• No results found

Dynamiek en dilemma's van

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Dynamiek en dilemma's van "

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

In Frankrijk heeft het rechts-extremistische Front National zich Iaten inspireren door het succes van de Italiaanse zakenman en voetbal- politicus Berlusconi. Onder de leuze 'Allez Ia France' gaan Jean- Marie Le Pen c.s. de Europese verkiezingen in.

Ze hopen op die manier hun uitgesproken nationalistische pro- gramma aan de kiezers te kunnen slijten - in omstandigheden die daarvoor gunstig lijken: teleurstelling onder de bevolking over 'Europa' en een van oudsher laag opkomstpercentage, dat partijen als het Front National in de kaart pleegt te spelen. De campagne zal onder andere gericht zijn tegen de 'uitverkoop' van Frankrijk aan 'niet gekozen (Europese) organen'.

Over de democratische intenties van extreem-rechts, in Frankrijk en elders, hoeven we ons geen illusies te maken. Maar Le Pen c.s.

leggen wei een uitgesproken zwakke plek bloot van de huidige Euro- pese samenwerking. De 'democratisering' van Europa heeft geen ge- lijke tred gehouden met de uitbreiding van de bevoegdheden van de organ en in Brussel. Het 'democratische tekort' is groter dan ooit.

In die situatie komt, uit onverdachte hoek, het pleidooi om het Europees Parlement maar helemaal af te schaffen. Het ideaal van een verenigd, federatief Europa, schrijft historicus Ronald Havenaar in NRc Handelsblad van 1 9 maart, blijkt een illusie te zijn geweest.

Laten we het symbool bij uitstek van dat federatieve ideaal dan ook maar opheffen. 'Het zou', aldus Havenaar, 'een zegen zijn voor de Europese samenwerking als de burgers van Europa in juni voor de laatste maal wordt gevraagd zich aan deze ontmoedigende exercitie te onderwerpen. '

Havenaar zal niet de enige zijn die deze wens, heimelijk of open- lijk, koestert. Maar het is wei een oplossing die precies in de verkeer- de richting wijst. Hij wil een volledig soeverein Europees Parlement - en als dat niet kan, dan maar helemaal geen parlement.

Zo'n zuivere opvatting gaat echter geheel voorbij aan de hybride toestand waarin de Europese Unie zich voor afzienbare tijd wei zal bevinden: ergens tussen een vrijblijvend samenwerkingsverband en een hechte federatie in. Democratisering van de Unie zal in die om- standigheden zowel op nationaal als op Europees niveau plaats moe- ten vinden. Vergroting van de openbaarheid in Brussel en versterking van de positie van het Europees Parlement blijven gewenst, ook al is het niet (meer) de enige weg die bewandeld moet worden.

Wat dat betreft is, in het zicht van de Europese verkiezingen, een sportieve aansporing van het Europees Parlement ('Hup Europa') wei op z'n plaats. Maar dan moeten de spelers zich daar wel naar ge- dragen. Aan de veelbesproken uitbreiding van de Unie hadden de Europarlementariers de harde voorwaarde verbonden, dater met het democratiseringsproces (ten opzichte van het Verdrag van

Maastricht) verdere voortgang zou worden geboekt.

Inmiddels is die uitbreiding op papier 'rond', maar wordt er over

de"democratiseringseis weinig meer vernomen. Oat is vreemd, zoals

Sam Rozemond in Het Parool van 2 april terecht heeft opgemerkt.

'Want is het niet veeleer de taak van een volksvertegenwoordiging te waken over haar zeggenschap namens de kiezers, dan over de slag- vaardigheid te Brussel van de uitvoerende machten uit de hoofdsteden?'

Hup Europa

PAUL KALMA Directeur van de Wiardi Beckman

Stichtina; redacteur van s&.P

(2)

226

s &_o 5 '994

Dynamiek en dilemma's van

nationalisme*

Nationalisten, dat zijn we ailemaal. Wie denkt er niet

herdoopt in Europese Unie, zonder duidelijke re- den - laat zien. In West- - a! is het heimelijk- dat de

eigen natie beter is dan aile andere? Hebben niet aile mensen een 'wij-eenheid' nodig, waarmee zij zich kunnen vereenzelvigen en die hun zelfrespect ver- sterkt? Maar kan die 'wij'

G.VAN BENTHEM Europa zijn de voorwaar- den voor bovenstatelijke integratie waarschijnlijk gunstiger dan overal elders in de wereld. Maar als het er ooit van komt, zal een VAN DEN BERGH

Als hoogleraar verbonden aan het Institute

if

Social Studies; lids &.p-redactieraad

bestaan zonder een 'zij'?

Nationalisme is een vorm van wij-zij relaties, die de hele menselijke geschiedenis door hebben bestaan. Maar het idee van de natie als de wij-een- heid bij uitstek bestaat nog niet lang. Het gaat niet vee! verder dan twee eeuwen terug. De Franse revolutie was het breekpunt in wat een onstuitbare transformatie van dynastische - en later koloniale- in nationale staten zou blijken. Die werd mede voortgedreven door wat- in steno - de industriele revolutie is genoemd. Mede door de vorming van koloniale staten verloren vroegere vormen van overlevingseenheden - zoals stammen of clans - overal hun onafhankelijke status, al behielden zij vooral in Afrika en Azie vaak de trouw van hun

!eden en daarmee een politieke rol (zoals in Somalie). Dit proces maakte de nomadische be- staansvorm steeds moeilijker, zoals in Europa de 'Zigeuners' moesten ervaren, die werden gedwon- gen om sedentair te Ieven - volgens de regels van staten die hen vreemd waren, als ze er a! werden toegelaten. De natiestaat werd de universele norm:

aile staten werden geacht met naties samen te val- len.

Nationale staten

In internationaal politiek opzicht Ieven we in een wereld van staten, en van uitsluitend staten. De structuur van de Verenigde Naties (waarvan aileen staten lid kunnen zijn) getuigt daarvan.

Bovenstatelijke regionale integratie (het begrip supranationaal is verkeerd) ontwikkelt zich traag en moeizaam, zoals de Europese Gemeenschap - nu

'Europese' bondsstaat inte- gratie op wereldniveau dan niet eerder belemme- ren dan bevorderen?

Staten blijven de enige 'harde' besluitvormende eenheden in de wereldpolitiek, hoe doordringbaar en afhankelijk van ontwikkelingen buiten de eigen grenzen ze ook geworden mogen zijn. Het beleid van staten bepaalt dat van internationale organisa- ties vee! meer dan omgekeerd. Non-gouvernemen- tele organisaties kunnen druk uitoefenen, en soms sterke druk, maar meer niet. Staten kenmerken zich nog steeds door hun centrale machtsmonopo- lies op het legitiem bezit en gebruik van gewelds- middelen en op het heffen van belastingen. Dat die monopolies in meer of mind ere mate worden aan- getast, doet daar niets aan af Er wordt dan geeist, dat ze het beter gaan doen. Staten zijn van elastiek:

het duurt lang voor hun breekpunt is bereikt, maar dan breken ze ook plotseling en onverwacht.

Wij-zij relaties - en nationalisme - bestaan zo- wel in de betrekkingen tussen staten als in de betrekkingen tussen groepen binnen staten. Die relaties zijn wat machtsbronnen en machtskansen betreft meestal asymmetrisch, met gradaties van sterk en zwak. Als 'zij' beschouwde staten kunnen bovendien worden geclassificeerd als rivaal, vijand, bondgenoot, buur, buur van buur, of als ver en vreemd. Binnen staten kunnen relaties tussen 'wij' en 'zij' groepen het beste worden gezien als die tus- sen verschiilende typen van gevestigden en buiten- staanders (Elias, 1965). Wij-zij beelden komen bij sterke groepen vaak voort uit de angst status en macht te verliezen en zijn een manier om gevestig- de posities te handhaven; voor zwakke groepen

(3)

i1

rJ.

kunnen zij ook dienen om zelfrespect te versterken en politieke steun te mobiliseren.

Wij-zij beelden, tussen gevestigden en buiten- staanders, zoals minderheden of immigranten, worden volgens een vast patroon gevormd (Zie Norbert Elias, 1965). De beste kenmerken en cia- den van de beste leden van de wij-groep worden geselecteerd en als representatief voor de groep als geheel voorgesteld. Die worden vergeleken met de slechtste kenmerken en daden van de slechtste

!eden van de zij-groep, als zijnde representatief.

Het de anderen de schuld geven is ook een duidelijk kenmerk van zogenaamde 'nationale stereotypen'.

Oat soort standaardbeelden van andere volken kan een lang Ieven hebben. Ik las eens een verslag van een onderzoek bij Amerikaanse middelbare scholie- ren. Zij kregen een lijst van volkeren voorgelegd en moesten daar snel het meest belangrijke kenmerk van opschrijven. Turken, zo schreef een meerder- heid, zijn wreed. Wat wisten Amerikaanse scholie- ren meer van Turken dan dat Turkije lid van de

NAVO was, als ze datal wisten? Oat beeld gaat waarschijnlijk terug tot de zestiende eeuw toen het Turkse Ieger Wenen enige tijd belaagde en Turkije over heel Europa werd gevreesd.

In de betrekkingen tussen staten kunnen wij-zij beelden sterk uiteenlopen, op grand van de eerder gegeven classificatie. Aile staten hebben hun gunsti- ge en ongunstige stereotypen van andere staten/

naties, die belangrijk voor ze zijn. Aile staten moe- ten ook beschikken over een positief wij-beeld, eveneens gestereotypeerd. Zo geloven Nederlan- ders graag, dat zij geen nationalisten zijn, aan die zonde geen deel hebben. Maar in feite is onze huidi- ge nationale identiteit sterk gebaseerd op het wij-zij beeld van Nederland ten opzichte van Duitsland (zie Beunders, 1993). Oat kan ook de overdracht van het negatieve beeld van Duitsland op jongere generaties verklaren. Wij zijn niet zoals zij, dus komt het goed uit als zij slecht blijken en wij ver- ontwaardigd kunnen zijn. Ook zijn Nederlanders geneigd te denken, dat de problemen van andere

Ianden opgelost zouden worden als die gewoon zoals de Nederlanders zouden doen. Het Neder- landse zelfbeeld is waarschijnlijk daarom zeer geei- gend om relatief hoge overheidsuitgaven voor ont- wikkelingssamenwerking te rechtvaardigen.

Misschien verklaart de vanzelfsprekendheid van het Nederlandse zelfbeeld ook waarom Neder- landse regeringen internationale 'public relations' zo weinig aandacht geven. Geen Vondel of Rembrandt Instituten, met dezelfde functie als Goethe lnstitut, Institut Francais of British Council.

Of kunnen aileen grote mogendheden zonder schroom hun nationale trots en ambitie tonen?

De Nederlandse houding kan als onschuldig patriottisme worden gezien, zoals vaak gecontras- teerd met het virulenter nationalisme. Maar dat onderscheid benoemt aileen, het verklaart niets.

De vooronderstellingen van nationalisme en patri- ottisme zijn dezelfde. Wat verschilt zijn politieke functies en ontwikkelingsverloop. En zelfs dan: wat voor x slechts zijn patriottisme is, kan voor y be- dreigend nationalisme zijn.

Oat brengt ons op de moeilijke vraag hoe nationa- lisme te waarderen. Is het goed of slecht, positief of negatief?

Is nationalisme slecht? Zeker. Het heeft een in- gebouwd potentieel voor het ontwikkelen van vij- andschap jegens andere staten; voor het vormen van ideeen over vervuiling en zuivering en daarmee voor het rechtvaardigen en stimuleren van discri- minatie, onderdrukking en moord. Het kan tot oorlog leiden. En het vormt vaak een belemmering voor bovenstatelijke integratie of duurzame samen- werking tussen staten.

Is nationalisme goed? Zeker. Het verschaft iden- titeit en zelfrespect aan de bevolking. Zonder natio- nalisme is het idee van een 'algemeen belang', dat groepsbelangen overstijgt, niet mogelijk. Aile sta- ten, gevestigd of in spe, hebben een positief wij- beeld nodig. Zonder nationalisme geen 'ontwikke- ling'.

De integrerende en desintegrerende functie van

*

Dit artikel is een bewer!Gng van de openingstoespraak op de Coriferentie over Nationalisme en Nationaliteiten, die de Alfred Mozer Stichting op 2 7 en 2 8

november in Amsterdam organiseerde voor vertegenwoordigers van sociaal democratische partijen uit Centraal-en- Oost Europa.

(4)

228

s &_o 5 •994

overlevingseenheden - waarvan natiestaten de meest recente vorm zijn- zijn altijd met elkaar ver- bonden geweest. Geweldsbeheersing binnen der- gelijke eenheden, identificatie ermee en een zekere mate van onderlinge solidariteit van de !eden ervan, waardoor deze ertoe gebracht kunnen worden hun Ieven voor die eenheid te geven, hield altijd in dat dreiging met of gebruik van geweld tegenover andere eenheden gerechtvaardigd en noodzakelijk was. Oat houdt in dat !eden van andere samenlevin- gen niet dezelfde waarde kunnen bezitten of dezelf- de eerbied voor hun Ieven kunnen opeisen als !eden van de eigen staat. Houdt die dubbele norm niet in dat mensenrechten in een wereld van staten aileen in filosofisch en juridisch opzicht universeel kunnen zijn?

Difinities?

De voorgaande opmerkingen zijn bedoeld om de analytische en moreel-politieke complexiteit van nationalisme te Iaten zien.

Ik heb 'nationalisme'nog niet gedefinieerd. De meest algemeen aanvaarde betekenis is: het politie- ke beginsel dat staat en natie behoren samen te val- len. De eigen natie wordt dan impliciet als waarde- voiler dan andere naties beschouwd, zodat het belang ervan (het 'nationaal belang') vooropgesteld moet worden. Mijn voorkeur heeft de beschrijving van Elie Kedourie (I 961, p. I):

Nationalism ... pretends to supply a criterion for the determination

if

the unit

if

population proper to enjoy a aovernment exclusively !fits own, for the leaitimate exercise

if

power in the state, and for the riaht oraanization

if

a socieo/

if

states. (Nationalist doctrine) holds that humanio/ is naturally divided into nations and that nations are known by certain characteristics that can be ascertained ....

Alle definities van nationalisme, hoe verschiilend ook, verwijzen naar de 'natie' als een eenheid met specifieke kenmerken. Oat laat de politieke inhoud van nationalisme open: nationalisme kan gematigd of radicaal, liberaal of romantisch, relativerend of rechtzinnig (fundamentalistisch) zijn.

Maar de verondersteiling dat het bestaan van naties vastgesteld kan worden met behulp van 'bepaalde kenmerken' hebben aile varian ten van nationalisme als veronderstelling gemeen. Oat kan moeilijk anders. Als naties recht hebben op een eigen staat, en dus op zelfbeschikking, moet een natie op grond van objectieve kenmerken kunnen

worden gedefinieerd: dit is een natie, dat niet. Als dat niet mogelijk is, kan een recht op nationale zelf- beschikking geen subject hebben - en door nie- mand worden opgeeist. De door Kedourie beschre- ven doctrine kan aileen geidig zijn als naties objec- tief gedefinieerd kunnen worden. Kan dat?

Wie zich met een bepaalde natie identificeren weten wei wie daar al of niet bijhoren, ook a! zullen zij hun eigen nationaal karakter niet eensluidend beschrijven. Een subjectieve definitie van de natie is niet moeilijk te bedenken. Maar het is wei moeilijk om de tautologische valkuil te vermijden: er is een natie als de !eden ervan vinden dat het een natie is.

De beroemde definitie van Renan (I 8 8 2) ontkomt er ook niet aan:

Een natie is een arote aroep van solidair verbonden mensen, ontstaan door het besif van de cjfers die men aebracht heift en die men aeneiad is opnieuw te bren- aen. Zij veronderstelt een verleden, maar list voor de levenden aeheel opaesloten in een tastbaar feit: de bereidheid, het duidelijk uitaedrukte verlanaen om het aemeenschappelijk Ieven voort te zetten.

Als in de laatste regel 'Ieven' door 'handelen' zou worden vervangen kan het ook een definitie van het proletariaat zijn, als klasse 'fur sich'. Het blijft in beide gevailen dan wei de vraag wie die 'levenden' zijn en hoe kan worden vastgesteld wat zij willen. Is dat mogelijk zonder de 'totalitaire' kunstgreep van Rousseau's 'volonte generale'? Renan noemt inder- daad de natie ook een 'dagelijks plebisciet'. Maar in de tijd van Renan identificeerden lang niet aile men- sen, die op Frans grondgebied woonden, zich met Frankrijk als een natie (Weber, I 976). In het geval van Frankrijk is het probleem nog niet eens zo nij- pend, omdat de 'natie' uit een (dynastische) staat voortkwam en van meet af aan door de Franse staatsgrenzen werd afgebakend. Maar hoe vast te stellen of en in welke vorm een nationalistische beweging, die een eigen staat opeist, rechtmatig aanspraak maakt op een natie en een daarmee samenvallend grondgebied? Hoe kan dat zonder ob- jectieve definitie van de natie? Waarom Nederland, Duitsland en Frankrijk wei, maar Friesland, Beieren of Bretagne niet? Waarom hoort het Oostenrijkse volk niet (meer) tot de Duitse natie, maar de Wolga Duitsers wei? Is Somalie een natie, maar voormalig Joegoslavie niet? Is Macedonie een natie, maar Tibet niet? Is Eritrea wei een natie, maar Biafra en Oost-Timor niet? En waarom wordt de zwarte bevolking van de Verenigde Staten niet

(5)

t

s

1

1

t ,]

t e e e

g

e

I, I,

:t

.,

n

., It

~t

als 'natie' gezien maar als Afrikaans-Amerikanen net als Japans-of Pools-Amerikanen? En zo voort.

Nationalisten beroepen zich altijd op objectieve kenmerken. Taal, godsdienst, gemeenschappelijke historische ervaringen, cultuur- en de objectieflij- kende 'etniciteit'. Maar geen van die kenmerken is noodzakelijk of toereikend om natie van niet-natie te onderscheiden. Een bekend onderzoeker van nationalisme heeft het conceptuele probleem dui- delijk geformuleerd:

Thus I am driven to the conclusion that no 'scient!fic dpnition'

if

a nation can be devised; yet the pheno- menon has existed and does exist.

Als naties niet objectiefkunnen worden afgebakend en dus inherent betwiste categorieen zijn, worden definities onvermijdelijk inzet van conflicten.

Omdat de criteria voor het bestaan van een natie zo onzeker zijn moet de aanspraak op een natie worden gelegitimeerd. Oaarom projecteren natio- nalisten het bestaan van hun natie zover terug in het verleden als zij kurmen en grijpen zij als het enigs- zins kan terug op de naam van een dynastische staat uit een ver verleden, waarvan de onderdanen in termen van herkomst, taal, godsdienst en cultuur overigens zeer heterogeen waren. Waar die verbin- ding niet kan worden gelegd, zoals in Belarus en eigenlijk ook Ukra'ine, hebben nationalisten het moeilijk. In feite is de huidige betekenis van het natiebegrip - als een potentieel solidaire en een eenheid vormende groep mensen met gemeen- schappelijke kenmerken, die recht heeft op een eigen staat - niet ouder dan de late achttiende eeuw. Het idee van de natie kreeg pas zijn huidige functie in samenhang met de opkomst van het beginsel van de volkssoevereiniteit, dat zich richtte tegen het goddelijk recht van de vorst. Maar volks- soevereiniteit op zich was niet genoeg: het kon immers niet de mensheid als geheel omvatten maar moest zich beperken tot een bepaald volk. Maar wei volk dan? Hoe dat afte bakenen? Waarom zou de inwoners van de Franse dynastische staat de soe- vereiniteit toekomen? Hier hood het idee van de natie uitkomst en kreeg het zijn moderne beteke- nis. Oat de natie kon bepalen wat het (staats)volk was maakte dat de dynastische staat geruisloos in een 'nationale' Staat kon overgaan. Het idee van de natie ging zo de staat legitimeren. Maar toen het eenmaal ingang had gevonden kon het ook gevestig- de staten ondermijnen. Het werd mogelijk een aan een bepaald territoir gebonden bevolkingsgroep

om de status van natie op te eisen of toe te kennen.

Nationalistische bewegingen konden dan aanspraak maken op een eigen onafuankelijke en soevereine staat. Zo vielen slecht gei:ntegreerde, heterogene staten als de Habsburgse en Ottomaanse rijken, en vooral de Europese koloniale rijken uiteen in 'nieu- we' staten. Hun lot werd recentelijk gedeeld door de Sovjet-Unie en Joegoslavie.

Betekent dit dat de wortels van naties, ondanks hun recent verschijnen op het toneel van de geschiede- nis, toch verder terug in het verleden moeten wor- den gevonden? Hebben naties een voorafgaande 'etnische herkomst' (Smith, 1986), zoals vaak wordt gesuggereerd met betrekking tot de nieuwe staten, voortgekomen uit de Sovjet-Unie of Joego- slavie? Ofheeft Gellner ( 198 3) gelijk met zijn con- statering:

Nationalism is not the awakening

if

nations to self- consciousness: it invents nations where they do not exist.

Oat er bevolkingsgroepen met een eigen identiteit bestonden voor het ontstaan van het idee van de natie kan niet worden ontkend. Maar er waren er vee! meer dan zich later op een natie gingen beroe- pen. In die zin werden naties inderdaad uitgevon- den, tot een politieke entiteit gemaakt. Oat was aileen a! nodig, omdat naties, in Anderson's woor- den, 'imagined communities' ( 1991) moesten zijn, omdat ze te groot waren om echte gemeenschap- pen te zijn, die immers op 'face to face' relaties moeten berusten. In omvangrijke anonieme samen- levingen moet de natie als gemeenschap ( op zich een romantische notie) worden bedacht en moeten ook de tradities ervan worden uitgevonden (Hobsbawm, 1987).

Gemeenschappelijke herinneringen en ervarin- gen (met name aan oorlogsgeweld en aan discrimi- natie en onderdrukking), kurmen een belangrijke grondslag vormen van het uitvinden van een bepaalde natie en het ontstaan van een nationalisti- sche beweging. Naties kunnen niet uit het niets tot Ieven worden gewekt. Er moet enige grondslag zijn voor het scheppen van een wij-identiteit van een anoniem geheel. Maar wat dat precies is, daar val- len geen generaliserende uitspraken over te doen.

Etniciteit helpt hier niet. Tot voor kort was het ver- schil tussen etniciteit en nationaliteit, dat etnische groepen werden gezien als eenheden binnen een staatsbestel, die geen naties konden en moesten

(6)

2JO

s &..o S 1994

worden. Anders sprak men, zoals ten aanzien van Sovjet-Unie, van 'nationaliteiten'. Nu wordt van etnisch nationalisme gesproken, waarbij impliciet wordt verondersteld dat herkomst een objectief kenmerk van naties zou zijn. Maar het definieren en afbakenen van etnische groepen is even problema- tisch als dat van naties. Analytisch betekent het begrip niets (meestal wordt het met een eigen cui~

tuur gelijkgesteld, maar waarom het dan gebrui- ken?), politiek is het gevaarlijk voor al degenen die ermee tot buitenstaanders worden gemaakt.

Mythe en proces

Wat moeten we dan onder 'natie' verstaan? Als 'na- tie' niet op grond van algemene kenmerken gede- finieerd kan worden, moet het als procesbegrip worden gebruikt. In het gewone spraakgebruik wordt het woord natie op twee manieren gebruikt:

als deel van 'natiestaat', het soort staat dat aile !e- den van de VN geacht worden te zijn, en als deel van zowel het begrip nationalisme als van de definitie ervan. Als we die twee betekenissen nader bezien, blijken ze niet naar hetzelfde te verwijzen, al han- gen ze wei samen.

In 'natiestaat' verwijst natie, naar het soort staat dat zowel dynastische als koloniale staten heeft ver- vangen. In natiestaten worden de eigenschappen van de geregeerden belangrijker dan de eigenschap- pen van de regerenden voor het afbakenen van de grenzen en de aard van het politieke stelsel. Natie- vorming hangt sam en met latente democratisering, met het minder ongelijk worden van de machtsver- houdingen binnen staten. Natiestaten zijn de tot nog toe laatste fase in de ontwikkeling van staatssa- menlevingen, al kennen zij onderling nog aanzien- lijke verschillen in ontwikkelingsniveau.

In 'nationalisme' verwijst 'natie', zoals we za- gen, naar iets dat uitgevonden moet worden, naar een mythe (ofideologie), het samenstel van symbo- len, verhalen, overtuigingen, herinneringen en ce- remonieel, dat daarvoor nodig is. De belangrijkste functie van die mythe is om een specifieke groep mensen en grondgebied als 'natie' op te kunnen ei- sen en een bijbehorend zelfbeeld te ontwikkelen.

De mythe van elke natie vervult legitimerende, mobiliserende en identificatiefuncties. Daartoe worden eenheid, solidariteit, loyaliteit en opoffe- ring gevraagd en de nadruk gelegd op gemeen- schappelijke oorsprong en culturele eigenschappen, zoals taal, godsdienst, traditie of volkskunst; wor- den traditionele of nieuwe vijanden en bedreigin-

gen, van binnen of van buiten geidentificeerd; her- inneringen aan vroegere glorie of vernedering ge- cultiveerd en een betere toekomst en gemeen- schappelijke lotsbestemming aangekondigd. De mythe wordt verbreid door middel van symbolen als vlag en volkslied, monumenten en gedenkda- gen. De structuur en functie van deze nationale mythen hebben veel gemeen, maar in hun precieze inhoud is iedere nationale mythe uniek.

Om het bestaan van een natie te rechtvaardigen zullen hun woordvoerders het bestaan van een homogeen en verenigd volk postuleren, in heden en veri eden. Het mythische karakter van dit soort aan- spraken blijkt uit het feit, dat met name in Europa, migratiebewegingen, verstedelijking, en de uitbrei- ding en inkrimping van dynastische staten de mees- te relatief homogene stamgemeenschappen a! lang voor de Franse revolutie hebben verwoest. Cultu- rele homogeniteit, voorzover nog mogelijk, moest opnieuw worden geschapen of verbeeld door natio- nalistische bewegingen. Gellner heeft duidelijk ge- maakt hoezeer de industriele revolutie het proces van 'nationalisering' van interdependenties heeft bevorderd evenals de behoefte aan een 'nationaal' infrastructuur, onderwijs en vervoersbeleid (Gellner, 1983).

Mythe en proces: dat het begrip 'natie' deze twee verschillende betekenissen heeft kan verkla- ren waarom onderzoekers van nationalisme en de ontwikkeling van de natiestaat zo vaak langs elkaar heen praten.

NatievorminB

Het proces van natievorming moet nog worden verduidelijkt. De bevolking van dynastische staten was niet homogeen, naar afkomst, taal, godsdienst of cultuur. Dynastische staten zijn hoofdzakelijk door gewapende strijd gevormd. Vorsten probeer- den zoveel grondgebied als mogelijk onder contro- le te krijgen. Duurzame monopolies over de ge- welds-en belastingsmiddelen over grondgebieden met de omvang van de huidige staten werden slechts geleidelijk gevestigd, voor het eerst in de gebieden die ongeveer met het latere Frankrijk en Engeland overeen kwamen (zie Elias, 1 982).

Dynastische staten waren in die tijd even 'arbi- trair' wat hun afbakening betreft als de huidige Afri- kaanse staten. Staatsgrenzen werden door oorlog vastgesteld, niet op grond van het bestaan van 'naties'.

Vorsten hadden slechts onderdanen. Van staats-

(7)

burgers of I eden van een natie was nog geen sprake.

Stadsbewoners identificeerden zich meer met hun eigen stad dan met de staat als het bezit van de vorst. Boeren hadden nog nauwelijks idee van de grotere eenheid waarin zij leefden. Zij identifi- ceerden zich met dorp of clan, en misschien met een streek. Onderdanen konden functies vervullen voor de vorst, maar omgekeerd niet: de vorst werd niet verondersteld een 'publieke' functie te vervul- len, het algemeen belang te dienen. Het begrip 'staat' zelf werd ook in Frankrijk en Engeland pas tegen het einde van de zestiende eeuw gebruikt (Skinner, I 978). Evenals 'natie' later werd het aan- vankelijk gebruikt als oppositiebegrip, dat inhield dat er een politieke gemeenschap bestond die los- stond van het domein van de vorst. Tegenover die 'staat' zou de vorst dan bepaalde verantwoordelijk- heden hebben. Zou die uitdaging de verklaring zijn van de beroemde uitspraak van Lodewijk XIV:

'L'Etat? C' est Moil'?

De stelling, dat vorsten publieke functies moesten vervullen kan worden gezien als een eerste stap in het democratiseringsproces, dat door industrialise- ring werd versneld. In dat opzicht was het idee van de natie een van de aspecten van de transformatie van menselijke samenlevingen, die in West-Europa begon, en nu, ten goede often kwade, de hele we- reid omvat. Dynastische en koloniale staten maak- ten overal plaats voor natiestaten, a! was dat vaak meer in naam dan in werkelijkheid.

Als mythe of ideologie kwam in het begin van de negentiende eeuw het idee van een natie, die niet samenviel met een bestaande staat, het duidelijkst in de Duitse gebieden op, als reactie op het Jaco- bijnse en Napoleontische expansionisme. Verdeeld was de Duitse natie zwak, verenigd zou hij sterk genoeg zijn om overheersing te weerstaan, zo luid- de de oproep aan de Duitse natie van de filosoof Fichte. In die tijd werd nationalisme gedragen door de zich emanciperende burgerij en was verbonden met liberale politieke ideeen. Maar Herder was a!

druk bezig om de grondslag te leggen voor het romantische en holistische idee van de natie als een levend organisme. Oat leende zich beter voor na- tionale mythevorming dan het liberale, op staats- burgerschap gebaseerde nationalisme.

N a ti est a ten

De overgang van dynastische naar natiestaten is goed gekarakteriseerd door Elias ( I 9 7 o):

We can ben in to speak

if

a nation

if

the junctional interdependencies between its reo ions and its social strata, as well as its hierarchical levels

if

authority becomes sl!fficiently areat and sl!fficiently reciprocal for none

if

them to disrenard completely what the

others think, feel or wish.

'We can begin'. Natievorming moet worden ge- zien als een proces, dat veranderende machtsver- houdingen - die mensen dwingen meer met elkaar rekening te houden- tot grondslag heeft. Het is een proces met een bepaalde richting en structuur, waarin verschillende fases of niveaus te onderken- nen zijn. En begin houdt geen einde in. De Sovjet- Unie bleef als natie in de kinderschoenen staan. Het blijft vreemd, dat de Sovjet-elite zo weinig actief nationale integratie heeft bevorderd en er op ver- trouwde, dat ideologie en onderdrukking voldoen- de waren om de Unie bijeen te houden. Verwees 'grote patriottische oorlog' naar de Sovjet-Unie of naar Rusland? De elite van de Sovjet-Unie bleef sterk op Rusland georienteerd en lijfde wei inci- denteel maar niet systematisch elites uit aile Sovjet- Republieken in het centrum in (Laitin, I99I). De Sovjet-Unie volgde eerder de imperiale strategie om elites in de republieken te gebruiken om die be- ter onder controle te houden. Oat werkte in I 99 I

als een boemerang. Inlijving van elites in het cen- trum is waarschijnlijk de reden waarom Schots (en Fries!) nationalisme als separatistische beweging geen succes heeft. Het is de verborgen hand van duurzame nationale integratie.

De omschrijving van Elias maakt duidelijk dat naties geen gegeven eenheden zijn, maar integratiepro- cessen. In 'nationalisme' wordt de natie daarente- gen beschreven alsofhet proces van natievorming a!

in zijn laatste stadium is gekomen, als egalitaire, democratische, homogene, gemtegreerde en eens- gezinde samenleving. Maar dit ideaalbeeld van de natie geeft tevens de feitelijke richting van het pro- ces van natievorming aan. Oat is het verband tussen de twee betekenissen van het begrip.

In Elias' perspectief op natievorming kunnen drie aspecten worden onderscheiden: interdepen- denties; hierarchische niveaus en machtsbalansen;

en identificatiepatronen.

De eerste wordt vaak beschreven als de vorming van een 'nationale economie', van een netwerk van interdependenties dat meer samenvalt met staats- grenzen dan met lokale of regionale eenheden. Oat

(8)

2J2

s &_o 5 1994

houdt ook een toenemende differentiatie van socia- le functies in, een groei van gespecialiseerde beroe- pen, die wederzijdse afhankelijkheid versterkt.

Door de industriele revolutie werd deze ontwikke- ling sterk bevorderd. Staatssamenlevingen worden steeds meer een onderling afhankelijk geheel.

Het tweede aspect van natievorming kan het beste latente democnitisering worden genoemd.

De machtsbalansen tussen regerenden en geregeer- den, tussen sociale klassen en tussen centrale en perifere regio's worden geleidelijk minder ongelijk dan ze in de strak hierarchische en gelede dy- nastische staten waren. Dat kan maar hoeft niet tot formeel democratische samenlevingen te leiden.

De aard van hun interdependenties dwong aile lagen van de bevolking om meer met elkaar reke- ning te houden - in plaats van louter de zwakkeren de sterken, met slechts zeer beperkte reciprociteit.

Een goed voorbeeld van latente democratisering was de gelijktijdige afschaffing van de lijfeigenschap en invoering van de dienstplicht door de Tsaar in

I 86 I. Hij nam die belangrijke politieke beslissing na de Russische nederlaag tegen Frankrijk en Engeland in de Krimoorlog. Daaruit blijkt hoezeer de rivaliteit tussen staten de machtsverhoudingen binnen staten kan bemvloeden. Oorlog bevordert in industriele samenlevingen meestal democratise- ring, in agrarische samenlevingen autoritair be- wind.

De ontwikkeling van wat in West-Europa mis- schien beter staatsnaties dan natiestaten genoemd kunnen worden, werd al eerder door vorsten be- vorderd. Onder de druk van hun onderlinge rivali- teit probeerden zij om hun territoir meer tot een eenheid te maken en te versterken. Zij schiepen een de hele staat omvattend infrastructuur-en commu- nicatienetwerk, zowel in materieel (spoorwegnet, wegen, kanalen, havens) als in maatschappelijk op- zicht (standaardtaal, verplicht en uniform lager onderwijs, algemene dienstplicht). Dat soort onbe- doeld natievormingsbeleid haalde boeren en dorpe- lingen geleidelijk uit hun isolement en deed hen zich bewust worden tot het grotere geheel van staat en natie te behoren. Oat ging langzaam. Zelfs in het altijd als meest ge"integreerde natiestaat beschouw- de Frankrijk begonnen boeren zichzelf pas na I 8 7 o als Fransen te beschouwen (Weber, I976).

Het derde aspect van natievorming is daarom een verschuiving in identificatiepatronen, van poli- tieke elite en geregeerden, van sociale klassen en ook van de verschillende streken van een land. Tot

aan het eind van de achttiende eeuw identificeerden vorst en aristocratie zich volstrekt niet met het 'ge- mene volk'. Zij zagen zeals niet veel anders dan als gereedschap of vee, nauwelijks als mensen zoals zichzelf. Led en van de aristocratie namen rustig een bad ofkleedden zich uit in het bijzijn van bedienden van het andere geslacht (Elias, I978). Aristocraten identificeerden zich niet met de staat waar zij gebo- ren waren, maar met de vorst die zij dienden en met hun farnilieleden in andere Ianden. Zij vonden het heel gewoon om bij 'buitenlandse' vorsten in dienst te treden, als minister, diplomaat of militair.

Toen Bismarck als Pruisisch Ambassadeur vertrok uit Sint Petersburg vroeg de Tsaar of hij in Rus- sische diplomatieke dienst wilde treden. In twin- tigste eeuwse natiestaten is dat ondenkbaar gewor- den. In dynastische staten zag de bevolking zich niet als staatsburgers, en zeker niet als deelgenoten van een natie. Nationale identificatie was hooguit een middel voor de burgerij om zich van de aristocratie te onderscheiden.

In hun Communistisch Manifest (I 8 39) konden Marx en Engels nog schrijven: 'Arbeiders hebben geen vaderland; men kan niet van ze afnemen wat zij niet bezitten.' Dat zij 'vaderland' in plaats van 'natie' gebruikten laat zien dat het laatste begrip toen nog niet zo vanzelfsprekend was als nu. Toen zij dat schreven hadden Marx en Engels gelijk. Arbeiders waren nog helemaal niet in de politiek vertegen- woordigd. De staat viel voor hun samen met de po- litie. Dat arbeiders geen vaderland te verliezen had- den bracht Marx en Engels tot hun these van het vanzelfsprekend internationalisme van het proleta- riaat, daarbij inbegrepen de verwachting dat prole- tarische klassesolidariteit over de grenzen heen oor- log zou voorkomen. In 1914 bleek dit ijdele hoop.

Nationale identificatie van socialistische partijen was toen al sterker geworden dan internationale klassesolidariteit.

W aarom gingen arbeiders zich met hun eigen staat identificeren en kwam er van de gedroomde internationale niets terecht? Langzamerhand kre- gen ze steeds meer te verliezen, zowel door de ont- wikkeling van wat later de verzorgingsstaat is ge- noemd als door de daarmee samenhangende poli- tieke rol van vakbonden en socialistische partijen. AI was Bismarck's invoering van de eerste sociale verzekeringen een poging om de socialisten de wind uit de zeilen te nemen, het versterkte juist hun positie, omdat de uitvoerende instanties van

(9)

die overheidsregelingen door vakbondsvertegen- woonligers werden hem and (de Swaan, 1 9 8 9).

Bismarck's sociale verzekeringen werden in de meeste staten van West-Europa overgenomen. Zo gingen arbeiders zich geleidelijk bij hun eigen staat - en natie- betrokken voelen. Oat was bovendien toch al het enig beschikbare politieke kader om hun eisen uit te dragen en invloed te verwerven, bij- voorbeeld door middel van algemeen kiesrecht. In de Eerste Wereldoorlog namen socialistische par- tijen voor het eerst aan coalitieregeringen dee!.

Maar de volledige integratie van sociaal-democrati- sche partijen in het staatsbestel kwam pas met de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog en de uitbouw van de verzorgingsstaat. Oat had een ver- snelling van het proces van nationale integratie tot gevolg, die waarschijnlijk tevens voorwaarde was voor het Europees integratieproces. De West- Europese staten zijn het verst gevorderd in het pro- ces van natievorming, al is de positie van de zoge- naamde 'etnische minderheden' een terugslag. Het onderscheid tussen 'autochtonen' en 'allochtonen' geeft al aan dat de laatste geacht worden buiten de eigenlijke 'natie' te vallen. Betekenen zij iets anders dan gevestigden en buitenstaanders?

In de welvarende en zelfvoldane naties in West- Europa leek expliciet nationalisme op zijn retour.

Zij waren zo zeker van zichzelf en hun eigen identi- teit, dat een supranationaal Europa mogelijk leek.

Toch was het nationalisme met name van gewezen grote mogendheden nog niet uitgespeeld.

De Gaulle is het voorbeeld, maar client teveel als zondebok. Ook Nederland was niet bereid zonder meer de eigen machtspositie prijs te geven - aileen zag het supranationale besluitvorming als middel om de macht van de grote mogendheden, en met name van de Frans-Duitse as, te beperken. Ook in Europa zijn de natiestaten nog allerminst een gepas- seerd station. Een Europese 'natie' als mythe is nog niet erg overtuigend, temeer omdat de afbakening van 'Europa' nog geen uitgemaakte zaak is.

Oost-Europa

Het proces van natievorming in de Oostelijke helft van Europa verschilt aanmerkelijk van dat in West- Europa. Dat wordt vaak ge"illustreerd met de zwak- te of afwezigheid in Oostelijk Europa van wat 'civil society' wordt genoemd. Oat begrip, gekoppeld aan de staat, verwees voor 1989-1991 naar demo- nopolisering van alle machtsbronnen, kunsten en wetenschappen inbegrepen, en daarmee van het publiek debat, door de tentakels van partij en staat.

Maar ook na het verdwijnen van de communistische partijen blijkt de voedingsbodem voor demo- cratisch publiek de bat zeer mager. Is dat aileen een erfenis van de totalitaire staat? Of is het beter om het begrip 'civil society' te vervangen door een re- latief laag niveau van natievorming, dat ver terug- gaat in de geschiedenis? Dan moeten ook andere factoren in aanmerking worden genomen, zoals het blijven bestaan van lijfeigenschap in Tsaristisch Rusland tot het eind van de negentiende eeuw; het late begin van industrialisering; het grotere aandeel boeren in de bevolking, achterlijk gebleven door het zogenaamde tweede feodalisme; het langzamer doordringen van democratische ideeen en het be- staan van grote bevolkingsgroepen in de positie van gediscrimineerde buitenstaanders.

Behalve Rusland, en in mindere mate Polen en Hongarije, zijn aile staten in Oostelijk Europa kort geleden ontstaan, als gevolg van de desintegratie van imperia, die niet in staat waren om 'naties' te maken uit heterogene bevolkingen, zoals in de con- tinue staten in West-Europa wei is gebeurd.

In de negentiende eeuw verspreidde de mythe van de natie als schone slaapster zich over heel Europa. Oat gaf intellectuelen en politici van bevol- kingsgroepen met een eigen naam en verleden, die behandeld werden als tweede rangs onderdanen of burgers, de mogelijkheid zich tot 'natie' uit te roe- pen en aanspraak te maken op een eigen staat.

Zij ontwikkelden daartoe een nationale mythe, met behulp van criteria als taal, godsdienst, cultuur en geschiedenis. Maar het scheppen van een nationale mythe houdt nog niet in, dat het proces van natie- vorming daarmee gelijke tred houdt. Ieclere natio- nale mythe creeert minderheden, buitenstaanders in deals 'natie' geclaimde eenheid. En het poneren van een natie verandert nog niets aan de mate van ongelijkheid van machtsverhoudingen in de nieuwe staat, die er op is gebaseerd.

Daarom zijn er aanzienlijke verschillen in het niveau van natievorming tussen de continue staten in West-Europa en de meer recente staten die zijn voortgekomen uit de Habsburgse-, Ottomaanse-en Sovjet-rijken. Hoe lager het niveau van natievor- ming in een staat, hoe groter de kans op virulent nationalisme? Voor nationalistische bewegingen, die naar een eigen staat streven, gaat dat zeker op.

Maar virulent nationalisme kan ook ontstaan uit een gevoel van diepe vernedering, met name bij grote mogendheden. Duitsland na 1919 en Rusland na 1989 zijn duidelijke voorbeelden, maar in mindere

(10)

234

s &.o 5 1994

mate ook Frankrijk en Engeland, en Amerika na de deconfiture in Vietnam. Aileen in lang gevestigde staten met een hoog niveau van natievorming, die al lang geen grote mogendheden meer kunnen zijn, zoals Nederland, Zweden of Zwitserland staat nationalisme op een zacht pitje.

Alsemene crisis van de natiestaat?

Is er een algemene crisis van de natiestaat, of beter van de staat als zodanig, omdat die overal bloot zou staan aan de centrifugale krachten van nationalisti- sche bewegingen van bevolkingsgroepen met een eigen 'etnische' of culturele' identiteit? Uit het uiteenvailen van de Sovjet-Unie en Joegoslavie kan dat niet worden afgeleid. Seide staten bevonden zich nog op een laag niveau van natievorming. W aar dat niveau relatiefhoog is, kunnen staten zelfs sepa- ratistische bewegingen velen zonder uiteen te val- len.

Politiek gevaarlijker, ook voor staten met een hoog niveau van natievorming, zijn de problemen die voortkomen uit de buitenstaanderspositie van mi- granten, die door fysiologische kenmerken als zo- danig herkenbaar zijn. Zij worden bedreigd door 'inheemse' buitenstaanders, die hun identiteit, zelf- respect en compensatie voor hun lage sociale status vinden door zich te presenteren als de enige ware strijders voor de eigen natie. Oat maakt het moei- lijk voor overheden, die migrantengroeperingen beter wiilen integreren, maar daardoor xenofoob nationalisme oproepen bij de 'inheemse' buiten- staanders, die zich ten opzichte van rnigranten ge- vestigden voelen, maar zich tegelijkertijd door hun eigen overheid gediscrimineerd achten. Als de Eu- ropese staten het in de verzorgingsstaat belichaam- de hoge niveau van natievonning in overeenstem- ming willen brengen met een steeds pluriformer bevolking zal een uitweg uit dit dilemma moeten worden gevonden.

Een hoog niveau van natievorming van de lidsta- ten is ook een voorwaarde voor de publieke aan- vaarding van supranationale eenheden als de Euro- pese Unie. Zodra nationale identificatie onzekerder wordt en de eigen natie lijkt te worden bedreigd ontstaan problemen, zoals in de nasleep van Maastricht is gebleken. Ook dit is een dilemma, omdat het versterken van nationale identificatie, nodig voor voortgang van de Europese integratie, als een boemerang kan werken. Hier blijkt weer de verwevenheid van positief en negatief te waarderen functies van nationalisme.

Die verwevenheid vormt het moeilijkste dilemma, dat nationalisme oproept. Het is makkelijk om nati- onalisme streng te veroordelen. Maar er valt niet aan te ontkomen, dat het- in enige vorm- onmis- baar is voor de samenhang en het goed functioneren van een staatsbestel. Dit dilemma is onoplosbaar.

Ontmythologisering kan tot matiging van nationa- listische aspiraties bijdragen. Maar dat vergt een publiek debat, dat niet kan gedijen als een samenle- ving in de ban van nationalisme raakt. Nationalisme wordt bovendien meestal eerder als legitiem be- schouwd dan van vraagtekens voorzien. Het ont- breekt aan algemeen erkende normen, waarmee aanvaardbaar van onaanvaardbaar nationalisme kan worden onderscheiden. Oat aileen al maakt het voor derden (staten en intemationale organisaties) zo moeilijk om hun rol in conflicten over het afba- kenen van 'naties' te bepalen.

Literatuur

~ Benedict Anderson, lmaained Communities: Riflections on the Oriain and Spread '![Nationalism, Verso, London and New York, 1991, rev.ed.

~ Godfried van Benthem van den Bergh, 'Myth and Process:

Two Meanings of the Concept Nation', WorkinB Paper No.145, Institute of Social Studies, The Hague, 1 99 3.

~ Norbert Elias, Processes of State-Formation and Nation- Building, Transactions '![the 7th World Conaress '!fSocioloBJ, Varna, 1970, Vol. III, International Sociological Association, Sofia, 1970, pp.274-284.

- Het Civilisatie Proces. Aula 705. Het Spectrum Utrecht- Antwerpen, 198 2

- and John L.Scotson, The Established and the Outsiders:

A Socioloaical Enquiry into Communi9' Problems, Frank Cass, London, 1965.

~ Ernest Gellner, Nations and Nationalism, Basil Blackwell, Oxford, 198 3.

~ E.J.Hobsbawm, Nations and Nationalismsince1780:

Proaramme, Myth, Reali9', Cambridge University Press, Cambridge, 1990.

~ Elie Kedourie, Nationalism, Praeger, New York, rev.ed.1961.

~ David D.Laitin, The National Uprisings in the Soviet Union, World Politics, Vol.44, No.1, October 1 99 1, PP-139-177-

~ Hugh Seton-Watson, Nations and States, an Enquiry into the Oriains '![Nations and the Politics '![Nationalism, London, 1977.

~ Quentin Skinner, The Foundations'![ Modem Political Thouaht, 2 Vol., Cambridge University Press, 1978.

~ Anthony D.Smith, The Ethnic Oriains '![Nations, Basil Blackwell, Oxford, 1986.

~ Abram de Swaan, Zora en de Staat, Bert Bakker, Amsterdam, 1989.

~ Kenneth N. Waltz, Man, the State and War: a Political Analysis, Columbia University Press, New York, 1959. 2

~ Eugen Weber, Peasants into Frenchmen, The Modernization '!f Rural France, Stanford University Press, Stanford, 1976.

(11)

De J anuskop van de natie '

Nationaal

De Partij ter Liquidatie van Nederland, opgericht met het oog op de Tweede Ka- merverkiezingen van 198 1, wilde Nederland verkopen aan de hoogste bieder. De Koude Oorlog was nog in voile gang en de partij meende dat de Sovjet-Unie voor zo'n prachtig brugge-

enaaaement en universele

er dan geen nationaal besef bestaat.

Nederland is daar een mooi voorbeeld van. Een nationaal gevoel was tot de jaren zestig iets vanzelf- sprekends, maar juist door de succesvolle natievor- ming hoefde op dat gevoel

beainselen

zelden een beroep te wor- hoofd in West-Europa een

flinke duit over zou heb- ben. De opbrengst zou on- der aile Nederlanders wor- den verdeeld, waarna een- ieder voor de keus zou staan: zich voegen naar de

PIETER HILHORST

den gedaan. Het woord natie is in ons land dan ook decennia lang niet in de mond genomen. Oat is nu veranderd. In debatten over de Europese eenwor- Werkzaam bij de Amsterdamse School

voor sociaal wetenschappelijk onderzoek van de Universiteit van Amsterdam

nieuwe orde of een veilig

heenkomen zoeken. In de geest van de Partij ter Liquidatie van Nederland kan een mooi sociaal- wetenschappelijk experiment worden opgezet: een nationaliteitenbeurs. Het spreekt voor zich dat het bedrag dat voor een nationaliteit moet worden betaald, afhankelijk is van het land waar de verko- per zich daarna moet vestigen. Om met een Neder- lander te ruilen hoeft een Brit minder bij te leggen dan een !ranier. Op de nationaliteitenbeurs wordt duidelijk hoeveel waarde mensen hechten aan hun nationaliteit. Het experiment kan bovendien ver- helderen op welke kenmerken van de natie deze vaderlandsliefde is gebaseerd.

In de meeste betogen over de natie, nationaal besef of nationale identiteit ontbreekt deze helder- heid. Men roept dat onze nationale identiteit wordt bedreigd, zonder de eigenheid van de Nederlandse natie te omschrijven en aan te geven welk element aan gevaar bloot staat. Deze onduidelijkheid is des te storender omdat een beroep op het nationale gevoel nooit gratuite is. Het appel heeft altijd een duidelijk oogmerk. De natie is een mobiliserend begrip; 'Uw Vaderland heeft u nodig, stelt u te- weer!' Als alles kits is, wordt er over de natie ge- zwegen. Oat hoeft overigens niet te betekenen dat

ding en de internationale migratie duiken begrippen als de natie en nationale identiteit weer op. In dit artikel wil ik verschillende concepties van de natie bespreken en onderzoeken of een appel op nationa- le gevoelens in overeenstemming kan worden gebracht met liberale beginselen.

De nationaliteitenbeurs

Marianne en Eva zijn twee ideaaltypische deelne- mers aan het experiment met de nationaliteiten- beurs. Ze vertegenwoordigen allebei een aspect van nationaliteit. Marianne legt de nadruk op haar staatsburgerschap, Eva op de verbintenis met haar landgenoten. Ze hebben een totaal verschillende conceptie van de natie en opereren op de beurs nogal tegengesteld. Marianne ziet de natie als een organisatie. Ze beoordeelt naties op het succes waarmee ze bepaalde taken vervullen.

Handeldrijvende beursgangers als Marianne hebben allemaal hun individuele lijst met gewenste taken die de natie-organisatie moet vervullen. Een vergelijking van de duurste nationaliteiten leert echter welke diensten het meest in trek zijn. Het ligt voor de hand dat Ianden waar burgerlijke, poli- tieke en sociale rechten gegarandeerd worden po- pulairder zijn dan Ianden waar dat niet het geval is.

(12)

Slit.DS 1994

Marianne richt zich bijvoorbeeld op het voorzienin- genniveau dat in een natie bestaat en de prijs die daar, in de vorm van belastingen, voor moet wor- den betaald. De natie heeft voor haar geen emotio- nele meerwaarde.

Eva zou daarentegen voor geen goud haar natio- naliteit willen verkopen. Zij schrijft aan de natie een meerwaarde toe die onafhankelijk is van de functies die de natie vervult. Ze ziet de natie als een gemeenschap. Zij ziet het verkopen van haar nationa- liteit als het verkwanselen van de banden met haar broeders en zusters. 'Ballingschap werd vroeger niet voor niets ervaren als een zware straf,' voegt ze er veelbetekend aan toe. Het betekende immers een amputatie van dat dee! van je identiteit dat ver- bonden is met de gemeenschap.

Voor de Amerikaanse filosoof Alisdair Mac- Intyre is Eva een schoolvoorbeeld van een commu- nitarist. In het artikel Is patriotism a virtue? betoogt hij dat aileen communitaristen begrijpen wat de natie is. 2 Mensen als Marianne, die de natie slechts zien als een organisatie die bepaalde functies ver- vult, zoals het garanderen van universele rechten, of het verbreiden van beschaving of tolerantie, noemt hij liberal en. 3 Liberalen kunnen volgens Macintyre geen echte patriotten zijn, omdat ze een onpersoonlijke, universele moraal aanhangen; voor Marianne heeft haar nationaliteit geen emotionele meerwaarde. Oat wil niet zeggen dat ze niet trots op haar land kan zijn, maar die bewondering is een afgeleide van de waardering van een hoger ideaal.

Marianne is bijvoorbeeld erg op Nederland gesteld om de tolerantie die er heerst. Deze waardering voor het tolerante klimaat in Nederland is echter een te smalle basis voor vaderlandsliefde. Want wat nu als een ander land toleranter blijkt? Moet de waardering voor Nederland dan worden ingeruild voor een verering van dat andere land? Macintyre geeft een mooi historisch voorbeeld van de onmo- gelijkheid om nationalisme te rechtvaardigen met

1 • Dit artikel is een bewerking van een essay dat vorig jaar is bekroond met de door de AG der Woodbrookers uitge- schreven Banningprijs. Allan Varkevisser en Ido de Haan wil ik bedanken voor hun commentaar.

2. Alisdair Macintyre, 'Is patriotism a virtue?' The E. H. Lindlay Memorial Lecture, University of Kansas (1984) 3. Deze liberalen moeten niet worden verward met neo-liberalen of met de mensen die zich verenigd hebben in de

een beroep op een hoger ideaal. Tijdens de Eerste W ereldoorlog verleende Max Weber steun aan het Duitse Keizerrijk omdat Duitsland de verpersoon- lijking was van de Kultur. Emile Durkheim riep daarentegen op voor steun aan Frankrijk omdat dat land de drager was van de civilisation. 4 Het voor- beeld laat zien dat patriottisme onmogelijk geba- seerd kan zijn op een voorkeur voor een bepaalde objectieve waarde. Die waarde wordt doorgaans namelijk ook elders, en soms met meer succes, nagestreefd. Wat de liberalen, volgens Macintyre, vergeten, is dat de binding met het vader land juist niet universeel is maar specifiek. Je bent namelijk niet trots op een land met bepaalde kenmerken, maar op j6uw land.

Tegenover de liberaal stelt de communitarist dat er gevallen zijn waarin het belang van de ge- meenschap zwaarwegender is dan universele prm- cipes. In tegenstelling tot Marianne is Eva's waar- dering voor tolerantie conditioned. Zij zal onder geen beding haar Nederlandse nationaliteit verrill- len voor het staatsburgerschap van een land met een toleranter klimaat. Sterker nog, tegenover vijanden van de natie wenst zij geen enkele tolerantie aan de dag te leggen. Eva zou dit rechtvaardigen met een beroep op noodweer. Als de natie gevaar loopt, raakt dat haar persoonlijk. Communitaristen als Eva veronderstellen namelijk dat iemands identiteit wordt bepaald door de gemeenschap waarin zij is opgegroeid. Wat mensen in hun Ieven willen berei- ken, hun levensproject of hun persoonlijke visie op het goede Ieven, wordt sterk bei:nvloed door de gemeenschap. Een lid maakt zich de in een gemeen- schap geldende normen, waarden en deugden eigen. Tegelijkertijd stelt de gemeenschap het lid in staat om vorm te geven aan haar versie van het goede Ieven. Als een gemeenschap wat dit betreft in gebreke blijft, lopen de leden daardoor schade op. Ze kunnen zich niet ontplooien en worden ge- dwongen hun identiteit te loochenen. Wie is opge-

vvo. De term 'liberalen' verwijst naar de verdedigers van de traditie van de V erlichting, naar mensen die zich opwerpen voor de verdediging van bur- gerlijke, politieke en sociale rechten.

Neo-liberalen keren zich juist tegen sociale rechten. Het begrip 'liberalen' is bij Macintyre een verzamelnaam voor sociaal-liberalen en sociaal-democraten. In die zin zal het in dit artikel ook wor- den gebruikt.

4· Macintyre a.w., p. 3

(13)

groeid in een gemeenschap waarin loyaliteit aan de familie hoog staat aangeschreven, sterft een beetje als zij wordt gedwongen ver van huis en haard te werken en haar gezin achter te Iaten in het thuis- land.S

De Canadese filosoof Will K ymlycka heeft deze redenering verder uitgewerkt in zijn verdediging van speciale rechten voor minderheidsgroepen. Hij stelt dat de Indianengemeenschappen in Canada dermate ontwricht zijn, dat ze hun !eden niet Ianger kunnen voorzien van de noodzakelijke bronnen voor het nastreven van het goede Ieven. Bovendien knaagt de ontreddering van de gemeenschap aan het zelfrespect van de individuele Indiaan. Omdat zelf- respect een vereiste is voor elk levensproject, kan de ontreddering van de gemeenschap gezien wor- den als een onrechtvaardige achterstand bij het nastreven van het goede Ieven. 6 De Canadese staat moet daarom, zo betoogt Kymlycka, de verant- woordelijkheid op zich nemen om de Indianen- gemeenschap te beschermen, zodat individuele Indianen hun zelfrespect kunnen herwinnen en met meer hulpbronnen aan hun levensproject kunnen werken. Het betoog van Kymlycka verheldert wel- ke betekenis communitaristen toeschrijven aan de natie en welke kwalijke gevolgen een aanslag op de natie - een aantasting van de gemeenschap - zou kunnen hebben. Communitaristen kunnen een agressieve verdediging van de natie legitimeren als een beroep op zelfverdediging.

Het kwade geweten van de liberaal

De tegengestelde visies op de natie van Marianne en Eva kunnen gemakkelijk worden herkend in argu- menten tegen verdere Europese eenwording en immigratie. De universele inslag van liberal en bete- kent niet dat elk nationalisme hen vreemd is. Als het optimaal functioneren van de natie-organisatie in gevaar komt, komen ook zij in het geweer. Ze stellen dan dat de Europese eenwording rampzalige· gevolgen heeft voor ons liberale straf- en vervol- gingsklimaat en voor ons sociale zekerheidsstelsel en dat de Brusselse bureaucratie en de onmacht van

s. Dit voorbeeld ontleen ik aan 'Frisse Iucht' van Kees Neefjes waarin hij het relaas vertelt van een dienstbode die haar zieke kind meeneemt uit het thuisland en tevergeefs voor haar werkgever verbor- gen probeert te houden, in: Emma Huismans en Kees Neefjes ( 1 99 3) Werken met Werkelijkheid. Verhalen over Zuid-

het Europese parlement aantonen dat Europese eenwording en democratie op gespannen voet staan. In de discussie over immigratie uiten libera- len vergelijkbare onheilstijdingen. Het sociale ze- kerheidsstelsel en het milde strafklimaat zijn in gevaar. Bovendien ondermijnt een te grote culture- le diversiteit de democratische instituties.

Democratie vergt immers dat burgers het eens zijn over een aantal fundamentele waarden en normen. Het fundamentele argument van liberalen in beide discussies is identiek: de garantie van burgerlijke, politieke en sociale rechten staat op het spel.

Kortom de nationalistische liberaal beschouwt de Europese eenwording en de migratie als processen die de natie, opgevat als organisatie, beperkt in de uitoefening van haar functies.

De rechtvaardigheid van deze positie is afhanke- lijk van de rechtvaardigheid van de te vervullen functies. Als het, zoals hierboven steeds is veron- dersteld, gaat om het garanderen van de burgerlij- ke, politieke en sociale rechten, lijkt de nationalisti- sche liberaal een legitieme positie in te nemen. Het probleem is echter dat zij de functies van de natie- organisatie verdedigt als universele rechten. Hoe kan zij rechtvaardigen dat haar landgenoten op deze universele rechten meer aanspraak kunnen maken dan niet-landgenoten?

De Amerikaanse filosoof Robert Goodin onder- scheidt twee strategieen die de liberale patriot kan hanteren.7 Zij kan erop wijzen dat haar landgeno- ten weliswaar meer verworvenheden hebben, maar ook meer verplichtingen. Niet-landgenoten delen niet in onze rijkdom en sociale voorzieningen, maar hoeven ook niet in het Ieger. De rechten en de plichten van de burger zijn dus in evenwicht en het- zelfde geldt voor de niet-landgenoten: zij hebben minder rechten, maar ook minder plichten.

De liberale patriot kan de speciale rechten voor landgenoten ook rechtvaardigen als een afgeleide van universele rechten. Deze rechten worden als het ware gedelegeerd aan de natie, waardoor de effectiviteit en de efficientie van de allocatie van rechten wordt vergroot. Goodin geeft zelf de voor-

Afrika. Amsterdam: KZA

6. Will Kymlycka (1989) 'The value of cultural membership' in: Liberalism, com- munity and culture. Oxford.

7. Robert E. Goodin. 'What is so special about our fellow country men?' in:

Ethics 98 ( 1988) pp. 663-686

(14)

s &_o 5 I994

keur aan de tweede verdediging. Hij erkent echter, dat dit argument veronderstelt dat er een even- wicht bestaat tussen de aan naties toegewezen ver- antwoordelijkheden en de in dat land beschikbare middelen. De ongelijkheid tussen verschillende Ianden mag dus niet te groot zijn. Met een beetje goede wil kan worden gezegd dat de Ianden die tezamen de Europese Gemeenschap vormen aan dit criterium voldoen. De verschillen in rijkdom tus- sen Europa en de Derde Wereld zijn daarentegen zo groot dater van een eerlijke verdeling van mid- delen en verantwoordelijkheden geen sprake is.

Oat neemt niet weg dat met Goodin in de hand gepleit kan worden voor het sluiten van de grenzen als maar tegelijkertijd royaal geld wordt gegeven voor ontwikkelingshulp en steun bij de opvang van vluchtelingen in de regio. Gezien de diepte van de kloof tussen de Eerste en de Derde W ereld en de barre ellende in de vluchtelingenkampen aldaar kunnen deze compenserende maatregelen echter nooit het kwade geweten van de liberaal volledig sussen. Het is daarom niet verwonderlijk dat Bolkestein in zijn pleidooi voor het sluiten van de grenzen voor niet-Europese asielzoekers Goodins argumentatie aanvult met communitaristische no- ties over een christelijk-humanistisch Europees erfgoed. Zo worden arbitraire verschillen tussen Europeanen en niet-Europeanen gelegitimeerd door te wijzen op de speciale verwantschap die tus- sen Europeanen bestaat. De vraag is aileen hoe uni- verseel en liberaal zo'n opsteiling is. Macintyre lijkt daarom toch gelijk te hebben, mensen kunnen geen patriot worden en een liberaal blijven.

De willekeur van de communitarist

De communitarist die zich keert tegen verdere Europese eenwording en immigratie, moet aanne- melijk maken dat deze twee processen inderdaad de Nederlandse gemeenschap bedreigen. Benedict Anderson heeft echter Iaten zien dat dit een imagi- naire gemeenschap is. 8 Achter de fac;:ade van een- heid gaat een scala aan verschiilen, ongelijkheden en tegenstellingen schuil. Ondanks de succesvoile natievorming is Nederland jarenlang een verzuilde samenleving geweest. Achter de schone schijn van eenheid ging verdeeldheid schuil. Bij sommige con-

8. Benedict Anderson lmaained Commu- nities. London: Verso(I99I, I983) 9· Vergelijk Ani! Ramdas 'De ouwe mannenpraat van prof.dr. S.W.C.J.M.' Couwenberg. Aile hens aan dek voor

Aicten brak de imaginaire eenheid. De bekering van Irene tot het Rooms-Katholicisme riep bij protes- tanten het schrikbeeld op van een katholieke vorst.

Zelfs in 1964 beschouwden zij dat als een onaccep- tabele aantasting van het karakter van de Nederlan- dse natie als een protestantse natie. Ze beschouw- den het als een aanslag op het zelfrespect van de Nederlander. Katholieke landgenoten konden zich vanzelfsprekend niet vinden in deze definitie van het probleem. Om Irene brak de Nederlandse natie even in strijdende zuilen. Nationaliteit maakte plaats voor zuilidentiteit. Het is dus nog maar de vraag of de bedreiging die volgens de communita- rist uit gaat van immigratie en Europese eenwor- ding door aile !eden van de Nederlandse gemeen- schap wordt ervaren als een aantasting van de gemeenschap en een bedreiging van het zelfrespect.

Een tweede probleem voor de communitarist is dat bij veel ingrijpende veranderingen het trom- geroffel van een nationalistische oproep tot het behoud van de natie achterwege blijft. De ontwik- kelingen die zich in de jaren zestig en zeventig in Nederland hebben voltrokken, waren minstens zo ingrijpend als de processen die nu gaande zijn.

Couwenberg stond echter aileen met zijn oproep om de Nederlandse natie te beschermen tegen deze vaderlandsvijandige veranderingen. Hij beschouw- de de jaren zestig als een kniebuiging van de tradi- tionele Nederlandse cultuur van ingetogenheid en nuchterheid voor een op Amerikaanse leest ge- schoeide verkwistingscultuur. 9 Couwenberg heeft het gelijk voiledig aan zijn zijde als hij stelt dat de Nederlandse natie niet meer de oude is. Wat is er geworden van hetland dat in vergelijking met ande- re Europese Ianden altijd veruit het laagste percen- tage buitenechtelijke kinderen had en waar maar weinig huwelijken 'moetjes' waren? Stuurman heeft het verzuilde Nederland niet voor niets gety- peerd als een morele natie. Io Na een golf van seksu- ele liberalisering, feminisme en homo-emancipatie, is 'zedig' niet Ianger het juiste etiket om de Neder- landse mores te kenmerken. Homoseksuelen de mogelijkheid geven te trouwen is in de Couwen- bergse optiek een meer fundamentele verandering van de traditionele Nederlandse natie dan de komst van islamitische migranten, die doorgaans in hun

Groot Nederland', in: De Groene Amsterdammer 6 november I 99 I

I o. Siep Stuurman VerzuilinB, kapitalisme

en patriarchqat, Nijmegen: Sun (I 98 3) )

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

28 EG inzake vrij ver- keer van goederen, MM] moet worden aangevuld met een coördinatie van de procedures voor het plaatsen van over- heidsopdrachten voor leveringen, opdat door

De Mededingingswet wijkt voor wat betreft sanctiebe- sluiten als bedoeld in artikel 62, lid 1, Mw, van deze hoofdre- gel (inwerkingtreding door de bekendmaking) af, door in artikel

Voor elk van de kwalificaties geldt dat de directeur DTe de betreffende afspraken destijds niet heeft vervat in een voor derden kenbaar (voorgeno- men) besluit om geen gebruik te

Zij accepteren dat beslissingen lang niet altijd rationeel zijn maar ingegeven door intuïtie, door sociale en emoti- onele overwegingen en door een breed scala van door

Deze passage is van het grootste belang voor ons onderwerp, eerstens omdat ze, met grote nauwkeu- righeid, de procedure stelt in connectie met de eerste opstanding; en tweedens omdat

Ik maak me er zorgen over dat we met dit grote pakket, waar we heel druk mee gaan zijn en waar we veel over te zeggen hebben, van Europa een fort maken, maar dat we niet meer

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en Lid Omtzigt voor deze

Want Baert heeft ook begrip voor zijn artsen en hulpverleners: ‘Meneer