• No results found

Regels en principes in de olie- en gassector Een blik op de kwaliteit van financiële informatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Regels en principes in de olie- en gassector Een blik op de kwaliteit van financiële informatie"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Regels en principes in de olie- en gassector

Een blik op de kwaliteit van financiële informatie

(2)

Regels en principes in de olie- en gassector

Een blik op de kwaliteit van financiële informatie

Naam Studentnummer Instituut Faculteit Studierichting RuG Begeleider 1 RuG Begeleider 2 Bedrijf PwC begeleider 1 PwC begeleider 2 Startdatum Trefwoorden Ineke Kuiper 1359746 Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit Economie en Bedrijfskunde (FEB) MSc Accountancy

Eric Bos

Ralph ter Hoeven

PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. Rens Wildenbeest

Tjeerd van Markesteijn 01-03-2008

(3)

Voorwoord

Geen enkele activiteit die je onderneemt, begin je zonder doel. Het is een voorwaarde; het bepaalt je richting en bevat je verwachtingen van het geheel. Het lijkt simpel: je gaat studeren om kennis over een bepaald vakgebied te krijgen en dit zal mogelijk als basis dienen voor het ‘echte werk’ in de praktijk.

Daarbij verwacht je een bepaald niveau van kwaliteit.

Niet iedereen is hetzelfde, niet iedereen heeft hetzelfde specifieke doel. Jij kunt andere verwachtingen hebben van dit rapport dan welke ik bij voorbaat had willen waarmaken. Misschien gebruik je wat je ziet wel voor een heel ander doel dan ik had kunnen bedenken. Je mag het immers zelf bepalen.

Uiteindelijk bepaal jij, als gebruiker, de kwaliteit.

Dit rapport maakt deel uit van mijn Masteropleiding Accountancy aan de Rijksuniversiteit Groningen. Het is een afsluitend onderdeel, maar ook een fase op zich. In een relatief korte tijd kreeg ik de kans om aan de hand van mijn eigen, unieke invulling op zoek te gaan naar een antwoord op mijn vragen.

Deze vragen hebben een herkomst. Tijdens mijn opleiding heb ik in groepsverband een onderzoek uitgevoerd bij een olie- en gasmaatschappij. De combinatie van zeer hoge onzekerheid en overvloedig kapitaal trok mijn interesse. Winst is bijna een zekerheid, maar de uitdaging zit hem in het noodzakelijk investeren in de toekomst. Het moge duidelijk zijn dat aan de rapportage van een dergelijke onderneming dan ook andere eisen worden gesteld. Wat vindt de gebruiker?

“Een interessante ervaring”, zo beschreef ik de mogelijkheid die PricewaterhouseCoopers mij kon bieden in mijn sollicitatiebrief. Gedurende het schrijven van mijn scriptie gaf dit accountantskantoor mij een plek in hun organisatie en een kijkje in de keuken. Vervolgens zorgden Rens Wildenbeest en Tjeerd van Markesteijn voor specifieke toelichtingen over respectievelijk mijn onderzoek en de branche.

Een aantal mensen heeft mij vervolgens geholpen aan gerichte informatie over de olie- en gaswereld, inclusief hun visies. En dat niet alleen, want wat is onderzoek zonder expertise? Een groot deel van mijn inzicht heb ik dan ook te danken aan Martin Hoogendoorn, Olaf Brenninkmeijer, Edo Kienhuis, Herman Bots, Bert van Hoogenhuyze en Marcel Oomen.

Het resultaat ligt inmiddels voor u. Aan u de keus hoe het te gebruiken.

Ineke Kuiper Zwolle, juli 2008.

(4)

Samenvatting

Vele ontwikkelingen binnen de olie- en gassector leiden tot een hoge mate van onzekerheid waarmee de ondernemingen dienen te opereren. De investeringskosten voor winningstechnieken en opslagconstructies zijn hoog. Daarnaast is het personeel een belangrijke bron van kennis en ervaring, die moeilijk te binden is. Op geopolitiek gebied zijn er veel onzekerheden als het gaat om de regeringen die de controle over reserves niet uit handen willen geven. Ook het proces van regulering is een belangrijk aspect, aangezien dit sterk aanwezig is en zich ook voortdurend ontwikkeld. De IASB en FASB spelen hierbij een grote rol als het gaat om financiële rapportage en zij willen op termijn hun standaarden laten convergeren. De toepassing van hun regelgeving (IFRS en US GAAP) gaat in deze industrie echter gepaard met complexe beslissingen.

In dit onderzoek wordt daarom de volgende vraag gesteld: In hoeverre zijn er bij bedrijven in de Europese Unie die actief zijn in de olie- en gasindustrie verschillen waarneembaar tussen 2004 en 2007 wat betreft beschikbaarheid van informatie ten behoeve van vergelijkbaarheid voor de gebruiker van financiële informatie in het jaarverslag?

Hierbij wordt in het kader van de ‘decision usefulness’ aandacht geschonken aan de wensen van de gebruiker ten aanzien van de kwaliteit van financiële informatie. Vervolgens zullen aan de hand van literatuur de inhoud en vorm van verslaggevingsstandaarden en de toepassing hiervan worden behandeld. Uiteindelijk worden op basis van dataonderzoek resultaten gegenereerd die inzicht kunnen verschaffen in externe verslaggeving in de praktijk.

Bij de constructie van beursgenoteerde ondernemingen ontstaat informatieasymmetrie tussen het ondernemingsbestuur en de aandeelhouder. Deze asymmetrie kan worden verminderd door ‘full disclosure’ in externe verslaggeving. De kwaliteit en bruikbaarheid hiervan hangen echter af van de gebruiker, aangezien deze op basis hiervan economische beslissingen moet nemen. Het is dan ook van belang dat de bestaande regelgeving deze ‘decision usefulness’ meeneemt in haar standaarden. IFRS heeft het belang hiervan dan ook opgenomen in haar framework. In de praktijk blijkt dat bruikbaarheid binnen IFRS echter pas op de lange termijn kan worden bereikt, maar ook dat naleving ervan informatieasymmetrie verkleint. Ten aanzien van deze bruikbaarheid zouden theoretisch gezien de grondslagen van waardering geen economische consequenties moeten hebben, maar er zijn wel degelijk koersimpacten waargenomen.

Sinds 2005 moeten beursgenoteerde ondernemingen voldoen aan IFRS. De overkoepelende instantie IASB streeft hierbij naar begrijpelijkheid, relevantie, betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid van financiële informatie. Door aanwezige inconsistenties in het framework kan dit mogelijk pas op lange termijn worden bereikt. Ter bevordering van de harmonisatie van verslaggeving heeft de IASB een convenant gesloten met de FASB om hun standaarden van IFRS en US GAAP uiteindelijk te laten convergeren. Doelen hierbij zijn om consistentie, vergelijkbaarheid en efficiëntie van de jaarrekening in mondiale kapitaalmarkten te verbeteren. In de praktijk blijken er nog veel verschillen te zijn tussen de standaarden.

Momenteel loopt er een IASB project om een volledige standaard te ontwikkelen voor de olie- en gasindustrie. Het blijkt ook dat er behoefte is aan het snel oplossen van de bijbehorende kwesties. Slechts zeven landen op de wereld zijn inmiddels in het bezit van een dergelijke standaard, waaronder het Verenigd Koninkrijk (OIAC) en de Verenigde Staten (FASB). Het project wijst door middel van onderzoek uit dat gebruikers de voorkeur geven aan meer, en/of verbeterde, publicatie van waarderingsvariabelen. Tot die tijd biedt de IASB slechts IFRS 6 voor de behandeling van exploratie- en evaluatiekosten tijdens upstreamactiviteiten.

(5)

Financiële informatie binnen de olie- en gasindustrie betreft voornamelijk de omvang van reserves, behandeling van exploratie- en evaluatiekosten en ‘Reserve Recognition Accounting’. Ten aanzien van reserves stellen stelt de IASB geen eisen, de FASB (US GAAP) en OIAC (SORP) wel. In de praktijk blijken voornamelijk grotere ondernemingen vrijwillige publicaties te doen als regelgeving ontbreekt. De informatie blijkt zeker nuttig voor de gebruiker, ook al blijkt deze soms niet betrouwbaar.

Voor behandeling van exploratie- en evaluatiekosten hebben de IASB, FASB en OIAC allen regelgeving opgesteld. Het is dan ook aannemelijk dat de mate van publicatie hierover voldoet. De verschillen bevinden zich met name in de keuze voor waarderingsmethode. In de praktijk blijken deze verschillen wel economische consequenties te hebben voor de aandelenkoersen.

Ook ‘Reserve Recognition Accounting’ blijkt in de praktijk nuttige informatie voor de gebruiker. Slechts de FASB heeft dit meegenomen in een standaard door middel van de ‘standardised measure’. Deze bevat een aantal onderdelen en wanneer uitgesplitst naar deze componenten blijkt deze waardevolle informatie.

Tijdens het dataonderzoek zijn de jaarverslagen van 27 beursgenoteerde ondernemingen in de Europese Unie onderzocht die werkzaam zijn in de olie- en gassector. De ondernemingen zijn opgesplitst naar drie categorieën op basis van hun omzet. De jaarverslagen in de periode 2004 tot en met 2007 zijn vervolgens onderzocht op tien geselecteerde elementen. Het gaat hier om de verschillende categorieën reserves, de herkomst van boekingen hierop en de segmentatie naar regio. Vervolgens is er nog gekeken naar de publicatie van de vervangingsratio, de ‘standardised measure’ en de realisatie en kosten per ‘barrel of oil equivalence’.

In tegenstelling tot eerder onderzoek, blijken de kleinere ondernemingen in 2007 completer te zijn in hun publicatie dan middelgrote en grotere ondernemingen. Slechts één onderneming, BG Group, publiceerde, zelfs gedurende alle jaren, alle elementen. Hieruit blijkt dat de jaarverslagen in het algemeen niet voldoen aan de wensen van de gebruiker wat betreft ‘full disclosure’.

Bij verbijzondering van vijf ondernemingen die genoteerd zijn aan de beurs van New York (NYSE) gezien de SEC-eisen die hierbij van toepassing zijn, blijken deze ondernemingen bovengemiddeld te scoren op acht van de tien elementen. Dit is met name op de daar verplichte publicatie van de ‘standardised measure’.

Ook elf ondernemingen die afkomstig zijn uit het Verenigd Koninkrijk ondervinden mogelijk effect van hun lokale standaard, want zij leveren een bovengemiddeld resultaat op bij negen elementen. Mogelijk heeft dit ook invloed op de categorie ‘klein’, gezien de bezetting van tweederde deel daar.

Gedurende de jaren 2004 tot en met 2007 is de publicatie over de elementen in het algemeen completer geworden, gezien de lichte stijging die daarin waar te nemen is. Ook op individueel gebied is de stijging licht, aangezien deze in geen geval meer dan twee elementen betrof.

Bij afwezigheid van specifieke industriestandaarden binnen IFRS blijken ondernemingen in het algemeen wel steeds meer elementen vrijwillig te gaan publiceren. Dit hangt mogelijk ook samen met politieke druk en de bestaande infrastructuur. Maar de invloed van andere standaarden, zoals die van de FASB en OIAC, is blijkbaar groot. Hierdoor wordt de beschikbaarheid van informatie vergroot ten behoeve van vergelijkbaarheid. Dit is van belang voor de gebruiker van financiële informatie in het kader van ‘full disclosure’ en dat is juist wat de IASB aangeeft na te streven. De huidige ontwikkelingen binnen de olie- en gassector en de behoefte van gebruikers aan meer, en/of verbeterde, publicatie van waarderingsvariabelen vragen dan ook om een snelle oplossing. De IASB kan dit bewerkstelligen door een meeromvattende interimstandaard op te stellen.

(6)

Inhoudsopgave

1 Inleiding... 6

1.1 Ontwikkelingen binnen de olie- en gassector ... 6

1.2 Eerder onderzoek ... 8

1.3 Opbouw van dit rapport ... 8

2 Beschrijving van het onderzoek ... 9

2.1 Probleemstelling ... 9

2.2 Onderzoekselementen... 9

2.3 Vraagstelling...11

2.4 Theoretisch kader...11

2.5 Onderzoeksmethodologie ...12

3 Kwaliteit en bruikbaarheid van financiële informatie ...13

3.1 Informatieasymmetrie ...13

3.2 Kwaliteit van informatie...13

3.3 Decision usefulness...15

3.4 Economische consequenties ...17

3.5 Visie van vier analisten ...18

3.6 Conclusie...20

4 Kader van regelgeving...21

4.1 Eisen aan financiële informatie ...21

4.2 International Financial Reporting Standards ...21

4.3 IFRS vs. US GAAP; Convergentie ...22

4.4 Olie- en gasspecifieke standaarden...23

4.5 Visie van een deskundige ...25

4.6 Conclusie...26

5 Financiële informatie in het jaarverslag...27

5.1 Opstellen van financiële informatie ...27

5.2 Olie- en gasreserves...27

5.3 Exploratie- en evaluatiekosten...30

5.4 Reserve Recognition Accounting ...32

5.5 Visie van twee accountants ...34

5.6 Conclusie...34

6 Vergelijkbaarheid van het jaarverslag ...36

6.1 Onderzoeksmethoden ...36 6.2 Beschrijvende statistiek ...38 6.3 Onderzoeksresultaten...40 6.4 Eerder onderzoek ...43 6.5 Conclusie...43 7 Conclusies en discussie ...45 7.1 Conclusies...45 7.2 Beperkingen ...46 7.3 Vervolgonderzoek...47 Literatuurlijst...48

Bijlage 1 Lijst met afkortingen...52

Bijlage 2 Overzicht van IFRS regelgeving...53

Bijlage 3 Overzicht van US GAAP regelgeving ...54

Bijlage 4 Overzicht van IFRS 6...55

Bijlage 5 Overzicht van upstreamactiviteiten ...57

Bijlage 6 Lijst met geïnterviewden ...59

Bijlage 7 Topiclijsten...60

(7)

1 Inleiding

Dit hoofdstuk is een inleiding op het onderwerp van dit onderzoeksrapport. Het bevat een uiteenzetting van de huidige ontwikkelingen binnen de olie- en gassector. Vervolgens wordt een blik geworpen op eerder onderzoek met betrekking tot regelgeving. Deze inleiding vormt de basis voor de vraagstelling binnen het onderzoek.

1.1 Ontwikkelingen binnen de olie- en gassector

Stijgende kosten, oprakende reserves, toenemende concurrentie en verouderde infrastructuur. De olie- en gassector staat voortdurend onder invloed van vele ontwikkelingen1 en moet opereren met een hoge mate van onzekerheid. Om op lange termijn concurrerend te blijven, moeten de ondernemingen goed inspelen op deze ontwikkelingen. Dit gaat dan ook gepaard met complexe beslissingen.

Olie en gas worden sinds mensenheugenis al gebruikt. Maar vandaag de dag is men afhankelijker dan ooit van deze fossiele brandstoffen. Ze worden niet alleen als brandstof gebruikt, maar ook als grondstof voor onder andere plastic, verfsoorten, medicijnen en cosmetica. Gezien het grootschalige verbruik mag het duidelijk blijken dat wanneer de economie aantrekt, de vraag naar olie en gas ook meteen stijgt. Aan de andere kant zijn olie en gas niet onbeperkt beschikbaar, wat leidt tot schaarste. Deze ontwikkelingen hebben verschillende consequenties voor de sector. Hier volgen enkele belangrijke kwesties op dit gebied.

Hoge investeringskosten

Olie en gas liggen niet voor het oprapen. Om deze stoffen aan de aarde te onttrekken en in vervoerbare en/of verwerkbare stoffen om te zetten, moeten bedrijven flink investeren in de juiste hulpmiddelen hiervoor. Gezien de schaarste in de wereld zijn producenten steeds intensiever op zoek naar de stoffen. Maar helaas zijn veel van de overgebleven bronnen moeilijk te bereiken. Daarnaast worden hoge eisen gesteld aan de manier van winning ten aanzien van wetgeving (‘license to operate’) en efficiency. Om te kunnen voldoen aan al deze voorwaarden, moet er veel geïnvesteerd2 worden in bijvoorbeeld geavanceerde winningstechnieken. Dit brengt excessieve kosten met zich mee.

De vraag naar olie en gas is niet constant. Voor energiebedrijven is het moeilijk om (op een efficiënte manier) te kunnen voldoen aan deze vraag, zeker als zij hiervoor hun eigen bronnen willen gebruiken. Indien olie en gas niet in voldoende mate aanwezig zijn, worden zij vaak geïmporteerd vanuit olie- en gasrijke landen als Rusland. Om deze importproducten ‘houdbaar’ te houden, kunnen ze worden opgeslagen in injectievelden en terminals. Nederlandse voorbeelden hiervan zijn de huidige ontwikkeling van LNG terminals in Rotterdam en Delfzijl. Ook aan deze technieken zijn flinke investeringskosten verbonden. Personeel

Mensen zijn een belangrijke ‘asset’ van een onderneming. In een sector als die van olie en gas is het niet gemakkelijk om deze bron van kennis en ervaring binnen de deur te houden3. Concurrenten zijn continu op zoek naar de beste werknemers en de grootste talenten, waarbij zij niet terughoudend zijn als het gaat om de hoogte van het aanbod dat zij doen. Daarnaast is door het procyclische kenmerk van de sector de zekerheid over het houden van een baan vrij laag, wat mensen niet stimuleert om aan het werk te blijven in de sector. Aan

1

Neleman, Jacco (2008). Hordelopen voor Shell.

2

PricewaterhouseCoopers, Olie en Gas, Actuele onderwerpen, Asset Management.

3

(8)

de andere kant hebben werknemers ook andere wensen: zij hechten vaker belang aan een goede ‘work-life balance’ en de kans op een tweede carrière (zoals een eigen bedrijf). Werkgevers reageren hierop met onder andere het inzetten van ‘contractors’ (aannemers) en hoge lange termijnbeloningen voor werknemers, aangezien een personeelstekort hoge risico’s met zich meebrengt.

Geopolitieke onzekerheden

Olie- en gasrijke gebieden zijn niet altijd een ideale locatie voor booractiviteiten. Veel fossiele brandstoffen zijn afkomstig uit het Midden-Oosten, waar veel landen een onstabiel politiek klimaat hebben door de conflicten die hier optreden. Dit kan bijvoorbeeld tot gevolg hebben dat de staat besluit om de controle over reserves niet uit handen te geven, zoals in 1972 werd afgekondigd door Saddam Hoessein in Irak. Dat het tij vervolgens weer kan keren, blijkt wel uit de onderhandelingen die in juni 2008 werden gestart door Royal Dutch Shell, BP, Exxon en Total.4 De algemene ontwikkeling is echter wel dat olie- en gasrijke landen hun reserves steeds meer afschermen voor externe partijen.

Naast de stabiliteit van het politieke klimaat, kan ook worden gedacht aan geologische omstandigheden en de afstand tussen markt en wingebied.5 Eerder al werd genoemd dat olie en gas vaak moeilijk bereikbaar zijn. Boringen vinden steeds vaker plaats in diepzee of in Arctische gebieden. Afgezien van het feit dat dit om hoge investeringen vraagt, brengt deze ontwikkeling ook grote risico’s en onzekerheden met zich mee.

Regulering

Regulering is een continu proces dat sterk aanwezig is in de olie- en gassector. Hiervoor werd al de ‘license to operate’6 genoemd, die benodigd is om actief te kunnen zijn in de sector. Er zijn verschillende visies op deze licentie. Aan de ene kant wordt het gezien als een verplichting naar de buitenwereld. Veel mensen en bedrijven zien het echter ook als een mogelijkheid om ‘operational excellence’ te stimuleren. Deze licentie bestaat uit verschillende elementen waar een onderneming aan moet voldoen: ‘asset integrity’, ‘project delivery’, ‘organisational view’, ‘knowledge collections’, ‘process compliance’ en ‘regulatory compliance’.7

De laatste jaren is de regelgeving ten aanzien van financiële rapportage aanzienlijk aangescherpt. Op internationaal niveau kan hierbij worden gedacht aan IFRS en US GAAP, wiens overkoepelende instanties IASB en FASB momenteel werken aan convergentie van standaarden. US GAAP had reeds veelomvattende standaarden met betrekking tot de olie- en gassector. De sectorspecifieke regelgeving binnen IFRS is echter nog niet bepaald toereikend. Rapportage kan hierdoor niet altijd voldoen aan de eisen van de gebruiker, terwijl dat wel een belangrijk streven is van de IASB. Deze instantie heeft daarom een project in het leven geroepen om de standaarden voor de extractieve industrieën verder te ontwikkelen. Voor bedrijven die actief zijn in de olie- en gasindustrie gaat de toepassing van regelgeving gepaard met complexe beslissingen, gezien de onzekerheid in de omgeving waarin zij opereren. Zij staan onder druk door een krappe arbeidsmarkt van professionals, hoge investeringen door verouderde infrastructuren en geopolitieke onzekerheden. Daarnaast zijn deze bedrijven op de lange termijn afhankelijk van oprakende energiebronnen, terwijl de vraag naar energie toeneemt. De vraag is dan ook hoe zij met deze kwesties omgaan en welke effecten dit heeft op de informatie die zij verschaffen.

4

Cockburn, Patrick (2008). Oil giants return to Iraq.

5

PricewaterhouseCoopers, Olie en Gas, Actuele onderwerpen, Geopolitieke risico’s.

6

Dubbelboer, Bart (2007). License to Operate.

7

(9)

1.2 Eerder onderzoek

Onderzoek uit het verleden (Ernst & Young 2006, PricewaterhouseCoopers 2006, Callao, Jarne en Laínez 20078) wees reeds uit dat ondernemingen binnen Europa en zelfs binnen

een bepaald land niet uniform publiceren over hun financiële informatie. Ook binnen een bepaalde sector zijn verschillen te vinden. Hieruit blijkt dat individuele ondernemingen verschillend omgaan met de toe te passen regelgeving (IFRS). Dit duidt erop dat er blijkbaar een bepaalde ruimte gelaten wordt waardoor deze verschillen in uitwerking mogelijk worden. Een verband kan worden gelegd met de principiële benadering van de IFRS standaarden. Volgens het onderzoek van Ernst & Young (2006) zal naar verloop van tijd consensus ontstaan over de interpretatie van de regels. Afhankelijk van de wensen van de gebruiker is het echter de vraag of dit de vergelijkbaarheid ten goede komt. Als gebruikers immers waarde hechten aan deze informatie, zal de mogelijkheid tot vergelijking wel op zijn plaats zijn.

Daarnaast zijn voortdurend veranderingen waar te nemen in de ontwikkeling van regelgeving. Hierbij moet de gebruiker in ogenschouw worden gehouden. Publicatie van bepaalde informatie is cruciaal voor de investeringsbeslissingen van de gebruiker. Voor de olie- en gassector heeft IFRS echter nog geen volledige standaard ontwikkeld, waardoor de externe verslaggeving mogelijk tekortschiet. Bedrijven kunnen hier op verschillende manieren mee omgaan. In het kader van de naderende convergentie van de standaarden van IFRS en US GAAP staat vergelijkbaarheid hoog op de agenda.

Vervolgens kan de vraag worden gesteld in dit onderzoek: In hoeverre zijn er bij bedrijven in de Europese Unie die actief zijn in de olie- en gasindustrie verschillen waarneembaar tussen 2004 en 2007 wat betreft beschikbaarheid van informatie ten behoeve van vergelijkbaarheid voor de gebruiker van financiële informatie in het jaarverslag?

1.3 Opbouw van dit rapport

In dit rapport wordt een onderzoek naar de kwaliteit van de verslaggeving van de olie- en gassector behandeld. In dit hoofdstuk werden de ontwikkelingen en activiteiten van de sector behandeld. Het volgende deel bevat de onderzoeksvragen en de opzet van dit onderzoek. In het derde hoofdstuk zal verder worden ingegaan op de regelgeving die van toepassing is op de financiële verslaggeving in de sector, waarbij specifiek wordt ingegaan op de industriespecifieke standaarden. Hoe de financiële informatie gepresenteerd wordt in het jaarverslag, wordt uiteengezet in het vierde hoofdstuk. Het vijfde hoofdstuk van dit rapport geeft een toelichting op de relatie tussen de gebruiker en het jaarverslag.

Het kwantitatieve deel van dit onderzoek zal aan bod komen in het zesde hoofdstuk. Hier worden de resultaten van het kwalitatieve deel van het onderzoek gebruikt als basis voor de onderzoeksmethoden. Vervolgens wordt er gekeken naar de praktijk, waarbij de jaarverslagen worden getoetst op een aantal publicatiekenmerken. Het laatste hoofdstuk van dit rapport behandelt uiteindelijk de conclusies die uit dit onderzoek kunnen worden getrokken. Hierbij komen ook de beperkingen en mogelijk vervolgonderzoek aan bod.

8

(10)

2 Beschrijving van het onderzoek

De uitvoering van het onderzoek wordt in dit hoofdstuk beschreven. Op basis van het voorgaande wordt de probleemstelling van dit rapport uiteengezet. Vervolgens worden alle elementen van het onderzoek in relatie tot elkaar behandeld en op basis hiervan worden in de vraagstelling deelvragen geformuleerd. Uiteindelijk wordt de opzet van het onderzoek toegelicht.

2.1 Probleemstelling

In het vorige hoofdstuk kwamen verschillende ontwikkelingen binnen de olie- en gassector en hun kwesties aan de orde. De vragen die hierbij werden gesteld gingen over de manier waarop olie- en gasondernemingen omgaan met de huidige ontwikkelingen en hoe zij financiële informatie presenteren in het jaarverslag. Dit brengt mogelijk een aantal onderlinge verschillen met zich mee.

In het kader van internationalisering van effectenhandel is het echter belangrijk dat bedrijven van vergelijkbare omvang binnen dezelfde industrie ook vergelijkbaar qua verslaggeving dienen te zijn. Immers, om tot een beoordeling te komen van de prestaties van een onderneming is een referentiekader essentieel. Dit geldt zowel voor de vergelijking van ondernemingen in dezelfde industrie (de ‘peer group’) als de ontwikkeling van een onderneming ten opzichte van haar verleden.

Binnen de Europese Unie zijn bedrijven onlangs de uitdaging aangegaan om een volledig nieuw kader van verslaggevingsstandaarden (IFRS) toe te passen. Dit zal mogelijk van positieve invloed zijn op de kwaliteit van informatie. Het is de bedoeling dat er in de toekomst tevens convergentie zal plaatsvinden van IFRS en US GAAP, waarbij IFRS dan uiteindelijk de internationale standaard zal worden. In dit kader hebben de instanties IASB en FASB uitgesproken dat zij in dit kader consistentie, vergelijkbaarheid en efficiëntie van de jaarrekening in mondiale kapitaalmarkten willen verbeteren.

Het doel van dit onderzoek is dan ook om inhoudelijk inzicht te geven in de invloed van IFRS op financiële informatie binnen de olie- en gasindustrie en om eventuele verschillen in de kwaliteit van informatie, als het gaat om het criterium vergelijkbaarheid, naar boven te halen. De centrale vraag die hierbij gesteld wordt luidt:

In hoeverre zijn er bij bedrijven in de Europese Unie die actief zijn in de olie- en gasindustrie verschillen waarneembaar tussen 2004 en 2007 wat betreft beschikbaarheid van informatie ten behoeve van vergelijkbaarheid voor de gebruiker van financiële informatie in het jaarverslag?

2.2 Onderzoekselementen

Dit onderzoek betreft de verslaggeving over upstreamactiviteiten9 in de Europese olie- en gassector. De branche heeft bijzondere kenmerken en ontwikkelingen die de reden vormden voor het feit dat de wens bestaat bij regelgevers om specifieke standaarden voor deze branche op te stellen. Voorlopig zijn er nog meerdere standaarden, maar uiteindelijk is het de bedoeling dat IFRS de wereldwijde standaard wordt.

De eisen die worden gesteld aan verslaggeving zorgen voor een bepaalde toepassing ervan in het jaarverslag. Doordat lokale regelgevingen verschillend zijn, kunnen er geografisch onderlinge verschillen ontstaan in verslaggeving. En zolang er door de standaarden zelf een

9

(11)

mate van flexibiliteit wordt gegeven, kunnen er binnen een dergelijk geografisch gebied ook verschillen ontstaan. Deze zijn vaak afhankelijk van de omgeving van de onderneming. Het hanteren van verslaggevingstandaarden zal invloed hebben op de kwaliteit van de financiële informatie die gepubliceerd wordt. Maar dit kan tot verschillende uitwerkingen leiden. Het toepassen van een bepaalde methode zal namelijk niet altijd op hetzelfde niveau voldoen aan alle verschillende aspecten van kwaliteit als het toepassen van een andere methode. Een wijziging van methode kan een toename in het ene aspect betekenen en tegelijkertijd een afname in het andere aspect. Dit kan economische consequenties hebben. Het niveau van kwaliteit is afhankelijk van de wensen van de gebruiker, het jaarverslag is immers voor hem opgesteld. De gebruiker zal zijn economische beslissing op deze informatie willen baseren. Zijn doel is dan ook een goede en efficiënte besluitvorming en allocatie van middelen (Hoogendoorn, 199610; Scott, 200611). Deze gebruiker bepaalt dus de

criteria en of het jaarverslag aan deze gewenste kwaliteitscriteria voldoet. Bij het opstellen van verslaggevingsstandaarden wordt dit aspect dan ook niet buiten beschouwing gelaten. Al met al kan dit in Figuur 1 worden weergegeven. Hieruit kunnen ook de verschillende onderzoekselementen worden afgeleid:

- Kenmerken en ontwikkelingen in de branche; - Wensen van de gebruiker;

- Inhoud en vorm van de verslaggevingsstandaarden; - Toepassing van de verslaggevingsstandaarden; - Kwaliteit van financiële informatie in het jaarverslag.

Figuur 1; Conceptueel model

Deze elementen en hun relaties tot elkaar zullen in dit onderzoek aan bod komen. In het kwalitatieve, beschrijvende deel zullen de branche, de verslaggevingsregels, toepassing en de wensen van de gebruiker aan de orde komen. In het analyserende, hoofdzakelijk kwantitatieve deel van het onderzoek zal een analyse worden uitgevoerd ten aanzien van de vergelijkbaarheid van financiële informatie in het jaarverslag.

10

Hoogendoorn, M.N. (1996). Het belang van de jaarrekening, Interactie tussen gebruikers, verschaffers en controleurs.

11

Scott, W.R. (2006). Financial Accounting Theory.

Kwaliteit van financiële informatie in het jaarverslag Wensen van de gebruiker Kenmerken en ontwikkelingen in de branche Toepassing verslaggevings-standaarden Inhoud en vorm verslaggevings-standaarden

(12)

2.3 Vraagstelling

Aan de hand van het voorgaande kunnen de volgende deelvragen worden opgesteld om een antwoord te formuleren op de centrale vraag:

- Welke kenmerken en ontwikkelingen zijn waar te nemen binnen de olie- en gasindustrie?

- Welke kwaliteitscriteria en welke elementen van het jaarverslag zijn van belang voor de gebruiker in het kader van ‘decision usefulness’?

- Welke zijn de belangrijkste hoofdpunten in de internationale regelgeving omtrent financiële rapportage in de Europese Unie?

- Hoe presenteren bedrijven in de olie- en gassector informatie over hun upstreamactiviteiten in het jaarverslag als het gaat om informatie ten behoeve van analyses?

- In hoeverre zijn er verschillen waarneembaar wat betreft de vergelijkbaarheid van informatie in het jaarverslag voor de gebruiker?

De beantwoording van deze vragen zal in de volgende paragrafen worden behandeld aan de hand van het theoretisch kader en de onderzoeksmethoden.

2.4 Theoretisch kader

Financiële informatie heeft verschillende gebruikers. Ten eerste is dat een organisatie zelf; zij wil kunnen beoordelen of haar doelstellingen worden bereikt. Daarnaast is dat haar omgeving, die bestaat uit onder andere aandeelhouders, kredietverstrekkers, klanten, leveranciers, personeel en de fiscus. Een groot deel van deze omgeving heeft behoefte aan informatie om op basis hiervan economische beslissingen te kunnen nemen. Tevens bevordert informatie de werking van de vermogensmarkt. Binnen dit onderzoek zal de aandeelhouder centraal worden gesteld.

Om te komen tot antwoorden, zal er vanuit een bepaald perspectief gekeken worden naar de onderzoekselementen. De aanwezigheid van de gebruiker is van groot belang voor de kwaliteit van de informatie, deze geeft immers de reden van het bestaan. Aangezien er in dit onderzoek over de aandeelhouder wordt gesproken, staat de effectenmarkt centraal. Het is vervolgens de vraag of de informatie die gepubliceerd wordt bruikbaar is voor de gebruiker bij het nemen van economische beslissingen. Dit perspectief wordt ook wel ‘decision usefulness’ genoemd. In het kader van de centrale vraag kan vergelijkbaarheid dus slechts gebaseerd worden op informatie waar de gebruiker belang bij heeft. Het gaat hierbij voornamelijk om het inschatten van de waarde van een onderneming.

Binnen de ‘decision usefulness’ zijn er vervolgens twee benaderingen met betrekking tot de bruikbaarheid van informatie (Scott, 200612). Dit zijn het informatieperspectief en het meetperspectief. Bij de eerste benadering wordt gesteld dat marktefficiëntie wordt bereikt bij ‘full disclosure’. De tweede benadering hecht meer waarde aan de manier waarop de informatie gepresenteerd wordt en stelt dat de investeerder toekomstige prestaties beter kan inschatten bij waarderingen op basis van ‘fair value’ (reële waarde). Dit onderzoek zal zich met name richten op de publicatie van elementen in het jaarverslag ten behoeve van vergelijkbaarheid en hanteert daarmee de benadering van het informatieperspectief. Op het gebied van vergelijkbaarheid zal hier uit oogpunt van ‘full disclosure’ aandacht zijn voor de beschikbaarheid van informatie.

12

(13)

2.5 Onderzoeksmethodologie

Dit onderzoek is beschrijvend van aard en geeft informatie over bovenstaande onderzoekselementen. Het bevat zowel kwalitatieve als kwantitatieve elementen. Een verkenning van de branche en zijn omgevingsfactoren kwam in het vorige hoofdstuk reeds aan de orde aan de hand van actualiteiten.

Ten eerste zal de focus worden gelegd op de gebruiker van het jaarverslag. Hierbij wordt gekeken naar informatieasymmetrie en de kwaliteitscriteria van informatie door middel van documentatie- en literatuuronderzoek. Daarnaast wordt aandacht besteed aan verschillende benaderingen op het gebied van ‘decision usefulness’ en de conclusies die worden getrokken uit onderzoek naar de economische consequenties van verslaggeving in de praktijk. Om globaal zicht te krijgen op de visie van de gebruiker, worden er interviews gehouden met vier analisten die zich bezighouden met de olie- en gasindustrie. Hiervoor worden topics (zie Bijlage 7) opgesteld aan de hand van industrieontwikkelingen, elementen van het jaarverslag en basisprincipes van de jaarrekening. Deze verkregen inzichten zullen samen met de hierop volgende informatie leiden tot een onderzoeksrichting voor het kwantitatieve onderzoek.

In het vierde hoofdstuk wordt de internationale regelgeving (IFRS) aan de hand van documentatie nader toegelicht. Hierbij wordt gekeken naar de vorm en de inhoud van die regelgeving qua financiële verslaggeving in Europa en de naderende convergentie. In het bijzonder wordt er gekeken naar verslaggevingsregels voor de olie- en gasindustrie. Ten behoeve van de praktische benadering van dit onderzoek is er vervolgens een interview gehouden om de visie van een deskundige hierop los te laten. Onderwerpen hierbij zijn in Bijlage 7 te vinden en bevatten de huidige en toekomstige inrichting van standaarden en de relatie tot de gebruiker.

Vervolgens wordt er een overzicht gegeven van specifieke informatie die in het jaarverslag kan worden gepubliceerd met betrekking tot upstreamactiviteiten. Het gaat hier om de olie- en gasreserves, de exploratie- en evaluatiekosten en ‘reserve recognition accounting’. Per onderwerp wordt de publicatie in de praktijk behandeld, afkomstig uit secundaire bronnen zoals internationale journals. Daarnaast is er contact gezocht met twee accountants die zich gespecialiseerd hebben in de verslaggeving van deze sector. Hiervoor is een aantal interviewtopics opgesteld, die in Bijlage 7 op een rij zijn gezet. Hiermee kan, zij het in beperkte mate, globaal inzicht worden verkregen in de kwesties die spelen in de branche bij het hanteren van regelgeving.

Uiteindelijk wordt de individuele toepassing van verslaggevingsstandaarden beschouwd. Hiervoor vindt een selectie plaats van jaarverslagen van ondernemingen in de Europese Unie die actief zijn in de olie- en gasindustrie en IFRS toepassen. Daarbij wordt gekeken naar de inhoud van het jaarverslag als het gaat om de publicatie van informatie met betrekking tot upstreamactiviteiten. De beschrijvende statistieken die hieruit naar voren komen, worden vervolgens geanalyseerd. Aan de hand daarvan kan worden beschouwd of er verschil is op het onderlinge en volgtijdelijke kwaliteitsniveau (ten aanzien van vergelijkbaarheid) tussen ondernemingen die verplicht zijn te rapporteren onder IFRS. Voor een verdere uiteenzetting van de onderzoeksmethoden voor kwantitatieve analyse wordt verwezen naar de hieraan refererende paragraaf van Hoofdstuk 6.

In het laatste hoofdstuk van dit rapport komen de conclusies en discussie aan bod. Hierbij zullen ook de beperkingen van het onderzoek worden gegeven en mogelijke onderwerpen voor vervolgonderzoek.

(14)

3 Kwaliteit en bruikbaarheid van financiële informatie

Financiële informatie wordt opgesteld voor haar gebruikers. Dit hoofdstuk geeft een algemene beschouwing van de visie van de gebruiker op financiële informatie. Hierbij is een aantal kwaliteitscriteria van belang. Daarnaast wordt het begrip ‘decision usefulness’ verder uitgewerkt vanuit de theorie en zal er worden ingegaan op de economische consequenties van financiële informatie. Als laatste wordt de visie van een viertal beursanalisten uiteengezet.

3.1 Informatieasymmetrie

Bij beursgenoteerde ondernemingen is een duidelijke scheiding aanwezig tussen leiding en eigendom. Het kapitaal is opgesplitst in aandelen die in het bezit zijn van verschillende aandeelhouders. De dagelijkse leiding is in handen van de Raad van Bestuur, die hierover verantwoording aflegt aan een Raad van Commissarissen en de Algemene Vergadering van Aandeelhouders.

Hierbij ontstaat een situatie die wordt beschreven in de ‘agency theory’13. Deze theorie veronderstelt een belangentegenstelling in de relatie tussen de principaal (opdrachtgever) en de agent (opdrachtnemer). Het probleem voor de principaal is dat de agent met zijn activiteiten echter dichter op de materie zit en dus een informatievoorsprong heeft, wat resulteert in informatieasymmetrie. Als gevolg hiervan zal de principaal proberen om door middel van een contract de agent te motiveren om te handelen naar de belangen van de principaal.

Voor de werking van het contract is het belangrijk dat de agent, ofwel manager, verantwoording aflegt aan de principaal, ofwel aandeelhouder. Dit gebeurt bij beursgenoteerde ondernemingen voornamelijk door middel van persberichten, kwartaalrapportages en het jaarverslag. Echter, gezien de informatieasymmetrie die er optreedt tussen manager en aandeelhouder, kan de manager besluiten bepaalde informatie niet te publiceren en/of te manipuleren. Om dit te voorkomen eist de maatschappij ‘full disclosure’ van deze ondernemingen. Dit gebeurt door middel van regelgeving.

3.2 Kwaliteit van informatie

Aandeelhouders hebben dan ook behoefte aan informatie die voldoet aan bepaalde kwaliteitscriteria. Zij nemen op basis hiervan hun beslissingen over het eventueel beleggen in het object van investering: de onderneming. De kwaliteit van informatie kan opgesplitst worden in bepaalde kenmerken. Starreveld (2002)14 geeft een kwaliteitsprofiel ten aanzien van informatie (zie Figuur 2). Hierbinnen kunnen acht ongesplitste criteria worden onderscheiden:

1. Begrijpelijkheid; de mate waarin gebruikers de betekenis van ontvangen informatie kunnen bevatten.

2. Betrouwbaarheid; de mate waarin voldoende zekerheid verstrekt kan worden dat de informatie een juiste weergave van de werkelijkheid is. Dit is afhankelijk van het systeem van ‘financial accounting’. Het gaat hier veelal om juistheid en volledigheid. 3. Tijdigheid; de mate waarin het doel waarvoor de informatie is geleverd nog kan

worden bereikt bij het nemen van beslissingen hieromtrent.

13

Scott, W.R. (2006). Financial Accounting Theory.

14

Starreveld, R.W., O.C. van Leeuwen en H. van Nimwegen (2002). Bestuurlijke Informatieverzorging, Deel 1: Algemene Grondslagen.

(15)

4. Relevantie; de mate waarin de informatie ter zake is. Aspecten die hierbij van belang zijn: doelgerichtheid, gedetailleerdheid, nauwkeurigheid en kritisch gehalte.

5. Toereikendheid; de mate waarin alle informatie die zou moeten worden verstrekt, ten aanzien van de te nemen beslissing door de gebruiker, ook daadwerkelijk is verstrekt. 6. Beschikbaarheid; de mate waarin benodigde informatie aanwezig en benaderbaar is. 7. Consistentie; de mate waarin de betekenis die wordt ontleend aan de informatie in de

tijd gezien gelijk blijft. Een begrip zou niet opeens een andere betekenis horen te krijgen.

8. Kwantificeerbaarheid; de mate waarin informatie in hoeveelheden wordt weergegeven. Hierbij is de afweging van nut tegen kosten in cijfers belangrijk, dit ten aanzien van rationele besluitvorming.

Figuur 2; Kwaliteitsprofiel van het product informatie. 15

Scott (2006)16 gaat voornamelijk in op de betrouwbaarheid en de relevantie van informatie.

Betrouwbaar is informatie die juist is en vrij van vooroordelen en andere manipulatie door het management. Met relevantie wordt hier bedoeld in hoeverre de informatie de investeerder in staat stelt om de toekomstige economische vooruitzichten van een onderneming in te schatten.

Wanneer het probleem van de gebruiker gebaseerd is op de rationele investeringsbeslissing treedt er ‘adverse selection’ op: de manager beschikt over informatie die de aandeelhouders niet hebben. Als een belegger vermoedt dat de manager belangrijke informatie achterhoudt, zal hij niet geneigd zijn op basis hiervan een investeringsbeslissing te nemen. Het risico zou dan immers te groot zijn. Hieruit blijkt het belang van ‘full disclosure’.

15

Starreveld, R.W., O.C. van Leeuwen en H. van Nimwegen (2002). Bestuurlijke Informatieverzorging, Deel 1: Algemene Grondslagen.

16

Scott, W.R. (2006). Financial Accounting Theory.

1 Begrijpelijkheid Informatie Doel-gerichtheid in-ruime-zin 2 Betrouw-baarheid Inhoudelijke doel-gerichtheid 3 Tijdigheid 4 Relevantie Passend in informatiebeleid 5 Toereikend-heid 6 Beschikbaar-heid 7 Consistentie 8 Kwantificeer-baarheid Gedetail-leerdheid Nauw-keurigheid Kritisch gehalte Gerichtheid

(16)

Binnen het IFRS Framework17 wordt een viertal kwaliteitscriteria genoemd voor de bruikbaarheid van informatie afkomstig uit financiële verslaggeving:

- Begrijpelijkheid; - Relevantie; - Betrouwbaarheid; - Vergelijkbaarheid.

Het laatste begrip wordt door Starreveld niet genoemd en kan gedefinieerd worden als de mate waarin gegevens naast elkaar, in verband met elkaar beschouwd worden om overeenstemming of verschil vast te stellen18.

Ten behoeve van het project voor de extractieve industrieën heeft de IASB een gebruikersonderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 4.4). Hieruit kwam naar voren dat de voorkeur van analisten uitgaat naar meer, en/of verbeterde, publicatie van waarderingsvariabelen, zodat zij deze in hun eigen waarderingsmodellen kunnen verwerken. De overkoepelende instanties IASB (IFRS) en de FASB19 (US GAAP) hebben in 2002 de

intentie uitgesproken om samen een hoogkwalitatieve, gelijke serie standaarden te ontwikkelen. Hierbij hebben zij vervolgens als doel gesteld de consistentie, vergelijkbaarheid en efficiëntie van externe verslaggeving te verbeteren, om de effectiviteit van mondiale kapitaalmarkten te bevorderen.

3.3 Decision usefulness

Gegevens hebben pas informatieve waarde als ze bruikbaar zijn voor het nemen van economische beslissingen. Dit heet ‘decision usefulness’ van informatie. Als men bij het opstellen van financiële verslaggeving rekening houdt met de gebruikers en hun informatiebehoeften, dan leidt dit tot betere besluitvorming bij deze laatste groep. Aangezien deze informatie het probleem van ‘adverse selection’ vermindert, zal volgens deze benadering financiële verslaggeving de werking van effectenmarkten verbeteren.

De economische beslissingen die de gebruiker zal nemen worden gebaseerd op een goede beoordeling van de financiële resultaten en de financiële positie van een onderneming. Hoogendoorn (2001)20 noemt een aantal beslissingen met betrekking tot aandeelhouders:

- De beslissing om aandelen te kopen, te houden of te verkopen;

- De beslissing om wel of niet in te schrijven op een ter beurze geïntroduceerd aandeel;

- De beslissing om bij een overname de aandelen wel of niet aan te bieden tegen de voorgestelde prijs;

- De beslissing om het bestuur wel of niet décharge te verlenen voor het gevoerde beleid;

- De beslissing om wel of niet in te schrijven op een (converteerbare) obligatielening. Verschillende onderzoeken wijzen volgens Hoogendoorn (1996)21 uit dat gebruikers echter

niet altijd tot het juiste oordeel komen. Dit valt te wijten aan verschillende oorzaken. Ten eerste wordt de jaarrekening veelal in beperkte mate gelezen en daarnaast laat hun oordeelsvorming nog wel eens te wensen over. Verder blijkt dat gebruikers primair gericht

17

International Accounting Standards Board (2007). International Financial Reporting Standards (IFRSs) 2007.

18

Van Dale Woordenboek.

19

FASB: Convergence with the IASB.

20

Hoogendoorn, M.N., G.M.H. Mertens, I.H.C. Blij (2001). Kwaliteit van externe financiële verslaggeving in Nederland.

21

Hoogendoorn, M.N. (1996). Het belang van de jaarrekening, Interactie tussen gebruikers, verschaffers en controleurs.

(17)

zijn op de gerapporteerde winst en solvabiliteit en dat zij onvoldoende rekening houden met verschillen in en wijzigingen van administratieve verwerkingsmethoden.

Klaassen en Schreuder (1980)22 concludeerden in het verleden al dat de meerderheid van de gebruikers het jaarverslag slechts ter algemene oriëntatie leest. Tevens ondervonden zij dat de meeste aandacht uitgaat naar de resultatenrekening als onderdeel van het jaarverslag. Decision usefulness in regelgeving

Het is essentieel dat bij het opstellen van financiële verslaggeving de wensen van de gebruiker in het oog worden gehouden. Hierop wordt dan ook de bijbehorende regelgeving voor verslaggeving gebaseerd. De vraag voor regelgevers is welke gegevens gebruikers belangrijk vinden en welke eisen zij daaraan stellen. De IASB heeft deze benadering dan ook onderkend en meegenomen in haar Framework, paragraaf 1523:

“The economic decisions that are taken by users of financial statements require an evaluation of the ability of an entity to generate cash and cash equivalents and of the timing and uncertainty of their generation. […] Users are better able to evaluate this ability to generate cash and cash equivalents if they are provided with information that focuses on the financial position, performance and changes in financial position of an entity.”

Tevens wordt hierop ingegaan in IAS 8 (Accounting Policies, Changes in Accounting Estimates and Errors), paragraaf 1024:

“In the absence of a Standard or an Interpretation that specifically applies to a transaction, other event or condition, management shall use its judgement in developing and applying an accounting policy that results in information that is:

(a) relevant to the economic decisions-making needs of users; and (b) reliable, […].”

Ten aanzien van bruikbaarheid onderzochten Callao, Jarne en Laínez (2007)25 de effecten van IFRS op vergelijkbaarheid en relevantie van financiële informatie ten opzichte van Spaanse regelgeving. Het resultaat wijst uit dat lokaal de vergelijkbaarheid is verslechterd, als zowel IFRS als lokale regels worden toegepast in hetzelfde land. Hervormingen van lokale regels zijn dan ook urgent. Verder is er geen verbetering in de relevantie van verslaggeving waarneembaar, omdat het verschil tussen boek- en marktwaarde groter is onder toepassing van IFRS. Ten slotte werd de conclusie getrokken dat verbeterde bruikbaarheid waarschijnlijk bereikt zal worden op de middellange tot lange termijn.

Recentelijk ondervonden Hodgdon et al (2008)26 in aansluiting hierop een negatief verband

tussen de fouten van analisten bij winstenvoorspelling en de naleving van publicatie-eisen van IFRS. De conclusie is dat naleving van deze standaarden informatieasymmetrie verkleint en dat het de mogelijkheid tot preciezere voorspellingen voor analisten verbetert. Een opmerking hierbij kan geplaatst worden aan de hand van het onderzoek van Van der Meulen, Gaeremynck en Willekens (2007)27 waaruit bleek dat US GAAP betere mogelijkheden geeft met betrekking tot het voorspellen van verslaggevingsinformatie.

22

Klaassen, J. en H. Schreuder (1980). Het financiële jaarverslag van ondernemingen, Een onderzoek onder gebruikers.

23

International Accounting Standards Board (2007). International Financial Reporting Standards (IFRSs) 2007.

24

International Accounting Standards Board (2007). International Financial Reporting Standards (IFRSs) 2007.

25

Callao, S., J. I. Jarne and J. A. Laínez (2007). Adoption of IFRS in Spain: Effect on the Comparability and Relevance of Financial Reporting.

26

Hodgdon, C., R. H. Tondkar, D. W. Harless and A. Adhikari (2008). Compliance with IFRS Disclosure Requirements and Individual Analysts’ Forecast Errors.

27

Van der Meulen, S., A. Gaeremynck, M. Willekens (2007). Attribute Differences between U.S. GAAP and IFRS Earnings: An Exploratory Study.

(18)

3.4 Economische consequenties

Ten aanzien van de bruikbaarheid van informatie noemt Scott (2006)28 verschillende

benaderingen. Ten eerste is er het informatieperspectief, dat stelt dat informatie nuttig is als investeerders hun opvattingen en acties erop aanpassen. Er wordt uitgegaan van marktefficiëntie op basis van ‘full disclosure’. Hierbij zouden effectenmarkten op elk moment alle publiek beschikbare informatie volledig reflecteren. Marktprijzen wijzigen dan slechts indien zich een relevante, onverwachte gebeurtenis voordoet. Investeerders hechten binnen dit perspectief waarde aan betrouwbaarheid en richten zich voornamelijk op de resultatenrekening.

Vervolgens stelt het meetperspectief dat het gebruikersnut van informatie toeneemt als de informatie die verschaft wordt relevanter is. Hierdoor zal de investeerder beter in staat zijn om toekomstige prestaties in te schatten. Hierbij gaat de voorkeur uit naar financiële informatie die gebaseerd is op reële waarden. De accountant speelt hierbij een belangrijke rol in verband met schattingen en veronderstellingen.

Een onderneming kan zijn financiële informatie op verschillende manieren naar buiten brengen. Op jaarrekeningniveau kan dit afhankelijk zijn van verplichte regelgeving, die vaak geografisch bepaald is. Maar ook op niveau van de jaarrekeningpost kan dit afwijken door de individuele keuze voor een bepaalde waarderingsgrondslag. Een gebruiker van de jaarrekening kan de toegepaste regelgeving en waarderingsgrondslagen in principe terugvinden in de toelichting van de jaarrekening. Theoretisch gezien zou een verandering van waarderingsgrondslag dan geen effect hoeven hebben op de marktwaarde van de onderneming, aangezien de gebruiker hier rekening mee kan houden in zijn analyse. De vraag is echter of deze wijze van weergave in de praktijk invloed heeft.

Onderzoeken onderschrijven het feit dat verslaggevingsrichtlijnen in de praktijk wel degelijk consequenties kunnen hebben voor een onderneming en haar waarde. Dit leidt tot het begrip economische consequenties. In verschillende onderzoeken met betrekking tot de olie- en gassector werd dit fenomeen reeds aangetoond aan de hand van de waardering van exploratie- en evaluatiekosten (zie ook paragraaf 5.3).

Dyckman en Smith (1979)29 onderzochten marktefficiency en 'information event content' bij ‘financial accounting’ en ‘reporting’ door olie- en gasondernemingen. Er werd hierbij gekeken naar de verschillende aandelenopbrengsten tussen ondernemingen die waarderen volgens de ‘full cost’ en ‘successful efforts’ methoden naar aanleiding van de verplichting van de ‘successful efforts’ methode. Twee uitgevoerde testen gaven bewijs voor het feit dat de verandering van de ‘full cost’ methode naar de ‘successful efforts’ methode resulteert in een relatief negatieve impact op de aandeelopbrengst. Dit speelde met name rond de datum van bekendmaking van de regel.

Het rapport van DeAngelo (1982)30 geeft ander bewijs voor het feit dat verandering van

methode economische consequenties heeft. Hierin werd bevonden dat er een relatief hoge mate van verandering van accountant ontstond door bedrijven naar aanleiding van de invoering van de bovenstaande regel met betrekking tot de ‘successful efforts’ methode (SFAS 19). Dit is dan ook niet in lijn met de visie van irrelevantie van waarderingsmethode. Een belangrijke factor hierbij is de onenigheid tussen accountant en klant. Bedrijven stappen vervolgens over naar een andere accountant, maar komen met deze qua mening op dit punt niet overeen.

28

Scott, W.R. (2006). Financial Accounting Theory.

29

Dyckman, T.R. and A. J. Smith (1979). Financial Accounting and Reporting by Oil and Gas Producing Companies: A Study of Information Effects.

30

(19)

De economische consequenties zijn geografisch gezien niet overal gelijk. Cormier en Magnan (2002)31 onderzochten in hoeverre investeerders rekening houden met het verschil tussen winsten als het gaat om het gebruik van de 'full cost' en de 'successful efforts' methode. Investeerders in ondernemingen die in de Verenigde Staten staan genoteerd blijken hier wel aandacht aan te schenken, maar investeerders in Canadees genoteerde ondernemingen doen dat niet.

3.5 Visie van vier analisten

Een goed inzicht in de wensen van de gebruiker staat centraal in dit onderzoek. Dit kan globaal worden verkregen door de gebruikers rechtstreeks te vragen naar hun mening. Verderop in dit rapport (paragraaf 4.4) wordt een overzicht gegeven van de bevindingen van de IASB. Voor dit onderzoek is een viertal interviews gehouden met analisten die zich bezighouden met de analyse van olie- en gasbedrijven. Het gaat hier om Van Hoogenhuyze32, Bots33, een anoniem geïnterviewde34 en Oomen35.

Een opmerking hierbij is dat de genoemde beursanalisten zich voornamelijk bezighouden met de ‘majors’ in de industrie: de grotere beursgenoteerde bedrijven. Deze bedrijven hebben vaak naast een notering in de EU ook een notering in de Verenigde Staten, die met zich meebrengt dat ze veel eisen van de SEC meenemen in hun IFRS jaarrekening. De resultaten uit deze interviews kunnen niet als visie van de gehele populatie analisten gezien worden.

Ontwikkelingen in de sector

De kosten in de olie- en gasindustrie ‘gieren de pan uit’, zoals Van Hoogenhuyze het verwoordt. Kosteninflatie wordt door elke geïnterviewde dan ook genoemd als een belangrijke ontwikkeling op dit moment in de industrie, vaak zelfs de belangrijkste. Dit heeft een grote invloed op de winstgevendheid en de manier waarop analisten de bedrijven beoordelen.

Vervolgens wordt de productiegroei genoemd. Hierbij wordt bekeken in hoeverre de olie- en gasondernemingen in staat zijn om nieuwe reserves te verwerven en te ontwikkelen. Het bestaan van ‘product-sharing contracts’ (PSC’s) kan hier invloed op hebben, aangezien deze afhankelijk zijn van de marktwaarde van een barrel. Bots voegt hier nog aan toe dat contracten vaak ook invloed hebben op ‘capturing upside’, de mate waarin een onderneming op basis van de marktprijzen in staat is om ten opzichte van de markt te presteren.

Als laatste wordt door een ieder aandacht besteed aan het politiek klimaat van de omgeving van de reserves. Bij de activiteiten is veel afhankelijk van de zittende regering en haar plannen. Regeringen eisen veelal hoge percentages aan belastingen en royalties ten aanzien van de fossiele brandstoffen die uit de grond van hun land worden gehaald. Uitsplitsing van reserves naar deze segmenten is om deze reden erg belangrijk.

31

Cormier, D. and M. Magnan (2002). Performance Reporting by Oil and Gas Firms: Contractual and Value Implications.

32

Bert van Hoogenhuyze is Senior analist bij De Vries & Co te Baarn.

33

Herman Bots is Directeur Research bij Theodoor Gilissen te Amsterdam.

34

Deze anoniem geïnterviewde is werkzaam als analist bij een gerenommeerde bank in Nederland.

35

(20)

Elementen van het jaarverslag

De analisten bekijken in principe alle financiële staten van een onderneming om een goed beeld te vormen van de stand van zaken van onderneming. De analisten vinden van de reguliere onderdelen allen de winstgevendheid belangrijk. Naast de winstgevendheid wordt door Oomen en Bots ook het kasstroomoverzicht als relevant betiteld, zeker gezien de huidige kosteninflatie.

Het belangrijkste onderdeel van het jaarverslag van een onderneming in deze sector blijkt de publicatie van reserves (‘reserve statement’). Dit komt doordat de huidige stand van de reserves in geen enkele andere publieke bron is terug te vinden, zeker niet met deze mate van gedetailleerdheid. Overige informatie zoals winstgevendheid, maar ook de investeringen en productie met betrekking tot de reserves, is veelal in de kwartaalpublicaties reeds aan bod gekomen.

Bij de reserves in het jaarverslag wordt voornamelijk gekeken naar de ontwikkeling ten opzichte van het verleden, de regio’s waar de reserves zich (voornamelijk) bevinden en de herkomst van de bijboekingen (gevonden, boekhoudkundig bijgeboekt of verworven). Deze reserves kunnen vervolgens worden opgesplitst naar proven, probable en possible reserves. Voor de ‘SEC filings’ worden slechts de proven reserves meegenomen. Van Hoogenhuyze en de anoniem geïnterviewde hechten echter ook waarde aan de probable reserves en Bots en Oomen hebben het zelfs over de ‘total resource base’ (proven, probable en possible reserves). De andere P’s geven volgens Oomen een indicatie van in welke mate een bedrijf in de verdere toekomst het productiepeil op niveau kan houden.

Verder is in het jaarverslag veelal een ‘standardised measure of discounted future cash flows’ opgenomen (zie paragraaf 5.4). Deze wordt door Bots een nuttige manier genoemd om tot een waardering in valuta te komen van wat er nog onder de grond zit. Ten behoeve van vergelijkbaarheid gebruiken analisten in de meeste gevallen ook eigen middelen om tot een waardering te komen. Dit gebeurt vaak in de vorm van databases en eigen spreadsheets. Bots vermeldt hierover dat het gaat om het analyseren van de gevoeligheid. Vaak vergelijkt hij ook op basis van ‘key projects’, waar meerdere spelers opereren in dezelfde regio.

Basisprincipes van de jaarrekening

Zoals in paragraaf 3.2 al werd aangegeven, is er altijd een afweging tussen relevantie en betrouwbaarheid. De analisten kiezen unaniem voor relevante informatie. Dit kwaliteitscriterium wordt in verband gebracht met hun voorkeur voor verslaggeving op basis van actuele waarden (fair value). De vraag blijft echter of deze actuele waarden betrouwbaar zijn. Hierbij vermeldt Bots dat een betrouwbaar tot stand gekomen marktprijs essentieel is. Standaarden kunnen worden gebaseerd op principes (‘principle-based’) en op regels (‘rule-based’). Drie analisten kiezen voor de ‘principle-based’ benadering. Van Hoogenhuyze geeft echter de voorkeur aan ‘rule-based’ standaarden, aangezien deze de vergelijkbaarheid bevorderen. Hij merkt wel op dat de regels van de SEC geen goed voorbeeld zijn, omdat deze sterk verouderd zijn. De andere analisten hechten waarde aan de ruimte ter interpretatie die ‘principle-based’ standaarden overlaten voor nieuwe situaties en ten behoeve van het overkoepelende beeld dat hierbij zal ontstaan met betrekking tot de onderneming. Zij bestrijden ‘rule-based’ standaarden met de argumenten dat deze zeer complex zijn, dat hier manipulatief mee om kan worden gegaan en dat de ontwikkeling van standaarden altijd achter de huidige situatie aanloopt.

(21)

3.6 Conclusie

Ten behoeve van de werking van effectenmarkten is ‘full disclosure’ bij financiële verslaggeving essentieel. Er zijn verschillende criteria voor de kwaliteit van deze financiële informatie. Het IFRS Framework noemt begrijpelijkheid, relevantie, betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid. Met betrekking tot de convergentie van standaarden stellen de IASB en de FASB als doel consistentie, vergelijkbaarheid en efficiëntie van verslaggeving te verbeteren ten behoeve van de mondiale marktwerking. Afweging van deze criteria blijft altijd aanwezig, zeker ten aanzien van betrouwbaarheid en relevantie.

Gegevens zijn echter pas informatief als zij bruikbaar zijn voor het nemen van economische beslissingen, de oordeelsvorming van de gebruiker daarbuiten gelaten. Dit wordt dan ook regelmatig benadrukt in de standaarden voor verslaggeving, zoals in het IFRS Framework. Uit onderzoek blijkt zowel dat de bruikbaarheid naar aanleiding van IFRS pas op de lange termijn zal worden bereikt als dat naleving van IFRS de informatiesymmetrie verkleint.

Bruikbaarheid van informatie kan benaderd worden door middel van het informatieperspectief en het meetperspectief. Hierbij staat de reactie van de investeerders op informatie centraal. In de praktijk blijkt echter dat de theoretische benadering van waarderingsgrondslagen niet altijd juist is, aangezien verandering hierin wel degelijk effect heeft op de aandelenkoersen.

(22)

4 Kader van regelgeving

Aan de publicatie van financiële informatie worden eisen gesteld. In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de belangrijkste hoofdpunten in de internationale regelgeving omtrent financiële rapportage in Europa. Hierbij zijn IFRS en de convergentie van internationale standaarden belangrijk. Vervolgens wordt er aandacht besteed aan specifieke regels voor de olie- en gasindustrie en de ontwikkeling hiervan. In de laatste paragraaf wordt de visie van een deskundige op het gebied van externe verslaggeving weergegeven.

4.1 Eisen aan financiële informatie

Het presenteren van financiële informatie van een beursgenoteerde onderneming gebeurt in de vorm van ad hoc persberichten, kwartaal- en halfjaarrapportages en het jaarverslag. Aan het jaarverslag worden verschillende eisen gesteld om de kwaliteit van gepubliceerde informatie te waarborgen. De regelgeving voor financiële rapportage verschilt echter vaak per geografische omgeving van een organisatie. Dit geldt zowel voor de inhoud als ook voor de vorm ervan. De ‘Generally Accepted Accounting Principles’ in de Verenigde Staten (US GAAP) bijvoorbeeld zijn ‘rule-based’, terwijl de Europese IFRS’s relatief ‘principle-based’ zijn.

4.2 International Financial Reporting Standards

Sinds 2005 moeten beursgenoteerde bedrijven in de Europese Unie voldoen aan de International Financial Reporting Standards36 (IFRS). Ook veel andere landen, zoals

Australië en Nieuw-Zeeland, namen IFRS op in hun nationale standaard. Het streven is dat IFRS uiteindelijk de enige internationale standaard wordt voor financiële verslaggeving. Dit heeft als doel om onder andere relevantie van informatie en vergelijkbaarheid tussen ondernemingen te bevorderen.

De beginselen van IFRS zijn vastgelegd in het IASB Framework37. Dit ‘conceptual framework’

stelt dat de doelstelling van financiële verslaggeving het verschaffen van informatie is over de financiële positie, prestaties en de veranderingen in de financiële positie van een onderneming. Deze informatie moet bruikbaar zijn bij het maken van economische beslissingen door veel soorten gebruikers. De bruikbaarheid van deze informatie wordt bepaald door verschillende kwaliteitscriteria. De IASB noemt vier belangrijke criteria hiervoor: begrijpelijkheid, relevantie, betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid. Vaak is het niet mogelijk dat aan alle vier criteria optimaal wordt voldaan en zal een afweging tussen verschillende criteria moeten plaatsvinden.

IFRS in de praktijk

De verplichte toepassing van IFRS sinds 2005 heeft ten eerste gevolgen voor de vorm en inhoud van het jaarverslag. Dit heeft als doel om de transparantie te verhogen en op deze manier de informatieasymmetrie tussen manager en eigenaar (gebruiker) te verkleinen. Aan de andere kant heeft het ook gevolgen voor de interne processen van een onderneming. Door de relatief recente invoering van de regelgeving is er niet veel bekend over de gevolgen van IFRS op de lange termijn. Over de implementatie en de eerste effecten valt zeker iets te zeggen.

36

Meer over IFRS in Bijlage 2.

37

(23)

Jermakowicz en Gornik-Tomaszewski (2006)38 deden onderzoek naar de visie van bedrijven in de Europese Unie op de recente implementatie van IFRS. Het onderzoek wijst uit dat de bedrijven niet verwachten dat hun kosten van kapitaal verlaagd worden. Verder zijn ze van mening dat zowel de complexiteit van IFRS als het gebrek aan implementatiebegeleiding en uniforme interpretatie belangrijke uitdagingen zijn in convergentie.

Ook in het jaarverslag zijn de gevolgen zichtbaar. Ernst & Young (2006)39 gaf een publicatie uit over de invloed van IFRS op de financiële verslagen van grote ondernemingen over 2005. Hierin werden verschillende conclusies getrokken over de kwaliteit van financiële informatie. Ten eerste behouden de jaarrekeningen een sterke nationale identiteit, met name doordat IFRS geen regel voorschrijft met betrekking tot de presentatie van de jaarrekening. Daarnaast vereist de implementatie van IFRS een ruime oordeelsvorming bij de selectie en toepassing van verslaggevingsmethoden, wat consistentie en vergelijkbaarheid beperkt. Dit is vooral te wijten aan onderlinge inconsistenties van regels binnen IFRS.

Ten slotte kwam de conclusie naar boven dat jaarrekeningen onder IFRS complexer zijn dan jaarrekeningen gebaseerd op nationale verslaggevingsregels. Deze complexiteit dreigt dan ook de ‘decision usefulness’ van jaarverslagen onder IFRS te ondermijnen ten aanzien van de transparantie en begrijpelijkheid.

Aangezien er verbeteringen waarneembaar zijn op het gebied van consistentie van grondslagen en de openbaarmaking van informatie, is de verwachting dat naar verloop van tijd consensus zal ontstaan over de interpretatie van de regels waardoor ook vergelijkbaarheid en consistentie zullen verbeteren.

4.3 IFRS vs. US GAAP; Convergentie

Ter bevordering van de harmonisatie van regelgeving omtrent externe verslaggeving wordt getracht om één serie standaarden te ontwikkelen. Het is de bedoeling dat deze uiteindelijk mondiaal wordt toegepast. In 2002 is er daarom een convenant gesloten tussen de IASB en de Amerikaanse FASB met de intentie om IFRS en US GAAP40 dichter naar elkaar te laten groeien: ‘Convergence’41. Dit met als doel om consistentie, vergelijkbaarheid en efficiëntie van de jaarrekening in mondiale kapitaalmarkten te verbeteren. Inmiddels zijn verscheidene convergentieprojecten opgestart.

Het doel bevat aspecten waar zeker nog aan gewerkt moet worden. Van der Meulen, Gaeremynck en Willekens (2007)42 voerden een steekproef uit op Duitse ondernemingen met een beursgang tussen 1997 en eind 1999. Uit dit onderzoek blijkt dat zowel US GAAP als IFRS leiden tot zeer vergelijkbare financiële informatie, op basis van een verbandtoets gebaseerd op werkkapitaal en operationele kasstromen. Echter, US GAAP blijkt betere mogelijkheden geeft met betrekking tot het voorspellen van verslaggevingsinformatie. Hierbij werd een hogere mate van significantie gevonden tussen winsten uit verleden, heden en toekomst. Vervolgens bleek dit verband ook hoger tussen operationele kasstromen uit heden en verleden onder US GAAP.

38

Jermakowicz, E.K. and S. Gornik-Tomaszewski (2006). Implementing IFRS from the Perspective of EU Publicly Traded Companies.

39

Ernst & Young (2006). Observations on the Implementation of IFRS.

40

Meer over US GAAP en de FASB in Bijlage 3.

41

FASB: Convergence with the IASB.

42

Van der Meulen, S., A. Gaeremynck, M. Willekens (2007). Attribute Differences between U.S. GAAP and IFRS Earnings: An Exploratory Study.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bovendien is deze informatie bedoeld voor algemene verspreiding en wordt geen rekening gehouden met de specifieke financiële kennis en ervaring van de lezer, noch

Hij is ondervoorzitter van het beheerscomité van het Fonds voor de Medische Ongevallen, lid van de Ethische Commissie Zorg van UZ en KU Leuven en van het Raadgevend Comité

Het decreet betreff ende de bodemsanering en de bodem- bescherming (DBB).. Twee rechtsgronden

In de eerste twee bijdragen gaan Cyrille Fijnaut en Jan Wouters in op de crises waarmee de Europese Unie momenteel wordt geconfronteerd en op

De fundamentele onderstroom van de reguleringsstroom, die een antwoord poogt te bieden op de fi nanciële crisis, wijst op belangrijke accentverschuivingen in de regulering,

In 2007 werd gekozen voor een thema dat zich de jongste jaren heeft ontwikkeld tot een zeer ambitieus en productief beleidsdomein van de Europese Unie: de politiële en

Met deze verkenning hopen we lessen te trekken voor (nieuwe) politieke partijen, maar ook over de algemene aantrekkingskracht van de lokale politiek: Veel inwoners

Om te bepalen of de werkelijke situatie overeenkomt met de registratie zijn de antwoorden van de geïnterviewde bewoners (of door de observaties van de interviewer in het geval