• No results found

GYMNASTIEK IN VERBAND MET LEERPLIGTIGHEID EN WEERBAARHEID.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "GYMNASTIEK IN VERBAND MET LEERPLIGTIGHEID EN WEERBAARHEID."

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

WEERBAARHEID.

Toen in Julij 1870 de oorlog uitbrak tusschen Frankrijk eu Pruissen, en men nog volstrekt niet voorzien kon, of ons ]and al dan niet in (lien oorlog zou worden betrokken, ~ t o e n evenwel de Regering het wijze besluit nam zich~, even als Belgie en Zwitserland, op alle eventualitelten voor te bereiden, toen was de toestand van onze defensie een onderwerp van gesprek en overweging bij alle Nederlanders, die onze nationale onafhanke- lijkheid met kracht wenschten gehandhaafd te hebben, en van meening waren dat, zoo al eenmaal Nederland voor de ove'rniagt van vreemden zou moeten bukken, her met eere vallen moes~. Her bleek later dat de neutrale staten, vooreerst althans, geen gevaar zouden loopen, en onze Regering zond dan ook de in allerijl op- gekomen mansehappen we~r naar huis. Maar toen ook verloor de belangstelling iu 't geen vroeger zooveel stof tot denken en spreken had opgeleverd, reel van" hare levendigheid. u eenigen evenwel bleef de defensie een onderwerp van zorg. men had reeds lang te voren over de organisatie daarvan ongunstige oordeelveHingen ver- nomen, en in den onrustigen tijd, die nu voorbij scheen, waren geruchten verspreid, die dat ongunstig oordeel bevestigden, en hen die van meeni~lg waren dat~ juist omdat ons land klein, is, de verdediging van dat land op de best mogelijke wijze moest ingerigt zijn, met angst en zorg vervulden. Wanneer daarbij in de Tweede Kamer geaehte en bevoegde mannen zich op alles behalve gerust- stell~nde wijze over den toestand van oTize nationale verdediging uitlieten, dan mogt daartegenover van regeringswege wordeii ver:

zekerd dat die toestand v o l d o e n d e w a s , - - t o e h was dat verschi[

tusschen deskundigen genoeg om velen pijnlijk aan te doen en onwillekeurig de jongste gebeurtenissen van Frankrijk voor den geest te roepen. WaG was er voortw van al die inderdaad onrust- barende geruchten? Was bet waar, dat onze Vestingen bij den aan- rang des oorlogs niet verdedigbaar waren ? Was her waar, dat de

EcoN. t87t. 80

(2)

veer de inundetien noodige inrigtingen maer al to vaak be~onden weren verwaarloosd te zijn? Was her wear, dat de zorg veer sommige materieele behoeften des legers veel to wenschen overliet, zoodet op verscheidene pleatsen eerst een paar dagen veer de tehuiskeering der miliciens in hot ontbrekonde ken worden veer- zion ? Was hot wear . . . . Maar waartoe zou her dienen alles op te sommen war e r a l zoo verhaald word! A1 mogt van dat elles, wet men verhealde, eenige zaken onwaer, andere overdreven voorge- steld zijn, zooveel scheen toeh zeker, dat een onbevooroordeeld onderzoek near den toestand onzer defensie, met onbewimpelde blootlegging van de resu[taten van dat onderzoek, dringend noodig was. Eene zaak voorel was, near hot oordeel van niet weinigen, duidelijk: de jaren 1866 en 1870 hedden geleerd, dat, wanneer men het ernstig meende met de verdediging van ons land on onze onef- hankelijkheid, en ons leger lets moor zou wezen dan eene zeer kostbare liefhebberij, dot leger eene andere orgenisatie nood]g h a d , en dat algemeene dienstpligtigheid van die reorganisatie de grond- slag moest uitmaken.

Over die elgemeene dienstpligtighe]d is den ook in den laetsten tijd in dagbladen ell brochures ' t e e n en ander gezegd, v65r en tegen. Doch, near 't mij voorkomt, niet eltijd genoegzaem doordecht, of met evenveel zaakkennis. I m m e r s , wanneer sommige vurige voor-

~tanders der algemeene volkswepening geon ander systeem daer- van schijnen te keanen of zelfs mogelijk te achten dan her Pruis- sische~ en sommige even v u r i g e tegenstanders er van als gevolgen der algemeene verpligting tot active deelneming c a n ' s lands ver- dediging ons voorspiegelen: ~het brengea van de natie onder den , s t o k van den korporaal, het kweeken van een sleafschen geest , o n d e r de Nederlenders," ja ,,hot opwekkea bij hot yolk van ,oorlogzucht]ge neigingen ," - - den meg men mot reden betwijfelen of zij wel ooit ernstig er over hebben negedeoht wet hot wezen der algemeene dienstpligtigheid is en war die i~ Nederla~d zija ken en uitwerken zal.

De ook bij ons te lande als leeraar der gymnestiek genoeg en gunstig bekende C. Eu!er, rheas te Brussel als zoodanig werkzaem, heeft in eene brochure, getiteld: l.a dgfe~e de la l~a~rie fondde ~ur l'&ole (Bruxelles, 1870), ten nutte van Belgie de noodzekelijkheid aangetoond om good en degelijk onderwijs (gewoon en gymnestisch) tot grondslag te leggen veer de landsverdediging. W a t hij daarvan zegt, mag geecht worden evenzeer tot ons ale tot onze zuidelijke naburen gczegd to zija, en~ ken ik den beer Euler wel~ den mag

(3)

ik vermoeden, dat hij bij 't schrijven van zija opstel, ofschoon daarbij in de eerste plaats Belgie op 't cog hebbende, meermalen ook aan Nederland heeft gedacht en verondersteld heeft, dat zijae brochure ook door ons zou kunnen worden gelezen e n t e r harte genomen. Bij hetgeen Euter over het boven vermelde onderwerp in hot midden brengt, staat steeds de algemeene verpligting voor iederen weerbaren burger tot verdediging van het vaderland o p den voorgrond~ en, wanneer ik nu het geschrift van den beer Euler bij onze laadgenootea wensch in te leiden en over het daarin behandelde het een en under waag te schrijven, dan kan ik her punt der algemeene volkswapening niet geheel met stilzwijgen voorbijgaan.

9 Om tusschen de root- en tegenstanders der algemeene dienst- pligtigheid, der algemeene volkswapening, of hoe men het noemen wil, te beslissen, is her noodig, maar ook voldoende, dat men het eens is over her antwoord op de v r a a g : wil men ons land verdedigen tegen elken aanval door eene vreemde natie (die, met uitzondering van Belgie, wel altijd eene groote natie zijn zal) of wil men zieh overgeven aan den eersten den besten, die ons aanvallen en welligt annexeren wil? (#)

Wil men her laatste, dan kau ik bij geene mogelijkheid inzien waartoe wij, niet een groot leger, maar in 't geheel een leger noodig hebben. W e g dan met onze soldaten en schutters, weg met onze vestingen, met onze oorlogschepeu en hunne bemanning, met onze kanonuen en geweren, weg met onze departementen van oorlog en marine, weg vooral met de budgetten van dezen! W a n t zouden wij niet dwaZer dan dwaas zijn, indien wij miilioenen in den meest letterlijken zin wegwierpen voor iets, waarvau men toch geen gebruik denkt te maken wanneer her op gebruik maken aankomt;

indien wij toelieten dat duizende handen onttrokken werden nan nuttigen en productiven arbe~d . . . . om nicts te doen? Wijhebben dan niets noodig dan betrekkelijk weinige gewapende manschappen, gens d'armes, marchauss~es of hoe men hen verkiest te heeten, des hoods eenige plaatselijke schutterij tot handhaving der inwen- dige rust.

Is men dai~rentegen van her tegenovcrgestelde gevoelen, stelt men prijs op het beh0ud van onze nationaliteit, ouze onafhanke-

|

(*) Aanvalleu en annexeren. War men doeu zal wa~neer men uitgeuootligd wordt tot eene bondgenootschappclijke aanshfiting, hangt natunriijk geheel van omstandig- hcden en voorwaardcn af.

(4)

lijkheid en onze vrije instellingen, en wll men dat die ver~tedigd w o r d e n , dan ~ zie ik evenmln in, hoe dit laatste geschieden kan zonder invoering der algemeene dienstpligtigheid, al is her dan juist niet op Pruissische wijze. Dat een klein land, om zich staande te kunnen houd~n tegen een groot, noodzakelijk al zijne strijdo krachten ontwikkelen moet en zoo reel mogelijk tot het gebraik

~aaken daarvan zich moet voorbereiden, is zoo duidelijk, dat het kinderaehtig zijn zou her te bewijzen of toe te Hchten. ~ragen Wij nu: is onze legeroorganisatie van dien aard dat zij beantwoordt aan de eisehen van eene goede defensie, wanneer ons land ver- dedigd moet worden tegen den aanval van een talrijken en goed geoefenden vijand? I k bedoel hier niet de administratie van ons leger, de wijze waarop onze soldaten geoefend worden en wat de eigenlijke client betreft; ik laat de beoordeeling d ~ r v a n over aan deskundigen, 't geen ik niet ben; ik spreek alleen van datgene waarover ieder, die zijn verstand gebruikt, oordeelen kan. Hen kent de wijze waarop ons leger (thans van ongeveer 61000 man buiten d e staven, de administratie en de geneeskundige en vete- rinaire diensten) is zamengesteld: uit vrijwilligers en militiens. De militiens worden voltallig gemaakt door loting - - loting om al of niet te voldoen aan een burgerpligt, dien de Grondwet in artikel 177 verklaart be zijn ,,een der eerste pligten van alle [ ~ l e / ] inge- zetenen~" bij welke loting ieder, die een laag nummer trekt, zich van het voldoen aan dien ,,pligt van aZZe ingezetenen," kan vri~- koopen, te weten zoo hij genoeg geld heeft; men noemt dat:

,,gelijkheid voor de wet," zegt Euler. In oorlogstijd wordt dat leger versterkt door den eersten ban der schutterijen, die echter niet in alle gemeenten bestaan, niettegenstaande artikel 188 der Grondwet zulks uitdrukkelijk beveelt; men heeft die imperative be- paling weten te ontduiken door de instelling van ,,rustende sehut- terijen", d. z. negative schutterijen, niet-schutterijen, in de ge- meenten beneden de 2500 zielen, ofsehoon e r o o k wel in grootere, zelfs van 10,000, zulke zoogenaamde rustende schutterijen worden gevonden. Sehutterijen bestaan er dus niet in zeer vele plattelands- gemeenten, die juist de kraehtigste en meest geharde soldaten konden leveren. Nu zou men denken dat d ~ r , waar sehutterijen bestaan, toeh ieder weerbaar man, die niet als vrijwilliger of militien dient, daarin werd ingelijfd. H a a r n e e n ; a l wederom wordt er om geloot! En met de geoefendheid der dienstdoende sehutterijen ziet het er e naar het oordeel van deskundigen, zdd uit, dat zelfs de eerste ban bij het uitbreken van een oorlog uiet te gebruiken

(5)

iS (beha]ve m i s s e h i e n i n v e s f i n g e n , w a a r v o o r echter eigenlljk de tweede en d e r d e b a n n e n zijn a a n g e w e z e n ) , - - tenzij de vijand de beleefdheld heeft ons tijd to l a t e n v e e r eenige m a a n d e n oefenens.

K a n m e n i n e r n s t g e l o o v e n , d a t z u l k een leger aan de eischen d e r defensie met e e n i g e mogelijkheid k a n voldoen.~

D e loting v e e r de n a t i o n a l o m i l i t i e me~ regt va~ remTlaeemrM , die i n d e n g r o n d d e r zaak n i e t a n d e r s is d a n afkoop als p r i v i l e g l e v e e r de g e g o e d e n , - - die h e t leger berooft v a n de e l e m e n t e n die er een degelijk leger v a n k o n d e n m a k e n , ~ die h e r voeren tier w a p e n e n t o t v e r d e d i g i n g v a n h e t v a d e r l a n d m a a k t t o t een o n a a n g e n a m e n last e n , v e e r den m e e r b e s e h a a f d e n , tot een n i e t i n g e b e e l d be- z w a a r , i n a a n m e r k i n g g e n o m e n de s c o t t v a n m e n s e h e n , die v e r r e w e g h e r m e e r e n d e e l d e r m i l i t i e n s u i t m a a k t en waarm~e die m e e r be- schaafdo gelijk gesteld w o r d t en v e r k e e r e n m e e t , terwljt d e meesten van zijn slag te h u i s b l i j v e n , - die d a a r d o o r de w a p e n v o e r i n g als gemeen so]daat v e e r een fatsoenlijk m a n bijna tot eerie oneer m a a k t , - - die | o t i n g met r e m p ] a c e m e n t is eeue der t r e u r i g s t e n a | a t e n - sehappen der fransehe o v e r h e e r s c h i n g ! M e n lette wel o p , d a t ik b i e r alleen spreek v a n de loting m e t r e m p l a e e m e n t . De l o t i n g op zich zelve k a n misschien n i t zekere o o g p u n t e n verdedigd w o r d e u eu zelfs h a r e plaats v i n d e n in een stelsel v a n algemeene dienSt- p l i g t i g h e i d ; zij is b o v e n d i e n i n de G r o n d w e t opgenomen. Maar van b e t r e m p l a c e m e n t zwijgt g e l u k k i g de Grondwet.

E v e n als i n Belgie is ook bij ons her r e m p l a e e m e n t demorali- s e r e n d v e e r h e t ]eger, e n ook veer her yolk. (~)

(*) ,,Le jeune heroine riche ou celui qui a re~u nne instruction sup~rieure a lo droit de so faire remplacer (on appclle eela l'~galit~ devant 1~ loi); il no rcstc done que le pauvre, physiqnement et iutellectuellement n~glig~, pour remplir en- vers la pattie le devoir le plus sacr~ et le plus honorable, eelui de la d~fendrc jusqu'~ la mort, elle, sa libert~ et ses droits. L'autro a l e droit, celui-ci lo de- voir, ct de cette fa~on devicnt v~rit~ la phrase qui dlt: On donne ~ celni qui poss~dc, mais on prend ~ eelui qui n'a rich. Malgr~ tout cela, on exige du mi- nistre de la guerre qu'il lasso des miracles avec cette rudi~ indlgeslaque molea!,, (]~uler, pag. 12). ,,I~e fait, que les riches se soustraicnt ~ ce devoir [de prendre part b~ la d~fense de la patric] prouvc que le vrai courage, lev~ritable amour de la patrie, le vrai point d'honneur leur mauqucnt. En Prusse, on regarde comme un honneur de d~fcndre la ~atric; dans les pays latins, c'est un devoir pour les pau- vres, une charge pour les riches. Lorsqu'en 1841 on ~mit de ccrtains e6t~s ell Prusse l'avis de laisser les israelites libres de servir, ou de se raeheter, ceux-ci protest~rent ~nergiquement ct g~n6ralement, disant que, puisque lc service militairc en Prusse ~tait cens~ ~tre un houneur, ils voulaient eu avoir leur part tout commc les autres eitoyens de l'~tat t a g . 21).

(6)

I k wil bier niet treden in eene besehouwlng van de gro~tere of kleinere kansen die wij hebben van aangevallen t~ worden. Dit alleen merk ik aan, dat de groote gerustheid van zeer velen, dat daarvoor geene waarsehijnlljkheid hoegenaamd bestaat, mij altijd #

is voorgekomen te berusten op eene totale miskenning van de toestanden en van alles war de geschiedenis, vooral die van de laatste jaren, one moest hebben geleerd. Eene andere vraag is:

kan one land zich tegen een magtigen vijand verdedigen? I k duff daarop ze]f geen antwoord geven. Er zijn eehter deskundigen die beweren, dat, wanneer ons land inderdaad tegenover een vljand al zijne levende strijdkrachten, en die wdl geoefend en wdl uit- gerust, kan overstellen; wanneer voorts die strijdkraehten, onder- steund door d~ natuurlijke verdedigingsmiddelen van one land, goed worden aangevoerd, zij dan in staat zouden zijn zulk een we~rstand te bieden, dat welligt de pogingen van den vijand zouden mislukken, en in elk geval one, ook in de oogen onzer overwin- naars, het regt zouden geven (een-niet te versmaden regt met her oog op de toekomst van one en van onze kinderen) ore, moesten wij bukken voor de overmagt, uit te roepen: ~out est p e r ~ , f o r e l'~onneur/ ~ En ik zie ook niet in, waarom dit, altijd onder de zoo even vermelde voorwaarden, niet zou kunnen geschieden. Zou her in de gesohiedenis het eerste voorbeeld zijn vau een klein vo[k, dat zieh met goedeu-uitslag verdedigd e tegen eene gewel- dige overmagt. ~ , , ~ a a r , " zegt men, ,,de tijden zijn veranderd; de tegenwoordige krijgvoering is een geheel andere, de wapening heeft in de laatste tijden zeer groote wijzigingen ondergaan."

Toegegeven; doeh de voorbeelden die de gesehiedenis levert van gelukkigen we~rstand tegen overmagt behooren tot allerl~ tijdperken, tussehen welke tooh ook veranderingen in her krijgswezen hebben plaats gegrepen; de latere veranderingen in het krijgvoeren enz.

zullen ook wel niet alleen den aanvaller, maar ook den aange- vallene te baat komen ; en wat in 't bijzonder de laatste verbeteringen der vuurwapens a a n g a a t ~ zoo wordt beweerd, dat de defensie daarvan nog grootere vruehten kan trekken dan de aggressie. (*) Zeker zal op den langen duur de overmagtige aanvaller, zoo hij even hardnekkig volhoudt ale de verdediger, het moeten winnen.

Maar ,tijd gewonnen is reel gewonnen"; er. kan inmiddels reel geschieden, wat een ongedaehten loop aan de gebeurtenissen kan (') Zie o. a. eeu belangrijk, uit her engelseh vertaald opstel over juistheids- wapens, defensie enz., in een der laatste mmlmers vail bet door Moigno geredi- geerde tijdschrift r.es Mondes, die v66r de iueluiting van Parijs ontvangen zijn.

(7)

geven. E n zeker is hot, dat eeae manmoedige verdediging van ' t geen ieder regtgeaard mensch dierbaar is, eene natie achtenswaar- dig moot maken bij allen~ ook bij zijne overweldigers (~), 't geen uit den aard der zaak een gunstigen invloed moot uitoefenen op het lot, dat haar in de toekomst bereid is.

Hoe - - ' t zij mij vergund dit ter loops te z e g g e n , - hot mogelijk is or,, wanneer .wij aangeva]len worden, onze onafhan- kelijkheid zonder hot gebruiken van materieele wapenen te verde- digen door , l i e f d e tot orde en regt, door bevordering van verlich- ting en beschaving enz. enz.," gelijk ik een paar m a a l i n d a g b l a d e n las, is mij, ik moet hot bekennen, een onoplosbaar raadsel.

]~[aar genoeg, misschien reeds ~e r e e l , over volkswapening.

L a a t ons nu hot verband tusschen verdediging en onderwijs van naderbij beschouwen.

Hot is niet genoeg soldaten en zelfs vole soldaten te hebbea;

zij moeten goede soldaten zijn. Zij moeten niet alleen good geoofend en uitgerust zijn; men moet er op kunnen bouwen.

0 p welke soort van soldaten men hot meest bouwen k a n , hebben de oorlogen van 1866 en 1870 geleerd. Hot zija die, wier ver- standelijke en zedelijke ontwikkeling hot hoogst staat. Na de ge- beurtenissen van 1866 erkenden zelfs de 0ostenrijksche bladea, dat eigenlijk de Pruissische schoolmeester de overwinning had behaald. Zeker hebben de naaldgeweren en de uitstekende aan- rooting der Pruissische legers een niet gering aandeel aan de door doze behaalde zegepralen gehad. ~ a a r dat in de superioriteit der wapening de voortreffelijkheid van hot Pruissische leger niet alleen bestaat, heeft de oorlog van 1870 bewezen; de leransche chassepot is minstens even goed als hot naaldgeweer. W a t de before aan- voering betreft, doze is toch ten slotte een resultaat van den arbeid des schoolmeesters, mot andere woordea: v a n h e t onderwijs en van de waarde, die men in P r u i s s e n ook voor den militair aan kenuis en wetenschappelijke ontwikkeling hecht. W a r e n de aanvoerders van her Pruissisoh leger alleen maar gewone routiniers, war men noemt ,goede soldaten" geweest; hadden niet mannen als yon ~ o l t k e , de

,aZte Se]~ulmeqzter",

zoo als sommige jonkers hem noemden, het hecht in handen gehad, 't zou zeker anders gegaan ziju.

~[aar ook de gemeeae soldaat is in Pruissen een ander dan bij (*) De dagbladen mclddcn onlangs, dat de Frauscheu zeer in de achting tier Praissische ofllcioren rezen ten gevolge vau den hardnekkigea wederstand, clicn zij in den laatstoa tijd begouueu warea to bieden.

(8)

aadere volken. Daartoe draagt natuurlljk de algemeene dieustplig- tlgheid her hare bij. ~[aar ook de soldaat uit den minderen stand bez[t er over 't geheel meer kennis en ontwikkeling dan elders, en ook onder dezen heeft men er, die, zooals Euler zegt, op de wacht G6the, Sehi]ler, Kiirner lezen. Zulke soldaten begrijpen de zaak waarvoor zij strijden; zij zijn vatbaar veer geestdrift veer die zaak; zij gevoelen de noodzakelijkheid van eene strikte disci- pline en van gehoorzaamh'eid aan hunne bevelhebbers en nemen die in aeht, niet nit vrees veer straf, maar uit beginsel; zijlaten zich niet ligt door ontberingen en tegenspoed ontmoedlgen, omdat zij weten dat wie den moed verliest, alles verliest, en datdaaren- tegen standvastigheid en geduld in moeijelijkheden de voorwaarden zijn van een gelukkige uitkomst. Met zulke soldaten is wat uit te voeren. Bij de :Fransehen is het 't tegenovergestelde. :De ontwik- keling van den :Franschen soldaat, zelfs van de ofli~ieren, staat op een zeer lagen trap; eerst teen de betere e]ementen der natie in her leger waren opgenomen, begon de strijd van de fran- sehe zijde een veer de Duitschers ernstiger karakter te krijgen.

Onder de fl-ansche troepen heerschte wantrouwen jegens hunne bevelhebbers (de slecht ontwlkkelde ea onbesehaafde is steeds wantrouwend), de meest overdrevene en bespottelijke spionnenvrees, gebrek ann discipline en gehoorzaamheid; zij werden door den aanvankelijken tegenspoed dien zij ondervonden, en die zoo afstak bij de gemakke]ijke zegepralen die zij in hunne onnoozelheid zieh hadden voorgesteld, en die even domme of gewetenlooze schreeu- wers en journalisten hun hadden voorgespiegeld, terstoad van hun stuk gebragt, en verloren het vertrouwen op hunne h o o f d e n e n op zich zelven. ~[et zoodanige soldatea is, ~egenover zulke als de Pruissische, niet yeel uit te voeren. Daarbij werden zij minder goed dan de Pruissische aangevoerd, omdat hunne bevelhebbers veelal routiniers waren, menschen zonder wetenschap en studie, die zelfs de kaart van hun eigeu land niet kenden. (~) Dit hangt zamen met de onder de l~ransehe~n algemeen heersehende onkunde bij dezen, van oppervlakkigheid bij genen. Euler haalt a n n , hoe de P a t t i e Dantzig en Hamburg door de Fransohe vloot deed bom- bardeeren, alsof die steden aan zee lagen; hoe, volgens den ~ ' i g a r o

(') Onder het corHgerea der proef lees ik, dat H. Sainta-Claire Deville in de

.Acadgmie des 8~ienees ronduit verklaard heeft: ,,nouz sommes vaincus p a r la science/,, - - Een fransch generaal, berigt Moigno, verwonderde zich datde Marne zoo digt bij Parijs was, eu besehuldigde don girls van verraad, teen bij, na de Marne te zijn overgeta'okkeu, hog eens aaa die rivier kwam. Van de bogten der Marne wist hij niets !

(9)

zekerc generaal Staff, ,que toute la haute socidtd parisienne connalt bie~d', aan yon Moltke de kaarten en inliehtingen ten dienste van den veldtogt had verschaft; - - hoe niet lang geleden een parijseh muzikaal tijdschrift sprak van Monsieur le Domchor te Berlijn. E r zou hierbij nog oneindig veel te voegen zijn, b. v. het geval van die lien of twaalf krijgsgevangen fransche ofllcieren, die, te Breslau gearriveerd, en vernemende dat zij daar ge'fnterneerd zouden worden, grootelijks terneergeslagen waren, omdat zij begrepen d a t Breslau, waarvan geen van allen ooit gehoord h a d , een onbe- kend, ellendig nest moest zijn; - - van die vele ,,zeer besehaafde"

Parijzenaars, die nog altijd meenen dat Dultschland, Oostenrijk niet uitgezonderd, au f o n d du herd ligt en Pruissen wa del~ de la Rusde, enz. Trouwens op geographie zijn de franschen nooit sterk geweest, gelijk reeds Giithe aanmerkte.

In Frankrijk, onder bet yolk dat, gelijk Walewski zeide: marche la tgte de tou8 le, TeuTles, qui leur donne l'exemple et l'enseignement, verkeert her onderwijs, met name het lager onderwijs, dan ook in treur~gen toestand. Trouwens dit is in het algemeen her geval bij de latijnsehe volken. I n Spanje zijn, gelijk Euler aanvoert, 11 van de 15 miUioen inwoners, in Italie naar de verschillende pro- vincien 52 tot 92 proeent, in Frankrijk 37 procent, in Belgie 27 procent der bevolking zonder eenig onderwijs. En hoedahig is dan hog in vele gevallen dat onderwijs? .(~) I n Pruissen daarentegcn ontvangt iedere~ onderwijs en wel van het zesde tot her veertiende jaar en, ofschoon in Oostenrijk en Beijeren her verpligte onderwijs eigenlijk slechts op her papier bestaat, is dit overigens in geheel Duitschland in meerdere of mlndere mate regel.

Ook veer Belgie vraagt Euler, behalve algemeene dienstpligtig- held, verpligt onderwijs: l'enseignement obligatoire ~ Tartir de la 6e anr~e accomplie jvaqu'~ la 14e, enseignement qui doit embra**er la gymnantique de l'intelligenbe el celle du corps.

Durven wij het ook veer ons land vragen?

I n den laatsten tijd, vooral bij en na de oprigting van her (*) In Spanje, zegt H. Bamngarten, was her gouvernement gedm'eude her mi- nisterie Narvaez in intelleetueel opzigt de slaaf van her laagste ob~scurantisme, zooals bleek uit bet verbannen van her grieksch uit he~ hooger onderwijs en eene reeks van dergelijke maatregelen. In Belgie beweerde de minister van binnenlandsehe zaken Pirmez, dat men de schoonheden der grleksche letterkuude ken leeren kennen uit fransche vertaliugen, , Sa~ doute#, laa~ Etder hierop volgen, #/~ glolred'un 2Varvaez ne le laia~ai~ pa~ dormlr tranquille . . . ~taia ee ~ui eat certain',,, voegt hij er bij, ,,e' eat ~ue l' en*elgnemen~ elazahlue n'a nullement nui aux , offgelera suddol* ou pru~alens, nl ~ .Biamark, ni ~ Molike, ~ul eomme on dit, 8air .~e ta~re en aiz langue~. ,,

(10)

Schoolverbond, is de blj de wet in te voeren leerpligt~gheld veer allen zonder onderscheid, weer meer dan ~roeger bespro- ken geworden. Ik weet wat er tegen aangevoerd wordt, en ik wensohte van harte dat gedwongen leerpligtigheid niet noodig was. Ware het ook alleen d ~ r o m te doen, om alle kin- deren de school te doen bezoeken, zoo als thans de meeste kinderen zulks cleon, dan zou ik zeggen: laat o n s e r niet aan denken! Wij bezitten tot dusver, zoover ik weet, geene betrouw- bare statistieken van de verhouding tusschen hot aantal der al of niet sehoolgaande kinderen; welligt zullen wij die krijgan tegelijk met de andere resultaten van de laatste vo!kstelling. ~ a a r laten wij eens aannemen, dat van de kinderen uit den arbeidenden stand in de steden en op hot platte land 25 procent de school niet be- zoeken. Dit is zeker reel te r e e l Doch ook al ware dit getal juist, denkt men dan dat hot aan die 25 procent ligt, dat de ma,sa van de bevolking van dien stand zoo ruw en onbeschaafd is in vergelijking met diezelfde bevolking in Duitsohland, die, naar gezegd wordt, zoo reel hooger staat? Zouden die 25 procent de overige 75, zoo deze good onderwijs genoten hebben, z66 ver- mogen te neutraliseren, hun invloed zoo totaal te vernie~igen ? ~ i j komt dat onmogelijk veer. In hot schoolverzuim, z66 opgevat, kan de oorzaak van die onkunde, van dat gebrek aan ontwikkeling, van die ruwheid, die bestialiteit sores, niet liggen. En war die 25 proeent aanbelangt, ik zou meenen dat men van zedelijke midde]en, van overreding, des needs van indireelen schooldwang, op den langen duur vruchten verwachten kan, en er hier veer het algemeen belang geen Tericulu~ in mora is. M~aar er is iets anders. Hot is niet genoeg dat hot kind school gaat, ~ de school meet vruohten dragen, hot kind meet er zich ontwikkelen, kennis verzame]en, die hot gedurende zijn volgend leven gebruiken kan.

Dat is niet alleen, dat hot kind lezen leert en schrijven en wat werktuigeli]k rekenen. Dat kunnen lezen, schrijven en rekenen is niets dan eene vaardigheid, die in zich zelve geen de minste entwikkelende kracht heeft en evenmin den naam van kennis in hoogeren zin verdient. De man, die lezen, sehrijven en rekenen kan, kan desniettegenstaande aartsdom en diep ontwetend zijn, ja 't is zelfs mogelijk dat hij door een ander, die geen vandrieen kan, in doorzigt en kennis vet wordt overtroffen. Die vaardigheid toeh is alleen nog maar een werktuig tot hot verkrijgen van ontwikkeling en kennis, - - een zeer kostbaar werktuig zeker, maar waarvan hot gebruik meet geleerd worden~ en dat~ zoo de

(11)

bezitter her niet weet to gebruiken of niet gebruikt, hem tot nlets dient. Nu bepalen zioh d e vruchten van het onderwijs bij den stand, 0P welken men vooral het oog heeft wanneer van school- dwang spraak is, in den regel tot hot bekomen van de werktuigen tot verkrijging van kennis, ~ m a a r de kinderen leeren die werk-

~uigen niet gebruiken, en gebruiken Ze dan ook niet, Ondervraag een jongen uit den minderen stand, ja zelfs velen uit den kleinen i~urgerst~d, t w e e jaren nadat~ hij op 10 tot 12jarigen leeft[jd de school heeft verlaten. War weet hij? Gebrekkig lozen e n seh.r:ijven en ietwat rekenen. Yraag hem niet naar gesehiedenis, aardrijkskunde en andere vakken, die ook op de .lagere school onderwezen worden; war hij daarvan ooit in zijn geheugen had opgenomen, - - 't geen niet reel is geweest, m is hij glad vergeten, 't is vervloeid, zegt men; maar her zou - - gesteld altijd dat het onderwijs zelf goed is geweest - - niet vervloeid zijn, indien de jongen n~t hes 10e of l l e jaar m wanneer eerst de leeftijd beg int waarop het kind met de ~erkregen werktuigen kan leeren werken, nog drie ~ vier jaren geregeld en goed onderwijs had genoten.

Om kort te gaan, indien de massa van onze. mindere standen in ontwikkeling en kennis zoo veel te wensehen overlaat, dan ligt dit niet zoo zeer d~L~raan dat zij niet school gaat "-- dat doet de massa-wel, - - maar d ~ r a a n , dat zij de school te vroeg verlaat.

De wet heeft bij ons in de behoefte aan onder~vijs, ook voor den werkmans- en boerenstand, vrij wel voorzien. Lager onderwijs wordt overal gegeven; er zijn, geloof ik, al zeer weinig plaatsen waar geen gratis onderwijs voor de armstea, en uiterst goedkoop onderwijs voor de minvermogenden, te verkrijgen is. Voor jongens van 12, ..13, 14 jareu uit den minderen, den boeren-~en den kleinen burgerstand bestaat (altijd volgens de wet) ook middelbaar onderwijs, te weten de burger dag- en avondscholen. Waar zijn evenwel die burger-dagscholen, die overaZ moesten zijn? Gij zoekt ze te vergeefs, en waar ze nog zijn, kwijnen zij. Natuurlijk; de jongens voor wie ze moeten dienen, gaan op I I , 12-jarigen leeftijd van school en naar de fabriek~, op een ambacht of aa~ her boeren- werk. A~ondscholen vindt men racer, wel te verstaan in de steden.

Worden die daar door al die jongens bezocht? In de verste verte niet; die ze bezoeken, blijven, hoe gr.oot hun aantal ook moge sehijnen, altijd uitzonderingen. En wat ~rofiteren zij er bij ? Heel weinig, althans de groote meerderheid. Zij zijn niet genoeg ~oor- bereid, en bovendien zij hebben geen tijd om tehuis te ~ e r k e n ; zij komen '~avonds vermoeid o p de school on verkeerea in her

(12)

warms schoollokaal steeds in een halven dommel. Er zija ultz~nde- ringen, waarop men wijst als bewijzen van de vruehten der avondschooL Maar onderzoekt men nader, dan bestaan die ult- zonderingen meestal uit jengens van een ganseh anderen stand a[s waarvoor de avondseheol elgenlijk bestaat, voorts ult een of anderen zoon van een ambaehtsman die zelf boven 't gewone peil van zijn stand verheven is en zijne kinderen tot leeren aanzet, of eindelijk uit een enkelen~ die, door de natuur bijzonder begunstigd, pleizier krijgt in her leeren, omdat hem dat zoo gemakkelijk afgaat. :De massa profiteert niel8. Er zunen bij her best ingerigte enderwijs altijd zijn, die daarvan geheel zonder vrucht gebruik maken; maar die zullen exeeptien wezen; de massa zal in meerdere of mindere mate nut ~ uit her onderwijs trekken. Bij de avondschelen is her anders era.

D ~ r i n , te weten in her te vroeg verlaten der school, ligt

vooral de reden van de sleehte ontwikkeling van onze mindere en beerenstanden, niettegenstaande zij onderwijs hebben genoten.

War is daaraan te doen? Hier zie ik geen ander middel dan sc-hool- pligtigheid bij de wet, omdat de kwaal algemeen is en zieh niet bij 25 proeent bepaalt, omdat zedelijke middelen slechts op den langen duur kunnen helpen~ over eeuwen m i s s c h i e n , - - r e meer, omdat her matericel belang der sleeht ontwikkelde, onkundige en veer ontwikkeling en kennis onversehillige ouders den invloed diet zedelijke middelen totaal vernietigt.

I k kan mij evenwel bedriegen; ik wensch zelf dat dit blijken moge. Hoogst aangenaam zou her mij daarom zlja, indien de tegenstanders der schoolpligtigheid mij aantoonden dat ik ongelijk had, te weten, 6f dat het onderwijs van de mindere standen bij ons over 't algemeen goede vruehten draagt en die stand dus veer denzelfden b. v. in Duitschland niet onderdoet in algemeene ont- wikkeling en beschaving, 6f dat, zoo dit niet bet geval is, zulks niet aan her te kerr sehoolbezoek kan worden geweten, 6f eindelijk dat, zoo dit er wel sehulff nan heeft, er een ander middel dan wettelijke sehoolpligtigheid te vindenis, dat teweeg brengen zal, dat

van nu a f aa~ alle kinderen tot den leeftijd van 14 of 15 jaren de school geregeld bezoeken. Liever toch geen schooldwang, dan w61, ~ mits her doel, waartoe die sehooldwang dienen meet, dan ook op eene andere wijze even goed en even spoedig bereikt worde.

I k zeide boven d a t , wanneer de kinderen uit den werkmans- stand eerst met hun 14de jaar van school gingen, er minder gevaar

(13)

veer vervloeijlng van het geleerde zou bestaan, - - gesteld altijd dat het cnderwijs zelf goed is geweest. Dit laatste is eene condi~io ,ine ~ua non, ell op het gevaar af van vele onderwijzers tegcn mij te krijgen, en zonder onbillijk to zijn jegens enkele in elk cpzigt goede scholen, meet ik verklaren te gelooven d a t e r te dezen aanzien bij ons reel ontbreekt , althans dat onze lagere sehclen, bepaal- delijk die waar de mindere man en de kleine burger hunne op- leiding ontvangen (over deze toch spreken wij nu vooral), bij lunge na niet d~t zijn war zij moesten en konden wezen. Wanneer ik van vele zijden hoot beweren dat de mindere man in Pruissen, S a k s e n enz. in beschaviug en kennis zoo v e t boven dien in ons land staat, en dan die meerderheid zonder b e d e n k i n g a a n de school- pligtigheid en ann nie~ andera hoor toeschrijven, dan meet ik vragen : heeft men ook bet onderwij,, dat op de Pruissische en Saksischc seholcn gegeven w o r d t , naauwkeurig met het onze vergelekenP Zou d ~ r i n ook welligt eene der oorzaken van die meerdere be- schaving enz. kunnen gelegen zijn? Het is mogelijk dat dit niet zoo is; maar heeft men he~ wel eens onderzccht? Doch, alle ver- gelijkingen daargelatcn, - - 6~n ding is zeker, dat een der voor- naamste redenea waarom bij ons het onderwijs op de lagere school, met name op de armen-, tussohen- en vele plattelands seholen, niet die vruehten levert die men er van z o u kunnen t r e k k e n , z i j n de bepalingen van het ongelukkige artikel 18 van de W e t op her Lager ondcrwijs. Wauneer her getal der leerlingen op eene school meet dan zeventig bedraagt, wordt de hoofdonderwijzer bijgestaan door . . . een hulponderwijzer? Neen, door een kweekeling! Eerst wanneer er meer dan honderd leerlingen zijn, heeft hij regt op ecn hulponderwijzer; komen er dan nog vijftig bij, dan mag hij bovendicn ncg eea kweekeling hebben, ell boven de honderd en vijftig krijgt hij veer elke vijftig leerliagen weer een kweekeling en veer honderd een hulponderwijzer.

Z55 is her onmogelijk goed onderwijs te geven. Wanneer op eene hoogere burg~school eene klasse tot 80 leerlingen is geklommen, houdt men die klasse reeds veer greet en niet meer zoo gemak- kelijk te onderwijzen; begint her aantal leerlingen de 4~0 te na- deren, dan gaat men aan parallel-klassen denken. En te regt!

Bedenkt men n u , dat men daar met over 't geheel meer ontwikkelde jongens te doen heeft, bij zeer velen waarvan het huisgezin de school steunt, m dat voorts de aard van het onderwijs geheel klassikaal is veer zoo vcr de docent, j a , zieh traeht te aecorao- deren ook veer de minst begaafden zijncr klassc; eu bij het oudcr-

(14)

vragen b. v. dezen tracht te gemoet te komen, maar overigens'zieh 9 niet met ieder speeiaal bemoeijen kan, - - wat mag men dan eischen voor de school voor lager onderwijs voor de mindere standen, waar de leerlingen over 't geheel zeer onontwikkeld en daarom weinig vatbaar zijn, waar her huisgezin de school niet steunt, maar veeleer tegenwerkt, waar her onderwijs zich meer dan op de middelbare school most individualiserea? In dda woord, in verre de meeste gevallen is de hulp op onze scholen van dien nard reel te gering, dan dat her onderwijs daar goede resultaten zou ku~ne~ leveren.

Wanneer men niet a l te groote eischen doen wil, zouden toch de h0ofdonderwijzer en de hulponderwijzers nooit meer dan 50 leer- lingen ieder voor zijne rekening mogen hebben~ en zou her on- derwijs geven door kweekelingen, tenzij in het bijzijn en onder bet reg~streeksch toezigt van een hoofd- of hulponderwijzer, ver- boden moeten zijn.

Spreekt men bij ons t e l a n d e van onderwijs, dan denkt men ann verstandelijke ontwikkeling en ~het bijbrengen van kennis. 0 o k zedelijke ontwikkeling wil men; goed geleid on derwijs en eene verstandige en op zedelijke grondslagen gebouwde sehooltucht l~e- zitten dan ook reeds eene zedelijk ontwikkelende kracht. Ann liychamelijke ontwikkeling denkt ~'en echter niet, - - of men moet zich toevallig te binnen brengen dat er ook gymsastiek-scholen bestaan e u dat de wet de gymnastiek onder de leervakken hecft opgenomen. Kst is er dan ook ver van daad, dat de gymnastiek bij ons de plants zou hebben ingenomen, waarop zij regt heeft. Zij zou op alle lagers scholen zonder onderscheid moeten onderwezen w o r d e n - - - m a a r de scholen, waar dit geschiedt, zijn zeldzame uit- zonderingen; de wet toch rekent de gymnastiek tot de J'aeulta~ive leerv akken van her meet uitgebreid lager onderwijs. De wet op het middelbaar onderwijs neemt de gymnastiek onder de verpligte leer- vakken op. M:aar valt haar op de middelbare scholen de waardering te beu~t, waarop zij regt heeft ? I k geloof niet d a t e r vele direc- teuren van hsogere burgerscholen zijn I die even dikwijls en met even reel ernst en belaugstelling de gymnastiekschool beZoeken, als zij her onderwijs in andere vakken gadeslaan. Men lette voorts op de positie van de leeraren in d e gymnastiek tegenover de andere docenten ann die seholen. Worden zij behandeld als gelijken van deze laatsten? Hebben zij zitting in de vergaderingen van dezen? Hebben zij invloed op hen, genoeg b. v. om te bewerken d:at er zoo noodig meer en geschikter tijd voor hun onderwijs wordt af- g~zonderd, enz.? 0p deze vragen most ontkennend worden geant-

(15)

woord. :Let dan pp den tijd, die aan de gymnastiek besteed wordt:

meestal 2 uren voor het ligehaam tegen 28 of 80 urea of meer voor bet verstand! Zeg niet: de jongens vullen door hun spelen enz. in hun vrijen tijd wel a a n wat er aan gymnastiek leeren ont- breekt. Zoo zij tehuis lezen al war l~s en vast is en in h u n handen komt, oefenen zij ten slotte toeh hun verstand en er blijft ligt van het gelezene war hangea; maar zoudt fie het daar op ann laten komen? Let eindelijk op den geringen lust, dien de leerl~ngen .over het algemeen voor de gymnastiek aan den dag leggen, of liever, - - want de lust om het schoolstof eens duehtig van zieh af te sehudden ontbreekt gelukkig niet altijd, - - toeh op bet weinig wezen- lijk gewigt dat de leerlingen er aan heehten in vergelijking van dat, wat zij toekennen aan de overige l e e r w k k e n , en op de geringe ambitie er voor, die van zulk eene geringsehatting het natuurlijke gevolg is. Die dit alles overweegt, zal moeten toestemmen, dat, al is her ei~ldelijk na reel moeite en inspamfing gelukt ann de gymnastiek in Nederland wortel te doen v~tten, zij daar nog steeds eene kwijnende plant is, van wie men met geen mogelijkheid de v~ruchten verwaehten kan, waarop zij in Duitsehland mag bogen.

lqog heden is dan ook alles behalve overbodig veer ons land op den eisch van Euler a a n t e dringen- , d a t het ouderwijs niet alleen de intelleetueele, msar ook de ligehamelijke gymnastiek omvatten meet."

~faar welke mogen toeh de reden zijn, waarom de gymnastiek, niettegenstaande reel vooruitgang in de laatstverloopen j a r e n , toeh hier t e lande niet z66 gewaardeerd w o r d t , als zij ge- waardeerd moest worden? Waarom moet men er nog steeds over spreken en sehr~ven, het nut en de noodzakelijkheid der gymnastiek betoogen, opwekken tot gebruikmaking er van enz.?

Hoort men wel ooit meet betoogen, dat her zaak is om kinderen lezen, sehrijven, rekenen, talen, gesehiedenis, wiskunde enz enz.

te l a t e n leeren, m. a. w. ze, alle in hun stand, niet buiten intel- leciueel onde~rigt te laten blijven ? Onderseheiden redenen dra'gen m. i. tot die~betrekkelijke verwaarloozing der gymnastiek bij. I n de eerste plaats heeft men bij de opneming der gymnastiek onder de leervakken van her lager en middelbaar onderwijs gehandeId alsof men tegen wil en dank eenige eoneessien wilde dden nan d i e sehreeuwers om gymnastiseh onderwijs; van daar d a t de gymnas- tiek bij de wet op her lager onderwijs geen v e r p l i g t l e e r v a k i s ; ~ dat bij datzelfde onderwijs ieder de bevoegdheid bezit om gym.

nastiseh onderwijs te geven, nieftegenstaande er examens tot ver-

(16)

krljging eener acre als gymnastiek-onderwijzer wordeu afgenon~en,-- d a t bij hot middelbaar onderwijs, bij 't welk de gymnastiek ver- pligt leervak is, in haar alleen van al de leervakken geen eind- examen wordt gevorderd. 0m te bewijzen, hoe weinig de eischen der gymnastiek geteld zijn, herinner ik er aan, dat bij hot oor- spronkelijk ontwerp van wet tot regeling van het middelbaar on- derwijs voor hot geven van midde~baar onderwijs in gymnastiek evenmin eene aete gevorderd word, als bij hot lager, en dat van de 64 leden der Tweede Kamer zioh nog 25 tegen hot eisehen van zoodanige acte verklaarden, tier is moeijelijk bij. hot toezigt ~hou- dend ea docerend personeel aan de seholen, bij de gemeentebesturen eft bij her publiek, reel ijver voor eene zaak te veronderstellen, die door de wee, de regering en de.vertegenwoordiging zoo aehtera~n wordt gesteld. u bij dit alles hog de door de regering aan den dag gelegde minachting voor de gymnastiek, a l t e duidelijk blijkende uit hare afschafl~ng d ~ r , waar iedereen begrijpen k a n dat zij hot meest dadelijk praktische nut ko~ stiehten, te weten bijhetleger;

v0orts daaruit, d a t e r van rijkswege hog nie~ is gedaan tot aan- kweeking van goede gymnastiek-onderwijzers, - - dan mag me~

verwaarloozing van de zijde der regering als eene der oorzaken van baron kwijnenden toestand in ons land beschonwen.

Eene tweede oorzaak is de hog altijd niet genoeg gevestigde over- tuiging des publieks aangaande de waarde der gymnastiek voor allen zonder onderseheid. ~[en beschouwt haar no~g te reel als een luxe- a r t i k ~ l , - wel onder zekere omstandigheden nuttig en goed, maar t0eh niet van overwegend belang. Doze zienswijze heeft baron oorsprong i n onkunde die, naar 't blijkt, door alles wat over de gymnastie k gezegd en geschreven is, hog niet geheel is overwonnen.

Maar de passive tegenstand, die daarvan 't gevolg is, wordt gevoed door de reeds besprokene onverschilligheid der regering, en door eerie derde oorzaak~, die ik nu za[ aanvoeren.

Die derde oorzaak is hot, over hot algemeen, minder good ge- halte der leeraren in de gymnasfiek. Hot doer mij leed doze oor- zaak te moeten aanvocren, omdat er onder die leeraren verschei- done wezenlijk kundige en met den meesten ijver bezielde mannen zijn, die 't geen ik ga zeggen wel*~gt lrwetsen zal. Maar ook hier moot hot zwaarste hot zwaarst wegen. De gymnastiek-onderwijzers zijn voor 't meerendeel ge~xamineerd; war meet is, hot examen, dat zij hebben afgelegd, is geen exaraen

Trofor~

geweest. :Ik weet &it althans met volle zekerhfeid van de exaraens bij hot middelbaar onderwijs en van die bij hot lager onderwijs in enkele

(17)

provincien, terwijl ik geen reden heb te vermoeden dat die examens in andere provineien ,,geschonken" worden, gelijk men 't noemt.

De meeste leeraren in de gymnastiek toonden bij dat examen dan ook eene zekere, sommigen eene vrij groote mate van anatomisohe kennis te bezitten, voora] wat osteologie en myologie aanbelangt, voorts vrij goede denkbeelden van her wezen en bet doel der gymnastiek, bekend te zijn met den aard en de uitwerking der meeste aanbeveelbare gymnastische oefeningen, en legden in het zelf uitvoeren vaardigheid, sores zelfs zeer groote vaardigheid aan den dag. I k zal ook niet Zeggen dat de meesten niet bekend waren met eene zekere methode van onderwijs, veer zoo ver de geregelde opklimming van bet gemakkelijke tot het moeijelijke, de opeenvolging der oefeningen en dergelijke zaken aangaat. , W a t wil men dan meer?" zullen zij vragen, die een onbepaald vertrouwen stellen in examens als criteria veer geschiktheid, en beweren dat bet er niet op aan komt waar, hoe en hoe lang iemand zich op hot verkrijgen der noodige kennis heeft toegelegd. ,,Wat wil men meerl" zu]len ook zij v r a g e n , die bij her onderzoek naar iemands geschiktheid veer eene betrekking in de maatschappij alleen maar d~t willen gevraagd hebben, war hem in die praktijk regtstreeks en onmid- dellijk noodig is. I k antwoord: men wil - - of meet willen - - dat hij het wezen der gymnasfiek en bet be|ang er van veer de maat- schappij in hum geheelen omgang even goed als, of beret dan ieder ander inziet; - - dat hij paedagogische kennis en paedago- gischeu takt bezit; dat hij de jongelieden wete te winnen veer zijn onderwijsvak, were te bewerken dat zij her als eerie ernstige zaak opvatten, bij wier beoefening zij belang hebben; dat hij dn door de vruchten van zijn onderwijs dn door den invloed van zijn persoon anderen de gymnastiek ]eere achten en waardeeren. Hiertoe wordt - - vooral wanneer een onderwijsvak nog betrekkelijk nieuw is - - n o g war anders gevorderd dan theoretische en praktische kennis van het yak zelf, en zonder dat andere zal de gymnastiek- onderwijzer,~_.ja, zijne ]eerlingen vaardigheid in gymnastische oefeningen kunnen bijbrengen, even goed als de dansmeester hen zal teeren dansen, - - maar bet zal hem uiterst moeijelijk, zoo niet onmogelijk ziju, zijn onderwijs in de sehatting van zijne leer- lingen en van het publiek op gelijke hoogte te brengen met dat van onderwijzers in andere vakken. Dit nu is h e t , war her meer- endeel onzer gymnastiek-onderwijzers ontbreekt.

Eindelijk is er uaar mijne meening uog eene vierde oorzaak, waarom de gymnastiek bij ons niet zoo hoog gewaardeerd wordt

EcoN. 1871. 3'[

(18)

als zij~ verdient. Her is de wijze waarop de gymnastiek beoefend w:ord.t of, miss ch~en duidelijker, de soo~t van, gTmnastiek, die o~clerwez.e~ w.ordt; Doze is de dttitaehe gymnastiek. Tden zal zioh~

missehie• Verwqnd.er,~n dat ik i,n die gymnastiek, d~ie i,n Duitsoh- 1.and zu!ke_ goede res.ultaten sehijnt te geven, eene reden re:or hare mindere waa rdering bij, one rind. En tooh meen ik hot t e moeten deem Lang geleden heb ik den wensch meermalen uitgedrukt &at

&e gymnaetiek hij one algemeen op alle ~holen zou ~orden inge, v, oercl Ms eeue, z~ak die even, zoo ~a~ zel~e~ spreekt, als lezen, schrijv, en en rek~nen. Ik v0egde er eohter bij, dat m~j~s inziens daarop ~veinig kans was, indien er niet eene Nederlandsche gym- n astiek o.nte~ond. Ons yolk is een praktisch yolk in &ien ~i~,, dat l~et gaarne van i~et.~, waarvoor hot zich moei.te en i~spanning ge- tv.oost, regtstreeksehe, eu duidel.~jk nuttige uitkomsten wil~ zion, en her l~eeft &aarhij een natuurlijken afkeer van~vertooning makes e~ kermis.-kunstenmakerij. M~en wil doze hog wel gaen zien, m.a~r men wil dr zelf g.een deel a~n nemen. Nu is. hot niet zoo moeije- lijk iemSnd, ann her verstandlte brengen~, dat vee]zijdi~ge en krgohtige ligc.b~amitbew~eging hot llgehaam ~terk on ~lug maakt eu in 't alge~teen een hei~z~men invloed uitoefent op, don physisohe~ en psychi.schen meBSe~l. Ook i~ bet nlet zoo zwaar iemand te o,,ver, tuigea dat, zal zoodanige beweging inderdaad zooveel mogelijk die goede gev.o]gen hebben, zij naar zekere regelen, ingerigti en gelej.~ m0et~ worden. In 't. kort, te overtu, igen van hot nut. on. d~

w.aa:rcle eener~ methodi,sehe gymnast iek gaat niet zoo moeijelijk.

Maar dat er geene ~oelmatige ligehaamsoefening megelijk is zond er al ~ e toest~l, len: riemen., ringen, ladders, rekken,: ha~dbruggen enz, enr,, dat i~ den meesten niet zoo gemekkelijk, wijs te, makem En evenmin zal m e n er in ons land iemand ligt', van overtuigen, dat men de~ vruchten der gymnasfiek niet deelaehtig kan worden dan cloor -o~fe~ingen., ~ e nie~ r~men met ~en natnur~ken bouw des mensoheli,jl~en ligehaams,~ door zieh b. v. aan de~beenen, e.p te ]mngen, den last de E lig~haams te steunen m ~e okse~holten, of in ~e.kn~e- kui,len, en hot naar beaeden, hsngende hoofd~ in dolle, vaart:in een, k r i n g rondi te d~aaijen,, of. de gewrichten van de ~wervelkol~m en (to ledematen te wtingen en tebuigen op eene ~vijze die ~e menso~a, bij a~e. afwiesel, i~ng~ van, zi,jne, normale houdin.ge~, en b~wegingen', nooit nood.ig za~ hebben. Die kunsten zijn. en blijven v e e r hem kerm~s- kunsten (to regt of. ten onregte laa~, ik veer 't~egeablik d~ar)'; hij mag ze veer een oogenblik aan.zien on: er z~eb.' over verwond~eren d~tt men ~het door moeite en insp~nning zoo vet bren.gen kan, of er om

(19)

leg'ch~n, even als liij doer, W a h i i ~ eefl ~l~er~e lio'nd', teg'eU tl'e~

aerd v~ii. zijn ligcha'~msbo~w in, a'l'~ ee~i mensch op d~ aclffers~d lec~efiia~en lo6i)t , --~ mazir hij schept t~r ge~tt lJ~ehagen in .eli J~a~h di~

kiiiist zti~t aeht,en. Hij zal ti d0'k ui~lag~l~eu, wa~'~er gij ~dg~ hb~

hoi~'d~n~ t~ w~illeii 9 v~i~ed~I'en do:6r de hbiiddfi te le#ken op' de acht~r~st'e ' pti~en te 10t)pe~i, Ol b den sta~r~ ~ g~a'n' z i t t ~ , mb~ d'd.

vo0r~oote~i i~ pleats v~n m'e~ den bek *oo~w~rp~h ~t4 te *at~efi,

kr~ehti.g w0rtelen der ~r'fd~dastiek hlef td l~'nffd uif ff~ti' ~d~

worden genfi~d~

Zdl ik, ten' ein~de da~ ]Sd~ihg te b e ~ i ~ n , he~ifl~n~a~ ~ ~'od #adk sbc~er~ j'~tefi oolt l~ij. ofis~ fe l'a~ffe' fiidt ~l~een d ~ her fiut2, i/m~

de ~60dz~kellj~heid Van ae g~'mn~Sfiek ~oi~ Onz~ k~fldei~e~ ~ dh' oi~.e jb/~g~lidgsehap' gbzegd is?' D'a~ e~he' uife'~nz~dtfilf~ daa~at~

nog s~ed~ niet: Ov~b*b'di~ is, z~lfs #~dr Zee~ vd1'e~ o f i ~ hdff di6 aali zhlR dehe ~ uite~n,~.e~fing g~eWe bb]~o'e~e' nJbedten' h~Blibfi, is lmraas ~.ekdr.. l ~ a ~ daa~zi)o~ ill l~et' h.ier de p ] a ~ ni~dt. ~,n ofii~

krijgfi~ieden ?' iii' Defieniar~ed, Zw~d"e~ e'ff D~fitsdlile~fi.~ g~/nii~dst~s~i~Os zij, en ~# b~ta~/~ daar mfigtmgen tbr ~nii~ds~{~el~ -' ontl'etWiji6i~s, 4tih rtii~itgit~ ~h ]~et .lfij'z~bnd~r '. ~)b~ i~ i~ra~lttijit ~ de gymn'~stiek" ~ij l~bt'leg~r" i;/~g~V6'er'd, ofs'choon t~iritlel g6ed: d:a~f in fie drie gen0emde ~atiden: Bij dns niet. Vrdeg'er ~ ~mfia~sti~e'ei:defi ' onze aolttat~U r ; do'ch dii i~s 9 afgesohaf~; Wai~roih, is' 6ai~ flie~

beltend';' db re'(leh t'och, die ilt' d:aar~o~r ee~a pa~r.' mal~ff h6btd~

opg~r is' t~ iJespo~telijk en ~e ongeloofelijk d~h da't i]~' hbt Z6ti' durven wag~!ti die h~er' ter near te s6hrljYeb. B'dli:6~ft: h~t' b~o'0:~

da~, zbo' /~en moe'st bestishen Well'e van a]le dtafl~en d'e~ rhi~t2 schappij om -h'et dadelijke praktisehe ~ut 't mee~'t b'eh~b'bTte ~ a~n' gym-'"~ ....

nastiek heeft, db l~eug op cleri krijgmaus~s~/da'-zod mc~efb~ edll~Yt ? War R:ad er nli'.~Corde'n ge~ami om ~an' de' g;ym~%stlel~ lJij ohs' den' rang' te ~doen i:fine'~en 0hde~t d'e ondeY~dijsva~kefi:, d~en ' ~ ve~dienr ? l~a'~r mijn oetrdedl moet me~ beg~hudh rob% ~ .. . . ~ : . . . eene sc~lel~ng ~ .. . . td maktin' t'ffss'ciien 9e~r])li"g~d " p'kdd~6~s~he gym~a~ti~k',',o'n~e~iJlig't~

rdai~ne~t, eft' ]ongehngs-gymnas~iek, eft' m'ilita~re ~hafifi~ek'. 9 De ~ e ~ t ~ hi'O'er *en' ~/erp~igt besfa//dEl~e~ ~ Va'~' lidY gewoffe la~e~ ' en middelbaar onderwijs uitmaken. Zij moet zoo een'~ffi~g~o'~l~]~"

iugerigt zijn en al]es wat n.aar kunstenmakem] zweemt~ daarb q v~orden vermeden,, terwijl her aantal toestellen, voora-1 bij. her lager oad'erwijs,- tot. een" mi~imum"mo'et worden' gebrsgt. De ~ymn'astiek der Grieken heeft bij hen de hecrlijkste vruchten ged~cttgen'i i~-

(20)

tusschen was die gymnastiek, hoe methodiseh ook, zeer eenvoudig.

Het meeste gewigt legde men op het loopen (ook wedloopen), her springen, her werpen met den diskus, het speerwerpen en bet worstelen, onder welke laatste men eehter geen woest en ruw veehten, maar een naar vaste regelen en bedaard uitgevoerden wedstrijd van wederzijdsehe kraeht en behendigheid meet verstaan.

Reeds in 1857 wees de Zurieher hoogleeraar O. H. Jaeger iu een wel war omslagtig boek, getiteld: Die Gymna,tik der l~ellenen in; il~rem Einflus8 auf, ge,ammte .4lterU~um und il~rer Bedeutung fiir die deut, ehen Gegenwart (Esslingen, 1857) op de voortreffelijkheid der grondslagen van de Orieksehe gymnastiek (*) en toonde nan dat zij ook de basis der duitsehe incest uitmaken. Vooral veer de verpligte paedagogische kinder- en jongelings-gymnastiek komt mij dit noodzakelijk veer. Zoo zoude bet programma diet gymnastiek zich met vrueht kunnen bepalen tot 1. de gewone vrije oefeningen op de plaats, zonder en met halters; 2. loopoefeningen, (gaan, taktloopen, militair marcheren, ook wedloop, zoo hiervoor gelegen- held is); 3. springoefeningen (hoog- en ver-springen, met en zonder polsstok) ; 4. klimoefeningen (aau stang, mast en touw) ; 5, werpoefeningen (met sehijven of ballen, ligter of zwaarder naar gelang van leeftijd en kraehten, juist-werpen en ver-werpen) ; 6. boogsehieten (met den veer- of kruisboog, wegens de meerdere overeenkomst met het geweer); 7. eenige uitgezochte oefeningen, (hang- en steun-oefeningen, e n z . ) n a n het rek; 8. gymnastisehe spelen, en, waar 't zijn kan, gymnastisehe wandelingen. Daarbij incest zooveel 't mogelijk is, overal methodisch en veilig onder- jrigt in het zwemmen worden gegeven, en her deelnemen daaraan, zooals ook nan het in Engeland zoo geliefkoosde bootroeijen, worden aangemoedigd.

Is eenmaal de gymnastiek ook veer het lager onderwijs een verl~ligt leervak geworden, waaraan ieder kind deelaeemt, dan komt weldra de tijd dat de knapen, die toegelaten worden tot de middelbare school en her gymnasium (dit zal tooh wel bij ons niet altijd zijn naam als luou8 a non luee~do blijven behouden ?) allen op de lagere school-de gymnastiek hebben beoefend, en daarmede de tijd dat her paedagogisch gymnasfisch onderwijs in (*) ~lene volledige uiteeuzetting van war wij van de grieksche gymuastiek weten vindt men ia dit boek niet. Daarvoor kau men nazien: Krause, die Oymnastikund .4goui*tik der Itellenen, en beter hog L. Grasberger, ~iel~ung und 17nterriel~t im klassiael~en .fflgerglt.~m. 1 er Theil. 2 r ~dbg]~eil*r J)ie Tarnsehule der Knabe~

( Wiirzb. 1866).

(21)

e e n lager en een middelbaar kan worden gesplitst. De algemeene grondslagcn moeten echter voor beiden dezelfde blijven; war op de lagere school gedaan werd, moet op de middelbare met het cog op het versehil in leeftijd, en meer gezet en streng, worden voortgezet. ~ a a r daarbij zal, met voorzigtigheid en eene verstan- dige soberheid, eene keus uit de nuttigste ocfeningen aan vaste toestellen enz. moeten worden gedaan.

Eene opmerking, die ik hier moet bljvoegen~ is, dat i k , sprekende van verpligt gymnastisch onderwijs, geenzins bedoel dat men alle leerllngen over ~ n kam scheren racer. Integendeel, ik zou wenschen dat alle leerlingen door geneeskuudigen werden onderzocht, en naar den uitslag van dat onderzoek in twee par- fijen, van normaZcn en z~oa~ke~, werden gerangschikt, terwijl enkelen - - maar dat zal steehts met zeer enkelen her geval be- l~oev~ te zijn, m gcheel vrijgesteld moesten worden. De partij dcr , zwakken" doet dan zekere oefcningen niet mede; speciale oefeningen voor dezen of genen ziekelijken toestand behooren niet hier, ma.',r bij de medisehe gymnastiek tc huis.

2o. De gymnastiek incest onder de vakken van het eind-examen de'r hoogere burgerscholcn (en der gymnasien?)worden opgenomen.

I k begeer echter niet dat de uitslag van her gymnastisch onder- zoek invloed hebbe op de toelating of afwijzing, maar wel, dat, wanneer de overigens goed slagende kandid~at in de gymnastick niet voldoet, ~ eene aanteekening op zijn testimouium worde gesteld luidendc: ~oeinig bedreven in g~dmnastiek, of gekeel o~bed, reven in ~Vnc- nastiek. De opneming onder de vakken van het eind-examen zal bijdragen om de gymnastiek meer als eene ernstige zaak en niet als enkel eenc aardigheid te doen beschouwen, en een gezond, flink jong mensch zal niet gaarne zulk eene aanteekening op zijn testimonium zien.

3o. ]~r bestaan ~ n s twee examens tot verkrljging van eene aete als leeraar in de gymnastiek, een voor 't lager, een voor 't middel- baar onderwijs. Het verschil tusschen beide is gering en kan ook moeijelijk anders wezen. Maar de gewone hoofd-en hulponderwijzer behoeft tot dusver van gymnastiek niets te weten. Naar mijne overtuiging behoorde con examen in gymnastiek een onderdeel uit te rnaken van de examens voor acten van her lager onderwijs, en dit examen incest zich bepalen tot zooveel theoretische en prak- fisehe gymnastiek, als noodig is om de boven met ruwe trekken geschetste schoo]gymnastiek te kunnen leiden. Men zou eehter van dit examen kunnen dispenseren ell het ook niet tot eene eondi~io

(22)

,worde v, ermold : n~et gee~am, ineerd of n ie~ ge~laagd in de g!lmn, as$iek, op.d~t zij, dio zulk .~ea on~erwijzer be~oepen., mogen ~eten, ..d.a~t hij tot he~ onderwijz~ea van gymq~stiek on, bevoegd is, en men dus dat deel v~n her onderwijs ann eea ander moet o~a~lragen.

Her thans bestaande gymnastisch examen b!j hetl~ger onderwijs zou dan vervaUen, en dat b.ij her midde!baar ond,e.rw:.js zg~umo,ete p blijvea bestaan, of liever, er zou ~ a enke[e .speei~!e ae.te als g~'mnasfiek-leeraar verkrijgbaar, n~0eteq zij~, ~e yerkrijgen bl.j e.en examo~_, a f- te zt~m.en do,-or eene sp~eeiale Corami~sie. Her lj~t gie, t in mijn plan dit examen t e sehetsen, m a a r - e~ d~hrop kg, r~3t ho, t hier vogra~ aap~ m ~zQor men tot her eigenlijk gymnastisQh examen (on.tleedkunde, natuurkunde van den mensela t~eorefische :en praktisohe gyranasfiek) over.ging, zou cle ka~ndid~at blijken moeten geven van algemeen.e kounis, en beschaving, en van h, e t bezjt ~an gezgnde p aedagogische begrippen.

4. Er moet gezorg d word.en voor de 0:pleiding ~ler aans.taand.e gymnastiek-onderwijzers. In de. eers~e plaa ta ZO u ann elk e der clri~e rijks-kweekscholen voor onderwij~ers daal"voor..gelegen,heid~ m0~fen bestaan, ten einde de aankqmende onderwijzers daarvap gebruik

~e doen makon. Die opleiding zgu moetert worden gegeven door minsten~, txve~ onderwijzers, egn (een medicus) v0or. de no.od[gste begin.se!eJa d.er ana~omie en physiol0gie alsmede voor hygieine, een voor de e~gen!ijke gymnastiek. Zoo noodig, zou den ]aa~t, steu een ,de.tale le,erg~ar o,f een vergevorderd.e kweekeling a~ls h ulpouderwijzer kunnen worden toegevoegd. 0ok bij de normaalscholen zo~-g#- legenheid moe~en zijn zich in gymnastiek te bekwamen. In de tweede p]a at~ moe~ gezorgd w. o~den voor de opleiding va.n speci.ale gym.uastiekleeraren, vo0r he~ middelbaar en bijzgnder onder~,cij~.

~en zou hiertoe twee wegen kunnen inslaan..~en zo0, ann een,e d~r rijks-kweeks.cholen, tevens, qege inrlgfing vo,or dezen kuopen sfichten, b. v. een eursus voor ho.ogere gymnastiek , w.~aar.van het bezoe~ vopr d e gewone kweekelingen niot v erp.l~gt, was, m aar bestemd v~or hen, die eene speciale note a]s gy.mqa, stiek-onder- w.ijzer be, geeren. De le,eraar in an~,~qmie enz. zou daar n~eer uit- br.eid.ing nan zijn opder~ijs moeten, gev~n, en de leeraar, in de gym n~s.~'ek zijn yak in den vollen omvang moeten onderwljzen.

D~ !,es.~r in de: l~r~p~edeutische, besehavende yak, ken (nederr la~ds~he en. vre.emde ta!en, letterkunc]~, geschiedenis,, aar~rijks- kunde, eer~te begi,nselen der wis, en natuurEu~'d, ige we~r ppen,

~.e.d~qgiek) konden deols door de leeraren der kwe~ks.chool,

(23)

deels door die ocher hoogere burgersohool wordon gegeven. OF men zou, op hot voorbeeld van versoheiden duitsohe ~tateu, eene

~fzonder]ijke ,inrigting tot opleidlng van gymnastiOk-onderwijzers moeten stiohten, wat zeker wel hot best zou zijn.

5. Bij de regimcnten zou ~het onderwijs in de gymnastiek weder moeten worden ingevoerd. Over de i~ri~gting van doze acht ik mij niet .bevoegd hier nader ui.t to weiden en merk ~lleeu aa.n, d a t de Handleiding veer her onderwij8 in de gymna,tiek , uitgegeven mgt voorkennin van hot depa, r{ement van oorlog (Breda 184~), die~, ~ls ik hot wel h o b , vroeger gevolgd word, ve~beterd of door oen~ andere zou moeton worden verwngen.

Bij hot paedlagogisehe gymnas~iek-onderwijs zal her a|gemeen'e hygieinische moment steeds v66r alles moeten worden in aeht ge- nomeu, terwijl, indien dat onderwijs maar door een inte lligenten, Werkelijk besehaafden en paedagogisoh ontwikkelden leeraar wordt gogeven, de psychisehe invloed, waarop de beer Euler teregt zulk een greet gewigt legt, niet zal uitblijven. Maar in verband met hot uitgangspunt, van waar ik bier r e c t a l de gymnastiek, naur aanleiding van Euler's brochure, ~r is er hog iets anders. Uit vrees dat men bij de gymnastiek als ~lgemeen opvoedings- en ontwikkelingsmoment zou over 't hoofd zien, zijn velen stork opgekomon tegen de mo~ning, dat gymnastiek de kunst van klimmen, springen enz. zou zijn. Tot zoover waron doze in "hun regt, maar niet, wanneer zij aan hot dadolijk praktisch nut der gymnas~ek, of liever van een aautal ligchaamsoefeningen geen ~aarde hechtten en daarom b. v. al war naar weergymnastiek geleok, uit de paedagogisohe verbanden. Dit is naar mija inzien overdreven en verkeord, l k moot erkennen vroeger mode de paedagogisehe eu hygieiniseho gymnastiek te sterk van de nuts- gymnastiek, als ik die zoo no'men mag, te hebbon geseheiden;

ik ben later d a a r v ~ teruggekomen (~). Indien zekere oefoningen, die aan hot algemeene doel der gymnastiek dionstbaar kunnen worden gemaakt, tevens van meet dadolijk, praktisoh nut kunnen zijn, ben ik- or veer die to adopteren, ja des needs boven andere te verkiezen. Hot loopen, k l i m m e n , springen enz, moot dus ook met het cog op hot pr~ktischo nut d a a r w n , hot ba~- ell stok~erpen,

i

(') Zie de voorrede van mijn Ontleedkundlg en phy,lologi~ol~ /~andboel~ veer aankomende onderwijzera in de gymnas~iek. Amst. 1868, bladz. X; on: De o T- ooedlng van de~ men,oh enz, door Dr. D. Lubach on Dr. S. St. Coronei (Haarlem 1870), bladz. 1B2.

(24)

bet boogsohleten met her doel om her oog te oefenen, worden beoefend. Ook her mareheren enz. voIgene de eerste afdeeling tier rekrutensehool zou ik beoefend wenschen te zien; men zou daar- raede reeds o p de lagere school in de hoogete klaseen kunnen beglnnen en her onderr~gt, met dat in de behandeliug van her geweer, op de middelbare school kunnen voortzetten. Er wordt dan ook reeds op de Rijks hoogere burgereeholeu geexereeerd, 't geen op verseheiden gemeentelijke scholen van dien aard wordt nagevolgd, en de gymnastiek-onderwijzers moeten bij hun examen bewijzen geven van bedrevenheid in her schermen en in de be- handeling van her geweer, en van her geven van instructie daarin.

:De mi]itaire oefeuingen, die ik bedoel, worden in de jeugd met 't meeste gemak en ale spelende geleerd; zij dragen bij tot oefening en versterklng van bet ligchaam; en van hoeveel belang het uit hot oogpunt tier algemeene weerbaarheid is, ook om den diensttijd te verkorten, dat de jeugd reeds vroeg in dergelijke oefeningen onderwezen wordt, behoeft g e e n betoog.

I k h e b de slechts 24 bladzijden groote brochure van den beer ]~uler niet op den voet •i|len volgen. H e t was mij te doelJ, j a , om die aan te kondigen, maar vooral o m t e trachten de da~rin ncdergelegde denkbeelden te ontwikkelen op die wijze ale mij voor ons land en one yolk noodig toescheen. Ik voorzie, dat er velen zuIlen zijn die zich met die denkbeelden niet kunnen vereenigen;

6n algemeene dieustpligtigheid 6a leerpligtighcid $n verpligtgym- nastiek-.onderwijs zullen in ons land een eterken tegenstsnd ont- moeten, gesteld al, dat her er toe kwam om die ,,pligtigheden"

in ernstige overweging te nemen. Indien ook de ligehamelijke ont- wikkeling van onze jeugd in het belang der algemeene gezoudheid (~vaaronder ik nog lets anders dn meet versta dan niet ziek zijn), indien de intellectuele ontwikkeling van alle standen der maatechappij, indien onze vrijheid en onafhankelijkheid mogten b]ijken even goed door andere middelen ale door verpligt gymnastiek-onderwijs, door leerpligtigheid en door algemeene dienstpligtigheid bevorderd en bewaard te kunnen worden ~ dan zal ik mij zclf onder de zoo even bedoelde tegenstanders scharen, even als ik er in berusten zal iadien hot bewezen werd dat de invoering van die ,,pligtigheden"

bij one onoverkomelijke zwarigheden zal ontmoeten.

Gelijk ik reeds met een woord aanmerkte, legt de beer Euler reel gewigt, op den psychologischen invloed a'er gymnastiek; hij deed dit eteeds~ en teregt. Hier drukt hij er zeer op dat her on,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit de leerling zijn gevoelens op een voor zichzelf en zijn omgeving aanvaardbare wijze?. Hoe reageert de leerling bij spanning, frustratie

Alle leerlingen van het basisonderwijs (kleuter- en lager onderwijs) die wegens ziekte langdurig of korte opeenvolgende periodes niet op school aanwezig kunnen zijn, hebben

Toch willen we uw leerlingen graag warm maken voor de overstap naar het secundair onderwijs.. We willen hen laten kennismaken met de verschillende focussen op onze campussen op

Kinderen ontdekken wat mensen in beweging zet om ‘goed’ of ‘kwaad’ te handelen?. Dit houdt in

2) Betekenisvol: het moet een straf zijn die ook als straf wordt ervaren door de leerling. Hiervoor ga je de leerlingen moeten observeren om te zien wat voor

Hij/zij kan mogelijks naar de klas komen en/of de kinderen kunnen kennismaken met de bewoners met dementie van het naburige woonzorgcentrum waar de

onderwijs en maatschappij3 module zorg5 module overgangen6 module horizonverruimend4 praktijk 312 afstudeermodule naast bachelorproef (keuze uit): bachelorproef XL30 Erasmus+

De jury kijkt ook of de inwoners en vrijwilligers- organisaties bij natuur en milieu