• No results found

Bachelorproef Leraar Lager Onderwijs

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bachelorproef Leraar Lager Onderwijs"

Copied!
78
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorproef

Leraar Lager Onderwijs

Hoe kunnen we het vierlademodel op een gepaste manier implementeren in de lagere school?

Ines Geerts

Promotor: Pieter Dewitte

(2)

1. Voorwoord

Met deze bachelorproef sluit ik mijn opleiding Leerkracht Lager Onderwijs af. Om dit tot stand te brengen heb ik echter wel hulp gekregen van enkelen die ik ook bij deze graag wil bedanken.

Eerst en vooral dank aan meneer Dewitte, mijn promotor. Om altijd te luisteren naar mijn vragen en deze ook te beantwoorden. Bedankt ook om mij telkens aan te moedigen. Dankzij hem, en dankzij

mevrouw Koers heb ik deze bachelorproef kunnen ontwikkelen.

Ik zou ook graag mijn stageschool in Brussel willen bedanken ,meer bepaald de directrice, juf Patricia en meester Jan. Bedankt dat ik dit op jullie school heb mogen uitwerken en voor de steun en

begeleiding die jullie dit project boden.

Ik wens u veel leesplezier toe.

Ines Geerts

(3)

Inhoudsopgave

Hoe kunnen we het vierlademodel ...1

op een gepaste manier implementeren ...1

in de lagere school? ...1

1. Voorwoord ...2

Inhoudsopgave ...3

2. Samenvatting ...5

3. Inleiding ...6

4. Probleemstelling ...7

Praktijkprobleem ...7

Onderzoeksdoel ...7

Onderzoeksvraag ...7

Deelvragen ...8

5. Literatuurstudie ...9

Wat is het vierlademodel? ...9

Wat wordt gezien als negatief gedrag? ... 13

Wat is ‘gewenst gedrag’? ... 14

Waar komt bepaald gedrag vandaan?... 15

Hoe bestraf ik ongewenst gedrag? ... 22

Hoe treed ik preventief op tegen probleemgedrag? ... 25

Hoe implementeer ik een beleid op school? ... 30

6. Aanpak ontwerpfase ... 31

Oriënteren ... 31

Richten en plannen ... 31

Verzamelen, analyseren en concluderen ... 31

Ontwerpen uitgewerkt vierlademodel ... 31

Verzamelen ... 32

Analyseren, concluderen en rapporteren ... 32

Enquête (kwantitatief) en gesprekken (kwalitatief) ... 32

7. Resultaten ontwerpfase ... 33

Resultaten kijkwijzer ... 41

8. Resultaten testfase ... 42

(4)

11. Evaluatie ... 47

12. Literatuurlijst ... 48

13. Bijlagen ... 50

Bijlage 1: enquête ... 50

Bijlage 2: affiche en draaiboek ... 54

Bijlage 3: logboek ... 72

Bijlage 4: kijkwijzer ... 76

Bijlage 4: Kijkwijzer ... 78

(5)

2. Samenvatting

De nood aan een uniform beleid op de lagere school is een probleem waar vele scholen mee kampen. Leerkrachten op dezelfde school die andere regels hebben zorgen voor verwarring en frustratie niet alleen bij de leerlingen zelf maar ook bij de leerkrachten. Door een uniform beleid worden deze dingen vermeden Er werd aan mij gevraagd om in dit kader het vierlademodel uit te werken. Voor ik dit deed, heb ik me eerst verdiept in het theoretische deel, het model zelf. Een ander groot aspect dat ik heb onderzocht is hoe we er voor zorgen dat de leerlingen zich goed voelen en hoe we bepaald gedrag kunnen vermijden. Deze beide aspecten verenigde ik in een literatuurstudie.

Er zijn ook enquêtes afgenomen geweest om te zien hoe leerkrachten de dag van vandaag omgaan met bepaald gedrag en hoe zij het idealiter zouden zien.

Hierna is het vierlademodel 4 weken lang uitgetest geweest , ondersteund door een beloningssysteem en een draaiboek.

Bij dit onderzoek heb ik een kijkwijzer gemaakt, waarin geschreven staat hoe je het model kan voorstellen en ontwerpen samen met een team. De eindproducten zitten hier ook in. De regels die in het vierlademodel geplaatst zijn en de maatregelen die hierbij besproken zijn. Dit om als voorbeeld te dienen. Deze resultaten heb ik ook zelf uitgetest in een stageperiode van 4 weken.

De conclusie van dit onderzoek is dat het model op zich wel werkt. Het is ec hter geen product waarbij je een perfect resultaat kan halen. Gedrag is zo complex dat geen enkel model dit volledig kan beïnvloeden. Het is ook belangrijk om het positieve steeds te benadrukken ook al ben je bezig met een sanctiebeleid.

(6)

3. Inleiding

Zoals Martin Luther King ooit heeft gezegd in een toespraak:

History will have to record that the greatest tragedy of this period of social transition was not the vitriolic words and the violent actions of the bad people but the appalling silence and indifference of the good people. Our generation will have to repent not only for the words and acts of the children of darkness, but also for the fears and apathy of the children of light.

(Martin Luther King 1965)

We moeten ons niet alleen focussen op het feit dat we gedrag moeten aanpakken dat niet gepast is. Een ander belangrijk punt is dat we er voor moeten zorgen dat de leerlingen kunnen praten over gedrag dat voorvalt. Als we dit niet doen, gaan we later een maatschappij creëren die oogkleppen draagt.

Hoe kunnen we er nu voor zorgen dat leerlingen zich veilig genoeg voelen om over gedrag te spreken? Hoe vermijden we bepaald gedrag? Waar komt dit gedrag vandaan? Hoe gaan we om met bepaald gedrag? Hoe kunnen wij als leerkracht dit beïnvloeden? Hoe kunnen we dit vertalen naar het vierlademodel?

(7)

4. Probleemstelling

Praktijkprobleem

De probleemstelling werd aangereikt door basisschool ‘De Kleurdoos” van het gemeenschapsonderwijs. Zij vroegen aan de Erasmushogeschool Brussel of één van hun studenten onderstaande probleemstelling wou onderzoeken.

Hun probleemstelling was specifiek:

“Het probleem ligt in het beleid rond ongewenst gedrag. De school werkt met het “vierladelademodel”. De veelheid van situaties in het dagelijkse schoolleven zijn moeilijk te vertalen naar dit model, door gebrek aan ervaring en kennis omtrent dit model en de consequenties voor de praktijk. Leerkrachten hebben nood aan een structurele training om adequaat te reageren op onverwachte situaties. Daarnaast is ook nood aan welke soort maatregel (herstel of aanleren/trainen) toegepast moet worden.”

De focus van het probleem bestaat in het maken van concrete afspraken binnen het vierlademodel. Dit door gebrek aan ondersteuning. De Kleurdoos startte vorig jaar hier al mee toen er tijdelijk ondersteuning was. Deze ondersteuning bleek echter niet voldoende efficiënt te zijn, waardoor het vierlademodel op de achtergrond werd geschoven. Ondertussen bleef bepaald gedrag bij de kinderen wel voorkomen. Hier reageerden de leerkrachten allemaal verschillend op. Dit zorgde voor verwarring bij leerkrachten en leerlingen. Er is nood aan een uniform beleid op school. Zo weet iedereen wat de regels zijn en hoe er op zal gereageerd worden.

Onderzoeksdoel

Het doel van dit onderzoek is om het vierlademodel te implementeren in de lagere school “De Kleurdoos zodat er een uniform beleid is. Zo vermijden we verwarring en frustraties.

Onderzoeksvraag

Hoe kunnen we het vierlademodel op een gepaste manier in de lagere school implementeren?

(8)

Deelvragen

-Wat is het vierlademodel?

-Wat wordt gezien als negatief gedrag?

-Wat is gewenst gedrag?

-Waar komt bepaald gedrag vandaan?

-Hoe bestraf ik ongewenst gedrag?

-Hoe treed ik preventief op tegen probleemgedrag?

-Hoe implementeer ik een beleid op school?

(9)

5. Literatuurstudie

Wat is het vierlademodel?

In het boek van het vierlademodel van D’aes (2016) staat dat het vierlademodel is ontstaan door een nood aan een sanctiebeleid dat overtredingen ontmoedigt , gedifferentieerd behandelt en gewenst gedrag aanleert.

Vaak heerst er bij elke leerkracht een andere regelgeving in de klas. De leerkrachten passen dit aan naargelang wat zij acceptabel of makkelijk vinden.

Hierdoor is er geen rechte lijn door alle klass en. De regels worden hierdoor ook door de leerlingen minder opgevolgd aangezien het bij de ene leerkracht wel mocht en bij de andere niet.

Thuis wordt er ook soms een heel andere regelgeving gehanteerd. Hier maakt het niet uit of je op tijd bent, of je je taken maakt,… .Om op school dit dan wel te doen vraagt veel inspanning van de leerlingen. Deze inspanning wordt vaak niet eens beloond. Het goede gedrag negeren leerkrachten vaak, het slechte bestraffen ze.

Voorwaarden goed sanctiebeleid ( voor het vierlademodel maar evengoed ook voor andere modellen toepasbaar):

- De maatregelen die getroffen worden bij de overtredingen werken effectief om de leerlingen zich gewenst te laten gedragen.

- De leerkrachten houden zich aan de afgesproken regels en geven elkaar ondersteuning.

- De leerlingen gaan akkoord met de maatregelen en vinden ze aanvaardbaar en noodzakelijk.

- De ouders begrijpen het sanctiebeleid en vinden het aanvaardbaar.

- Het schoolteam voelt zich ondersteunt door het sanctiebeleid.

4 categorieën van overtredingen:

- Ernstig/ zwaar incidenteel

Vb. vandalisme, diefstal, vechtpartij, bedreiging, ongemerkt filmen en weglopen

- Niet ernstig/ incidenteel

Vb. agenda niet meehebben, taak te laat inleveren, stiekem eten tijdens les, te laat komen

- Niet ernstig/ frequent

Vb. vaak te laat komen, vaak niet in orde, herhaaldelijk babbelen, schelden en niet opletten

- Ernstig/ frequent

Vb. pesten, leerkracht overstuur maken, cyberpesten, spijbelen, straffen niet uitvoeren, niet luisteren en geen gezag aanvaarden.

(10)

Opvoedingsstrategieën:

- Sterke controle en weinig ondersteuning (ernstig incidenteel) → straf als signaal: materiële schade herstellen, werkstuk maken, contract,….

- Weinig controle en weinig ondersteuning (niet ernstig incidenteel) → waarschuwen: een gebaar, lichaamstaal, ‘joker’ inleveren, opmerking, kort gesprek,…

- Sterke ondersteuning en weinig controle (niet ernstig frequent) → aanleren/trainen: verplicht gesprek, heldere afspraken, individueel stappenplan, veel tussentijdse feedback, voordoen en laten oefenen ,…

- Sterke controle en sterke ondersteuning (ernstig frequent) → herstel eisen: herstelgesprek, antipestprocedure, contract met begeleiding, leerlingenvolgkaart , reflectietaak.

(D’Aes M., 2016)

Bron afbeelding: Michielsen N. (13/09/2016) Infoavond geraadpleegd op 07/02/2019 via https://www.emaze.com/@AZWQZWCO

Straf

Er wordt gesproken over twee soorten straffen : de sociale straffen en de activiteitstraffen.

(11)

- Sociale straffen: een opmerking geven, verwijten , beledigen, schouders ophalen,…

- Activiteitstraffen:

• Onthoudstraffen → de leerlingen mogen niet participeren aan een activiteit of ze mogen bepaalde dingen niet meer gebruiken

• Onaangename straffen → straf schrijven of een alternatieve taak uitvoeren.

• Correctiestraffen→De leerlingen moeten de schade van hun gedrag herstellen

• Overcorrectiestraffen → Als een leerling bijvoorbeeld een papiertje voor de zoveelste keer op de grond gooit, dan moet de leerling de hele speelplaats opkuisen.

Drissen stelt voor dat er gezorgd moet worden dat straffen geen automatisme wordt voor een leerling. Dan gaat deze leerling zijn eigenwaarde verliezen en het gevoel hebben dat hij/ zij niks goed kan doen. Het goede gedrag van deze leerling moet ook beloond worden. Als leerkracht moet je ook kiezen welk gedrag je door de vingers kunt zien en alleen de belangrijkere zaken bestraffen. Anders kan de leerkracht een hele dag straffen. Dit zorgt dan voor een slechte verhouding tussen leerling-leerkracht. Een ‘goede’ straf heeft tien kenmerken:

1) Duidelijk: maak klasafspraken over welk gedrag, welke gevolgen heeft.

Zo bestaat er een transparant systeem waardoor de leerling zijn straf sneller zal aanvaarden

2) Betekenisvol: het moet een straf zijn die ook als straf wordt ervaren door de leerling. Hiervoor ga je de leerlingen moeten observeren om te zien wat voor hun belangrijk is.

3) Consistent: Zorg dat je als je een bepaald gedrag bestraft dat je dit blijft doen. Anders kan dit zorgen voor een toename van het gedrag.

4) Consequent: Iedereen in het lerarenteam moet over een consensus komen wat ongewenst gedrag nu net is. Als je een straf oplegt dan moet je die ook uitvoeren. Anders ga je steeds minder gezag krijgen ov er je klas. Als je per ongeluk de verkeerde hebt gestraft dan moet je je ongelijk ook toegeven.

5) Realistisch: zorg voor straffen die uitvoerbaar zijn. Dreig niet met onrealistische gevolgen.

6) Mild: Een straf moet onaangenaam zijn en een bron van informatie, daarmee wordt bedoeld dat er ze duidelijk gemaakt moet worden dat hun gedrag ongewenst is. Vaak is een milde straf voldoende, zeker bij leerlingen die zelden iets verkeerd doen.

7) Zinvol: Laat hen hun ongewenst gedrag omzetten in gewenst gedrag of laat hen de gevolgen van hun gedrag herstellen.

8) Snel: Hoe sneller de straf moet uitgevoerd worden hoe beter. Zo bereikt het beter zijn doel, als je te lang wacht zal het conflict blijven meegesleurd worden.

9) Afwisselend: Als de straf aansluit bij het ongewenst gedrag dan laat je dit beter zo. Als de straf hier echter los van staat dan kan je beter

(12)

Waarschuwing Herstel

Herstelgericht groepsoverleg (Hergo)

Volgens Burssens, Vettenburg en Walgrave (2005) is hergo een maatregel die wordt getroffen na een ernstig incident. Hierbij worden de betrokken partijen van het voorval samengeroepen om tot een herstelgerichte oplossing te komen. Het is een gesprek tussen de twee partijen, degene die het voorval heeft veroorzaakt en degene die er het slachtoffer van geworden is. Dit gesprek wordt begeleid door 1 of 3 moderatoren. Voor dat dit gesprek plaatsvindt, gaan er een aantal voorbereidingsgesprekken aan vooraf met de individuele partijen .

Hergo begint met een inleidend gesprek waarbij wordt duidelijk gemaakt waarover het gaat. Hierna hebben we een aantal rondes waar elke deelnemer aan de beurt kan komen en hun kant van het verhaal kan vertellen. Na deze rondes is er een ronde waarbij iedereen gaat meedenken aan een herstelplan.

Dit wordt opgeschreven en ondertekend door alle partijen. Er is een mogelijkheid om toeschouwers toe te laten. Die nemen dan geen deel aan het gesprek. Deze kunnen ongeruste ouders zijn die willen weten wat de gevolge n zijn aan het voorval.

De moderatoren zijn dan Zorg- of CLB- medewerkers die hiervoor ook cursussen kunnen volgen. Deze zijn belangrijk om er voor te zorgen dat het gesprek onpartijdig wordt begeleid. Een hergo neemt veel tijd in beslag waardoor veel scholen hierdoor afhaken. Toch is het de moeite waard in gevallen waar er bepaalde criteria aanwezig is.

Er zijn drie criteria voor de opstart van een hergo:

1) Er is een voorval waarbij herstel nodig is

2) Degene die het voorval heeft veroorzaakt wil meewerken aan herstel 3) De deelname aan de hergo is vrijwillig

(Burssens D., Vettenburg N., Walgrave L. 2005)

Trainen

Van Acker (2005) stelt dat om nieuw gedrag aan te leren dezelfde regels worden gebruikt als bij het leren van taal en rekenen. De belangrijkste principes zijn:

1. Wees heel concreet en duidelijk met het leerdoel.

2. Splits het leerproces in kleine stapjes.

3. Begin stap voor stap en bemoedig goed gedrag.

4. Complimenteer al een aanzet tot het bereiken van subdoel ook al is het nog niet bereikt. Blijf proberen tot het lukt.

5. Ga dan naar de volgende stap of subdoel.

6. Als het de leerling niet lukt ga dan een paar stappen terug.

7. Ga door tot het einddoel is bereikt. Dit op het maximaal haalbare niveau.

(Van Acker J. , 2005)

(13)

Wat wordt gezien als negatief gedrag?

Een definitie hiervoor is : 'Handelingen met daadwerkelijke of vermeende kwalijke bedoelingen die materiële en immateriële (psychische) schade en/of letsel toebrengen en waarbij formele en/of informele gedragsregels worden geschonden'.

(Van der Ploeg J.D. , 1995)

Negatief gedrag is een leerling die ten koste van anderen eigen doelen nastreeft.

Niet alleen een leerling maar ook een leerkracht kan dit soort gedrag vertonen.

(Van den Broech ., 2006)

(14)

Wat is ‘gewenst gedrag’?

Zoals Driessen (2004) het verwoordt verschilt voor elke leerkracht het begrip

‘gewenst gedrag’. Dit heeft te maken met de waarden die we willen doorgeven.

Respect is bijvoorbeeld een waarde die bijna elke leerkracht wel verwacht van de leerlingen. Hoe de leerlingen dit moeten tonen is wel moeilijker om duidelijk te maken. Wordt er bijvoorbeeld verwacht dat ze rechtstaan als er een volwassene in de klas binnenkomt? Of moeten ze hun vinger op steken als ze iets willen zeggen?

Je kan ook pas gewenst gedrag verwachten als je de leerlingen zelf ook behandeld met respect.

Een belangrijke factor hierbij, is ook de verdraagzaamheid van de leerkracht. De ene dag kan de leerkracht het gedrag tolereren. De andere dag kan hij er net boos van worden. Het verschilt dus dag per dag.

Er moet ook rekening gehouden worden met wat er wordt geschreven in de klas - en schoolregels.

(Driessen L., 2004)

(15)

Waar komt bepaald gedrag vandaan?

Relationele agressie

Zoals de studie van Michiels, Kuppens en Gietens (2010) aantoont heeft agressief gedrag altijd te maken met schade toebrengen aan een ander.

Relationeel agressief gedrag is schade brengen aan de relaties met leeftijdsgenoten van de andere persoon. Dit zorgt ervoor dat het slachtoffer uitgesloten wordt door zijn medeleerlingen, zodat hij geen sociale relaties meer heeft. Dit gebeurt door manipulatie. Hier nauw mee verwant zijn indirecte en sociale agressie.

Indirecte agressie: De leerling gebruikt een groep om het slachtoffer pijn te doen. Hij manipuleert de groep door bijvoorbeeld roddels te verspreiden. De agressor gaat geen directe confrontatie aan. De leerling kan ook iets kapot maken van de ander. Dit is dan eerder een fysieke vorm van indirecte agressie.

Sociale agressie: Deze vorm van agressie is gericht op het beschadigen van iemands zelfbeeld, sociale status of zelfs beide. Dit kan door iemand af te wijzen of door een negatieve lichaamshouding aan te nemen. Roddels verspreiden kan hier ook onder vallen.

Vanwaar komt relationele agressie?

Leerlingen worden beïnvloedt door verschillende factoren. Deze systemen zijn ingebed in elkaar.

Bron afbeelding: Coetzee B. (10/2014) The four systems of Bronfenbrenners EST, geraadpleegd 26/02/2019 via https://www.researchgate.net/figure/The-

(16)

Het microsysteem gaat over het kind en zijn directe omgeving. Dit is bijvoorbeeld het gezin en de klas. Deze staan het dichtste bij het kind. Het mesosysteem verwijst naar de link tussen de structuren van het microsysteem waar het kind deel van uitmaakt. Dit kan de band tussen de juf en de ouders zijn.

Het exosysteem verwijst naar de structuren waar het kind niks mee te maken heeft maar die wel invloed kunnen hebben op het kind. Zoals de werkomgeving van de ouders. Deze kunnen invloed hebben op het gezinsleven. Het macrosysteem verwijst naar de maatschappij waar de kinderen in op groeien.

Dit systeem heeft invloed op alle structuren. Het zorgt namelijk voor maatschappelijke waarden en normen, die een invloed hebben op de andere systeemniveaus.

Deze systemen beïnvloeden het kind. Kinderen reageren dus niet zonder na te denken op sociale signalen. Hun reactie is een gevolg van comple xe mentale processen. Sociale signalen kunnen diverse vormen aannemen. Dit kan gaan van een duw krijgen van een vriend tot een onvoldoende halen op een toets.

Volgens de theorie van de sociale informatieverwerking zijn er diverse stappen te onderscheiden bij het verwerken van deze signalen.

1. Decoderen van sociale signalen 2. Interpreteren van deze signalen 3. Nadenken van wat het doel is

4. Nadenken over de verschillende mogelijke reacties 5. Kiezen van een reactie

6. Uitvoeren van de reactie

Hoe de signalen geïnterpreteerd worden hangt af van de vorige ervaringen die de leerling heeft meegemaakt. Kinderen met relationele agressie nemen signalen vaak negatief op. Ze voelen zich snel aangevallen waardoor ze het gevoel hebben dat ze iets terug moeten doen aan het andere kind . Terwijl het helemaal niet slecht bedoeld was.

Observeren en imiteren Ouders als model

Ouders zijn belangrijke spilfiguren in het leven van een kind. Door hun bijzondere en emotionele band hebben ze veel invloed op elkaar. De manier waarop ouders zich gedragen tot elkaar, kan leiden tot een invloedrijk voorbeeld voor de kinderen. Als ouders fysiek agressief gedrag vertonen zullen de kinderen dit sneller geneigd zijn om na te doen. Ouders die hun kind fysiek of mentaal manipuleren zullen er uiteindelijk voor zorgen dat kinderen dit ook zullen doen bij hun vriendjes.

(17)

Broers en zussen als model

Broers en zussen worden vaak gezien als een rolmodel , zeker als ze ouder zijn.

De jongere kinderen zullen dan het gedrag kopiëren dat ze zien van hun broer of zus. Tussen broers en zussen kan er ook een haat-liefde relatie ontstaan. Ze verklikken elkaar dan of vertellen leugens tegen de ouders over de ander. Dit is een vorm van relationele agressie. Dit gedrag kan gekopieerd worden waardoor het kind niets anders meer kent.

De sociale groep als model

De vrienden en klasgenoten spelen natuurlijk ook een grote rol in het gedrag van een kind. Als er in die sociale groep veel kinderen zi tten die aan relationele agressie doen, dan zal het kind ook sneller geneigd zijn om dit ook te doen, zodat hij of zij bij de groep hoort. In een klas waar weinig relationele agressie is, zal een kind die relationele agressie vaak gebruikt het moeilijk heb ben. Daarom is het belangrijk dat de leerkracht dit goed bespreekt in de klas en een klimaat creëert waar zo’n gedrag niet wordt getolereerd.

Televisiepersonages als model

Wanneer een kind kijkt naar een tv-serie of film waar relationele agressie in voorkomt , slaat het een script op in het hoofd. Dit script kan dan gebruikt worden in het reële leven van het kind. Hoe meer scripts het te zien krijgt, hoe groter de kans dat het wordt uitgevoerd door het kind. Het gevaar aan relationele agressie op televisie is dat het gedrag vaak wordt goedgepraat.

(Michiels D., Kuppens S en Gietens H. 2010)

Schep een positieve omgeving voor alle leerlingen

Leerlingen tonen vaak ongewenst gedrag volgens Baterman en Golly (2008) omdat ze:

1) Aandacht willen krijgen (van volwassenen of medeleerlingen).

2) Onaangenaam werk willen ontlopen (het is te ingewikkeld, te simpel of te saai).

3) Wraak willen nemen op medeleerlingen of leerkrachten.

(18)

In iedere klas zitten er een aantal leerlingen die meer aandacht vragen. Het is de taak van de leerkracht om elke leerling te helpen op vlak van leerprestaties en gedrag. Hieronder staan 20 tips van Baterman en Golly (2008) over hoe je leerlingen sociaal gewenst gedrag kunt laten vertonen.

• Tip 1: Stel duidelijke regels in de klas

Welk gedrag we accepteren hangt af van elk persoon. De tolerantiedrempel ligt nu eenmaal anders bij iedereen. Door duidelijke regels te stellen schep je een stimulerende leeromgeving. Leerlingen hebben ook nood aan deze structuur om te weten hoe ze zich in elke situatie moeten gedragen. Als deze regels van in het begin automatisch worden toegepast dan zijn de leerlingen én de leerkracht op hun gemak en kunnen ze zich focussen op het leren.

• Tip 2: Onderwijs de regels direct

Vaardigheden in gedrag moet ook aangeleerd worden zoals andere schoolse vaardigheden. Hier kan een rollenspel aan te pas komen. De leerkracht kan zo tonen wat de bedoeling wel of niet is. Dit moet echter wel eindigen met een correct uitgevoerde procedure of routine. Het voordoen is natuurlijk effectiever dan het gewoon mee te delen. Geef ook genoeg positieve feedback wanneer een leerling een nieuwe vaardigheid aanleert.

• Tip 3: Geef aandacht aan het gedrag dat jij wilt zien

Beloon het positieve gedrag met complimenten of een leuke activiteit. Als een leerkracht heel de tijd negatieve feedback geeft dan zullen de kinderen meer problemen vertonen dan wanneer een leerkracht ook én voornamelijk positieve feedback geeft.

• Tip 4: Schenk weinig aandacht aan kleine misdragingen

Negeer gedrag zoals luid praten en geef positieve feedback aan degene die het wel juist doen. Zo krijgen ze de aandacht die ze wouden niet.

• Tip 5: Hou je aanwijzingen kort en duidelijk

Gebruik concreet taalgebruik met duidelijke en korte opdrachten. Zeg duidelijk wat de leerling wel moet doen. Zeg dus niet : “Weet je nu nog niet hoe je je moet gedragen in de klas!”. Dit soort opmerkingen geeft weinig informatie door naar de leerling.

(19)

• Tip 6: Gebruik een vast signaal om de aandacht te trekken

De meeste leerkrachten gebruiken een vast signaal zoals klappen, met je ring op het bord tikken,... . Dit kan er echter voor zorgen dat de leerlingen twee seconden zullen opkijken om dan weer verder te doen waar ze mee bezig waren. De leerkracht moet dus duidelijk maken dat als hij praat dat ze alles moeten neerleggen en luisteren. Zo toon je namelijk respect.

• Tip 7: Laat duidelijk weten wat de consequenties zijn van onaanvaardbaar gedrag

Wees transparant over wat de gevolgen zijn van bepaald gedrag. Als de leerling na een negatieve consequentie blijft voortdoen dan is dit het teken dat de straf, geen straf was voor hem. De leerkracht kan dan een andere negatieve consequentie zoeken.

• Tip 8: Leer de consequenties voor onaanvaardbaar gedrag

Hou een duidelijk gesprek met de leerlingen over de consequenties. Herhaal dit ook indien nodig.

• Tip 9: Als onaanvaardbaar gedrag van de leerling niet verandert, dan moet het gedrag van de leerkracht veranderen

Als de leerkracht een bepaalde aanpak hanteert en deze werkt niet , dan moet de leerkracht van tactiek veranderen.

• Tip 10: Ongewenst gedrag is een doelmatige en efficiënte manier om aandacht te krijgen

Een leerling die zich keurig gedraagt wordt meestal niet opgemerkt dus gedragen leerlingen zich ongewenst zodat ze aandacht kunnen krijgen.

Daarom is het belangrijk om positief gedrag ook te benoemen.

• Tip 11: Behandel de leerling altijd met respect

Behandel iedereen met respect, kinderen imiteren immers volwassenen. Een leerling kleineren is een ongepaste reactie op elk soort gedrag.

• Tip 12: Gebruik nooit sarcasme, gebruik humor

Sarcasme kan hard aankomen, gebruik humor in de plaats. Dit maakt de situatie veel lichter.

(20)

• Tip 13: Vermijd een machtsstrijd

Als de leerkracht een machtsstrijd uitkiest, zorgt dit ervoor dat de leerling zich kwaad en vernederd zal voelen. De leerkracht geeft immers het teken dat je minder sterke mensen mag en kan vernederen. Gewoon rustig blijven wachten en de opmerking herhalen is een betere tactiek. Als de leerling zelf een machtsstrijd uitkiest om aandacht te krijgen, dan neem je hem/haar best eens apart. De leerkracht kan dan voorstellen dat als de leerling zich gedraagt, de leerling zijn talent mag voordoen voo r de rest van de klas.

• Tip 14: Leer je leerlingen kennen

Neem tijd om de leerlingen te leren kennen. De band die bestaat tussen leerkracht- leerling in een tijd waar er geen problemen zijn is cruciaal.

• Tip 15: Zorg dat de omgeving voor je leerlingen veilig is

Zorg dat leerlingen zich veilig voelen in de klas. De leerkracht moet hen steun en respect bieden.

• Tip 16: Voorspelbaarheid is de sleutel

De leerkracht moet zich aan orde en regelmaat houden. Dit werkt kalmerend.

• Tip 17: Werk met collega’s samen

Werk als team samen zodat je elkaar kunt steunen in alle situaties. De leerkrachten kunnen soms bij elkaar in de klas gaan staan , zo zien de leerlingen dat de leerkrachten steun hebben aan elkaar.

• Tip 18: Werk met ouders en/of verzorgers samen

Beide willen immers het beste voor het kind. Als ze elkaar steunen dan bevordert dit alleen maar de prestaties van de leerling.

• Tip 19: Pas ook goed op jezelf

De leerkracht brengt heel veel tijd door in hetzelfde leslokaal. De leerkracht kan dan het lokaal inrichten naar zijn smaak. Zo wordt het aangenaam om er te zijn.

• Tip 20: Doe je werk met toewijding en plezier

De leerkracht moet genot proberen te halen uit het werk dat hij uitvoert . Dit zien de leerlingen ook. Hierdoor worden de resultaten positief beïnvloedt.

(Baterman B., Golly A.,2008)

(21)

Pygmalion effect

Zoals Chang (2011) het verwoordt wordt het “Pygmalion effect” ook soms wel eens het “Rosenthal effect” genoemd. Dit verwijst naar het experiment van Rosenthal en Jacobsen (1968 , samengevat door Pintrich en Schun k 1996). In dit experiment werd er in het begin van een schooljaar tegen de leerkrachten gezegd dat er een test was ontwikkeld om te voorspellen welke leerlingen intellectueel sterk zouden worden. Ze hadden de leerkrachten misleid door te zeggen dat de leerlingen getest werden door een nieuwe test die voorspelt hoe het schoolsucces zou zijn van de leerling. Rosenthal en Jacobsen hadden willekeurig leerlingen gekozen in 18 klassen. Deze leerlingen waren zogezegd de besten van de besten. Hun scores op de toetsen voorheen het experiment ondersteunde hen zogenaamde testresultaten totaal niet. De resultaten van het experiment toonden aan dat er een merkbaar verschil was tussen de zogenaamde sterke kinderen en de controle groep. De zogenaamde sterke groep groeiden in mondelinge communicatie met gemiddeld 2 IQ punten, in redenering groeiden ze gemiddeld met 7 punten. Over het algemeen is hun IQ zelfs gestegen met 4 punten. Het experiment toonde aan dat de verwachtingen van de leerkracht zorgde voor een ‘self-fulfilling prophecy”. Als leerkrachten een bepaalde verandering verwachtten dan toonden de kinderen die verwachting. Dit kan op een positieve manier zijn, maar ook evengoed op een slechte manier.

(Chang J., 2011)

(22)

Hoe bestraf ik ongewenst gedrag?

Straffen en belonen: 12 tips en inzichten

Dit zijn de 12 tips en inzichten door Goossens (2018) die hieronder worden samengevat.

1. Autoritair zijn werkt niet meer

Er wordt tegenwoordig gezegd dat de leerlingen vroeger beleefd en vriendelijk waren en dat dit nu veranderd is. De leerlingen zijn echter niet onbeleefd, ze krijgen vandaag alleen maar meer ruimte. We hebben ze assertiever en verbaler gemaakt. Dus autoritair gedrag zal nu niet veel effect hebben. Hierdoor leggen de leraren vaak de schuld bij de leerlingen. Het is echter van beide de schuld.

Leerkrachten willen vaak macht vertonen. Je mag natuurlijk de regels begrenzen en straffen. Hoe je dit doet zorgt voor een groot effect bij je leerlingen. Als je zegt: ‘Zou je niet eens beter opletten’ dan zorg je ervoor dat je in een machtsstrijd gaat geraken met je leerlingen.

2. Eigen gedrag beïnvloedt het gedrag van de leerlingen

Leerkrachten gedragen zich vaak hetzelfde als leerlingen: onvriendelijk, ze gebruiken sarcasme of ironie. Zinnen zoals: “Heb je dat nu nog steeds niet begrepen?” ervaren de leerlingen als veralgemenend en onterecht. Door zo’n reacties ga je net opstandig gedrag uitlokken.

3. Blijf rustig maar kordaat

Door rustig en kordaat te zijn kom je krachtig over. Neem wat leerlingen zeggen of doen niet persoonlijk, want dan word je emotioneel en verlies je je energie. Je gaat dan alles opstapelen en ga je straffen vanuit die emotie. Rustig de irritatie benoemen is hiervoor een oplossing. Geef ook duidelijk ik-boodschappen. Zeg hoe het gedrag jou laten voelen. Probeer ook discussie met de leerlingen zelf te vermijden. Benoem het gedrag en zorg dat je het tempo houdt. Zo krijgen ze geen ruimte om met je voeten te spelen.

4. Geef nooit straf tijdens de les

Tijdens de les kan je zeggen dat er een straf hoort bij het gedrag. Beslis echter pas na de les wat die straf zal zijn. Zo zorg je ervoor dat je consequent blijft en dat je zelden emotionele straffen zult geven. Probeer hen bij het benoemen van de straf ook niet te kleineren. Behandel hen als gelijkwaardige partners zonder je gezag als leraar af te geven.

5. Maak in het begin een lijst met verwachtingen

Maak in het begin van het schooljaar een lijst met je verwachtingen op. Dit kan van 5-7 regels gaan. De verwachtingen die jij hebt mag je niet vanzelfsprekend vinden. Het is namelijk de taak van de leerkracht om ze te begeleiden en te ondersteunen bij het bereiken van die verwachtingen.

(23)

6. Maak samen met de leerlingen afspraken

Maak samen met je klas afspraken hoe dat zij willen dat de les verloopt. Hierna kan je dan bespreken hoe het verlopen is: heeft iedereen zijn vinger opgestoken,… . Hiermee verhoog je hun engagement en verantwoordelijkheid.

Je kan de regels ook visueel maken, zo is het gemakkelijk om het terug te verwijzen naar de afspraken. Omdat het visueel is zullen de leerlingen het ook makkelijker onthouden.

7. Start strenger

In het begin van het schooljaar maak je concrete afspraken. Zodra de leerlinge n goed weten wat er van hun verwacht wordt kan je wat losser worden zonder de consequentie te verliezen. Besteed ook voldoende aandacht aan de leerlingen om een connectie te vormen.

8. Wees zuinig met klassikaal straffen.

Klassikale straffen gebruik je best als laatste strafmiddel. Er zijn ook andere manieren om de groep verantwoordelijk te maken. Als er telkens iets gebeurd.

Kan je even naar buiten gaan en vragen dat ze als groep mogen kiezen: of ze stoppen met het gedrag ,of ze kiezen voor een klassikale straf.

9. Kies een nuttige straf

Een straf heeft pas waarde en betekenis als ze samen gaat met reflectie en begeleiding. Iets overschrijven zal geen effect hebben, een reflectieverslag is daarentegen zinvoller.

10. Benadruk het positieve

Straffen en belonen horen samen. Haal sneller de groene balpen boven dan de rode balpen. Zo worden de leerlingen sneller gemotiveerd. Verstop echter het negatieve ook niet.

11. Kies 1 beloningssysteem

Te veel belonen bestaat niet, maar teveel beloningssystemen echter wel. Kies de methodiek die het beste past bij jou. Beloningen moeten ook authentiek en oprecht zijn.

12. Investeer in een sanctiebeleid

Een school moet een duidelijk beleid hebben met basisregels die alle leerkrachten moeten volgen. Binnen zo’n beleid kan een leraar wel zijn eigen stijl hebben. Het is echter belangrijk dat leerlingen en ouders weten wat de gevolgen zijn van bepaald gedrag.

(Goossens M. 2018)

(24)

Ruzies oplossen met KLOP

Wat is KLOP?

KLachten -OPlossingen-methode bij conflicten tussen kinderen in en om de school. KLOP voorziet zoals Lamain-Van Der Sluijs vaststelt (2001) geen antwoorden, het is een formule om onvermijdelijke problemen bij het samenleven overal op te lossen met de ZON (Een model voor het uitwisselen en bedenken van oplossingen). De formule wordt gebruikt om ouders, leerlingen én leerkrachten te mobiliseren en te stimuleren om iets te ondernemen tegen ongewenst gedrag. De klachten worden opgeschreven en samen wordt er naar oplossingen gewerkt.KLOP wil ervoor zorgen dat iedereen, ook de kinderen, dagelijks (mede)verantwoordelijk wordt gebracht voor het signaleren en het melden van conflictsituaties en het hiervan oplossen.

Kinderen die zich ongewenst gedragen hebben meer nood aan deze methode aangezien ze hun eigen controlesysteem niet optimaal benutten. Als anderen gedrag gaan signaleren dan zal dit ten goede komen van het controlesysteem.

Indien de leerlingen dit niet doen, dan zijn ze ook schuldig aan de gevolgen van zijn gedrag.

Dit wordt duidelijk gemaakt door een toespraak van Martin Luthe r King (zoals gezien in de film ‘Driving Miss Daisy”) :

“History will have to record that the greatest tragedy of this period of social transition was not the vitriolic words and the violent actions of the bad people but the appalling silence and indifference of the good people.

Our generation will have to repent not only for the words and acts of the children of darkness, but also for the fears and apathy of the children of light.” ( Martin Luther King, 1965)

Kinderen moeten op school leren dat ze de verantwoordelijkheid dragen om ongewenst gedrag ( zoals pesten, materiële schade, …) te voorkomen of het stoppen ervan. Ze gaan op school ook moeten leren hoe ze hun gevoelens mogen uiten. Hiervoor zijn (on)geschreven regels in elke soort samenleving.

Open en gesloten problemen

Alle problemen zijn uiteraard niet hetzelfde. Daarom maken we een onderscheid tussen open en gesloten problemen. Wat we verstaan onder gesloten problemen is gedrag die we met standaardoplossingen kunnen verhelpen. Dit is dan vaak bij gedrag dat vaak voorkomt bijvoorbeeld: niet in de rij staan wanneer de bel is gegaan.

Open problemen zijn problemen waar er sprake is van een meer gecompliceerde situatie. Er is dan nog niet geweten hoe dit aangepakt moet worden. Dit wordt dan samen in overleg tussen leerkrachten en eventueel directie besproken.

(25)

Hoe treed ik preventief op tegen probleemgedrag?

Verschillende soorten preventie

Volgens Goris, Burssens, Melis en Vettenburg (2008) zijn er 3 verschil lende soorten preventie:

-Primaire preventie: hier is er nog maar amper sprake van een probleem. Er is echter wel al zicht op een mogelijk probleem.

-Secundaire preventie: hier is er ook nog geen sprake van een probleem , toch wordt het steeds meer duidelijk dat er een probleem in aantocht is.

-Tertiaire preventie : hier heeft het probleem zich al duidelijk gesteld. Het doel is hier te voorkomen dat dit nog eens gaat gebeuren.

(Goris P., Burssens D., Melis B., Vettenburg N. , 2008)

Preventie is kiezen

Preventie is volgen Vettenberg (2008) keuzes maken. Zo zegt Vettenberg dat de leerkracht bijvoorbeeld op te laat komen strengere straffen kan zetten of hij kan extra moeite doen om de activiteiten in de lessen aantrekkelijker te maken. Zo’n keuzes maakt de leerkracht vanuit ethische overwegingen. Bij elke keuze moet hij de verantwoording ervan ook wel uitleggen aan de leerlingen.

Wat is wenselijke preventie?

Wenselijke preventie is volgens Vettenberg :

- Zorgt ervoor dat problemen steeds vroeger worden voorkomen (radicaliteit)

- Is zo veel mogelijk offensief (offensiviteit) - Zorgt voor een integrale aanpak (integraliteit) - Is meewerkend (participatie)

- Heeft democratische punten (democratisch karakter)

Dit zijn vijf dimensies die op elkaar inwerken en samenwerken . Als je wenselijke preventie wilt realiseren dan moet je elke dimensie betrekken. Je zult nooit een dimensie voor 100% kunnen realiseren maar zorg ervoor dat je ze wel allemaal betrekt.

Radicaliteit

Je kan preventie toepassen tijdens verschillende momente n, wanneer het probleem zich al voorstelt of wanneer er amper sprake er van is. Het is wel van belang dat we een risicosituatie zo vroeg mogelijk stoppen op de ontwikkelingslijn. Als je dit doet moet je ook rekening houden met wat er aan

(26)

Offensiviteit

Offensiviteit wilt zeggen dat we de keuzemogelijkheid uitbreiden, defensiviteit is dan net het beperken ervan. Voorbeeld: obesitas wordt vaak aangepakt door machines met ongezond eten weg te nemen. Dit is defensief. We kunnen het ook echter anders aanpakken, we kunnen ook gezond eten en fruit aanbieden voor lagere prijzen. Zo krijgen ze meer keuze en kunnen ze zelf kiezen wat ze willen, dit zal zorgen voor emancipatie. Dit is dan een offensieve aanp ak.

Integraliteit

Deze dimensie gaat over het verschil tussen persoonsgerichte en structuurgerichte acties. Structuurgerichte acties gaan structuren veranderen , dit kan gaan van de school tot aan de familie of zelfs de wetgeving zelf.

Persoonsgerichte acties zijn acties die gericht zijn op interne verandering van de persoon zelf. Dit kan onder andere door training of informatie te geven. Zo wordt er bij probleemgedrag niet alleen gekeken naar de persoon zelf ( Hoe kan h ij/ zij zichzelf in de hand houden?) maar ook naar de context van de situatie. Het is aangeraden om een evenwicht te zoeken tussen de twee soorten acties.

Participatie

De leerlingen moeten de kans krijgen om hun stem te laten horen. Ze mogen zelf kiezen of ze meehelpen aan een bepaald preventieproject of niet. Dit is een keuze die de school aan de leerlingen moet laten om te maken. Doordat ze de kans krijgen om hun te laten horen, zullen ze ook werken aan emancipatie.

Democratisch karakter

Iedereen heeft recht om beschermd te worden tegen problemen door preventie.

Het zou onethisch zijn als je bepaalde groepen uitsluit zoals bv: de kansarme, de taalzwakke, …

(Vettenberg N. 2008)

Tegen pestgedrag

Ondersteuning door leeftijdsgenoten zoals geschreven door Van Rooijen, Nikki, Wienke en Daamen (2015)

• “Befriending”→ aan een leerling wordt gevraagd of ze vrienden wordt met het gepeste kind.

• Samenstellen van een comité → dit comité bedenkt samen wat er tegen het gepest kan gedaan worden.

• “Mediation” → een leerling die niet betrokken is bij de situatie helpt om het geschil op te lossen.

• Actief luisteren/ counseling→ leerlingen worden getraind in actieve leesvaardigheid.

Deze methodes garanderen geen daling in het pesten. Dit hangt af van elke

(27)

Een andere methode is nog de schoolrechtbank. Dit kan dan plaatsvinden in het klaslokaal. De schoolrechtbank bestaat uit enkele neutrale leerlingen die naar beide kanten van het verhaal gaan luisteren. Het verhaal van degene die pest en het verhaal van het slachtoffer. Op basis van de gesprekken, beslist de schoolrechtbank welke maatregelen ze gaan nemen. In de hele ernstige gevalle n kan de directeur geraadpleegd worden om te zorgen voor een tijdelijke schorsing. Naar deze methode is nog niet veel onderzoek gedaan. Deze methode is momenteel vooral in gebruik in het Verenigd Koninkrijk, Canada en ook in de Verenigde Staten. ( Van Rooijen K., Nikki U., Wienke D., Daamen W., 2015)

Verbetering speel- en schoolruimtes

Volgens Van Rooijen, Nikki, Wienke en Daamen (2015) gebeurd p esten vaak op school- en speelpleinen. Op deze pleinen de toezicht vergroten en het verbeteren van de overzichtelijkheid kan al helpen tegen het verminderen van het pestgedrag. Dit is één van de effectiefste manieren.

(Van Rooijen K., Nikki U., Wienke D., Daamen W. ,2015)

Bullying Prevention Program

Wat dit programma kenmerkt volgens Van Rooijen, Nikki, Wienke en Daamen is dat ouders, leerlingen, leerkrachten en directie bij het invoeren van dit programma betrokken wordt. Ze krijgen hier ook informatie over: wat is pesten en wat kunnen we er tegen doen. Het programma richt zich op drie niveaus: de school, de klas en de individuele leerlingen. Maatregelen die op elk niveau genomen worden zijn:

Op schoolniveau:

- Een comité samenstellen die de invoering van dit programma coördineert.

- Leerkrachten en directie trainen.

- Het maken van regels, specifiek tegen pesten.

- Het ontwikkelen van een toezichtsysteem waardoor er overal controle is op de school- en speelpleinen. Hiervoor is het belangrijk dat de pleinen overzichtelijk zijn.

- Een ouderbijeenkomst.

Op klasniveau:

- Regels specifiek gericht tegen pesten in de klas.

- Regelmatig kringgesprekken over pesten en de onderlinge relaties tussen de leerlingen.

- Ouderbijeenkomst met de ouders van de klas.

- Werken in de klas aan samenhorigheid door middel van activiteiten

(28)

KiVa anti-pest programma

KiVa richt zich ,zoals Van Rooijen, Nikki, Wienke en Daamen (2015) het stelt, vooral op de omstaanders van het pesten. Het zegt dat het pesten in stand wordt gehouden wanneer omstaanders het gedrag niet afkeuren. Het wil dus de houding van de omstaanders veranderen zodat ze het gedrag zouden afkeuren en het slachtoffer zouden steunen. Zo kan het pestgedrag verminderd worden.

Dit programma heeft drie versies gericht op de ontwikkeling van het kind. Een versie voor kinderen van 7 tot 9 jaar, een versie voor kinderen van 10 tot 12 jaar en dan ook nog een versie voor kinderen van 13-15 jaar.

Programmaonderdelen zijn: lessen over de invloed van een groep tijdens pesten en geleidelijk opstellen van klasregels rond pesten. Er kan ook gebruik gemaakt worden van rollenspellen, toneelstukken en korte films om pesten tegen te gaan.

Er wordt ook een speciaal team opgericht bestaande uit leerkrachten die het pesten onder controle moeten houden. De populaire leerlingen worden ook ingezet om de slachtoffers te ondersteunen. Op de speelp laats is het ook belangrijk dat de leerlingen altijd een leerkracht zien. Dit verhoogt het veiligheidsgevoel. Ouders krijgen daarnaast ook informatie hoe zij zelf het pesten kunnen tegenhouden.

( Van Rooijen K., Nikki U., Wienke D., Daamen W. ,2015)

Disciplinaire maatregelen

Er zijn volgens onderzoek (Ayers) maar twee disciplinaire maatregelen dat effect hebben op pestgedrag. Dit is niet strafstudie of schorsing. Dit is eerder wel het verliezen van priviléges, en een gesprek met ouders en de leerling zelf .

(Van Rooijen K., Nikki U., Wienke D., Daamen W. 2015)

Motivatie door leerkrachten

Instructie gerelateerde factoren

Hieronder verstaan we de factoren in het lesgedrag van de leerkrachten volgens Schuit (2011)

Er zijn een viertal concepten hier in onder verdeeld:

- Proces georiënteerde instructie - Differentiatie

- Verbinding met de leefwereld van de leerlingen - Coöperatief leren

Deze vier concepten zijn te linken aan de nieuwe bewegingen in het onderwijs en zijn alternatieven voor het klassieke onderwijs. Deze speelt in op de leerbehoeften van de leerlingen, waardoor de leerlingen meer motivatie zouden krijgen.

(29)

Proces georiënteerde instructie

Binnen zo’n instructie verschuift de nadruk in het leerproces van de leerkracht naar de leerling, van instructie naar actief, zelf gereguleerd leren. De leerkrachten moeten ervoor zorgen dat de leerling zelf gereguleerd of anders gezegd autonoom kunnen leren. Dit zorgt voor motivatie bij de leerlingen. Er moet echter nog steeds ondersteuning en begeleiding worden voorzi en door de leerkracht. De leerkracht bekijkt in het begin van het jaar hoeveel begeleiding er nu echter moet worden aangeboden aan een bepaalde klas. Dit volgt hij op en past hij ook aan naarmate het schooljaar vordert.

Differentiatie

Als leerkrachten er in slagen om in te spelen op de verschillende leerbehoeftes van elke leerling dan zal de leerling zich ook meer gemotiveerd voelen. Dit valt ook niet los te zien van proces georiënteerde instructie. Hiervoor is het essentieel dat de leerkrachten de verschillen in de leerlingen zien op vlak van kennis en socio-emotionele ontwikkeling.

Verbinding met de leefwereld van de leerlingen

Leerlingen zullen meer gemotiveerd zijn om te leren als de kennis die aangebracht wordt een grotere gebruikswaarde heeft. Hiermee wordt bedoeld dat het nuttig is in hun wereld en dat het qua onderwerp past bij hun interesses.

Zoals piraten in het 1ste leerjaar. Actualiteit betrekken in de klas kan ook het gewenste effect benaderen.

Coöperatief leren

Samenwerkend leren zorgt ervoor dat ze ideeën kunnen uitwisselen. Als ze ideeën uitwisselen kunnen ze betere manieren vinden om iets op te lossen. Dit zorgt voor intrinsieke motivatie bij de leerlingen.

Persoonlijkheid gerelateerde factoren

Hier staat de persoonlijkheid van de leerkrachten centraal. Dit heeft namelijk invloed op hun professionele identiteit. Een belangrijk aspect is de “self-efficacy”

of anders gezegd de doelmatigheidsbeleving. In deze context gaat het dan over het zelfvertrouwen dat de leerkrachten hebben in hun gedrag om bepaalde resultaten te halen bij de leerlingen. Belangrijk is dat ze hierbij realistische en relevante doelen opstellen op korte termijn, die dan zinvol zijn in de context van de lange termijndoelen. Het effect van self-efficacy op de motivatie van de kinderen kan direct of indirect zijn. Er wordt verondersteld dat leerkrachten met een hoge doelmatigheidsbeleving, een directe positieve invloed heeft op de motivatie van de leerlingen. Tevens wordt er ook verondersteld dat leerkrachten met een hoge doelmatigheidsbeleving andere keuzes maakt op professioneel vlak waardoor er een indirecte invloed kan zijn op de motivatie van de leerlingen.

(Schuit H. ,2011)

(30)

Hoe implementeer ik een beleid op school?

Er zijn 4 factoren volgens Tulder die het implementeren van veranderingen op school kunnen beïnvloeden.

- De kenmerken van de verandering (hoe ingewikkeld het is, hoe duidelijk het is, de behoefte eraan,…)

- De kenmerken van de externe en interne partners van de school (de bereidwilligheid, de inzet, de steun,…)

- De kenmerken van de school ( leerkracht relaties en directie) - De kenmerken buiten de lokale omgeving ( overheid,..)

Het is belangrijk dat leerkrachten achter deze aanpak staan. Vaak is het criterium bij de leerkrachten dat een verandering praktisch moet zijn. Er zijn drie criteria hiervoor:

- Instrumentaal

- Congruentie (loopt het samen met wat de leerkracht doet in de klas) - Prijs (krijg je evenveel resultaat als de inzet)

De leerkrachten en de directie moeten hier beiden achterstaan. Zo zal het lukken om een beleid te implementeren. Anders gaat er verwarring ontstaan, en zal het mislukken.

(Tulder M. 1992)

(31)

6. Aanpak ontwerpfase

Aan de hand van praktijkgericht ontwerponderzoek om het vierlademodel in de lagere school te implementeren zijn er voor dit onderzoek verschillende cycli doorlopen. (Van der Donck & Van Lanen, 2012) Oriënteren → Richten → Plannen → Verzamelen → Analyseren en concluderen

→ Ontwerpen → Verzamelen → Analyseren en concluderen → Rapporteren en presenteren.

Oriënteren

In het begin van dit jaar werd uitgelegd wat de onderwerpen waren van de Partners in Authentiek Werkplekleren (PAUW) die we in kader van onze bachelorproef konden uitwerken in de loop van het schooljaar. Het onderwerp dat ik koos was dat van het vierlademodel. Dit was toen nog onbekend terrein voor mij. Aan de hand van de schooltaak en wat opzoekwerk is hier verandering in gekomen.

Richten en plannen

Samen met mijn stagebegeleider en promotor hebben we tijdens een gesprek ons gericht op het praktijkprobleem en hebben we zo een planning ontworpen.

Door deze planning en het dieper bekijken van het praktijkprobleem, zijn de onderzoeksvraag en de deelvragen tot stand gekomen.

Daarna werd de focus gelegd op de literatuurstudie en het maken v an effectief materiaal dat kan worden ingezet.

Er werd gewerkt aan een uitgewerkt vierlademodel. De randvoorwaarden hierbij waren:

- Een team die achter dit project staat.

- Tijd die vrijgemaakt wordt zodat er met degelijke voorstellen kan afgekomen worden.

- Een begeleider (in dit geval ben ik dat) .

Verzamelen, analyseren en concluderen

Data heb ik voornamelijk verzameld door boeken en artikels op het internet te lezen. Hiernaast heb ik ook een link naar een enquête geplaats in de Facebookgroep ‘Leerkrachten Lager Onderwijs’. In deze groep zitten 25 199 leden (op 20/03/2019). Hierbij zitten niet alleen leerkrachten maar ook onderzoekers die zich met onderwijs bezig houden. Hier hebben 37 mensen op gereageerd. De weinige respons is te verklaren doordat er dagelijks zoveel berichten op de groep gepost worden dat je als lid de meeste berichten niet eens

(32)

Ontwerpen uitgewerkt vierlademodel

In deze fase zijn de klasregels van de school in het vierlademodel omgezet en is er ook tot een consensus gekomen welke maatregelen er worden genomen als de regels niet worden nageleefd. De maatregelen zijn per graad uitgewerkt aangezien er een aanzienlijk verschil is tussen de eerste graad en de derde graad. De omgezette klasregels werden dan op papier visueel voorgesteld zodat dit in de klas kon ophangen (zie bijlage 2). De effectieve maatregelen die worden genomen zijn samengebundeld maar zijn niet zichtbaar in de klas. Deze worden wel overlopen met de leerlingen.

Er werd ook een kijkwijzer gemaakt die omschrijft wat de voorwaarden zijn om dit model te implementeren op een school en welke stappen je hiervoor moet ondernemen.

Verzamelen

In deze fase werd genoteerd hoe vaak welk gedrag voorkwam in de klas voor de implementatie van het vierlademodel. Zo hadden we een beginsituatie waar we mee konden vergelijken. Na de start van het gebruik van het vierlademodel in de klas, werden 3 metingen uitgevoerd. In de eerste week bij het gebruik van het model, werd dit echter niet gedaan. De leerlingen moesten in deze periode wennen aan een nieuwe leerkracht en het nieuw model.

Analyseren, concluderen en rapporteren

De gegevens zijn gebundeld in deze bachelorproef.

Enquête (kwantitatief) en gesprekken (kwalitatief)

Er is een enquête rondgegaan over het treffen van maatregelen. Dit is een enquête over het treffen van maatregelen. Dit is kwantitatief onderzoek. De vele gesprekken die ik gedaan heb met schoolteam om het model te ontwikkelen was eerder kwalitatief onderzoek. Op basis van deze gesprekken heb ik een model ontwikkeld dat inzetbaar is voor de school.

(33)

7. Resultaten ontwerpfase

Resultaten uitgewerkt vierlademodel

Samen zijn we tot 11 klasregels gekomen die in elke klas gelden. 7 klasregels bij niet ernstig. 4 klasregels bij ernstig. Er is ook beslist geweest om deze regels visueel voor te stellen met de Sclera-pictogrammen. Een andere beslissing die genomen is, is dat we ook een poster moesten hebben waar op staat wat wel mag. Hierdoor werd het positieve ook benadrukt. ( zie bijlage 2) Hierna zijn er draaiboeken gemaakt waar in staat welke maatregelen worden getroffen indien een regel niet wordt nageleefd. Voor de blauwe lade van het vierlademo del (niet ernstig, frequent) is er de beslissing gemaakt dat iedereen werkt met een beloningssysteem. Het beloningssysteem waar mee gewerkt is in de klas was een laddersysteem waarbij ze op het einde van de week naar boven moesten geraken. Indien dit lukte kregen ze een kleine verrassing.

Dit is 4 weken uitgetest geweest in mijn stageklas.

Verwimp N. ( 2018)

Resultaten enquête

Welk geslacht bent u? *

Uit deze vraag bleek dat er 35 vrouwen hebben gereageerd (94,6%) en 2 mannen ( 5,4 %).

(34)

In welke klas staat u? *

Uit de grafiek blijkt dat de meeste leerkrachten die deelname aan de enquête uit het 5de of 6de leerjaar komt. 1ste en 2de leerjaar is ook een grote groep. Er zit iemand bij van een schilpadklas. Een schilpadklas is een time -in-klas voor preventief en curatief omgaan met gedrag/hulp bij sociaal -emotionele ontwikkeling.

24%

16%

35%

14%

5%

3% 3%

KLAS

1ste en 2de leerjaar 3de en 4de leerjaar 5de en 6de leerjaar Zorgleerkracht Kleuterklas Schildpadklas Buitengewoon 1ste lj

(35)

Hoe reageer je op een kind dat roept in de klas? *

De meerderheid van de ondervraagden geven aan dat ze een verbale opmerking maken. Ze gaven voorbeelden van: “Steek je vinger op” tot “ Oei mijn oren, straks word ik nog doof!”. Een groot aantal negeert gewoon het kind en zegt dan een kind die wel zijn vinger opsteekt aan te duiden. 6 mensen kiezen dan alweer om een non-verbale opmerking te maken. Dit is vaak oogcontact maken met de leerling.

Casus: leerling 1 let altijd goed op in de klas, maar heeft vandaag een slechte dag en zoekt met elk kind ruzie tot slagen toe. Leerling 2 heeft problemen met concentratie in de klas en heeft een historiek waarin hij vaak ruzie zoekt.

Vandaag schopt hij letterlijk iemand tegen de schenen. Hoe straf je beide leerlingen?*

Ruim 75 % van de ondervraagden zouden beide leerlingen op dezelfde manier bestraffen. Vele geven als argument dat fysiek geweld nooit accept abel is. Een kleine 25% geeft aan dat leerling 1 minder hard gestraft zal worden als leerling 2. De vraag die achter deze casus zat is eigenlijk: “Bestraf je elk gedrag op dezelfde manier?”. Aan de hand van deze vraag blijkt dat ¾ van de

ondervraagden denkt van wel.

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18

Verbale opmerking Non-verbale opmerking Negeren

Hoe reageer je op een kind dat roept in de klas?

Hoe reageer je op een kind dat roept in de klas?

(36)

Welk gedrag vind je dat bestraft moet worden? Dus niet gewoon een mondelinge opmerking geven. *

Fysiek geweld zou het meeste bestraft worden. Schelden komt op een sterke 2de plaats. Het gedrag dat het meest bestraft wordt is het gedrag dat fysieke of emotionele schade kan aanbrengen. 1 keer te laat komen en 1 keer Frans praten moeten volgens de bevraagden niet worden bestraft.

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Welk gedrag moet bestraft worden?

Welk gedrag moet bestraft worden?

(37)

Wat is de ergste straf die bij jullie op school wordt gegeven?

*

En

Zie vorige vraag, vind je persoonlijk dat dit werkt? Waarom?

*

Schorsen en een dag buiten de klas zijn de meest vertegenwoordigde straffen.

De vraag die hier op volgde was : denk je dat dit werkt? . De meesten gaven aan van wel. Er zijn er enkele die aangeven dat hun straf eigenlijk niet werkt, of maar zelden werkt.

22%

11%

3%

13%

8%

8%

35%

DE ERGSTE STRAF OP SCHOOL

Een dag buiten de klas Binnenblijven tijdens de speeltijden

Geen idee Gesprek met directeur en ouders

Nablijven Uitsluiting activiteiten

Schorsen

(38)

Welke straffen pas jij toe op school? *

Uitsluiting van een activiteit is sterk vertegenwoordigd. Gesprekken worden daarentegen het meeste toegepast. Dit met de directeur of de ouders. Strafstudie wordt het minste toegepast.

0 5 10 15 20 25 30

Welke straffen pas jij toe op school?

Welke straffen pas jij toe op school?

(39)

V e r p l

Welke straffen vind je dat pedagogisch verantwoord zijn? *

Opvallend is dat de meesten hetzelfde antwoord hebben gegeven als op de vorige vraag. Er is echter wel een sterke daling bij : ‘Het kind een opmerking geven in bijzijn van andere leerlingen’. Ouders bellen, met de directeur praten en uitsluiting van een activiteit vinden de ondervraagden het meest peda gogisch

0 5 10 15 20 25 30

Welke straffen vind jij pedagogisch verantwoord?

Welke straffen vind jij pedagogisch verantwoord?

(40)

Als je alle middelen had die nodig zijn, bijvoorbeeld tijd of ondersteuning. Welke maatregelen zou jij dan willen doorvoeren? *

Bij deze vraag wordt er ook nadrukkelijk gevraagd voor tijd voor een gesprek. Dit lijken de ondervraagden heel belangrijk te vinden. Opvallend is wel dat iemand een leerling een week lang zou laten binnenblijven. Hierbij schreef de ondervraagde: ‘indien er iemand was om op te letten”. Een derde van de ondervraagden kon geen antwoord op de vraag geven, sommige gaven aan dat ze niks nieuws konden bedenken voor hun school.

48%

8%

2%

3%

3%

3%

30%

3%

WELKE MAATREGELEN ZOU JIJ WILLEN DOORVOEREN?

Gesprek met alle betrokkenen Rustklasje

Video opnames Week lang laten binnenblijven Nablijven Sociale vaardigheden aanleren

Geen idee Schrijftaak

(41)

Conclusie enquête:

Uit deze enquête kan je concluderen dat een groot deel van de on dervraagden zo min mogelijk wil straffen en vooral gesprekken wil voeren. Er is ook echter een klein deel die de leerlingen een week wil laten binnenblijven of andere maatregelen die niet echt gesteund worden vanuit de literatuur. Zoals in elk lerarenteam heb je bij deze ondervraagden verschillende onderwijsstijlen. De opdracht om deze samen te brengen om te beslissen welke maatregelen iedereen gaat treffen in de klas was dus niet vanzelfsprekend.

Resultaten kijkwijzer

In de kijkwijzer zie je aan welke randvoorwaarden je moet voldoen voor je aan dit onderzoek kan beginnen. Per stap wordt ook uitgelegd hoe je dit model kan implementeren in een team/ op een school. (zie bijlage 4)

(42)

8. Resultaten testfase

Resultaten deelvragen

-Wat is het vierlademodel?

Het vierlademodel hing zichtbaar aan de muur, visueel gesterkt door de pictogrammen en de kleuren. Er hing ook een poster met wat wel mag.

Samenhangend met het vierlademodel werd ook een beloningssysteem ingevoerd om gedrag te kunnen trainen.

-Wat is gewenst gedrag?

Tijdens de stage is er duidelijk gemaakt geweest dat elke handeling met respect moest gebeuren. Dit aan beide kanten, zowel vanuit de leerlingen als vanuit de leerkracht. Hierdoor benaderden ze mij als er iets aan de hand was.

-Wat wordt gezien als negatief gedrag?

Als een leerling handelde met de intentie om iemand anders schade aan te brengen, heb ik hier als stagiaire op gereageerd.

Als de leerling gewoon echter enthousiast was en hierdoor per ongeluk iemand schade aan bracht, dan werd dit gewoon kort besproken.

-Waar komt bepaald gedrag vandaan?

De meest voorkomende agressie was sociale agressie. Dit in vorm van roddels of rollende ogen. Hierbij horend merk je dat ze veel voorbeeld nemen aan de sociale groep. Zo was er veel groepsdruk om bepaalde activiteiten mee te doen.

Het was ook soms positieve groepsdruk. Als er iemand bleef praten dan reageerden de anderen hierop dat we stil moesten zijn, aangezien ik uitleg aan het geven was.

De verwachtingen die ik had, waren ook positief. Dit deed ik heel bewust, om zo een negatieve “self fulfilling prophecy” te vermijden. Ondanks eerder slecht gedrag of slechte punten bleef ik verwachten dat de leerlingen gingen beteren.

Dit moedigde de leerlingen ook aan hun best te doen.

-Hoe bestraf ik ongewenst gedrag?

Tijdens de testfase ben ik zo rustig mogelijk gebleven, er werd geluisterd naar de mening van de leerlingen. Dit werd ook gedaan bij het maken van de afspraken en de maatregelen. De leerlingen hadden hier hun zegje in. Met de gezamenlijk gevormde maatregelen werd hun gedrag aangepakt. Dit werd ook nog in het begin van de stage duidelijk overlopen.

(43)

-Hoe treed ik preventief op tegen probleemgedrag?

Tijdens de testfase is vooral secundaire of tertiaire preventie aan bod gekomen.

Als er werd waargenomen dat iets ging gebeuren of er was iets gebeurd, dan ging ik ingrijpen. Dit aan de hand van gesprekken of de maatregelenlijst die we samen hadden opgesteld.

Er is ook echter gewerkt aan coöperatief leren, zodat ze samen leren werken.

Dit valt dan eerder onder de noemer: primaire preventie.

In de klas heb ik ook wat structurele veranderingen aangebracht, ik heb bepaalde dingen georganiseerd zodat er minder chaos was in de klas en in hun hoofd. Zo voelden de leerlingen zich beter. Voorbeeld: dagplanning hing op aan het bord, boekenkast werd opgeruimd,… .

-Hoe implementeer ik een beleid op school?

Tijdens het maken van het beleid heb ik op deze drie factoren gelet:

- Instrumentaal: affiches en draaiboek werd gemaakt

- Congruentie (loopt het samen met wat de leerkracht doet in de klas): het loopt samen met de gewone gang van zaken bij het nemen van maatregelen bij ongewenst gedrag.

- Prijs (krijg je evenveel resultaat als de inzet): er is op het einde een positief resultaat waargenomen.

(44)

Resultaten model

Op deze grafiek zie je de gegevens die verzameld zijn in een periode van 3 weken. Het model is in gebruik geweest voor 4 weken maar zoals eerder vermeld hebben we de eerste week niet laten meetellen. Op de grafiek zie je een kleine daling bij bepaald gedrag. Dit toont aan dat het toch wel een beperkt effect heeft bij sommige leerlingen. In deze periode was het ook duidelijk dat het beter werkte bij de ene leerling dan bij de ander. Over het algemeen had het echter wel effect.

Dit is gemeten geweest door te turven.

(45)

9. Conclusies

De onderzoeksvraag van dit praktijkonderzoek was:

Hoe kunnen we het vierlademodel op een gepaste manier in de lagere school implementeren?

Alvorens we een model kunnen implementeren is het belangrijk om er voor te zorgen dat de randvoorwaarden gewaarborgd blijven:

1. Rol van het leerkrachtenteam

Iedereen moet er voor openstaan om dit model uit te werken aangezien iedereen hierna er mee aan de slag gaat. Als er iets gevraagd wordt aan het team, dan moet het team dit ook willen doen.

2. Rol van een begeleider/ meerdere begeleiders

Als dit model gaat worden uitgewerkt is het belangrijk dat 1 of meerdere mensen dit leiden en opvolgen in het team. Dit kunnen de leerkrachten zelf zijn, directie of externen.

3. Rol van management

Er moet hiervoor expliciet tijd worden vrijgemaakt tijdens vergaderingen.

Indien dit gedaan wordt kan je pas beginnen met het opstellen en

implementeren van het vierlademodel. De eerste stap is om aan het hele team uit te leggen wat het vierlademodel is. Zo begrijpt iedereen waar ze mee aan gaan werken. Het is dan belangrijk om hun klasregels die ze samen met de leerlingen hebben gemaakt mee te laten brengen op een vergadering. Deze klasregels worden daar samengenomen tot ongeveer 10 klasregels d ie in elke klas gaat gelden. Deze regels worden hierna gecategoriseerd in de vier laden van het vierlademodel. Is het ernstig of niet ernstig, is de onderverdeling die van belang is. Hier bij horend moet ook nog eens verwoord worden wat wel verwacht wordt van de leerlingen op een ander blad. Deze regels en verwachtingen worden voorgesteld via pictogrammen zodat degene die de Nederlandse taal minder machtig zijn, het ook kunnen begrijpen. Dit zet je dan allemaal op de affiches.

De volgende belangrijke stap is om de maatregelen op te stellen die horen bij het overtreden van de regels. Dit wordt per graad gedaan omdat er een groot verschil is tussen de eerste graad en de derde graad. Laat de oudere

leerlingen ook hun mening geven over de maatregelen. Indien je in de klas nog geen beloningssysteem hebt, dan wordt dit ook aangeraden om dit te doen. Dit is een makkelijke manier om gedrag aan te leren en te trainen.

De belangrijkste stap is dat je dit alles met de leerlingen overloopt. Zo vermijd

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De bredere werking die door de politierechter en het hof in deze zaken wordt toegekend aan het slachtoffer met een bepaalde functie is ook geheel in lijn met

Strafrechtelijke procedures – zelfs wanneer deze niet zijn geëindigd in een veroordeling – kunnen immers ook tal van bijkomende consequenties voor het leven van de veroordeelde of

Ook stelt de Raad voor de nieuwe regeling slechts te laten gelden voor toekomstige veroordelingen, zodat de rechter ten minste nog de kans heeft zich in zijn vonnis over

Met een minder zware straf wordt de ambte­ naar bedreigd die weliswaar een gift aanneemt, waarvan hij weet dat deze hem gedaan wordt om hem tot iets te bewegen, maar daarbij niet

Veelplegers stellen niet alleen de samenleving, maar ook de geeste- lijke gezondheidszorg (GGZ) die zich hun lot zou moeten aantrekken, voor veel problemen.. Zij lijden aan

biologische wetmatigheid is dat straf niet te zwaar zal zijn zodat een berouwvol groepslid zijn bijdrage kan blijven leveren, maar moet hoog genoeg zijn om de verontwaardiging onder

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

LAI\..lvllJn.v aard. Een onrechtmatige daad doet het recht op en de verplichting tot schadever- goeding onmiddelliJk ontstaan. Het komt echter lang niet altijd tot