Spelling: Woordpakket 18-19 Woordpakket 18
de apotheek de automobilist de acties het casino (x2!) de fabrikant
thuis de paasvakantie het product de heli het festival het theater het insect de kathedraal juni het politiekantoor
het klimaat horizontaal de club de thee de tractor
Woorden net als thee (spellingsweter 22)
de apotheek thuis
het theater de kathedraal
de thee
Woorden net als fabrikant (spellingsweter 20)
de automobilist het casino
de fabrikant de heli
het festival juni
het klimaat horizontaal
Woorden net als politie (spellingsweter 25)
de acties de paasvakantie
het politiekantoor
Woorden net als cola (spellingsweter 24)
het casino het product
het insect de club
de tractor
➢ Verbind de woorddelen. Schrijf de woorden op.
kerstdag
herfstvruchten ontdekken
voortdurend uitdrukking
Woordpakket 19
(de) kerstdag geërfd het museum Australië de zakdoek
reële het trapezium voortdurend (de) lichtjes veertig Italië geëindigd de herfstvruchten zestig geïnteresseerd
zachtjes ontdekken Azië het laboratorium de uitdrukking
Woorden net als België (spellingsweter 41)
Australië Italië
Azië
Woorden net als geërfd (spellingsweter 42)
geërfd reële
geëindigd geïnteresseerd
Woorden met bijzondere uitspraak (spellingsweter 31)
(de) kerstdag het museum
de zakdoek het trapezium
voortdurend (de) lichtjes
veertig de herfstvruchten
zestig zachtjes
ontdekken het laboratorium
de uitdrukking
➢ Schrijf de onderlijnde woorden opnieuw, maar met een trema waar nodig.
Nazif woonde vroeger in het verre Azie. Azië Mijn ouders hebben veel geld geerfd. geërfd Kenji heeft zijn studies beeindigd. beëindigd
Dat is de reele situatie. reële
Wie heeft die deur geopend? geopend
Ik wil ooit wel eens naar Australie. Australië
Ons huis is goed geisoleerd. geïsoleerd
Is Baran afkomstig uit Italie? Italië
Mijn opa werd vorige week geopereerd. geopereerd Deze Indier kan goed koken. Indiër
De weg werd nog maar pas geasfalteerd. geasfalteerd
Wiskunde: Meetkunde bol 1-3
Eigenschappen van zijden, hoeken en diagonalen van vierhoeken gebruiken om vierhoeken te benoemen.
➢ Benoem de driehoeken op basis van hun hoeken.
Benoem de driehoek op basis van hun zijden.
Op basis van
de hoeken Dit is een
scherphoekige driehoek
.Dit is een
rechthoekige driehoek
.Op basis van
de zijden Dit is een
gelijkzijdige driehoek
. Dit is eenongelijkbenige driehoek
.➢ Geef de best passende naam van de vierhoek.
Teken de diagonalen in de vierhoeken.
Duid de juiste eigenschappen van de diagonalen aan.
Dit is een
parallellogram
. Dit is eenrechthoek
. Dit is eentrapezium
.De diagonalen:
halveren elkaar of snijden elkaar middendoor.
staan loodrecht op elkaar.
zijn even lang.
De diagonalen:
halveren elkaar of snijden elkaar middendoor.
staan loodrecht op elkaar.
zijn even lang.
De diagonalen:
halveren elkaar of snijden elkaar middendoor.
staan loodrecht op elkaar.
zijn even lang.
X X
X
➢ Geef de best passende naam van de vierhoek. Kruis alle eigenschappen aan.
trapezium
vier gelijke (=even lange) zijden gelijke overstaande zijden
één paar evenwijdige zijden twee paar evenwijdige zijden vier rechte hoeken
de overstaande hoeken zijn gelijk
rechthoek
vier gelijke (=even lange) zijden gelijke overstaande zijden
één paar evenwijdige zijden twee paar evenwijdige zijden vier rechte hoeken
de overstaande hoeken zijn gelijk
parallellogram
vier gelijke (=even lange) zijden gelijke overstaande zijden
één paar evenwijdige zijden twee paar evenwijdige zijden vier rechte hoeken
de overstaande hoeken zijn gelijk
ruit
vier gelijke (=even lange) zijden gelijke overstaande zijden
één paar evenwijdige zijden twee paar evenwijdige zijden vier rechte hoeken
de overstaande hoeken zijn gelijk
vierkant
vier gelijke (=even lange) zijden gelijke overstaande zijden
één paar evenwijdige zijden twee paar evenwijdige zijden vier rechte hoeken
de overstaande hoeken zijn gelijk
vierhoek
vier gelijke (=even lange) zijden gelijke overstaande zijden
één paar evenwijdige zijden twee paar evenwijdige zijden vier rechte hoeken
de overstaande hoeken zijn gelijk
x
x x x x x
x x x x
x x x x x x
x x x x x
➢ Vul de letters bij de juiste figuur in.
vierhoek F A. 4 rechte hoeken, 4 gelijke zijden
trapezium F, E B. 4 gelijke zijden
parallellogram F, E, D, C C. overstaande zijden zijn evenwijdig
ruit F, E, D, C, B D. 2 paar evenwijdige zijde
rechthoek F, E, D, C E. 1 paar evenwijdige zijden
vierkant F, E, D, C, B, A F. 4 hoeken en 4 zijden
Schema
vierhoek - 4 hoeken - 4 zijden trapezium
- 1 paar evenwijdige zijden parallellogram
- 2 paar evenwijdige zijden rechthoek
- 4 rechte hoeken ruit
- 4 gelijke zijden
vierkant
- 4 gelijke zijden - 4 rechte hoeken
Ruimtefiguren herkennen en benoemen.
➢ Benoem de ruimtefiguur.
Duid aan of het om een veelvlak of een niet-veelvlak gaat.
Kleur de grondvlakken groen. Kleur de bovenvlakken blauw.
Dit is een
kegel
. Dit is eenpiramide
. Dit is eenkubus
. veelvlak.
niet-veelvlak veelvlak.
niet-veelvlak veelvlak.
niet-veelvlak
➢ Duid aan of het waar / niet waar is.
Waar Niet waar ➔ Geef dan uitleg/schets
Een kubus is een zesvlak.
X
Een kegel heeft een bovenvlak dat kleiner is dan het grondvlak.
Een kegel heeft geen bovenvlak.
Een piramide kan nooit een driehoek als grondvlak hebben.
Een piramide heeft een veelhoek als grondvlak.
Elke kubus is ook een balk.
X
Een cilinder is een niet-veelvlak.
X
Gelijkvormige figuren en figuren die gelijk zijn van vorm en van grootte herkennen.
➢
Duid de eigenschappen aan die bij de figuren passen.Duid daarna aan of de figuren gelijkvormig, gelijk van vorm en grootte of dat niet zijn.
De overeenkomstige hoeken zijn even groot.
De overeenkomstige zijden zijn even lang.
De overeenkomstige zijden zijn in dezelfde verhouding getekend.
Gelijk van vorm en grootte
Gelijkvormig
Geen van beide
x x x
x
x
De overeenkomstige hoeken zijn even groot.
De overeenkomstige zijden zijn even lang.
De overeenkomstige zijden zijn in dezelfde verhouding getekend.
Gelijk van vorm en grootte
Gelijkvormig
Geen van beide
De overeenkomstige hoeken zijn even groot.
De overeenkomstige zijden zijn even lang.
De overeenkomstige zijden zijn in dezelfde verhouding getekend.
Gelijk van vorm en grootte
Gelijkvormig
Geen van beide
➢ Duid aan of het om een gelijkvormige figuur (G) of een vervorming (V) gaat.
G V G V G V
G V G V G V
x
x x
x
x x
x x x
x x x
Taal : Lidwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en zelfstandige naamwoorden
Lidwoorden, bijvoeglijk nmw. en zelfstandige nmw.
➢ Vul in elke kolom 2 woorden in.
Antwerpen – kennen – kast – groene – groep – Weststation – dansen – vrolijke
Eigennaam Zelfstandig naamwoord Bijvoeglijk naamwoord Werkwoord
Antwerpen kast groene kennen
Weststation groep vrolijke dansen
➢ Schrijf de zinnen opnieuw, maar zet de onderstreepte woordgroepen in het meervoud.
- Een sprinkhaan bevat meer calorieën dan een hamburger.
Sprinkhanen bevatten meer calorieën dan hamburgers.
- Bovendien kan je het insect nog makkelijk kweken ook.
Bovendien kan je de insecten nog makkelijk kweken ook.
- De meelworm ligt in de pan.
De meelwormen liggen in de pan.
➢ Kleur in onderstaande zinnen de woordsoorten in de juiste kleur.
o Lidwoord = geel Bijvoeglijk naamwoord = groen Zelfstandig naamwoord = blauw Werkwoord omcirkelen
1) Ik heb een mooie tekening voor mijn beste vriend gemaakt.
2) De doos met stoepkrijt ligt in de oude schuur.
3) De hamster at een roze snoepje in zijn kooi.
4) De lekkere kip wordt door mijn moeder gebakken.
5) De wollen sjaal en muts liggen op de derde plank.
6) De film draaide in de bioscoop.
7) De vlieg vliegt door het raam.
8) Waarom geven koeien melk?