Vraag nr. 121 van 31 juli 1997
van mevrouw NELLY MAES
Maastrichtnorm – Begrotingsimplicaties
Op 19 juli 1996 werd een samenwerkingsakkoord gesloten tussen de federale regering en de gemeen-schappen en gewesten met betrekking tot de schuld en de criteria van het Verdrag van Maas-t r i c h Maas-t . Tegen eind 1997 wil de federale regering een schuldratio bereiken die 10 % lager ligt dan de schuldratio van 1993 en vaardigt daartoe een ko-ninklijk besluit uit.
1. Welke verplichtingen heeft Vlaanderen op zich genomen ingevolge dit akkoord ?
2. Welke nieuwe afspraken werden gemaakt met betrekking tot de begroting ?
3. Welke implicaties heeft dit alles voor Vlaande-ren ?
4. Is de bijdrage van Vlaanderen evenredig met de inspanningen van de andere gewesten ?
Antwoord
Het samenwerkingsakkoord van 19 juli 1996 voor-ziet in verplichtingen die de gemeenschappen en de gewesten op zich nemen als bijdrage in de doel-stellingen van het convergentieplan.
Conform dit akkoord zijn de na te streven doelein-den conform de HRF-methodologie in termen van nettofinancieringsbehoeften voor Vlaanderen : 1997 : – 13,2 miljard fr.
1998 : – 0,9 miljard fr. 1999 : + 13,5 miljard fr. 2000 : + 15,8 miljard fr.
+ 18,4 (volgens actualisering 1997).
Met andere woorden : de Vlaamse Gemeenschap dient in 1999 en 2000 een substantieel overschot op haar begroting te realiseren met het oog op de schuldstabilisatie in het jaar 2010.
De doelstellingen geformuleerd in het akkoord van 19 juli 1996 zijn verder van toepassing. Er werden geen nieuwe verplichtingen aangegaan in 1997. De implicaties voor Vlaanderen van het akkoord van 1996 zijn dat op een geprogrammeerde manier de begroting dient te evolueren met het oog op
schuldstabilisatie en het vermijden van een rente-s n e e u w b a l . Het gevolg hiervan irente-s dat de beleidrente-smo- beleidsmo-gelijkheden van de Vlaamse regering worden gevrijwaard.
De Vlaamse regering heeft zichzelf twee normen o p g e l e g d , namelijk de Meesternorm en de HRF-norm conform het akkoord van 1996. De extra middelenverhoging naar aanleiding van de herwer-king van de financieringswet in 1993, heeft meege-bracht dat de Vlaamse Gemeenschap een deel van de bijkomende middelen niet aanwendt voor uitga-ven maar voor schuldafbouw. In deze zin heeft Vlaanderen een vrijwillige bijdrage geleverd in de sanering van de globale openbare financiën. M e n mag echter niet vergeten dat deze inspanning in de eerste plaats ten goede komt aan de V l a a m s e Gemeenschap zelf, door het op termijn verzekeren van voldoende groeimogelijkheden voor toekom-stige generaties. Het is immers zo dat de relatief sterke stijging van de inkomsten in de tweede helft van de negentigerjaren na het jaar 2000 substan-tieel lager komt te liggen. Het opgebruiken van de huidige mogelijkheden zou meebrengen dat struc-turele ingrepen vanaf het jaar 2000 op het niveau van de beleidskredieten nodig zouden zijn.
Omdat de Vlaamse regering reeds vanaf 1993 een vooruitziend en langetermijnbegrotingsbeleid heeft u i t g e b o u w d , vereiste het samenwerkingsakkoord van 19 juli 1996 geen extra inspanningen. S i n d s 1994 heeft de Vlaamse Gemeenschap trouwens geen enkele saneringsoperatie moeten doorvoeren om budgettaire redenen. Dit is vooral, zo niet uit-sluitend te danken aan de voorzichtige inkomsten-ramingen en de correcte uitgaveninspanningen, met inbegrip van de na- en meesleepeffecten.