• No results found

Herstelwerk kan plaatsvinden op eigen initiatief of het initiatief van de ander. In fragment 5 is komt de eerstgenoemde vorm voor, maar betreft herstel van de ander.

(5) 3: 533-563

533 ZVI de laatste

534 (4.0)

535 JD3 .h <kerncentrales> en een ou[we Daf

536 JD6 [ik ben benieuwd wat die oto op zn dak heb

537 zitte

538 ZVI kijk maar eve, hou maar

vast ((overhandigt het boek aan JD6)) 539 JD3 ► het is een ouwe Daf

540 JD6

strandspulle

541 ZVI [((lacht))

542 ZVII [((lacht))

543 JD6

strandspulle ((pakt het boek vast))

544 JD3 ► volgens mij zijn het <kerncentrales> ((knikt))

545 ZVI jah dat denk ik ook wel

546 JD3 ((knikt))

547 JD3 ° ( )

548 JD6 ja dat[zijn dat zijn spullen voor aan het

strand

549 JD3 [we- 550 551 552 553 554 555 JD3 ZVI JD3 ZVI JD3 ► ((tikt op de afbeelding))<kerncentrales>

en waarom zoude ze daar nou een auto neerzetten met allemaal strandspulle erop

=grapje grapje?

28

Beschrijving fragment 5

In fragment 5 initieert JD3 een ES in r.539, en JD6 een ES in r.540. Dit wordt ontvangen met een lach van zowel ZVI als ZVII. Dit is een reactie op de uiting van JD6 aangezien JD6 door de stijgende intonatie zijn verbazing laat merken over de „vreemde attributen‟ op de auto van het plaatje. Zowel JD3 als JD6 gebruiken ander-repair om de uiting van de ander te verbeteren met hun eigen interpretatie van de afbeelding. JD3 ontvangt een overeenstemming van ZVI (r.545) op zijn ander herstel. Hij lijkt op zoek te zijn naar een overeenstemming van zijn andere gesprekspartner(s) in r.550, maar dit blijft uit.

Gemarkeerd

Er is hier sprake van een gemarkeerd verloop doordat de twee gesprekspartners teveel lijken te zijn georiënteerd op hun eigen herstelwerk. In dit fragment lijkt er ook sprake te zijn van een misverstand. Het probleem ontstaat omdat de beurten van JD3 en JD6 inhoudelijk niet op elkaar georiënteerd zijn; de focus ligt op hun eigen inhoud, waarbij ze niet bijster geïnteresseerd lijken te zijn in de inhoudelijke bijdrage van de ander. Er is in deze situatie dus sprake van twee topic-lijnen: JD6 spreekt over de attributen op de auto (strandspullen), en JD3 heeft het over een ander element uit de afbeelding (kerncentrales). Beide gesprekspartners lijken de bijdragen van de ander slechts in beperkte zin te benutten: ze reageren wel op de goede plek met een ander-repair (r. 539, r. 544), maar inhoudelijk komt het niet verder: er volgt steeds weer een herbevestiging van wat ze al gezegd hadden. 'Gezonde' sprekers zouden waarschijnlijk in deze situatie in discussie gaan met elkaar over de interpretatie van de afbeelding. Het zonder omhaal tegenspreken van een standpunt van de ander zou dan een geprefereerde voortzetting in de sequentie zijn. In fragment 5 is dit niet het geval aangezien het overbrengen van hun eigen beweringen en streven naar een goede samenwerkingsrelatie in de sequentieorganisatie haaks op elkaar lijken te staan.

In fragment 6 is er ook sprake van herstel (een 'bijzonder soort' derde positie-repair) in de vorm van herhalingen van wat al eerder door dezelfde spreker was gezegd, maar kennelijk niet is opgepikt. Hier zijn dus mogelijk verwerkingsproblemen aan de orde.

(6) 2: 1-11

1 JD4 maarjah mn

jas weg.

2 (1.75)

3 JD2 >zal wel op je< kamer hange

4 JD4 waar ze et allemaal gelaten hebben ik weet niet [maar

5 JD2 ► [zal wel op je kamer

6 hange

7 JD4 ja maar dat hing allemaal netjes op de gang en [dat is allmaal weg 8 JD2 ► [zal op je kamer hange

29

9 (1.0)

10 JD4 ja ook gedaan ook een kiertje nog allmaal weg

11 (1.5)

Beschrijving fragment 6

JD2 geeft in regel 3 een suggestie aan JD4 waar haar jas zou kunnen liggen. JD4 neemt geen notie van deze suggestie maar vervolgt haar klacht. JD2 herhaalt de suggestie letterlijk in regel 5 als een vorm van self-repair in de derde beurt JD4 wijst de suggestie af in regel 7 door de counter "ja maar". In regel 8 produceert JD2 opnieuw de suggestie in overlap op "dat is allmaal weg". Ze reageert hier dus nog niet op het eerste gedeelte van JD4's uiting waarin ze vertelt dat alles weg is, maar refereert opnieuw aan de eerste klacht van JD4 in r.1, dat de jas weg is.

Gemarkeerd

In deze situatie zijn mogelijk verwerkingsproblemen te zien. De syntactische constructies kloppen voor een belangrijk deel, maar het probleem hier heeft te maken met de interpretatie. JD4 lijkt de uitingen van JD2 op een andere manier te benutten dan JD2 beoogt. Er lopen als het ware twee parallelle lijnen in het gesprek: JD4 die zich verwondert hoe haar jas van de gang verdwenen kan zijn, en JD2 die een suggestie doet waar haar jas naar alle waarschijnlijkheid ligt. Net als in het vorige fragment lijken de gesprekspartners sequentieel niet georiënteerd op elkaar. In regel 10 lijkt JD4 toch nog iets met de suggestie van JD2 gedaan te hebben, maar het is nu niet meer passend in de gesprekscontext. Spreker JD2 herstelt dus niet zozeer zichzelf, als wel het niet verwerkt hebben van de suggestie door de gesprekspartner. Ze brengt het -nadat dat gebleken is (de tweede positie) - onder de aandacht. Overigens is het niet zo dat de ander (JD4) niks opmerkt: ze reageert wel degelijk op de uiting, alleen niet op de inhoud van de suggestie, maar -naar het lijkt - wel op de aard van de handeling (suggestie). Daarop regeert ze met een 'Maar-uiting'.

Het onderstaande fragment (7) laat - anders dan de vorige voorbeelden- een expansie zien van de oorspronkelijke vraag-antwoordsequentie met een reeks van repair-initiëringen. Het gaat hierbij om niet-geprefereerde voortzettingen na een vraag. In dit fragment wordt JD3 geïnterviewd door de documentairemaakster van de documentaire 'Als weten vergeten wordt'. In deze situatie zijn twee klassen van voortzetting relevant: enerzijds voortzettingen waarin een beschrijving geleverd wordt die de antwoorder van toepassing acht, anderzijds voortzettingen waarin de recipiënt van een vraag meedeelt geen antwoord te weten (Mazeland 1992:200).

(7) 4: 9-27

61 62

I maar hoezo de verve:ling want ik

neem aan dat jullie samen dingen doen

30

64 Vrouw geschaa:kt heb je

65 JD3 ► geschaakt ja met mn eh (0.5)vroe

ger

66 Vrouw nee nu (0.25) gisteren

67 JD3 ► gisteren met dinges geschaakt met Esther

68 Vrouw nee

69 JD3 ► neehee!

70 (2.0)

71 JD3 nouh (.) week niet meer.

20 Vrouw jawehl dat weet je wehh:l

21 JD3 met Edwin

22 Vrouw nee gisteren! heb je geschaakt

23 JD3 ► [oooh geschaakt

24 Vrouw [op de (2.0) computer 25 JD3 =op de com- op die computer heb ik geschaakt ((wijst naar

voren))

26 Vrouw ja

79 JD3 ► ja: nee dat

klopt

Beschrijving fragment 7

JD3 lijkt in eerste instantie zeker van zichzelf te zijn om een correct antwoord te leveren. In r.63 demonstreert hij dit door verschillende aanwijzingen: hij spreekt zijn antwoord "wandelen" opvallend langzaam en nadrukkelijk uit, hij bevestigt dit antwoord met "ja wandelen", herhaalt dit in gedeeltelijk gemodificeerde vorm door er een onderwerp aan toe te voegen: "we hebben gewandeld" en bevestigt dit ten slotte. Zijn antwoord wordt tot tweemaal toe niet geaccepteerd door de 'alwetende' gesprekspartner: zijn vrouw. Ze geeft aan dat zij zijn antwoord niet correct vindt, door een ander-repair in de vorm van een alternatief voor de activiteit die JD3 noemt, te geven "geschaakt heb je". JD3 stemt hiermee in en probeert hier nog meer informatie aan toe te voegen maar toont een aarzeling “met mn eh”. Na een korte pauze geeft hij een toevoeging: hij geeft informatie over het tijdstip: “vroeger”. De uiting van JD3 in r.65 is een herstel van zijn uiting in r63. Hij herziet zijn eigen beschrijving van zijn activiteiten op initiatief van zijn vrouw. Opvallend is dat JD3 met een zekerheid zijn antwoord geeft, waardoor het lijkt alsof zijn uiting door een inferentieel proces tot stand is gekomen. Toch stelt hij in r.71 door het "nou" de levering van een niet-geprefereerde handeling uit. JD3 acht zichzelf kennelijk niet in staat een inhoudelijk correcte uiting te leveren. De vrouw van JD3 legt zich niet neer bij JD3‟s probleem om een correct antwoord te geven op de vraag van de interviewster uit r. 61. Dit demonstreert zij door correcties te geven "geschaakt heb je", of door letterlijk aan JD3 een aanmoediging te adresseren: "jawehl dat weet je wehh:l”. JD3 maakt geen onderscheid tussen wat hij weet en informatie die hij afleidt uit de uitingen van zijn vrouw. Als de vrouw van JD3 niet aanwezig was geweest als 'wetend persoon' had de interviewster er als het ware op moeten vertrouwen dat wat haar informant (JD3) vertelde, ware beweringen waren. De vrouw van JD3 voorkomt in dit geval dat de interviewster incorrecte informatie krijgt. De interviewster zelf beschikt immers slechts over beperkte middelen om de door haar respondent geleverde informatie op haar correctheid te toetsen. Zolang zij geen aanleiding ziet om de geleverde beschrijving ter discussie te stellen, moet zij haar informant een

31

minimaal soort vertrouwen schenken (Mazeland 1992:195). Doordat JD3 nu samen met zijn vrouw één is, kan er door de voorzetten, en uiteindelijk door de ander-correctie van de vrouw, een antwoord gegeven worden aan de interviewster.

Gemarkeerd

Fragment 7 vindt plaats in een interviewsetting. Hier gelden andere restricties op de invulling van de derde positie, dat wil zeggen, de positie na het TPD van een basispaar. De derde positie is karakteristiek voor het soort handelingsprojecten die in de betreffende situatie wordt uitgevoerd (Atkinson 1982; Mazeland 2003:144). Het bijzondere in fragment 7 is dat er geen sprake is van een simpele sequentiestructuur. De oorzaak hiervan zijn onder andere de vele herstelinitiëringen. Volgens Mazeland is er bij herstelinitiëringen na een niet-geprefereerd TPD het de spreker van het TPD die zijn of haar beurt eventueel aanpast richting een meer geprefereerde voortzetting. Er is ook een groep reacties op een niet-geprefereerde voortzetting waarin de spreker van het EPD zich aanpast om een meer geprefereerd sequentieresultaat te behalen (Mazeland 2003:142). In dit geval zijn beide opties niet van toepassing maar is het juist de derde gesprekspartner, de vrouw van JD3, die repairverzoeken uit en ander-correcties geeft. JD3 lijkt een volwaardige gesprekspartner te willen lijken maar slaagt hier niet volledig in. Niet doordat hij sequentieel geen adequate reactie geeft, maar doordat hij niet meer in staat is om de gevraagde kennis op te halen. De vrouw van JD3 geeft verbeteringen of aanwijzingen voor zelfcorrecties. Dit is vergelijkbaar met een situatie in een klaslokaal; de leraar is „alwetend‟ en geeft soms aanwijzingen hoe de fout verbeterd kan worden (Mazeland 1995:69). Dit past echter niet bij de setting van dit gesprek. In een interviewconstellatie verschaft de geïnterviewde vooral informatie en lokt de interview vooral informatie uit (Mazeland 1995:83). Deze situatie lijkt kenmerken van een klaslokaalsituatie te bevatten, waarbij de vrouw van JD3 als een evaluerende docent fungeert en JD3 als een leerling. Dit maakt het fragment complex en enigszins gemarkeerd.