet [gel-

36

607 JD1 ► ((mannenstem)) meid daar ben ik ja:ren mee bezig geweest

608 JD1 ► pa niet zo raar lullen joh, (2.5) lulle? ja lulle((mannenstem)) ik lul

609 ► niet meid nah sorry dan maar

610 JD2 hoh

Beschrijving fragment 13

Aan de regelnummers is te zien dat fragment 13 niet veel later plaatsvindt dan het vorige fragment waarin de reported speech plaatsvond. De trigger om de unit op te halen is hetzelfde: het pakken van de kaart van haar vader voor JD1 een reden om de reported speech te produceren in haar beurt. JD1 maakt gebruik van een directief component om het nieuwe topic te introduceren (r.601). De daadwerkelijke reported speech wordt geproduceerd in r.605. Ze lijkt echter zonder introductie midden in het verhaal te vallen. In tegenstelling tot de reported speech in fragment 12 maakt ze nu wel gebruik van indirected reported speech (IRS): “dan zeg ik”. Deze aankondiging wordt door Holt 'pronoun-plus-speech-verb' genoemd en dient om de reported speech te introduceren. Opvallend is in dit geval wel dat dit in tegenwoordige tijd gezet is aangezien het om een situatie uit het verleden gaat. Holt geeft zelf ook als voorbeeld van een pronoun-plus-speech-verb: “then we said...” (Holt 2007:56). De opbouw van deze reported speech is als volgt

Figuur 4.2 : opbouw reported speech fragment 13

JD1 ja dan zeg ik: pa waarom heb je mij dan niet gel-? Vader meid daar ben ik jaren mee bezig geweest

JD1 pa niet zo raar lullen joh Vader lulle?

JD1 ja lulle

Vader ik lul niet meid JD1 nah sorry dan maa-

De "o ja ja ja" in r. 606 van JD2 demonstreert weer herkenning en kan als aanmoediging dienen om de DU af te maken. Dit doet JD1 ook, en ontvangt van JD2 in r.610 een ontvangstbevestiging.

Gemarkeerd

Net als in fragment 12 is er in dit fragment ook sprake van een interruptie door haar vader in de tweede regel. Het lijkt alsof de gebeurtenis zich voor haar ogen afspeelt, waarbij zij geen rekening houdt met de belangen van haar gesprekspartners. Het is als het ware een herinnering van een stereotiepe situatie die voortdurend terugkomt. Opvallend is dat JD2 enkel herkenning en een ontvangstbevestiging toont in plaats van inhoudelijk in te gaan op de vertelling.

37

662 JD1 ► prettige kerstdagen en gelukkig nieuwjaar bedankt. (3.0) vader Bart. 663 JD1 ► ik heb nog geen

naa:m gezien maar als ik die handschrift[zie

664 JD2 [o ₤ja ja ja₤ 665 O °aan het handschrift weet je het al°

666 JD2 ₤dat <sier>lijk[e geschreve₤

667 JD1 ► [o die man ken zo mooi schrijven

668 JD1 ► ((mannenstem))zeg meid ben ik jaren mee bezig geweest om jou te- ik zeg 669 ► pa doe effe normaa:l (3.0) effe? effe ja (1.0)dat is geen taal meid, nou

670 ► pah dan niet

671 JD2 hah

672 JD1 ► dan doen we het maar e:ven GOEDZO MEID o:ke: pah

Enkele regels later volgt er weer een reported speech van JD1 die gelijkenis vertoont met de twee eerdere gevallen van reported speeches.

CA-beschrijving fragment 14

De opbouw van de reported speech in fragment 14 is als volgt:

Figuur 4.3 : opbouw reported speech fragment 14

Vader zeg meid daar ben ik jaren mee bezig geweest om jou te- JD1 pa doe effe normaal

Vader effe?

JD1 effe ja

Vader dat is geen taal meid

JD1 nou pa dan niet, dan doen we het maar even- Vader goedzo meid

JD1 oke pa

In dit fragment begint JD1 -in tegenstelling tot de andere twee fragmenten- met het citaat van haar vader. Ook hier wordt deze eerste regel geïnterrumpeerd, nu door JD1 (van vroeger). Dezelfde gebeurtenis vindt ook plaats in de zesde regel, al is het nu vader die haar beurt overneemt. Een gelijkenis in de reported speeches is dat er telkens overeenstemming wordt bereikt tussen haar vader en JD1. Inhoudelijk zijn alle reported speeches net weer iets anders. Dit komt volgens Deborah Tannen vaker voor bij direct reported speech (DRS). Zij noemt reported speech daarom liever “constructed speech” (Tannen 1989:110-119)

Gemarkeerd

Opmerkelijk is het dat het inhoudelijk gezien niet over het handschrift gaat maar dat het accent weer ligt op het taalgebruik van JD1. De complexiteit wordt veroorzaakt door de steeds terugkerende herhaling van het fragment zonder dat dit een coöperatieve bijdrage lijkt te hebben.

38

JD1 lijkt hiermee de oriëntatie op haar gesprekspartners volledig kwijt te zijn. Ze brengt zichzelf telkens in deze situatie door de herinnering aan deze gebeurtenis die zich vroeger heeft afgespeeld.

4.2 Routineformuleringen

Zoals in paragraaf 2.2 al werd beschreven zijn taalgebruikers in staat om complete formuleringen uit hun geheugen op te halen. Deze routineformuleringen zijn afhankelijk van de context en behoren tot het indirect taalgebruik: de letterlijke betekenis verschilt van de indirecte betekenis. Als een letterlijke lezing weinig zinvol is wordt een situationeel meer voor de hand liggende interpretatie geconstrueerd (Grice 1975, Mazeland 2003:128). Gespreksdeelnemers proberen elkaars uitingen steeds op basis van situatie- en contextspecifieke ad-hocredeneringen zinvol en zinnig te maken (Mazeland 2003:131). Volgens Gumperz baseren gespreksdeelnemers betekenissen enerzijds op de taaluiting zelf en anderzijds op het frame (Houtkoop & Koole 2000:119). Mensen gebruiken signalen (contextualiseringsaanwijzingen) om elkaar duidelijk te maken welke frames ze op dat moment relevant achten. Uit de data van het onderzoek blijkt dat jong dementerenden soms ook gebruik maken van contextualiseringsaanwijzingen. Met name prosodische aanwijzingen worden ingezet om het frame duidelijk te maken. Dit varieert van stemvervorming (zie ook fragment 12 t/m 14 uit de vorige paragraaf) tot het lachend uitspreken van een routineformulering (zie fragment 18). Toch blijken soms contextualiseringsaanwijzingen te missen waardoor het voor de luisteraars moeilijk is de RF-en in een context te plaatsen. In deze paragraaf zullen we hier op terugkomen.

De positie in de sequentie is - van grote invloed op de betekenis van uitingen (Berenst 1994:76). De functionele interpretatie is zo steeds weer opnieuw het resultaat van een combinatie van factoren: enerzijds situatie - en contextkenmerken, en aan de andere kant inhouds- en uitingsconstructie-eigenschappen (Mazeland 2003:131). In deze analyse zal zowel worden gekeken naar de zojuist genoemde combinatie als naar de sequentiële positie van de RF-en. Op grond daarvan zijn de fragmenten waarin de RF-en voorkomen, ingedeeld naar hun communicatieve functie. Net als in de vorige paragraaf zal het eerste deel van elke paragraaf deze functies beschrijven voor de betrokkenen, en het tweede deel is gewijd aan het gemarkeerd gebruik van de RF-en in de data van jong dementerenden.