Vraag nr. 40
van 18 november 1999
van de heer JOACHIM COENS Westerschelde – Slibstortingen
Geregeld worden in Nederland lozingsvergunnin-gen gegeven voor het storten van baggerspecie in de We s t e r s c h e l d e. Het betreft hier onder meer slib dat hier wordt uitgebaggerd en dat wordt terugge-stort in de Nederlandse We s t e r s c h e l d e. Het terug-storten dient te voldoen aan de bepalingen van de Nederlandse wetgeving terzake.
Dat het baggeren, maar vooral de slibstorting een nefaste invloed heeft op het visbestand in de Schel-de valt echter niet te ontkennen. De SchelSchel-de is im-mers steeds een paai– en kraamgebied geweest voor de kustvisserij.
1. Is de minister op de hoogte van de gevolgen van de slibstorting in de Westerschelde op het visbe-stand en de kustvisserij ? Moet het aantal lozin-gen niet tot een minimum worden herleid ? 2. Welke maatregelen heeft de minister terzake
genomen, ook naar de Nederlandse overheid ?
Antwoord
Ik kan de Vlaamse volksvertegenwoordiger mede-delen dat ik niet bevoegd ben om op de vraag ant-woorden.
1. Het beperken van het aantal lozingen tot een m i n i m u m , is een materie waarvoor de V l a a m s e minister voor Openbare We r k e n , de heer Steve S t e v a e r t , bevoegd is. Immers het bepalen van de b a g g e r– en stortstrategie behoort tot zijn be-v o e g d h e i d . Dit gebeurt in obe-verleg met de Ne-derlandse overheid, die bevoegd is om de voor-waarden op te leggen die de milieueffecten in-perken.
Bovendien is de federale overheid bevoegd voor de kustvisserij.
2. Om te voldoen aan de verplichtingen van de O s p a r-conferentie (Verdrag inzake de bescher-ming van het mariene milieu in het noordooste-lijk deel van de Atlantische Oceaan) werd het terugstorten van baggerspecie vergunningplich-tig gemaakt in Vlarem.
Deze eisen zijn echter enkel toepasselijk op Vlaams grondgebied. Zoals de Vlaamse