• No results found

litiek . en G ultuur

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "litiek . en G ultuur "

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

december 1962

litiek . en G ultuur

(2)

i

DECEMBER 1962

Communiqué van de partijen van de Sowjet-Unie en Nederland 529 Stellingen van het Dagelijks Bestuur der CPN over de eenheid van actie van de arbeidersbeweging voor de vrede en voor een

regering van de arbeidersbeweging 530

Het energiebeleid en zijn gevolgen

~edezeggenschap

Bonn, voorpost van het anti-communisme

F. Dragstra 538 F. Baruch 546 D. Yafimow 555

Aantekening:

Inkomsten, vermogen en winsten

Critische notities:

Wallstreet over achtergronden van Cuba

Boekbespreking:

A. Vandenbosch: "De Nederlandse buitenlandse politiek vanaf 1815"

Partij-documenten:

Communiqué Dagelijks Bestuur der CPN

POLITIEK en CULTUUR

5f\4

568

571

576

verschijnt maandelijks bij uitgeverij Pegasus

Leidsestraat 25, Amsterdam-C., tel. 35957.

De abonnementsprijs is f 4,50 per jaar, f 2,25 per half jaar, losse nummers 40 cent.

Ons gironummer is 173127, gemeentegiro: P 1527.

Correspondentie over betalingen en verkoop zenden naar de administratie pfa Pegasus.

Alle correspondentie over de inhoud naar de redactie van P. en C.

Prinsengracht 473, Amsterdam-C., tel. 62565.

(3)

J

22e Jaargang no. 12 december 1882

Politiek en Gultuur

~ '

maandblad gewijd aan de theorie en praktijk van het

marxisme-leninisme onder leiding van het partijbestuur der c.p.n.

Communiqué van

Sowjet-Unie

de partijen van en Nederland

de

QP 4 november j.l. heeft een ontmoeting plaats gehad tussen ver- tegenwoordigers van de Communistische Partij van de Sowjet- Unie en een delegatie van de Communistische Partij van Nederland, die in de Sowjet-hoofdstad is ter gelegenheid van de 45ste verjaar- dag van de Russische revolutie.

Over de inhoud der bespreking werd het volgende communiqué uitgegeven, dat ook in de "Prawda" werd gepubliceerd:

Op 4 november 1962 had in het Centraal Comité van de Commu- nistische Partij van de Sowjet-Unie een ontmoeting plaats van de secretaris van het Centraal Comité van de CPSU, kameraad B. N.

Ponomarjow, met de delegatie van de Communistische Partij van Nederland, die in Moskou verblijft ter gelegenheid van de viering van de 45ste verjaardag van de grote Oktoberrevolutie. De delegatie be- staat uit de kameraden Paul de Groot, voorzitter van het partijbe~

stuur der CPN, het lid van het dagelijks bestuur en secretaris der CPN, Henk Hoekstra en het lid van het dagelijks bestuur per CPN, Marcus Bakker.

Bij de ontmoeting waren aanwezig de plaatsvervangende afdelings- leider van het Centraal Comité der CPSU, kameraad W. P. Terjaskin en de verantwoordelijke medewerker van het Centraal Comité der CPSU, kameraad P. A. Naoemow. Tijdens deze bespreking, die in een vriendschappelijke geest verliep, had een gedachtenwisseling plaats over de actuele vraagstukken van de internationale toestand en de werkzaamheden van beide partijen. De bespreking toonde de eenheid van opvattingen aan, die er bestaan over alle besproken vraagstukken.

De delegatie van de CPN gaf uiting aan haar volledige solidariteit met de vredelievende maatregelen van de Sowjet-regering, gericht op het verhinderen van de dreiging van een kernoorlog, die werd

· veroorzaakt door het agressieve optreden van de Verenigde Staten tegen Cuba. De vertegenwoordigers van beide partijen stelden vast, dat de strijd van de CPN voor neutraliteit van haar land beantwoordt

(4)

aan de levensbelangen van het Nederlandse volk en een belangrijke bijdrage vormt tot de verzekering van de vrede in Europa.

In dit gesprek werd ook de solidariteit van de CPSU tot uitdruk- king gebracht met de politiek van de CPN, gericht op het tot stand brengen van eenheid van handelen van communisten, socialisten en alle vooruitstrevende krachten van Nederland in de strijd voor het behoud van de vrede en voor het verzekeren van de veiligheid van alle volkeren.

(Waarheid, 6 nov. '62).

STELLINGEN

van het Dagelijks Bestuur der C.P.N. over de eenheid van actie van de arbeidersbeweging

voor de vrede en voor een regering van de arbeidersbeweging

1. Er is in de sociaal-democratische massa's een diepgaand proces gaande als gevolg van het verlies· aan vertrouwen in de tot dusver gevoerde internationale politiek van de sociaal-democratische par- tijen.

De vruchtbare strijd van de Sowjet-Unie en het socialistische kamp, van de gehele communistische ,wereldbeweging voor vr:eedzame coëxistentie en ontwapening en ontspanning begint in de rijen van de sociaal-democratie zijn invloed te doen gelden.

Dit diepgaande proces is in een reeks sociaal-democratische par- tijen in Europa aan de gang en uit zich in diverse vormen.

De discussie over het vraagstuk "oorlog en vr'ede", die in de P.v.d.A. aan de vooravond van het partijcongres 1963 is begonnen, is van zeer grote betekenis. Ze verdient een zorgvuldige studie en vruchtbare stellingname van de zijde van de C.P.N.

Deze discussie gaat dieper dan enige vorige discussie in de P.v.d.A. Dit is het gevolg van het groeiende besef van de gevolgen van een kernoorlog, in het bijzonder voor Nederland, van het door- dringen van de vredespolitiek van de communisten, van de roeke- loosheid en de nederlaag van de Nederlandse reactie bij het koloni- ale avontuur op Nieuw-Guinea, van de verbetering van de verstand- houding tussen socialisten en communisten in de bedrijven als ge- volg van de onvermoeide strijd van de C.P.N. voor vakbewegings- eenheid.

- '

'

(5)

Het diepgaande karakter der discussie blijkt uit het rapport van de commissie van voorbereiding "In dienst van de vrede", waar'in door de minderheid een nieuw principieel omlijnd standpunt is neer- gelegd.

Standpunt P.v.d.A.~minderheid

2. Voor dit standpunt van de minderheid is kenmerkend:

a] de erkenning dat de politiek van de P.v.d.A., die stelt dat er een dreiging met militaire agressie van de zijde van de Sowjet-Unie zou zijn, een fatale vergissing is; indien hieraan wordt vastge- houden, leidt dit tot een catastrofe [pag. 37 en 38 van het rap- port] -

b) dat de uitholling van de democratie in het westen wordt veroor- zaakt door de bewapeningswedloop van de NAVO [pag. 37) - c) er is een herziening van de socialistische politiek inzake· oorlog

en vrede, zoals die sinds 1945 gevoerd is, noodzakelijk -

d) er is een zelfstandige socialistische internationale politiek nodig die zich niet vereenzelvigt met de "westelijke wereld" [pag. 37]- e) Nederland moet een bijdrage leveren tot ontspanning door zelf

te ontwapenen. Hierbij spreekt de minderheid als haar mening uit, dat in geval van eenzijdige ontwapening er voor Nederland geen gevaar bestaat voor een militaire bezetting door de Sowjet- Unie [pag. 39-40].

Zij onderschrijft de mening van de deskundigen dat het militaire apparaat in geval van een kernoorlog niet in staat is eigen land en bevolking voor vernietiging te behoeden.

Tot de minderheid van de commissieleden behoren de Tweede Ka- merleden J. Koopman, H. M. Franssen en F. Schurer, die thans veel verder gaan in hun houding dan in het verleden, toen zij zich in de Tweede Kamer beperkten tot een afwijkend standpunt betreffende atoomwapens.

Het rapport van de meerderheid 3. De positieve elementen in het rapport van de meerderheid zijn:

a] de erkenning in het algemeen van het gevaar van de kernbewa- pening en van de bewapeningswedloop [pag. 28-29) -

b) de verklaring realistisch en positief te willen staan tegenover de vreedzame coëxistentie [pag. 31] -

c) de meerderheid verklaart zich voor algemene ontwapening, een gedemilitariseerde zöne in Europa en tegen uitbreiding van het aantal mogendheden met atoombewapening -

d) zij verklaart zich voor uitbreiding van de betrekkingen op veler- lei gebied en van de handel met de socialistische staten [pag.

31).

Tegelijkertijd verwerpt de meerderheid de gedachte van een eigen bijdrage van Nederland tot ontwapening en ontspanning. Zij houdt

(6)

vast aan het "machtsevenwicht", en aan de "westelijke solidari- teit", d.w.z. de deelname van Nederland aan de bewapeningswedloop in de NAVO onder leiding van Amerika, West-Duitsland, en het Frankrijk van De Gaulle.

De meerderheid neemt enkele vredelievende leuzen over die door de communistische propaganda populair geworden zijn en als ge- volg van de feitelijke krachtsverhoudingen ook door leidende krin- · gen in Amerika onuitwijkbaar worden geacht.

Tegelijkertijd handhaaft zij de kern van de oude politiek van de P.v.d.A.

Het ligt echter in de lijn van de ontwikkeling dat de vredesge- dachte, de stroming voor ontwapening en het vertrouwen in de vre- delievendheid van het socialistische stelsel [Sowjet-Unie en andere landen) onder de Nederlandse socialisten steeds meer' veld zullen winnen. Opmerkelijk is in dit verband ook, dat de meerderheid die dit rapport ondertekend heeft, geen eenheid vormt.

De Cuba-crisis heeft opnieuw velen de ogen geopend voor het ge- vaar van de ontketening van een wereld-atoom-oorlog door het Ame- rikaanse imperialisme om der wille van zijn kolonialistische belan- gen, als in Zuid-Amerika.

Daarentegen heeft de vredelievende houding van de Sowjet-Unie velen opnieuw het bewijs geleverd dat de Sowjet-Unie geen oorlog wil.

Nieuwe situatie in arbeidersbeweging 4. Door de openbaarmaking van de stellingname van twee richtin- gen in de P.v.d.A. is thans in de Nederlandse arbeidersbeweging, d.w.z. de partijen die de nàar het socialisme strevende werkers ver- tegenwoordigen, een nieuwe situatie aan het licht getreden.

De toetssteen is daarbij de verhouding tot de Sowjet-Unie.

De meerderheid van de P.v.d.A.-commissie blijft, hoewel minder fel dan vroeger, vasthouden aan de mythe van de "Sowjet-agressie".

Hetzelfde deed tot dusvf:lr ook de P.S.P., wier Tweede Kamerleden het met de NAVO feitelijk eens zijn over het bestaan van. de "drei- ging van een Russische bezetting", doch slechts hierin met hen ver- schillen dat zij de bewapening niet als doeltreffend middel hiertegen beschouwen. De minderheid in de P.v.d.A.-commissie is hierin pro- gressiever dan de P.S.P.

Deze minderheid spreekt duidelijk uit waar de massa van de socia- listen zich sinds lang in feite van hebben overtuigd, n.l. dat er geen militaire bedreiging door de Sowjet-Unie bestaat en sinds 1945 niet heeft bestaan. En ook dat Nederland geen "Russische bezetting" te verwachten heeft, ook al zou het eenzijdig ontwapend zijn.

De minderheid grondt zijn stellingname niet op vage angstsenti- menten voor het atoomgevaar, doch op "een politieke analyse"

(pag. 39).

De minderheid gaat uit van de zorg voor ons eigen land en zijn

(7)

bevolkina, die tot een wisse totale vernietiging veroordeeld is in ge- val van een kernoorlog, onverschillig hoe de uitslag daarvan is.

Zij gaat uit van de wens, dat kleine landen als Nederland een eigen moedige bijdrage tot het doorbreken van de vicieuse cirkel van de bewapeningswedloop leveren i!ln de P.v.d.A. zich niet vereenzelvigt met de zgn. "westelijke wereld", d.w.z. met de Amerikaanse, West- duitse, Franse en andere grote imperialistische mogendheden.

Voor deze feitenerkenning en gedachte van een Nederlandse bij- drage tot ontspanning heeft de C.P.N. vele jaren alleen gestreden en heeft zij vervolgingen getrotseerd.

Het is een grote voldoening voor de C.P.N. dat deze gedachten thans ook in de schoot van de P.v.d.A. tot uiting zijn gekomen.

Het minderheidsrapport mist duidelijkheid inzake het vraagstuk van de neutraliteit.

De opstellers verklaren dat zij "niet neutralistisch tussen Oost en West" wensen te worden genoemd.

Het gaat er hierbij echter niet om welke houding tegenover s'ocia- lisme en kapitalisme wordt ingenomen. Het gaat om de verzekerlog van de veiligheid van ons land door het tot stand brengen van de staatkundige neutraliteit. Deze brengt niet alleen met zich mee, dat er eenzijdig en onmiddellijk een aanvang met ontwapening dient te worden gemaakt, maar een werkelijke neutraliteit houdt ook in dat het lidmaatschap van de NAVO en de EEG wordt beëindigd, waar- door Nederland tot geen enkel militair of economisch blok meer be- horen zal.

De minderheid in de P.v.d.A.-commissie beperkt zich evenwel tot het bepleiten van een zelfstandig Nederlands optreden op militair gebied. Zij zwijgt over de EEG.

De EEG is echter niet alleen een economische bedreiging voor de massa van ons volk, zij wordt door de NAVO en in het bijzonder.

·door het agressieve Westduitse militarisme gehanteerd als een mid- , del om Nederland aan zijn militair-politieke doeleinden te binden.

Het is daarom noodzakelijk, dat Nederland ook. op economisch ge- bied een zelfstandige politiek voert, dat er een einde wordt gemaakt aan de blinde gehoorzaamheid jegens de autoriteiten van de Euro- markt en dat er gestreefd wordt naar samenwerking op grondslag van gelijkberechtiging en wederzijds voordeel met alle landen, ook met de landen van het socialistische gemenebest.

Tot deze logische gevolgtrekking is de minderheid niet gekomen en zij biedt hierdoor de meerderheid gelegenheid haar te verwijten wél de militaire bevelen van de NAVO te willen afwijzen doch niet de economische van de Euromarkt.

Het is juist dat de neutraliteit van Nederland in de tegenwoordige omstandigheden geheel van die van vóór 1940 zal verschillen. De Nederlandse neutraliteit vóór 1940 bestond in een wereld die over- wegend imperialistisch was.

(8)

Nederlandse neutraliteit Deze neutraliteit ging te gronde door enkele oorzaken: ·

1. zij werd door Hitier geschonden.

2. die schending werd vergemakkelij!l::t, doordat de neutraliteit door onze eigen regeringen door concessies aan Hitier ondermijnd was, 3. zij was mogelijk doordat Engeland en Frankrijk in München Hit-

Ier de vrije hand tot ontketening van de oorlog gaven en zijzelf hun verplichtingen tot verdediging van Nederland onvoldoende nakwamen,

4. zij werd vergemakkelijkt door de weigering van de Nederlandse voor-oorlogse regeringen om met de Sowjet-Unie, de sterkste anti- Hitier-kracht, samen te werken, ja zelfs haar diplomatiek te er- kennen.

De Nederlandse neutraliteit is thans reëel mogelijk en ook is het tJ;tans mogelijk er voor te zorgen, dat nieuwe Hitiers niet in staat zullen zijn haar weer te schenden. De waarborg hiervoor is het be- staan van het machtige socialistische kamp.

In de gemeenschappelijke verklaring van de Communistische Par- tij van de Sowjet-Unie en de C.P.N. op 4 november 1962 erkent de C.P.S.U. het levensbelang van het Nederlandse volk bij neutraliteit.

Zij erkent de gewichtige bijdrage tot de vrede in Europa die door de strijd van de C.P.N. voor neutraliteit van Nederland wordt geleverd.

De kèrn van het verschil tussen de vooroorlogse neutraliteit en die waarvoor thans gestreden moet worden, is juist de internationale betekenis daarvan onder de huidige verhoudingen als bijdrage tot ontwapening en ontspanning.

De gedachte van een Nederlandse bijdrage leeft ook bij de minder- heid in de P.v.d.A.-commissie.

De C.P.N. echter geeft aan deze gedachte concrete vormen door- dat zij haar duidelijk als neutraliteit formuleert en haar verwezen- lijking verbindt met het gewicht van de socialistische landen in de wereld-arena en o.a. ook in de UNO.

Door de mede-ondertekening van het communiqué te Moskou op 4 november 1962 door de C.P.S.U. verkrijgt dit een historische bete- kenis. De strijd van de C.P.N. voor de neutraliteit van Nederland kan voortaan op· vaste gronden worden voortgezet.

Machtsvorming van arbeidersbeweging 5. De stellingname van de meerderheid van de P.v.d.A.-commissie laat de algemene lijn van haar oude politiek onveranderd, maar stelt een reeks wenselijke maatregelen van internationale strekking aan de orde. In de practijk in Nederland komt dit neer op verbetering van de betrekkingen met de socialistische landen en eventueel ver- mindering van de diensttijd.

Ondanks hun ontoereikendheid, in het licht van de wereldgebeur- tenissen, zou de verwezenlijking ervan een stap vooruit betekenen in vergelijking met de politiek van het kabinet-De Quay.

Niet alleen de buitenlandse politiek, doch alle andere belangen van de werkende mensen en vooral de verdediging van de demo-

(9)

eratie vereisen thans vóór alles: machtsvorming van de arbeidersbe- weging en die machtsvorming is alleen mogelijk door eenheid van optreden voor een nieuwe koers in Nederland.

De C.P.N. stelt zich tot taak de inspirator te zijn van de grootst mogelijke eenheid van optreden van de gehele arbeidersbeweging, d.w.z. van de C.P.N., de f:l.S.P., de P.v.d.A. en het N.V.V.

Het kabinet-De Quay en zijn grondslag, de rechtse coalitie, moeten voor altijd tot het verleden behoren.

Ook een terugkeer van de coalitie van K.V.P. en P.v.d.A., al of niet op "brede basis", heeft zijn waardeloosheid en schadelijkheid voldoende bewezen.

Naar de mening van de C.P.N. moet thans de arbeidersbeweging de basis van de toekomstige regering worden.

Ondanks de verscheidenheid van politiek en organisatie worden door de P.v.d.A., P.S.P. en C.P.N. een reeks minimum-eisen gesteld die zij gemeenschappelijk hebben op het gebied van de loonpolitiek, de verkorting van de arbeidstijd, de woningpolitiek, sociale voorzie- ningen, de verkorting van de diensttijd, de betrekkingen tussen Oost en West, vriendschap met Indonesië, algemene ontwapening en verbod van atoomproeven en -wapens, en op het gebied van andere vraagstukken van direct belang en nut.

De C.P.N. stelt voor alle werkers de noodzakelijkheid aan de orde van de vervanging van het kabinet-De Quay door een regering van de arbeidersbeweging die de eisen verwezenlijkt die het N.V.V. en de drie partijen, die de socialistisch-denkende werkers vertegen- woordigen, gemeen hebben.

Een regering van de arbeidersbeweging zou in de concrete par-

lement~ire krachtsverhoudingen betekenen, dat de sleutelposities in de toekomstige regering in handen van vertegenwoordigers van de arbeidersbeweging moeten komen.

Het dagelijks bestuur is van mening dat de C.P.N. op de a.s. partij- conferentie besluiten moet een dergelijke regering te ondersteunen en te helpen bij de afschaffing van de loonpolitiek van Veldkamp- Rooivink en de inwilliging van door de N.V.V.-bonden verlangde loonsverhogingen en andere gemeenschappelijke eisen van de ar- beidersbeweging.

Rol van C.P .N. in huidige tijd 6. Het is onjuist wanneer in het rapport van de commisie van de P.v.d.A. beweerd wordt, dat de C.P.N. een radicale partij zou zijn, die de "samenbundeling van de progressieve krachten" en de "meest wenselijke politiek ook op het gebied van oorlog en vrede" (pag. 17) zou verhinderen.

-ne C.P.N. heeft in haar rol van voorhoede van de Nederlandse ar- beidersbeweging grote resultaten bereikt.

Zij heeft stand gehouden in een tijd toen de P.v.d.A. door haar anti-communisme de reactie in het zadel heeft geholpen en een poli- tiek voerde die nu door de minderheid in haar commissie een "fatale vergissing" wordt genoemd.

Zij heeft stand gehouden tegen de pogingen ·van het revisionisme

(10)

I I I

als werktuig van het imperialisme, om haar van binnenuit te ver- nietigen en zij heeft deze revisionisten onschadelijk gemaakt.

De activiteit van de C.P.N. tegen de atoomwapens en atoomproe- ven, tegen het militarisme en fascisme in West-Duitsland en voor vreedzame coëxistentie heeft tegen al deze verdrukking in, in brede kringen vruchten gedragen.

Haar onvermoeide strijd voor overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië heeft bij de grote massa van de bevolking tenslotte in- stemming gevonden en triomfeerde.

Daarbij was de gemeenschappelijke verklaring van de C.P.N. en de Communistische Partij van Indonesië ( PKI) van 30 oktober 1961 van grote betekenis. Het optreden van de C.P.N., die zich daartoe in ver- binding stelde met de grootste politieke partij van Indonesië, toonde aan, dat er een weg gevonden kon worden om het vraagstuk Nieuw:- Guinea door onderhandelingen te regelen. Daardoor aangespoord gingen ook andere kringen van het Nederlandse volk met meer moed aan het werk om zo'n regeling van de regering-De Quay af te dwingen.

Thans heeft zich op 4 november de C.P.N. tot de Communistische Partij van de Sowjet-Unie gewend ten einde tot een uitspraak te ko- men over de houding van de C.P.S.U. ten ·aanzien van een neutraal Nederland. Uit het communiqué van de delegaties van beide partijen van 4 november j.l. blijkt hoezeer de Communistische Partij van de Sowjet-Unie de nationale zelfstandigheid van ons land hoogacht en dat zij een neutraal Nederland ziet als een bijdrage tot de vrede in Europa.

Door dit initiatief heeft de C.P.N. de weg gewezen, ook voor andere

· richtingen en o.a. zakenkringen, om zich internationaal over dit vraagstuk te orU!nteren.

Zoals het optreden van de C.P.N. destijds, samen met besprekingen van andere particulieren meegeholpen heeft om een oorlogsramp om Nieuw-Guinea van ons land af te wenden, zo zal een dergelijk, krach- tig optreden uit brede kring de weg naar doeltreffende beveiliging van ons land kunnen effenen.

Op het gebied van de vakbewegingseenheid is grote vooruitgang geboeki:.

Voor de eenheid van socialisten en communisten voor àe, vrede zijn de vooruitzichten thans gunstiger dan ooit.

Het dagelijks bestuur is van mening dat de partij-conferentie, onder de boven uiteengezette nieuwe omstandigheden, zich moet uitspreken voor een andere houding van de C.P.N. bij de kabinets- • formatie dan voorheen.

De C.P.N. zal de positie die zij in de Tweede Kamer inneemt, moe- ten inzetten voor de vorming van een regering van de arbeiders- beweging, d.w.z. VéJ,n een regering waarvan de sleutelposities door vertegenwoordigers van de arbeidersbeweging worden bezet. Een dergelijke regering zal tot program moeten hebben de verwezen- lijking van de punten die de gehele arbeidersbeweging gemeen heeft.

De stemmen op de C.P.N. uitgebracht, zullen zodoende bij de for- matie van een kabinet van de arbeidersbeweging "meetellen".

(11)

Hoe groter het aantal C.P.N.-stemmen zal zijn, des te krachtiger kan zij optreden voor de formatie van een regering van de arbeiders- beweging en tegen een terugval van de P.v.d.A. in een coalitie met de K.V.P.

Tezelfdertijd zal een versterkte C.P.N. beter nog dan thans haar streven naar eenheid en strijdbaarheid van de gehele arbeidersbe- weging kunnen voortzetten.

Terwijl zij bereid zal zijn een regering van de arbeidersbeweging op gemeenschappelijke punten te steunen, zal de C.P.N. voortgaan haar eigen, verdergaande, program te propageren dat gericht is te- gen de monopolies en voor een neutraal e:Ó. atoomvrij Nederland.

De C.P.N. zal onder alle omstandigheden met al haar krachten haar ideologische strijd voor de zegevierende ideeën van het marxisme- leninisme voortzetten.

Oorlog of vrede - allesoverheersende vraagstuk De in de socialistische mas.sa beginnende discussie over de vraag- stukken van oorlog en vrede is van beslissend belang voor de toe- komst van de arbeidersbeweging zelve.

De houding ten aanzien van de imperialistische oorlog was in de periode van de Eerste Wereldoorlog en later, de voornaamste strijd- vraag tussen de rechtse sociaal-democratie en het marxisme-lenin- isme.

In die tijd scheurden de rechtse sociaal-democratische leiders de arbeiderspartij en.

In het huidige atoomtijdperk is het vraagstuk van oorlog en vrede het beslissende, kardinale vraagstuk dat de arbeidersbeweging ver- deeld hield en houdt.

De verschrikkingen waarmee de atoomwapens de mensheid be- dreigen maken de oplossing van dit vraagstuk tot een kwestie van te zijn of niet te zijn, van leven of dood.

Hierdoor wordt de vereniging van alle krachten van de arbeiders- beweging, samen met vredelievende elementen uit andere bevol- kingsgroepen, tot verhindering van een atoomoorlog en tot verwe- zenlijking van de ontwapening, met klem op de agenda geplaatst.

De discussie over het vraagstuk van oorlog en vrede in het atoom- tijdperk dient dan ook met de grootste ernst en in het volle besef van ieders verantwoordelijkheid gevoerd te worden, met terzijde- stelling van "oud zeer" en meningsverschillen over vragen van ge- ringere betekenis.

Als de overeenstemming tussen socialisten en communisten over het hoofdvraagstuk groeit, bevordert dit niet alleen de actie voor de vrede. Zij opent ook het verschiet van een hereniging van de ar- beiderspartijen op de grondslag van de lessen der historie, van de behoeften van het atoomtijdperk, van de hedendaagse, scheppende toepassing van de beginselen van het marxisme-leninisme.

Een machtige arbeidersbeweging is de beste waarborg voor de veiligheid, de democratie en de sociale vooruitgang.

November 1962.

[Tussenkoppen aangebracht door P. en C.)

(12)

Het energie beleid· en .. gevolgen

ZlJn

DOOR de EGKS, de EEG en de Euratom is eind juli 1van dit jaar een memorandum gepubliceerd betreffende het Westeuropese energiebeleid in de toekomst.

In dit memorandum wordt gesteld, dat de landen van de EGKS in 1975 voldoende zullen hebben aan een steenkoolproductie van 100 miljoen ton per jaar. De jaarproductie bedraagt thans 230 miljoen ton. Het plan komt er dus op neer, dat volgens deze "gemeenschap- pen" de productie met meer dan de helft moet worden verminderd.

w,elke gevolgen dit voor de werkgelegenheid zal hebben moge blij ken uit het feit, dat in de steenkoolondernemingen van de EGKS 812.000 werkers direct in dienst van de ondernemingen staan, terwijl het aantal dat indirect van de mijnindustrie afhankelijk is, er een meervoud van bedraagt.

Het is duidelijk dat dit memorandum grote opschudding heeft ver- wekt. En dit niet alleen onder de mijnwerkers.

In de mijnstreek van ons land zijn 270.000 mensen direct of indi- rect bij de mijnindustrie betrokken (toeleveringsbedrijven, midden- stand, bouwvak, verkeer, enz.]. De vraag rijst, wat de oorzaak is van deze ingrijpende maatregelen, die men doende is op Europese schaal door te voeren en wat de gevolgen zullen zijn.

Een antwoord hierop is dringend nodig.

We willen ons in dit artikel in hoofdzaak beperken tot ons land.

De beslissende vraag is: heeft de kolenwinning in ons land nog een toekomst?

In De Volkskrant (KVP] van de afgelopen maanden zijn hierover

· tal van artikelen verschenen. Zo schreef deze krant op 14 septem- ber j.l., dat de "Limburgse mijnen miljoenen blijven investeren, om- dat de leiding er rotsvast van overtuigd is, dat ondanks alle sombere kreten en voorspellingen de mijnen in Nederland nog alle toekomst hebben". In ditzelfde artikel wordt gesproken over het "glansrijk vol- houden" van de concurrentie met het buitenland. Een concurrentie niet alleen met olie en aardgas, maar ook met de andere steenkool- producerende landen van de EGKS, die vaak "rijkelijk profiteren van de dikke tegemoetkomingen van regeringswege, terwij 1 onze mijnindustrie zwaar belast blijft." Bijdragen van 10 pct in de kost- prijs zijn in EGKS-verband, aldus De Volkskrant, geen zeldzaamheid.

Deze steun van regeringswege is volgens EGKS-bepalingen niet toe- gestaan en vindt vooral in West-Duitsland plaats.

Hierna gaat De Volkskrant in op de toekomstige ontwikkeling van de afzet van onze kolen. Er wordt gesteld, dat de Nederlandse staalproductie zich steeds verder uitbreidt, terwijl er nog altijd 620 kg cokes op elke ton staal gaan. Ook de staalindustrieën van het buitenland zijn gebrand op onze cokes, die van goede kwaliteit is.

Tal van kleinere bedrijven hebben onze cokes eveneens nodig. Vet- kool vindt als industriekool bij de electrische centrales zijn speci- fieke grootgebruikers. Cokesovengas, dat bij de omzetting van vet-

(13)

kool tot cokes vrij komt, zal zijn specifieke plaats als grondstof voor chemische doeleinden niet aan het aardgas behoeven af te staan. Dit, omdat het cokesovengas door zijn gevarieerde samen- stelling verre superieur is aan het tot nu toe gevonden aardgas in ons land. Over de huisbrand schrijft het KVP-blad, dat deze zijn markt zal blijven behouden en te "verwachten is, dat de behoefte in de toekomst zal blijven stijgen." Van de behoefte aan deze kolen- soort komt 60 pct van onze mijnen en de rest wordt ingevoerd.

De vraag naar huisbrandkolen is op het moment zo groot, dat de mijnen er niet aan kunnen voldoen. Gebruik makend van de schaar- ste hebben de mijndirecties de prijzen van deze kolensoort aan- merkelijk verhoogd, zo zelfs, dat ze bijna niet te betalen is. Van het nieuwe product van de Staatsmijnen, de syntraciet, wordt de pro- ductie verdubbeld.

Op de Julia te Eygelshoven wordt een electrische centrale ge- bouwd, die jaarlijks 150.000 ton laagwaardige kool moet om~etten

in electrische energie. Het grootste deel van deze energie wordt ge- leverd aan de Rheinisch-Westfälische Elektrizitätswerke, waarmee de Julia een langlopend contract is aangegaan. Dit loopt van 1965 tot 1985.

Het is duidelijk, dat er van een verontrustende situatie in de mijn- industrie ten aanzien van de toekomst niet gesproken kan worden.

Ongewild heeft De Volkskrant van 14 september moeten toegeven, dat er van een structurele crisis in ons land, gezien de olieconcur- rentie, helemaal geen sprake is. Toen zij dit schreef, was er trou- wens geen kruimeltje antraciet te krijgen. Dit neemt echter niet weg, dat er diepgaande veranderingen in het energieverbruik hebben plaatsgevonden.

aardoliesector steenkoolsector overige

ENERGIE-BALANS 1) 1946 16,8 pct 80,3 pct 2,9 pct 100,- pct

1961 58,6 pct 39,4 pct 2,0 pct 100,- pct Tegenover de relatieve achteruitgang van de betekenis der mijn- industrie staat, dat zij haar positie in absolute omvang kón verdedi- gen. Dit komt in de energie-balans niet tot uiting.

De winstciifers van de Staatsmijnen bedroegen voor het jaar 1958 fl. 55,9 miljoen

i959 fl. 68,5 "

1960 fl. 93,5 "

1961 fl. 70,9 "

Hierbij moet men rekening houden met de tientallen miljoenen gulden, die de mijnbedrijven uit eigen middelen in de bedrijven heb- ben geïnvesteerd. Bovenstaande winstcijfers tonen duidelijk, dat de

1) Gegevens ontleend aan het maandblad van de Hollandse Bank-Unie, apr!!

1962.

(14)

mijndirecties en de aandeelhouders de "zware concurrentie" gemak- kalijk hebben doorstaan.

Ze werd uitgevochten. op de ruggen van de mijnwerkers en hun gezinnen.

De winsten werden behaald met een productie van 7,5 miljoen ton per jaar, welke is voorgeschreven door de EGKS (de totale pro- ductie van ons land bedraagt 12 miljoen ton per jaar).

Over de eventuele verdere verandering van de energievoorziening in ons land door de grote hoeveelheden aardgas die zijn gevonden, merkte De Volkskrant op, dat "de introductie van het aardgas voor ruimteverwarming in Nederland uiteraard tot een verandering van de huisbrand-markt [zal) leiden. Dit proces zal echter volgens in- siders zeer geleidelijk verlopen en het zal tot het einde van deze eeuw duren eer het zich volledig voltrokken heeft."

Ov~r de toekomst van de mijnindustrie hebben zich de laatste tijd verder in positieve zin uitgelaten de voorzitter van de Mijnraad, prof. mr. van der Grinten, de oud-president-directeur der Staatsmij- nen, de heer Wemmers en de nieuw-benoemde president-directeur Rottier.

UIT bovenstaande schets van de bestaande toestand en de toekom-*

stige ontwikkeling in onze mijnindustrie blijkt, dat het sluiten van de Staatsmijn "Beatrix" ongemotiveerd is. Minister De Paus be- roept zich bij de mijnsluiting op de veronders~elling, dat door het vinden van grote hoeveelheden aardgas in ons land deze mijn niet rendabel is te exploiteren. [Op grond van een EGKS-besluit moeten onrendabele mijnen gesloten worden.) Bewijzen hiervoor levert deze minister in het geheel niet. De conclusie van De Waarheid van 25 augustus j.l., dat de "Beatrix" opgeofferd wordt voor de Esso en de Shell, die samen in de NAM [Ned. Aardgas Mij) met de Staatsmijnen de aardgasbel gaan exploiteren, is juist. Want het zijn deze olie- en aardgastrusts, die er groot belang bij hebben om de steenkool als concurrentiefactor uit te schakelen.

Zoals bekend omvat het concessiegebied van de "Beatrix" 250 mil- joen ton steenkool tot een diepte van 1100 meter. In maart j.l. is men bij het boren door een steenkoollaag gegaan van twee meter dikte, een zeer rijke laag dus. Van de 250 miljoen ton is 53 pct an- traciet, volgens bodemonderzoekingen die men op grond van de hui- dige techniek als vaststaand mag aannemen.

Hierboven is vastgesteld, dat het huisbrandtekort van ons land 40 pct bedraagt. De Staatsmijnen produceren slechts 14 pct antra- ciet. De exploitatie van de in 1952 aangezette mijn "Heatrix" zal kunnen plaatsvinden op basis van geheel moderne methoden.

De productie van de Limburgse mijnen bedraagt thans door me- chanisatie ruim 2100 kg per man per dienst. In 1956 was deze 1600 kg. De zogenaamd onrendabele Staatsmijn "Hendrik" behaalde half augustus een dagproductie van maar liefst 2600 kg per man per dienst. Een verdere verhoging van de manproductie staat op de dagorde van de mijndirecties.

(15)

De Nieuwe Limburger schreef 6 september j.l. over het sluiten van de Westduitse kolenmijn "Carolus Magnus". Hierbij werd opgemerkt, dat, wilde de mijn rendabel blijven, een mandienstproductie van 1700 kg nodig was. Deze Duitse mijn haalde de laatste tijd slechts een productie van 1200 kg.

Als we de 1700 kg aannemen als de grens van de rendabiliteit op het moment, (dat is zeker niet te hoog gezien de hogere loonkosten in West-Duitsland) moet nog bewezen worden, dat de "Beatrix" hier onder zal blij ken te liggen. Het tegendeel is te eerder aannemelijk, omdat de exploitatie van een nieuwe mijn, vergeleken met bestaan- de mijnen, aanvankelijk voordeliger is doordat de kolen niet zo ver van het centrale punt (de schacht] worden gedolven. Bovendien zou men niet met de bouw begonnen zijn, indien men niet had ge- weten, dat de mijn rendabel zou zijn.

Het is duidelijk dat de verontrustende toestand die in de mijn- streek is ontstaan, het directe gevolg is van de politiek va:n de EGKS, de EEG (het Ruhrgebiedl) en van olie-monopolies, die grote invloed in Den Haag hebben.

In uiteenlopende kringen wordt vandaag veel geschreven en ge- praat over een gecoördineerd energiebeleid. De beslissende vraag in deze is, voor wie en door wie moet het energiebeleid gecoördineerd worden.

In ons land is het thans zo, dat de Esso en de Shell de olie en het aardgas exploiteren. Het aardgas werd hen voor een appel en een ei in handen gespeeld door de regering be Quay. Verder wil de re- gering, door van de Staatsmijnen een naamloze vennootschap te ma- ken, de deur openen voor het overhevelen van de kolen en het groot- ste chemische bedrijf in ons land naar de monopolies. Dit zou bete- kenen, dat de energievoorziening "gecoördineerd" wordt door in- ternationale trusts, die maar één doel kennen en dat is het maken van superwinsten ten koste van alles.

Een treffend voorbeeld hiervan is de sluiting van de Staatsmijn

"Beatrix". Aan deze mijn is 70 miljoen gulden uitgegeven. Daarnaast is door de gemeenten van Midden-Limburg (Roerstreek) honder'd- duizenden guldens uitgegeven met het doel de dorpen aan de ver- wachte industriële ontwikkeling aan te passen. Boeren hebben hier- voor grond moeten afstaan en de middenstand heeft grote investe- ringen gedaan door zaken te moderniseren, of door nieuwe winkels te vestigen. Dit laatste werd zelfs door de overheid gestimuleerd.

De "Beatrix" zou in de komende jaren aan 5000 arbeiders werk verschaffen.

Vóór 1970 moeten volgens de officiële gegevens voor 10.000 per- sonen in de Roerstreek ( Vlodrop, Herkenbosch, Poster holt, e.o.) nieuwe arbeidsplaatsen worden geschapen. Aan deze voor de bevol- king zo belangrijke ontwikkeling zijn de regering, de Esso en de Shell gewoon voorbij gegaan. Naast de 70 miljoen gulden, die door de mijnwerkers van de Staatsmijnen worden verdiend, wordt zelfs de bevolking letterlijk en figuurlijk verdronken. (De "Beatrix" wordt n.l. onder water gezet.)

*

(16)

TOCH mogen we niet voorbij gaan aan de strijd van de plaatselijke bevolking tegen de mijnsluiting. Dit heeft geleid tot opstand in de KVP en de KAB. Arbeiders, boeren en middenstand kwamen in verzet tegen de door de KVP-leiding .ondersteunde regeringspolitiek.

In twee grote openbare vergaderingen, georganiseerd door de plaat- selijke KVP, de RK mijnwerkersbond, middenstands- en boerenorga- nisaties, heeft de bevolking op de meest scherpe wijze geprotesteerd tegen de mijnsluiting.

De CPN heeft in de hele actie een belangrijk aandeel gehad. In deze uitgesproken katholieke streek was het de bevolking, die de communisten de gelegenheid gaf om ook onze mening naar voren te kunnen brengen. En het was diezelfde katholieke bevolking, die op een niet mis te verstane wijze in meerderheid de opvattingen van de CPN volledig onderstreepte, ondanks het feit, dat op de tweede openbare vergadering [16 sept.) katholieke Tweede en Eerste Ka- merleden, leden van de Provinciale Staten van Limburg, de burge- meesters en de pastoors van de Roerstreek waren opgetrommeld om de mijnsluiting te helpen goedpraten.

Nieuwe actie tegen de sluiting van de "Beatrix" en het behoud van de bestaande mijnindustrie, staat thans op de agenda. Het stand- punt van de CPN, die duidelijk in deze strijd vooraan gaat, is datoris volk niet de dupe mag worden van de politiek van de regering op het gebied van de toekomstige energievoorziening en de werkgele- genheid.

JN "De Mi;nwerker" 2} is een rapport gepubliceerd van de Interna-*

tionale Federatie van Christelijke Mijnwerkersbonden, die een ver- nietigende critiek inhoudt op de mijndirecties en de regering ten aanzien van de positie van de mijnwerkers. Dit rapport werd op 25 mei j.l. samengesteld.

In het kort komt het rapport hierop neer: De lonen van de mijn- werkers liggen ten achter bij die van andere industrie-takken, dom:- dat de mijndirecties en de regeringen weigeren om belangrijke ver- beteringen in de lonen aan te brengen. Verder wordt een algemene verslechtering vastgesteld van de sociale toestand van de mijnwer- kers en dat geldt ook voor de toekomstige ontwikkeling van de ko- lenmijnindustrie van West-Europa. Doel van dit beleid is om een , betere concurrentie-positie na te streven. Of het nu hoogconjunc- tuur, laagconjunctuur of stilstaande conjunctuur is, het rendement en de productie stijgen onophoudelijlc

Door de bijzondere aard van het mijnwerkersberoep dienen de levensomstandigheden uit te steken boven die van de werknemers in de andere bedrijfstakken.

De mijnwerkers wordt echter alleen dan medeleven en erkente- lijkheid betoond, als het er om gaat hen tot buitengewone prestaties aan te zetten ten aanzien van de productie, of wanneer de mijnwer- kersfamilies getroffen worden door zware rampen.

2) Maandorgaan van de NKMB van september j.l.

(17)

Verder wordt in het rapport gewezen op het aanwerven van ar- beiders uit landen met een laag levenspeil, in plaats van tegemoet te komen aan de rechtvaardige verlangens en eisen van de mijn- werkers. Er wordt gevraagd, of het thans economisch gesproken niet een dwingende eis is - met het oog op de veiligstelling van deze voor de Europese economie noodzakelijke productie - (in 1962 nog de voornaamste euergiebron van de Gemeenschap) een "gezond per- soneelsbeleid" te voeren. Tot zover een beknopte samenvatting van het rapport.

De Staatsmijnen hebben door het in het rapport genoemde beleid van de mijndirecties, op het ogenblik een tekort van 1500 arbeids- krachten, waarvan het merendeel ondergronders. Deze toestand heeft zelfs, volgens de oud-president-directeur Wemmers in een in- terview met Elsevier er toe geleid, dat de productiekosten stijgen.

Dit heeft een vermindering van de productie in dit jaar met naar raming.500.000 tot 600.000 ton tot gevolg, hetgeen "een aanmerkelijk grotere terugslag zal hebben op onze resultaten," aldus Wemmers. 3)

Het rapport van de Internationale Federatie van Christelijke Mijn- werkersbonden en bovengenoemde ontboezemingen van de oud-pre- sident-directeur der Staatsmijnen, geven een goede karakteristiek van de toestand in Limburg. In plaats van tegemoet te komen aan de rechtvaardige verlangens van de mijnwerkers ter verbetering van hun sociale positie gaan de mijndirecties en de regering, gesteund door de NKMB (Frans Dohmen), gewoon door met deze fatale poli- tiek.

Ir. Wemmers oefende in het reeds aangehaalde interview ook cri- tiek op het beleid van de EGKS. Hij zei hierover woordelijk het vol- gende:

"Ik moet erkennen dat ik, als ik zowel het totale resultaat als ver- schillende praktische "nationale" ontwikkelingen van de laatste tijd in de afzonderlijke EGKS-landen zie, teleurgesteld ben. Volgens het EGKS-verdrag is de Hoge Autoriteit de aangewezen instantie om, voor zover nodig, ter bescherming van de onder haar bestaande in- dustrie-takken hetzij zelf maatregelen te treffen of daartoe strek- kende maatregelen van de regeringen te coörçlineren. Door verschil- lende oorzaken, waarop ik niet wil ingaan, is de Hoge Autoriteit niet bij machte gebleken deze taak te vervullen en is er geen aanwijzing, dat zij hiertoe in de naaste toekomst wel in staat zal zijn."

'* Hij toont verder aan, dat een gezonde kolenindustrie in West- Europa van essentieel belang is.

Ook de CPN is dit van mening. Maar dan moeten ook de nodige conclusies worden getrokken voor een goed energiebeleid in ons land.

De critiek van Wemmers op de EGKS is een bevestiging van het standpunt dat van den beginne af aan door de CPN over deze Ge- meenschap is ingenomen. Want wat de heer Wemmers niet als oor- zaak van de toestand wil noemen, is maar al te bekend. De opzet van

BJ Interview overgenomen in "Staatsmijnen Nieuws" van 26 oktober j.l.

(18)

de EGKS was en is de grote kolen- en staalmonopolies van West- Duitsland ee'n overheersende positie te verschaffen!

Voor ons land komt hierbij - zoals gezegd - de invloed van de olie- en aardgastrusts, die de steenkoolvoorziening willen verstoren ten gunste van hun belangen.

JUIST met het oog op een nationale energievoorziening en de toe-*

komstige werkgelegenheid voor de bevolking, is het nodig ons van de wurgende greep van de internationale monopolies te ont- doen. Als het gaat om een nationaal energiebeleid, kan en moet dit energiebeleid afgestemd zijn op de belangen van ons volk.

In het "Ontwerp-program voor uitbreiding van de democratie en voor beperking van de macht der grote monopolies" wordt verlangd, dat "geen overdracht van bevoegdheden van de Staten-Generaal aan de zogenaamde Europese Organen" mag plaats vinden. Dit houdt in, dat niet de EGKS, de EEG of andere Europese instellingen onze energie-politiek mogen bepalen, doch dat dit gebeurt door Neder- land zelf! Daarnaast wordt in het ontwerp-program de nationalisa- tie geëist van de olie-, aardgas- en de particuliere mijnondernemin- gen. Deze eis is in overeenstemming met kringen in het NVV, die ook de nationàlisatie van bovengenoemde bedrijven thans met na-

druk. aan de orde stellen. ·

Ook wordt verlangd, dat de exploitatie van de Staatsmijn "B'ea- trix" moet doorgaan, alsook een verder onderzoek naar de in ge- bruikneming van de Peelrijkdommen. Deze zijn ontdekt in het jaar 1906, toen hier onder leiding van Van Waterschoot van der Gracht een aantal diepteboringen werden uitgevoerd. De berekening van de totale hoeveelheid aanwezige steenkool beliep rond 2,5 miljard ton, waarvan 1,7 miljard ton boven de 1200 metergrens en de rest er onder. 4)

De toekomstige werkgelegenheid, die nauw samenhangt met de energievoorziening en de verdere industriële ontwikkeling, speelt zoals reeds is betoogd, ook een grote rol. Om een indruk te krijgen van de groei van de bevolking naar hun beroepen in de mijnstreek, vermelden wij de volgende gegevens:

In 1900 telde Heerlen, als centrumgemeente van de mijnstreek, 6646 inwoners. Dit dorp is door het ontstaan van de mijnindustrie gegroeid tot een stad van ongeveer 75000 inwoners nu.

De totale bevolking is in de jaren 1909 tot 1947 met het vijfvoudige toegenomen. In diezelfde periode steeg het aantal der in de mijn- industrie werkzame arbeiders met ruim het zesvoudige, nijverheid en ambacht steeg met het zevenvoudige en de overige beroepen ook ongeveer met het zesvoudige. Duidelijk is de invloed van de mijnindustrie merkbaar op de ontwikkeling van de werkers in de andere beroepen, behalve de landbouw, die van 729 terugliep tot 612

4) Schets van de sociaal-economische structuur van NoDjrd-Limburg, uitgegeven door de K.v.K. te Venlo in 1958, blz. 119.

(19)

werkers. Zij is het kind van de rekening geworden. In het stadsge- west [de zg. oude mijnstreek, welke de gemeenten Brunssum, Eygels- hoven, Heerlen, Hoensbroek, Kerkrade, Nieuwenhagen, Schaesberg en Ubach over Warms omvat) is de beroepsbevolking van 1909 tot 1947 vervijfvoudigd. Hier liep de landbouw terug van 2210 in 1909 tot 1747 werkers in 1947. Het aantal inwdners van Heerlen wordt voor 197 4 geschat op een kleine 90.000. Dit is een toename van 20 pct vergeleken met 1962. Een dergelijke groei mag men voor de hele mijnstreek verwachten.

Deze geweldige bevolkingstoename alleen al schept grote proble- men voor de toekomstige werkgelegenheid. Hierbij dient opgemerkt, dat de mechanisatie en de automatisatie tot gevolg hebben dat de in- dustrieën steeds meer arbeiders gaan afstoten. De mijnindustrie ver- wacht, dat in de komende jaren het aantal arbeiders met 10 tot 12 duizend zal teruglopen, vergeleken met de stand van 1958.

De verwachte ontwikkeling van de bevolking in Limburg onder- streept alleen al de noodzaak om zich niet te onderwerpen aan de- creten van de Kolen- en Staal-Gemeenschap in Luxemburg, vooral niet omdat West-Duitsland nog nooit een voor dat land nadelige be- slissing heeft uitgevoerd.

Voor een kunstmatige beperking van de huidige kolenproductie tot minder dan de helft van het tegenwoordig peil, zoals de EGKS wil, is geen enkele reden. Want afgezien van de nog steeds stijgende vraag naar kolen als energiebron, zijn de vooruitzichten voor de chemische verwerking van kolen en de verdere uitbreiding van de kolen-chemie in Limburg buitengewoon gunstig.

Daarnaast moet men echter de eis stellen, dat de plannen voor verdere industrialisatie niet op papier mogen blijven staan, maar te- gelijkertijd blijven wij waarschuwen voor de tactiek der katholieke leiders, die deze plannen aangrijpen als excuus voor de sluiting van de "Beatrix".

De beweging in Limburg heeft duidelijk laten zien, dat er grote mogelijkheden zijn voor de ontwikkeling van eensgezinde acties.

Men begint de funeste invloed van de monopolies op het leven te begrijpen, hoezeer de KVP ook haar best doet, de aandacht ervan af te leiden.

FR.DRAGSTRA

(20)

MEDEZEGGENSCHAP .

JN het mei-num111er van dit tijdschrift hebben wij enkele critische kanttekeningen geplaatst bij de "zeurende discussie" in de kring der ondernemers en de met hen verboJ}den vakbonden over de "me- dezeggenschap" der arbeiders in de bedrijven.

De KAB-secretaris, Lelieveld, had toen zijn zienswijze op het vraag- stuk gegeven en er was na vijf jaar studeren een rapport van ihet Christelijk Nationaal Vakverbond over de kwestie verschenen. De gemeenschappelijke gedachte was het idee om de "medezeggen- schap" te hanteren als een middel tot ondermijning van: het klasse- bewustzijn der arbeiders, tot het binden van de arbeiders aan de zaak van de ondernemers en tegelijkertijd onder het voorwendsel van

"hervorming der onderneming" de lonen te mobiliseren voor de fi- nanciering van de ondernemingen.

Voor een nadere uiteenzetting van het verband tussen een en ander verwijzen wij naar de aangehaalde beschouwing. Thans heeft ook het NVV een rapport over de problemen van medezeggenschap ge- publiceerd. Dit stuk is door een commissie onder leiding van D. Roe- mers samengesteld, waarin vertegenwoordigers van alle aangesloten bonden hadden plaatsgenomen.

Het is van groot belang kennis te nemen van de verschillen in uit- gangspunt tussen de opvattingen van het CNV en die van het NVV.

De commissie van het Christelijk Vakverbond geeft in de inleiden- de hoofdstukken van haar rapport een samenvatting van de ideeën over de "grondslagen" van onze maatschappij, die het eerst in de pauselijke encycliek Rerum Novarum van het einde der vorige eeuw werden ontwikkeld en sindsdien voortdurend aan de eisen van de tijd werden aangepast.

Er wordt heel veel gesproken over de "structurele veranderingen"

die sindsdien hebben plaatsgevonden, waarmee echter volstrekt niet bedoeld wordt de opkomst van de heerschappij van het staatsmono-

polistische kapitalisme. ·

Voor ons doel is het voldoende de volgende definitie aan te halen:

"Een onderneming is een verband, een gemeenschap, waarin ieder die er deel van uitmaakt verantwoordelijkheid draagt: persoonlijke verantwoordelijkheid voor zijn eigen werk en zijn eigen dienst aan de naaste; maar als het goed is, als de onderneming inderdaad ge- meenschap is, ook verantwoordelijkheid tegenover het geheel ... " 1) Dit suikerzoete beeld zal in het paradijs zeker niet misstaan. Het heeft slechts één verdienste: wij bedoelen niet, dat het door zijn afstand van de rauwe werkelijkheid iedere gewone al of niet chris- telijke arbeider in staat stelt, het als humbug te onderkennen. Het gaat erom, dat de daarin opgesloten volstrekte ontkenning van de klassenstrijd terug te voeren is op de oorsprong van de KAB en het CNV als organen van de ondernemers tegen de arbeiders.

Een onderneming is geen gemeenschap, het is een instituut tot het maken van winst (en dat kan men zelfs de boulevardpers-econoom

1) Evangelie en Maatschappij, mrt. 1962, blz. 86.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Belangrijker is dat hiermee een einde komt aan alle contact tussen God en de leden van de beweging, want Hong Xiuquan zelf heeft, in tegenstelling tot de twee andere leiders, na

Samenwerking (de oorspronkelijke Marshall-club]l)' die voorzag in de vrijwillige combinatie van hulpbronnen en informatie over het vreedzaam gebruik van atoomenergie

F RACTIEVORMING is onverenigbaar met de grondslagen van de communistische partij. Zij is ontoelaatbaar en moet in het belang van de strijd van de arbeidersklasse

De proletarische cultuur moet de wetmatige ontwikkeling zijn van al die opgehoopte kennis, die de mensheid zich onder het juk van de kapitalistische, feodale en

de angst van hun bondgenoten, hadden zich thans schtapgezet, met het gevolg dat alle deelnemende landen de keus hadden om aan de Russische of aan de Ameri- kaanse

Dat betekent, als we het mogen wagen het in eigen woorden weer te geven: Omdat we we- ten dat elke werking van de wil zonde tot gevolg heeft, houden we, nu Christus in ons is, het

[r]

De man is zo begaan met zijn geld en zijn feest- jes, dat hij niet eens merkt dat iemand in zijn buurt honger lijdt.. Bovendien wil hij geen bedelaar aan