GEÏNTENSIVEERD TAALGEBRUIK IN NIEUWSVERHALEN:
EEN BLIK OP JOURNALISTIEKE KWALITEIT
DOOR HET OOG VAN DE GEBRUIKER
Naam Jordy de Jager
Nummer S2205661
E-‐mail jordydejager7@gmail.com
Vak Masterscriptie
SAMENVATTING
Kranten zoeken vandaag de dag steeds vaker naar middelen om lezers aan zich te binden. Een van deze middelen is het verlevendigen van haar teksten waarbij de lezer zichzelf makkelijker kan verplaatsen in wat er geschreven is en er een gevoel van nabijheid ontstaat. Taalintensiveringen worden toegepast om deze verlevendiging tot stand te brengen. Interessant bij deze ontwikkeling is dat taalintensiveringen dragers zijn van subjectiviteit. Subjectiviteit wordt vanuit de traditionele journalistieke stroming gezien als een factor die afbreuk doet aan de journalistieke kwaliteit. In dit onderzoek is gekeken naar wat het effect van taalintensiveringen is op de beoordeling van
journalistieke kwaliteit volgens de nieuwsgebruiker.
Om dat te achterhalen is een experiment opgezet waarbij een nieuwsverhaal
gemanipuleerd is tot drie versies: een neutrale versie, een geïntensiveerde versie en een extra geïntensiveerde versie. Om de effecten van de intensiveringen in dit
nieuwsverhaal te meten kende dit onderzoek twee fases. Een kwantitatief gedeelte (fase 1) en een kwalitatief gedeelte (fase 2).
In de eerste fase werd de 118 proefpersonen een van de versies voorgelegd en werd hen vervolgens gevraagd het nieuwsverhaal te beoordelen op elf pijlers van journalistieke kwaliteit. Hieruit kwam naar voren dat de intensiveringen slechts effect hadden op twee pijlers: neutraliteit en geloofwaardigheid. De intensiveringen zorgden ervoor dat de proefpersonen de artikelen met intensiveringen als minder neutraal en
ongeloofwaardiger beoordeelden dan de neutrale versie. Verder bleek hierbij dat kwaliteitskrantlezers minder kritisch zijn op deze pijlers dan niet-‐kwaliteitskrantlezers. Er kon verder gesteld worden dat de variabelen geslacht, leeftijd en opleidingsniveau geen afwijkend resultaat gaven.
Een nog belangrijkere bevinding was het algehele verschil in beoordeling tussen fase 1 en fase 2. De proefpersonen waren een stuk ‘milder’ bij de eerste fase van het onderzoek waarbij de tekst eenmaal werd gelezen en er vervolgens direct werd beoordeeld. In de tweede fase, waarbij de proefpersonen de tekst bij hand konden houden en ook meerdere keren lazen, waren de proefpersonen een stuk kritischer. Hieruit blijkt dat een lezer kritischer wordt wanneer daar een aanleiding voor is. In dit geval de vraag om het artikel te beoordelen. Er kan gesteld worden dat de proefpersonen intensiveringen als ‘sensatiezucht’, ‘sturend’ en ‘suggestief’ ervaren. Maar slechts als de ‘kritische modus’ is aangewakkerd, in dit geval door het onderzoek. Dit is opvallend omdat taalintensiveringen subjectief geladen zijn, maar de nieuwsgebruiker zelf de intensiveringen niet per se als subjectieve elementen opmerkt.
Er valt te concluderen dat intensiveringen bij normaal leesgedrag een matige negatieve invloed hebben op de kwaliteitsbeleving van de nieuwsgebruiker. Nieuwsgebruikers vinden een artikel minder neutraal en ongeloofwaardiger, maar op alle andere pijlers van journalistieke kwaliteit hebben intensiveringen een niet noemenswaardige invloed. De negatieve invloed op de kwaliteitsbeleving wordt groter wanneer de nieuwsgebruiker geprikkeld wordt om kritischer te zijn. Omdat de nieuwsgebruiker in een normale situatie, bij het lezen van een krant, deze prikkel niet heeft, hebben intensiveringen en hun subjectiviteit een geringe invloed op de journalistieke kwaliteit volgens de nieuwsgebruiker.
INHOUDSOPGAVE
1. INLEIDING ... 1
2. THEORIE ... 3
2.1 TRADITIONEEL NEUTRAAL VERSUS LEVENDIGE VERNIEUWING ... 3
2.2 TRADITIONELE STROMING: NEUTRAAL, FEITELIJK EN OBJECTIEF ... 3
2.2.1 STIJL ... 4
2.3 NIEUWE STROMING: SUBJECTIEF EN VERLEVENDIGING ... 5
2.3.1 INTENSIVERINGEN ALS MIDDEL VOOR VERLEVENDIGING ... 5
2.3.2 TYPEN INTENSIVEERDERS ... 7
2.3.3 INTENSIVERING EN SUBJECTIVITEIT ... 8
2.5 INTENSIVERING EN JOURNALISTIEKE KWALITEIT ... 11
2.6 ONDERZOEKSVRAAG ... 12
3. METHODE ... 13
3.1 EXPERIMENT ... 13
3.1.1 HET MATERIAAL ... 13
3.1.2 INTENSIVERINGEN ... 14
3.2 FASE 1: KWANTITATIEF -‐ VRAGENLIJST ... 17
4.4.6 CONCLUSIE INTERACTIE-‐EFFECT ‘VERSIE’ EN ‘LEZEN KWALITEITSKRANT’ ... 39
4.4.7 HOOFDEFFECTEN ... 40
4.5 KWALITATIEF ... 41
4.5.1 PROEFPERSONEN ... 41
4.5.2 NEUTRALE VERSIE (VERSIE 1) ... 41
4.5.3 GEINTENSIVEERDE VERSIE (VERSIE 2) ... 42
4.5.4 EXTRA GEINTENSIVEERDE VERSIE (VERSIE 3) ... 44
4.5.5 ALGEMENE OPMERKINGEN ... 45 4.5.6 CONCLUSIE ... 46 5. CONCLUSIE ... 47
5.1 KWANTITATIEF ... 47 5.2 KWALITATIEF ... 50 5.3 ALGEHEEL ... 50 6. DISCUSSIE ... 51
6.1 METHODOLISCHE DISCUSSIE ... 51 6.2 THEORETISCHE DISCUSSIE ... 52 BIJLAGEN ... 54
BIJLAGE I -‐ ARTIKELEN ... 54
VERSIE 1 -‐ NEUTRAAL ARTIKEL ... 54
VERSIE 2 – GEÏNTENSIVEERD ARTIKEL ... 56
VERSIE 3 – EXTRA GEÏNTENSIVEERD ARTIKEL ... 58
BIJLAGE II -‐ VRAGENLIJST ... 60
BIJLAGE III – BETROUWBAARHEIDSANALYSES PER CONSTRUCT ... 65
BIJLAGE IV – VARIANTIEANALYSES CONSTRUCTEN ... 71
BIJLAGE V -‐ INTERACTIEANALYSES INTERFERERENDE VARIABELEN ... 73
BIJLAGE VI -‐ INSTRUCTIETEKST AANGEPASTE PLUS-‐ EN MINMETHODE ... 112
BIJLAGE VII – PLUS-‐ EN MINMETHODE REACTIES ... 113
BIJLAGE VIII – OVERZICHT PROEFPERSONEN INTERVIEWS ... 114
1. INLEIDING
De landelijke dagbladen in Nederland staan onder druk. Mede dankzij de dalende oplagecijfers (Het Oplage Instituut, 2013) is het gevecht om de aandacht van de lezer relevanter dan ooit. Nooit eerder zochten kranten zo naar manieren om de lezer aan zich te binden, dat mogelijk zelfs de traditionele beginselen van kwaliteitsjournalistiek beginnen te wankelen. Al jaren maken verschillende onderzoekers zich zorgen over de afname van de journalistieke kwaliteit (Kalyango & Eckler, 2010; McChesney, 2012; Plasser, 2005). Een van de ontwikkelingen die het journalistieke landschap doet veranderen is tabloidisering (Esser, 1999). Kwaliteitskranten lijken steeds meer de nieuwsagenda over te nemen van tabloidkranten, waarbij er meer aandacht is voor onderwerpen als human interest, celebrities en entertainment. Onderwerpen die meer sensatie brengen dan politiek, economie en wetenschap. Kranten ‘tabloidiseren’ om meer gehoor te geven aan de wensen hun eindgebruikers, waarmee kranten steeds vaker omzetgedreven worden (Esser, 1999: 292). Lezers wensen steeds vaker ‘vermaakt’ in tegenstelling tot geïnformeerd te worden door hun krant. Dus waar vroeger objectiviteit en neutraliteit de basis vormden van journalistieke kwaliteit, is er nu een nieuwe ontwikkeling gaande: het meer en meer toelaten van levendigheid en subjectiviteit. In hoofdstuk 3 wordt uitgebreid stilgestaan bij deze twee journalistieke stromingen.
traditionele fundamenten van journalistieke kwaliteit? En wat voor effect heeft dit op de kwaliteitsbeleving van de lezer?
2. THEORIE
2.1 TRADITIONEEL NEUTRAAL VERSUS LEVENDIGE
VERNIEUWING
Binnen de journalistieke wetenschap zijn er grofweg twee stromingen te herkennen. Enerzijds de stroming van de traditionele waarden van kwaliteitsjournalistiek (objectiviteit, neutraliteit en feitelijkheid), resulterende in een formele, afstandelijke en neutrale stijl van nieuws. Deze traditionele stroming is gestoeld op de gedachtegang dat journalisten een autoritaire rol hebben in de informatievoorziening en doorgaans minder rekening hoeven te houden met de wensen en behoeften van hun eindgebruikers (Meijer, 2013: 755). Zouden journalisten dit wel doen dan zou de eindgebruiker zijn stempel drukken op de nieuwsagenda. Dit zou vervolgens soft-‐ nieuws-‐onderwerpen als human interest en celebrities hoger op de nieuwsagenda plaatsen. En dat wordt door de traditionele stroming gezien als een verlies aan journalistieke kwaliteit. Maar de journalistiek staat onder druk, met name de landelijke dagbladen. Er wordt gezocht naar oplossingen om de wegebbende aandacht van de lezer terug te winnen. Hieruit is een nieuwe stroming ontstaan, met waarden die haaks op de traditionele waarden staan. Je zou het de stroming der verlevendiging kunnen noemen. Hierin wordt afstand genomen van de traditionele waarden en wordt meer waarde gehecht aan de behoeften van de eindgebruiker. Niet alleen in de onderwerpselectie, maar ook in de stijl en presentatie van het nieuws. Een meer verhalende en verlevendigende stijl van nieuws, waarbij er ruimte is voor emotie, waardeoordelen en verbeelding in tegenstelling tot de piketpalen van de traditionele stroming: een objectieve, feitelijke en neutrale stijl.
2.2 TRADITIONELE STROMING: NEUTRAAL, FEITELIJK EN
OBJECTIEF
mogelijk bij blijft. Echter, daarvoor dient hij wel zijn interpretatie te benutten om überhaupt tot berichtgeving te kunnen komen. Zijn interpretatie, een inferentie van de werkelijkheid, staat verder van de werkelijkheid af dan een eigen waarneming van de nieuwsgebruiker. Wat een eindgebruiker leest is altijd de interpretatie van de journalist. Nieuws komt dus altijd van een tweede hand (Donsbach and Klett, 1993: 53). Een journalist dient in dit proces wel zo dicht mogelijk bij de werkelijkheid te blijven (Skovsgaard et al., 2012: 24). Complete objectiviteit binnen de journalistiek is in feite onmogelijk omdat het geen beschrijving, maar altijd een constructie is van de werkelijkheid (Merrill, 1984). Het nastreven van objectiviteit lijkt dus een utopie.
Maar aan de andere kant van objectiviteit staat subjectiviteit. Skovsgaard (2012: 25) noemt in zijn uiteenzetting over het begrip objectiviteit, dat dit onmogelijk is, maar dat de focus moet liggen op geen, of in ieder geval het vermijden van subjectiviteit. Een onderdeel daarvan is dat journalisten een zekere afstand tot het onderwerp van nieuws dienen te waarborgen. Met andere woorden: zorgen dat zij met hun eigen opinie geen invloed uitoefenen op de berichtgeving van het betreffende onderwerp (McQuail, 2005: 200).
Objectiviteit, neutraliteit en feitelijkheid worden ook door Buijs (2008) genoemd als belangrijke grondbeginselen van journalistieke kwaliteit.
2.2.1 STIJL
waardeoordelen te beperken’ (Lagerwerf et al., 2011:108). Met andere woorden is dit allesbehalve een zogenoemde levendige stijl hanteren, die ruimte biedt voor verbeelding, waardeoordelen en emoties.
2.3 NIEUWE STROMING: SUBJECTIEF EN VERLEVENDIGING
en de wereld om hen heen vergeten treedt er transportatie op. Tijdens dit proces tracht de lezer een zo goed mogelijke mentale representatie te maken van wat geschreven is. Hierbij valt te denken aan het inbeelden (‘voor je zien’) van handelingen. Maar ook het mentaal uitbeelden van karakters, details en het voelen van emoties en hun uitdrukkingen. Daarmee krijgt de lezer een gevoel van nabijheid (Green, Brock, & Kaufman, 2004).
De nieuwe stroming staat dus open voor het toelaten van subjectiviteit. Subjectiviteit heeft mede als doel nieuws talig te verlevendigen. Het verlevendigen van nieuws heeft als doel om de verbeelding van de lezer meer te activeren. Intensiverend taalgebruik wordt als een middel toegepast om dit doel te bereiken (Burgers & De Graaf, 2013: 169). In eerste instantie is geïntensiveerd taalgebruik dan ook een stilistisch middel. Om deze werking te verduidelijken daarom hier een uitleg. Vervolgens zal worden ingegaan op hoe deze verlevendiging onderdeel uitmaakt van een subjectieve stijl.
Voorbeeld 1 toont een kop uit de Telegraaf van 21 april 2014 naar aanleiding van de arrestaties die hebben plaatsgevonden rondom de KNVB bekerfinale in Rotterdam. Ter vergelijking toont voorbeeld 2 een kop uit de Volkskrant van 21 april 2014 omtrent dezelfde gebeurtenis.
(1) Arrestanten bekerfinale op tijd voor Paasontbijt (2) Arrestanten bekerfinale weer thuis
In de bijbehorende berichten wordt verteld dat de verdachten na een korte detentie (en/of mogelijke boete) zijn vrijgelaten. De kop uit voorbeeld 1 maakt meer aanspraak op de verbeelding dan voorbeeld 2. Dat de arrestanten, door hun vrijlating, op tijd zullen zijn voor hun mogelijke Paasontbijt wordt hierbij betrokken om het principe ‘dat zij maar kort hebben vastgezeten’ extra tot de verbeelding te laten spreken. Het Paasontbijt wordt door veel mensen snel geassocieerd met de betreffende datum. Daarnaast mogelijk ook met dat deze verdachten ‘gewoon’ weer verder kunnen gaan met hun dagelijkse gang van zaken, in dit geval thuis aanschuiven bij hun Paasontbijt.
Nog een voorbeeld, ook over dezelfde KNVB bekerfinale:
De voetbalclub PEC Zwolle heeft met een 5-‐1 overwinning op Ajax de KNVB beker gewonnen. De Telegraaf (vb. 3) verwoordt deze opvallende overwinning met het werkwoord slachten. Het werkwoord slachten in relatie tot het nieuwsfeit activeert een behoorlijk heftig beeld: dat van een slager (PEC Zwolle) met een weerloos dier of stuk vlees (Ajax). De kop doet, in tegenstelling tot de meer neutrale kop van de Volkskrant (vb. 4), een grote aanspraak op de verbeelding. Dit schetst een duidelijk verschil tussen
slachten (zeer intens) en de beker pakken (minder intens).
2.3.2 TYPEN INTENSIVEERDERS
In dit onderzoek wordt uitgegaan van vier typen intensiveerders. De drie typen volgens Renkema (1997), aangevuld met het werkwoord-‐type van Van Riel (2005).
Volgens Renkema (1997) zijn intensiveerders te classificeren in zelfstandig naamwoorden, modale woorden en bijwoorden. Hieronder enkele voorbeelden:
Bij zelfstandig naamwoorden, of mogelijk naamwoord groepen, gaat het om zelfstandig naamwoorden die van zichzelf intensiverend zijn, of daarbij mogelijk extra geïntensiveerd worden door een bijvoeglijk naamwoord, zie voorbeeld (5):
(5) Wat was dat een enorm grote blamage. (6) Wat was dat een teleurstelling.
Hierin is enorm grote blamage een intensivering van iets wat, meer objectief vermeldt, teleurstellend afliep. De tweede categorie is die van modale woorden. Hierbij wordt vaak een oordeel toegepast. Zie voorbeeld (7):
(7) Zelfs de PVDA ging akkoord.
(8) Ook de PVDA ging akkoord.
Hierin is geen, zoals eerder, afgezwakte vorm mogelijk. Via misschien intensiveert de auteur zijn mogelijke twijfel over het voorstel, en verwerkt daarmee zijn evaluatie in de uiting.
Naast de classificering zoals aangeduid door Renkema (1997), wordt een vierde categorie toegevoegd: werkwoorden. Ook deze kunnen in een geïntensiveerde vorm voorkomen (Van Riel, 2005), In voorbeeld (3) werd deze vorm al even aangehaald (slachten vs. winnen). In (10) nog een voorbeeld:
(10) De overheid pakt wanbetalers aan door extra controles
Merk op dat in dit voorbeeld aanpakken een geïntensiveerde vorm is van bijvoorbeeld meer, vaker of beter controleren. In deze uiting is dit dus versterkt door de schrijver. Het werkwoord aanpakken doet niet alleen een beroep op de verbeelding, het nieuwsfeit wordt daarmee ook gechargeerd. De schrijver plaatst hiermee een waardeoordeel over mensen die te hard rijden, dat zij per definitie slecht zijn.
2.3.3 INTENSIVERING EN SUBJECTIVITEIT
In 1963 schreef Bowers als eerst over taalintensiteit. Volgens Bowers is taalintensiteit de mate waarin uit de presentatie van het taalgebruik blijkt dat de schrijver niet geheel neutraal tegenover een bepaald concept staat. En ook Pander Maat (2004) vertelt dat een boodschap wordt geïntensiveerd in een richting die voordelig is voor de zender. Volgens Van Riel (2005) is geïntensiveerd taalgebruik het toevoegen van elementen aan een tekst die een begrip of betekenis versterken of afzwakken. De definitie van Hoeken (1998) sluit zich aan bij de definitie van Bowers (1963). Hoeken definieert taalintensiteit als de mate waarin uit het taalgebruik blijkt dat de bron niet neutraal staat tegenover de boodschap. Ter illustratie zal aan de hand van verschillende intensiveringen de werking uitgelegd worden. Eerst wordt het verschil tussen expliciete en impliciete subjectiviteit uitgelegd.
Zoals in de uitleg bij voorbeelden 1 en 2 werd duidelijk dat binnen een zin niet alleen er een aanspraak wordt gedaan op de verbeelding, maar er ook een impliciet waardeoordeel wordt geplaatst. Nogmaals voorbeeld 1:
De vrijlating van de verdachten wordt gekoppeld aan het Paasontbijt. Zij zullen daarvoor op tijd zijn (door hun vrijlating). Door eenieder valt te zeggen dat dit niet bepaald een positieve benadering is en een lichte cynische toon valt niet te ontkennen. De kop impliceert met het ‘op tijd zijn’ voor het Paasontbijt een ‘vroege’ vrijlating. En daarbij niet doelende op een juridische vroege vrijlating, maar vroeg in moreel perspectief (als in heel of te vroeg). Er is hier dus sprake van impliciete subjectiviteit. Omdat dit te verduidelijken kijken we eerst naar expliciete subjectiviteit.
Het valt aan te nemen dat expliciete subjectiviteit, door Pit (2003) speaker
foregrounding subjectivity en door Langacker (1990) onstage subjectivity genoemd, van
de auteur duidelijker (explicieter) naar voren komt. Hierin komt expliciet het gezichtspunt, de ik van de auteur, tot stand in de uiting, zie voorbeeld (5):
(11) Ik vind het een succes.
Impliciete subjectiviteit daarentegen ligt niet zo zeer op ‘voorgrond’ maar is meer verborgen, zoals in voorbeeld (6):
(12) Waarschijnlijk is X geen bedreiging voor de economie.
Hierin vormt het woord waarschijnlijk een oordeel (evaluatie) van de auteur. Hij uit zijn verwachting over de mate waarin X een bedreiging kan vormen voor de economie, echter is dit niet per se op het eerste gezicht zichtbaar omdat de ik van de auteur ontbreekt.
Deze fictieve voorbeelden schetsen twee uitspraken, waarin de uitspraken verschillen in graad. In beide voorbeelden ging het om een rare beslissing, er ligt echter in (7) een waardeoordeel besloten in de vorm van een intensiveerder: enorm. Door de toevoeging van enorm aan raar, maakt het de beslissing niet alleen raar, maar haast buitenproportioneel, buitensporig, aldus de schrijver.
Intensiveerders zijn ook te herkennen doordat ze zijn te vervangen door een meer afgezwakte vorm, vergelijk voorbeeld (15) en (16):
(15) Het wetsvoorstel is vernietigd in de Tweede Kamer (16) Het wetsvoorstel kreeg kritiek in de Tweede Kamer
Hier valt op te merken dat vernietigen een veel zwaardere (en mogelijk negatief geladen) uiting is van kritiek krijgen. Vernietigen staat verder van de werkelijkheid af dan kritiek krijgen en is daarmee een vorm van evaluatie van de auteur. De auteur dramatiseert een debat over een wetsvoorstel tot een gevecht of veldslag. Daarmee wordt de auteur meer een experiencer (iemand die het meemaakt en onderdeel is van) dan dat hij een observer (observeerder) is, wat een journalist behoort te zijn (Athanasiadou, 2007).
De derde vorm van geïntensiveerd taalgebruik is de stylistische vorm, als in voorbeeld (17):
(17) Deze stad is een juweel (18) Deze stad is mooi
Hierin kan de intensiveerder herschreven worden tot meer een feitelijke beschrijving (18) en vervalt deze in geheel. Een mooie stad behelst voor eenieder een bepaalde consensus (iets is mooi of iets is niet mooi). Wanneer een stad tot een juweel wordt bestempeld is deze volgens de schrijver exorbitant mooi (mooier dan gewoon mooi).
2.5 INTENSIVERING EN JOURNALISTIEKE KWALITEIT
Intensiveringen kunnen dus in de eerste plaats het nieuws beter in de beleving plaatsen van de lezer, daardoor is er sprake van verlevendiging. Maar deze intensiveringen zijn dus ook subjectief. Deze verlevendiging biedt dus ook ruimte voor de opvatting (subjectiviteit) van de schrijver (Athanasiadou, 2007: 555). Om het onderscheid tot slot te verduidelijken hieronder een figuur:
Intensiveringen dienen als middel een meer verlevendigde tekst te creëren. Een intensivering doet immers meer aanspraak op de verbeelding van de lezer en helpt bij de transportation van de lezer. Hier is dus sprake van een duidelijke middel-‐doelrelatie. Binnen het journalistieke vakgebied is subjectiviteit nooit een doel op zichzelf, maar is dus wel ingesloten in het doel om nieuws te verlevendigen.
Er valt dus een opvallende parallel aan te merken tussen de splitsing van twee journalistieke stromingen:
Twee stromingen
Traditioneel Nieuw
Objectiviteit als uitgangspunt Subjectiviteit als uitgangspunt
ê ê
Feitelijke, formele, neutrale stijl Verbeeldende, verlevendigde stijl
Tabel 1: Tweedeling journalistieke stromingen
2.6 ONDERZOEKSVRAAG
Waar laat deze parallel de nieuwsgebruiker? Wat is zijn opvatting over kwaliteitsjournalistiek? Van daaruit wordt de onderzoeksvraag geformuleerd:
Wat voor effect heeft een verlevendigde stijl met meer intensiveringen in een nieuwsverhaal op de kwaliteitsbeleving van de nieuwsgebruiker?
Om dit effect te kunnen meten kent dit onderzoek twee fases. In de eerste fase is een kwantitatief onderzoek opgesteld, waarin naar voren moet komen op welke facetten van journalistieke kwaliteit intensiveringen het meest effect hebben. Vervolgens is aan de hand van deze uitkomsten een tweede fase opgezet. In deze tweede fase zijn diepte-‐ interviews gevoerd. Hierbij is samen met de proefpersonen op microniveau gekeken naar de intensiveringen. Er is de proefpersonen naar hun mening gevraagd over twee journalistieke pijlers die uit de eerste fase kwamen.
In het onderzoek is ook gekeken naar de verschillen in eigenschappen van de nieuwsgebruiker. Zo is rekening gehouden met het wel of niet lezen van een kwaliteitskrant, opleidingsniveau, leeftijd en geslacht.
3. METHODE
Dit onderzoek wil via een experiment aantonen wat het effect is van geïntensiveerd taalgebruik in nieuwsverhalen op de waardering van journalistieke kwaliteit van nieuwsberichten door de gebruiker. Neemt de gebruiker de gemanipuleerde berichtgeving waar? En wat is het effect op de kwaliteitsbeleving?
3.1 EXPERIMENT
Om een antwoord te kunnen geven op de vraag ‘Wat voor effect heeft een verlevendigde
stijl met meer intensiveringen in een nieuwsverhaal op de kwaliteitsbeleving van de nieuwsgebruiker?’ zal gebruik gemaakt worden van een experiment. In dit experiment
zullen drie gemanipuleerde nieuwsverhalen ontworpen worden: 1. Neutrale versie
2. Geïntensiveerde versie 3. Extra geïntensiveerde versie
Om de waardering van de lezers te testen, zal gewerkt worden met een vragenlijst. Hierin zullen aan de proefpersonen stellingen worden voorgelegd op het gebied van journalistieke kwaliteit. Om dieper in te kunnen gaan op de kwaliteitsbeleving zal bij een aantal proefpersonen uit beide groepen een kwalitatief onderzoek (fase 2) worden afgenomen in de vorm van een aangepaste plus-‐ en minmethode.
3.1.1 HET MATERIAAL
de journalist, is gekozen voor het genre nieuwsverhalen. In een nieuwsverhaal is meer ruimte voor een verhalende vorm, stijlvrijheid en duiding.
Om de effecten van intensiveerders op de journalistieke kwaliteitsbeleving goed te kunnen meten wordt een onderwerp met hoge betrokkenheid gekozen. Hierbij denkende aan onderwerpen als de maatschappij, terreur, oorlog, economie, politiek en schandalen. Om directe betrokkenheid en daarmee mogelijk interfererende attitudes met het onderwerp te voorkomen zullen er geen personen van de recente nieuwsagenda voorkomen in het artikel (Lehman-‐Wilzig and Seletzky, 2010).
3.1.2 INTENSIVERINGEN
Terugkomend op de uiteenzetting over intensiveerders uit het theoriehoofdstuk werden de volgende vormen van intensiveerders onderscheiden (Renkema, 1997; Van Riel, 2005): 1. Geïntensiveerde zelfstandig naamwoorden (+bijvoeglijk naamwoorden) 2. Geïntensiveerde oordeelpartikels 3. Geïntensiveerde bijwoorden 4. Geïntensiveerde werkwoorden
Blamage in plaats
van teleurstelling
Zelfs hij in plaats
van ook hij
Misschien is dat niet het beste voorstel
Aanpakken in plaats
van controleren
Tabel 2: Vier typen intensiveringen
Er zullen twee gemanipuleerde versies ontworpen worden waarbij er sprake is van een neutrale versie en een geïntensiveerde versie. Hieronder enkele voorbeelden van hoe deze vier vormen van intensiveringen tot uiting komen:
Ter illustratie de volgende neutrale alinea:
(15) Het bestuur van de Federal Reserve ging dinsdag akkoord met nieuwe regels die de mogelijkheden voor banken om te beleggen in riskante financiële producten verkleinen. Ook het garantiefonds voor spaartegoeden, FDIC, ging akkoord.
Ter illustratie een vorm van geïntensiveerde zelfstandig naamwoorden (+ bijv. naamwoorden)
(16) De top van de strenge Federal Reserve ging dinsdag akkoord met de
aanscherping die de mogelijkheden voor banken om te beleggen in riskante
financiële producten verkleint. Ook het garantiefonds voor spaartegoeden, FDIC, gaf zijn goedkeuring.
Ter illustratie een vorm van geïntensiveerde oordeelpartikels
(17) Het bestuur van de Federal Reserve ging dinsdag eindelijk akkoord met nieuwe regels die de mogelijkheden voor banken om te beleggen in riskante financiële producten verkleinen. Zelfs het garantiefonds voor spaartegoeden, FDIC, ging akkoord.
Ter illustratie een vorm van geïntensiveerde bijwoorden
(18) Het bestuur van de Federal Reserve gaat met zekerheid akkoord met nieuwe regels die de mogelijkheden voor banken om te beleggen in riskante financiële producten verkleinen. Ook het garantiefonds voor spaartegoeden, FDIC, gaat
naar alle waarschijnlijkheid akkoord.
Ter illustratie een vorm van geïntensiveerde werkwoorden
(19) Het bestuur van de Federal Reserve deinst mee met nieuwe regels die de mogelijkheden voor banken om te beleggen in riskante financiële producten
inperken. Ook het garantiefonds voor spaartegoeden, FDIC, ging akkoord.
Binnen de geïntensiveerde teksten zullen alle vier de vormen van geïntensiveerd taalgebruik toegepast worden.
3.2 FASE 1: KWANTITATIEF -‐ VRAGENLIJST
Om journalistieke kwaliteit verder te operationaliseren kijken we naar de conventionele waarden (Costera Meijer, 2012):
Doel Geïnformeerd burgerschap, kennisvermeerdering
Inhoud Belangrijke ontwikkelingen in buitenland en binnenland,
politiek en Economie
Vorm Diepgravend, lengte, achtergrond, feitelijk, opiniërend
debat, overzichtelijk, tegenstellingen goed tot uitdrukking laten komen, met distantie, objectief
Nieuwsgaring Onafhankelijk, hoor-‐ en wederhoor
Bronnen Gezaghebbende figuren uit wetenschap, politiek en
bedrijfsleven, experts en woordvoerders van officiële instanties
Houding Kritisch, achterdochtig, waarheidsvinding, waakhond van
de democratie, helikopterview
Tabel 3: Overzicht conventionele waarden journalistieke kwaliteit (Costera Meijer, 2012)
Hierbij dienen feitelijk en objectief opgemerkt te worden bij vorm. Binnen dit experimentele onderzoek zal gekeken worden naar wat het effect is van de manipulatie van de waarden feitelijk en objectief aan de hand van intensiveerders op de waarneming.
kunnen spreken, wordt elk construct gemeten met drie stellingen. Hiermee wordt ook de kans verkleint dat een construct bij verkeerde interpretatie geen waarde meer zou hebben bij de resultaten. Daarnaast wordt als manipulation check één van de stellingen negatief geformuleerd. Dit betekent dat twee stellingen bij een hogere beoordeling positief worden beoordeeld (1 is negatiever -‐ 7 is positiever) en een stelling bij een hogere beoordeling negatief wordt beoordeeld (1 is positiever -‐ 7 is negatiever). Hiermee werd getracht te voorkomen dat proefpersonen als een automatische piloot te werk gaan.
Om de constructen uit het overzicht van Costera Meijer (2012) te kunnen meten, worden deze constructen dus eerst geoperationaliseerd in drie toetsbare stellingen per construct:
Feitelijk
Het eerste construct valt onder vorm en is feitelijk. Hiermee wordt gedoeld op een feitelijke manier van schrijven:
1. Het artikel is gebaseerd op feiten. 2. Het artikel is feitelijk.
3. Het artikel is gebaseerd op aannames. (negatief geformuleerd)
Overzichtelijk
Bij het construct overzichtelijk gaat het om een overzichtelijke stijl.
4. Het artikel is overzichtelijk.
5. Het artikel heeft een duidelijke opbouw.
6. Het artikel is rommelig opgebouwd. (negatief geformuleerd)
Tegenstellingen goed tot uiting laten komen
Hiermee wordt gedoeld op het belichten van twee kanten van het verhaal.
7. Tegengestelde visies worden in dit artikel goed tot uiting gebracht. 8. Dit artikel belicht beide kanten van het verhaal.
9. In dit artikel wordt maar één kant van het verhaal belicht. (negatief
geformuleerd)
Distantie
Bij dit construct gaat het er om dat de journalist distantie houdt tot het onderwerp.
10. De journalist behoudt afstand tot het onderwerp. 11. De journalist is niet persoonlijk betrokken.
12. De stijl van het artikel is persoonlijk. (negatief geformuleerd)
Objectief
Het construct objectief heeft veel overlap met feitelijk. Eigenlijk is feitelijk schrijven een manier van objectief zijn.
13. De stijl van het artikel is objectief.
14. De voorkeur van de journalist komt tot uiting in zijn stijl.
15. De stijl van het artikel is subjectief. (negatief geformuleerd)
Onafhankelijk
Dit construct heeft betrekking op de nieuwsgaring (hoe is de journalist tot zijn nieuws gekomen). Daarmee betreft dit construct de journalist zelf.
16. De journalist is onafhankelijk. 17. De journalist is niet vooringenomen.
18. De journalist is beïnvloed. (negatief geformuleerd)
Kritisch
Ook dit construct heeft betrekking op de journalist, en dan met name zijn houding.
19. De journalist is kritisch. 20. De journalist is scherp.
23. Het artikel is niet neutraal.
24. Het artikel presenteert een gekleurde weergave van de werkelijkheid. (negatief
geformuleerd)
Partijdigheid
Het construct partijdigheid slaat op de journalist zelf, wederom zijn houding met betrekking tot het onderwerp.
25. De journalist is onpartijdig
26. De journalist is onbevooroordeeld.
27. De journalist is vooringenomen. (negatief geformuleerd)
Geloofwaardigheid
Hier gaat het om de geloofwaardigheid van de journalist.
28. De journalist is geloofwaardig. 29. De journalist is plausibel.
30. De journalist is onbetrouwbaar. (negatief geformuleerd)
Vermijden van sensatie
Dit construct heeft betrekking op de toonzetting van het artikel, de mate waarin gezocht wordt om sensationeel te zijn.
31. Dit artikel vermijdt sensationeel te zijn. 32. Dit artikel is rationeel geschreven.
33. Dit artikel probeert een gevoel van sensatie te weeg te brengen. (negatief
geformuleerd).
3.2.1 PRE-‐TEST
3.2.2 PROCEDURE
De definitieve vragenlijst bevat dus 45 stellingen. Te weten 33 meetbare en 12 fictieve stellingen. De vragenlijst is opgezet in ThesisTools (www.thesistools.com). Er is gekozen voor ThesisTools omdat hiermee eenvoudig rauwe gegevens overgezet kunnen worden naar SPSS voor een statistische analyse.
De proefpersonen zijn persoonlijk uitgenodigd door de onderzoeker. Daarnaast heeft de onderzoeker een speciale website opgezet om proefpersonen te werven (helpjordyafstuderen.nl). Ook is sociale media ingezet om het onderzoek te promoten.
Alle proefpersonen is een van de artikelen voorgelegd en gevraagd de stellingen te beantwoorden. Daarnaast is de proefpersonen ook een aantal achtergrondvragen gesteld. Deze worden hier kort toegelicht.
Geslacht
Om te kijken of mannen er vrouwen verschillend reageren op intensiveringen is naar het geslacht gevraagd.
Leeftijd
Er bestaat de mogelijkheid dat oudere mensen er een ander leesgedrag op na houden dan jongere mensen. Mogelijk dat jongeren ook meer gecharmeerd zijn van intensiveringen. Om dit te weten gekomen is naar het geboortejaar van de proefpersonen gevraagd.
Opleidingsniveau
Er is ook gevraagd naar het opleidingsniveau van de proefpersoon. Dit is gedaan om achteraf de proefpersonen onder te kunnen verdelen in hoog opgeleiden en laag opgeleiden. Met dit onderscheid kon gekeken worden of het opleidingsniveau van invloed is geweest op de beoordeling van de artikelen.
Bron
Ook is de proefpersonen gevraagd waar zij hun krant lezen. Online of offline? Of beide? De bron van de krant kan mogelijk verschillende beoordelingen in kaart brengen.
3.3 FASE 2: KWALITATIEF
Om het antwoord op de vraag ‘Wat voor effect heeft een verlevendigde stijl met meer
intensiveringen in een nieuwsverhaal op de kwaliteitsbeleving van de nieuwsgebruiker?’
verder te verklaren zal een tweede methode aan de vragenlijst worden toegevoegd: een aangepaste plus-‐ en minmethode. Deze methode zal dieper ingaan op de constructen waarbij vanuit het kwantitatieve gedeelte een significant effect is opgetreden. Juist deze constructen worden verder onderzocht om de effecten van individuele intensiveringen te kunnen verklaren. Hierbij is het doel te kijken naar individuele intensiveringen en hun effecten op de mening van de proefpersonen. Zo vormt de kwalitatieve methode een toevoeging op de kwantitatieve methode waarbij er alleen gekeken werd naar alle intensiveringen in één artikel tezamen.
3.3.1 PLUS-‐ EN MINMETHODE
De plus-‐ en minmethode (PMM) wordt doorgaans bij persuasieve teksten toegepast in het kader van tekstverbetering (Jong & Schellens, 1995: 112). De methode biedt mogelijkheden om eerste intuïtieve bevindingen van proefpersonen te achterhalen en deze vervolgens verder uit te diepen aan de hand van een vraaggesprek. In het kader van tekstverbetering wordt proefpersonen gevraagd aan de hand van een onderwerp (bijv. Begrijpelijk – niet begrijpelijk, prettig leesbaar – niet prettig leesbaar) plussen of minnen te zetten in de kantlijn van de tekst. Dit gebeurt online (tijdens het lezen) om de onbewuste impulsen te stimuleren. Naderhand wordt in een vraaggesprek doorgevraagd waarom de proefpersoon delen van de tekst om een bepaalde reden positief of negatief heeft beoordeeld. Juist omdat het met deze methode goed mogelijk is om door te vragen na de intuïtieve beantwoording en daarmee dieper op een onderwerp in te gaan, wordt de methode als zeer geschikt geacht.
voorkomen dat dit een interfererend effect zou hebben op de waardering van de constructen. Van de proefpersonen werd verlangd de tekst te beoordelen op de twee constructen neutraliteit en geloofwaardigheid, en hun ingevingen kenbaar te maken tijdens het lezen door een plus of een min in de kantlijn te zetten bij het betreffende tekstgedeelte, zin of zelfs enkele woorden. Hierbij staat een plus voor een positieve waardering en een min voor een negatieve waardering. Om het onderscheid tussen de twee constructen te laten zien, werd door de proefpersonen met twee kleuren gewerkt. De instructietekst die elke proefpersoon voorgelegd kreeg staat in bijlage VI.
Vervolgens werd de proefpersoon bevraagd om de plussen en minnen toe te lichten. Omdat het doel van de PMM het achterhalen van de meningen over de stijl was, werd soms explicieter doorgevraagd om de journalist en de stijl te beoordelen in plaats van bijvoorbeeld de gebeurtenissen in het artikel. Daarom werden de volgende vragen meermaals tijdens het vraaggesprek gesteld:
-‐ Zou u nu wat meer naar de woordkeuze kunnen kijken?
-‐ Wat vindt u van de manier waarop dit woord / deze zin is geschreven? -‐ Zou u dezelfde woorden hebben gekozen?
-‐ Wilt u uw oordeel eens meer op de journalist en zijn stijl te richten?
4. RESULTATEN
4.1 KWANTITATIEF
In dit hoofdstuk worden de resultaten van zowel het kwantitatieve gedeelte van het onderzoek behandelt.
4.1.1 PROEFPERSONEN
De proefpersonen werden door het online enquêtesysteem ThesisTools (www.thesistools.nl) at random verdeeld onder de drie versies. De resultaten zijn vanuit ThesisTools geëxporteerd, om deze vervolgens te kunnen importeren in het statistische softwareprogramma SPSS (Statistical Package for Social Sciences). Aan het online onderzoek hebben 117 proefpersonen deelgenomen. Niet iedereen heeft het onderzoek volledig doorlopen en zijn ergens midden in het onderzoek gestopt. Mogelijke redenen kunnen de lengte of het onderwerp van het onderzoek zijn geweest. Het is echter niet mogelijk dit te bevestigen. De jongste deelnemer aan het onderzoek had een leeftijd van 18 jaar en de oudste een leeftijd van 68 jaar. De gemiddelde leeftijd van de proefpersonen is 29 jaar, met een standaardafwijking van 12,69. Van alle proefpersonen was 55,6% man en 46,4% vrouw.
Van de proefpersonen heeft 94% een opleiding gevolgd. Daarbij volgde 6,8% een MBO opleiding, 40,2% een HBO opleiding en heeft 47% een WO opleiding gevolgd al dan niet afgemaakt.
4.2 BETROUWBAARHEIDSANALYSE
Omdat er sprake is van 11 constructen met ieder 3 stellingen (items), werd eerst gekeken naar de interne betrouwbaarheid. De Cronbach’s Alfa werd gebruikt om te kijken of de schaal intern samenhangend is. Deze kan als samenhangend worden beoordeeld bij een waarde van 0.70 of hoger (Baarda, De Goede en Van Dijkum, 2003: 71-‐73). Dit is gedaan in SPSS via Reliability Tests. Hieronder het overzicht met de Cronbach’s alfa per construct:
Construct Aantal items Cronbach’s alfa (α)
Feitelijk 3 0,741
Overzichtelijk 3 0,863
Tegenstellingen goed tot uiting laten komen 3 0,749
Distantie 3 0,613 Objectief 3 0,542 Onafhankelijk 3 0,673 Kritisch 3 0,749 Neutraliteit 3 0,799 Partijdigheid 3 0,785 Geloofwaardigheid 3 0,785
Vermijden van sensatie 3 0,550
Tabel 4: Betrouwbaarheidsanalyse per construct
Het valt op dat van de constructen er vier een lage interne validiteit hebben, te weten: distantie, objectief, onafhankelijk en vermijden van sensatie.
Distantie
De interne validiteit van het construct distantie wordt verhoogd naar α 0,751 bij het verwijderen van de stelling ‘De journalist behoudt afstand tot het onderwerp’. Dit valt mogelijk te verklaren doordat de andere twee stellingen uit dit construct (‘De journalist is niet persoonlijk betrokken’ en ‘De stijl van het artikel is persoonlijk’) distantie bevragen via het woord persoonlijk. Mogelijk dat onder de proefpersonen dit woord meer tot de verbeelding spreekt dan afstand. Het construct distantie zal dan ook bestaan uit twee stellingen in plaats van drie.
Objectief
De interne validiteit van het construct distantie wordt verhoogd naar α 0,716 bij het verwijderen van de stelling ‘De stijl van het artikel is objectief’. De andere twee stellingen uit dit construct (‘De voorkeur van de journalist komt tot uiting in zijn stijl’ en ‘De stijl van het artikel is subjectief’) richten zich beide op subjectiviteit. Objectiviteit vormt hierin mogelijk een veel lastiger te bevatten begrip voor de proefpersonen dan subjectiviteit. Het construct objectief zal dan ook bestaan uit twee stellingen in plaats van drie.
Onafhankelijk
De interne validiteit van het construct onafhankelijk wordt verhoogd naar α 0,706 bij het verwijderen van de stelling ‘De journalist is beïnvloed’. Het is goed mogelijk dat de proefpersonen hier lastig een beeld bij konden vormen. De stellingen ‘De journalist is onafhankelijk’ en ‘De journalist is niet vooringenomen’ uit dit construct liggen qua betekenis veel dichter bij elkaar. Het construct onafhankelijk zal dan ook bestaan uit twee stellingen in plaats van drie.
Vermijden van sensatie
De interne validiteit van het construct vermijden van sensatie wordt verhoogd naar α 0,660 bij het verwijderen van de stelling ‘Dit artikel is rationeel geschreven’. Deze stelling is achteraf gezien te verschillend ten opzichte van de andere twee stellingen uit dit construct (‘Dit artikel vermijdt sensationeel te zijn’ en ‘Dit artikel probeert een gevoel van sensatie te weeg te brengen’). Die twee stellingen richten zich duidelijk sensatie, terwijl het woord rationeel misschien moeilijk te interpreteren is in deze context. Het construct vermijden van sensatie zal dan ook bestaan uit twee stellingen in plaats van drie.
4.3 CONSTRUCTEN VARIABELEN
Zoals eerder aangegeven wordt in dit onderzoek uitgegaan van 11 constructen. Er is per drie of twee bij elkaar horende stellingen een nieuwe variabele onttrokken via compute in SPSS. Dit is gedaan door de som van de stellingen te delen door het aantal stellingen. Zo ontstaat er per stellingcluster één construct. Daarna is getoetst of de verschillen tussen de gemiddelden significant zijn.
Construct Neutrale versie (STD) Geïntensiveerde versie (STD) Extra geïntensiveerde versie (STD) P Feitelijk 4,79 (1,02) 5,14 (1,11) 4,87 (1,39) 0,643 Overzichtelijk 3,22 (1,53) 3,34 (1,28) 3,09 (1,56) 0,831 Tegenstellingen
goed tot uiting laten komen 2,86 (0,86) 3,00 (1,26) 2,67 (0,98) 0,065 Distantie 5,48 (0,70) 4,85 (1,43) 5,09 (0,90) 0,129 Objectief 4,76 (1,01) 4,57 (1,36) 4,27 (0,51) 0,261 Onafhankelijk 4,41 (0,94) 4,50 (1,04) 4,46 (0,60) 0,948 Kritisch 3,77 (0,78) 4,35 (1,11) 3,82 (1,74) 0,163 Neutraliteit 4,42 (1,17) 4,59 (1,05) 3,39 (1,55) 0,001 Partijdigheid 4,42 (0,92) 4,46 (1,04) 3,88 (1,32) 0,119 Geloofwaardigheid 5,09 (0,80) 4,76 (1,33) 3,94 (1,39) 0,005 Vermijden van sensatie 4,94 (1,09) 4,40 (1,24) 4,18 (2,16) 0,191
Tabel 5: Overzicht significantie-‐analyse (grijs = laagste waardering per construct)
Binnen deze tabel dient opgemerkt te worden dat alle constructen van zichzelf positief zijn. Een hogere score betekent automatisch een positievere beoordeling. Bij het construct ‘partijdigheid’ zijn de waarden omgecodeerd omdat dit construct van zichzelf negatief is. Dit betekent nu dat een hogere waarde bij partijdigheid minder partijdig betekent.