• No results found

BESLUIT Nederlandse Mededingingsautoriteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "BESLUIT Nederlandse Mededingingsautoriteit"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESLUIT

Nummer 102002 / 20

Betreft zaak: Aanvraag ARN B.V. geschilbeslechting

Openbaar

Nederlandse Mededingingsautoriteit

1

Openbaar

Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op het bezwaar van ARN B.V. tegen het besluit van de directeur DTe inzake de aanvraag van ARN B.V. tot beslechting van een geschil tussen ARN B.V. en N.V. Continuon Netbeheer

Verloop van de procedure

1. Bij brief van 4 april 2005 heeft Afvalverwerking Regio Nijmegen B.V. (hierna: ARN) de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie (hierna: DTe) verzocht uitspraak te doen in een geschil met N.V. Continuon Netbeheer (hierna: Continuon).

2. Van de bij brief van 12 mei 2005 (kenmerk 102002/6.B401) door de clustermanager Energie & Vervoer van de Juridische Dienst van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: NMa) aan ARN geboden gelegenheid om te reageren op het voorlopige oordeel dat geen sprake was van een geschil als bedoeld in artikel 51 Elektriciteitswet 1998 (hierna: E-wet), heeft ARN geen gebruik gemaakt.

3. In de bovendoelde brief van 12 mei 2005 is voorts aangegeven dat de aanvraag was doorgestuurd naar DTe die de geschetste situatie zou bestuderen en zijn bevindingen aan ARN begin juni 2005 kenbaar zou maken.

4. Bij beslissing d.d. 30 mei 2005 (kenmerk 102002/9.BT 401) heeft de directeur DTe besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat deze buiten de reikwijdte van artikel 51 E-wet viel. Daartoe is met name het feit aangevoerd dat artikel 51 E-E-wet geen terugwerkende kracht heeft, terwijl de feiten waarop het door ARN bedoelde geschil betrekking heeft, dateren van vóór de inwerkingtreding van artikel 51 E-wet.

(2)

Openbaar

2

Openbaar

6. Bij brief d.d. 21 juni 2005 (kenmerk 102002/14.B537) is ARN ingevolge artikel 6:6 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) de gelegenheid geboden binnen drie weken de gronden van het bezwaar in te dienen.

7. Bij brief d.d. 22 juni 2005 heeft ARN gesteld het bezwaarschrift vooralsnog niet in te trekken. ARN verwijst in deze brief slechts naar de brief d.d. 16 juni 2005 (kenmerk 102002/11.B586), waarin de plaatsvervangend directeur DTe - conform hetgeen was aangekondigd, zoals vermeld hierboven onder randnummer 3 - zijn bevindingen heeft neergelegd.

8. Ten gevolge van - de inwerkingtreding van - de wet van 9 december 2004 (Stb. 2005, 172) en de wet van 23 juni 2005 (Stb. 2005, 326) is de bevoegdheid van directeur DTe per 1 juli 2005 overgegaan op de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Derhalve beslist de Raad van Bestuur van de NMa (hierna: de Raad) op het bezwaar van ARN.

Ontvankelijkheid van het bezwaar

9. In het beste geval kan de verwijzing door ARN naar de brief van de plaatsvervangend directeur d.d. 16 juni 2005 worden aangemerkt als indiening van gronden van het bezwaar. Gezien de strekking van genoemde brief moet het ervoor worden gehouden dat ARN zich door deze brief gesterkt voelt ten aanzien van hetgeen ARN en Continuon verdeeld houdt. De Raad zal dit opvatten als gronden van het bezwaar van ARN tegen het bestreden besluit.

Beoordeling

10. ARN heeft geen bezwaargronden ingediend die zich richten tegen de strekking van het bestreden besluit.

11. De brief d.d. 16 juni 2005 van de plaatsvervangend directeur DTe zou door betrokkenen, althans door ARN, aangemerkt kunnen worden als inhoudelijk standpunt ten aanzien van hetgeen ARN als geschil in de zin van artikel 51 E-wet ter beslechting heeft willen voorleggen. De bestreden beslissing strekt er echter toe dat hetgeen ARN en Continuon verdeeld houdt, niet op de grondslag van artikel 51 E-wet kan worden beslecht. Voorzover de verwijzing naar de bedoelde brief van 16 juni moet worden opgevat als gronden van het bezwaar, kan deze verwijzing ARN derhalve niet baten. Die brief heeft immers betrekking op de inhoud van het conflict tussen ARN en Continuon; het bestreden besluit heeft betrekking op de

(3)

Openbaar

3

Openbaar

12. Aangezien de gronden die ARN impliciet aan het bezwaar ten grondslag heeft gelegd, derhalve niet gericht zijn tegen de strekking van het bestreden besluit, is sprake van een kennelijk ongegrond bezwaar. Met toepassing van artikel 7:3 aanhef en onder b van de Awb is daarom afgezien van het horen van ARN.

Besluit

13. De Raad verklaart het bezwaar van ARN op grond van het bovenstaande ongegrond.

Den Haag, 22 september 2005

Overeenkomstig het door de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit genomen besluit.

De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, namens deze,

W.g. P. Kalbfleisch

Voorzitter Raad van Bestuur

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naar het oordeel van de Raad volgt uit de hiervoor beschreven documenten dat Carint en Carinova in het kader van Plectrum een non-concurrentiebeding zijn overeengekomen inhoudende

Uit het nadere onderzoek is naar het oordeel van de Raad derhalve niet gebleken dat de gemeente een andere rol heeft gespeeld dan waarvan in het besluit in primo is uitgegaan..

In de loop van de procedure zijn door de Gemachtigde namens de Onderneming generiek toepasselijke argumenten naar voren gebracht die volgens de Gemachtigde door de Raad ten

verwijst de Raad naar hoofdstuk III van dit besluit dat voorziet in een nadere motivering ten aanzien van de wijze waarop de door Vialis georganiseerde bijeenkomsten het onderzoek

41 Wat betreft de stelling van [vertrouwelijk] dat hij nu wel mee kan werken aan het onderzoek van de NMa, omdat hij inmiddels in het bezit is van SKN-stukken die bewijzen

42. Uit voorgaande overweging volgt dat de kring van personen die zich op het zwijgrecht kan beroepen beperkt is tot ‘een ieder die tot een onderneming behoort’. Nu vaststaat dat

De Onderneming stelt dat in de opgave aanbestedingsomzet over 2001, zoals verstrekt door de accountant van de Onderneming, ten onrechte een project van de Papierfabriek

aanbestedingsomzet in de andere jaren van de overtreding. In dat geval leidt onverkorte toepassing van de Aanbestedingsomzet 2001 naar de mening van de Raad tot evidente