• No results found

Onderschrijving grondslag blijft noodzakelijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onderschrijving grondslag blijft noodzakelijk "

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

a.r.

staatkunde inhoud

pag. 2

Van de redactie pag. 3

pag. 15

Complementair bestuur verkend door drs. H. Bleker

Onderschrijving grondslag blijft noodzakelijk door "rof. dr. H. J. van Zuthem

pag. 23

Gesprek met minister Ginjaar door drs. G. Puchinger pag. 6

De rechten van de mens en de christendemo- cratie

pag. 36

De knelpunten gekraakt

boekbespreking door drs. C. J. Klop door prof. mr. P. H. Kooijmans

pag. 12

Commentaar op het interview met minister An- driessen

door dr. ir. D. de Zeeuw

79/1

4ge jaargang. nr. 1. januari 1979 commentaar

Grondslagrapport

Van Zuthem

Rechten van de mens

Kooijmans

Reactie op Andriessen

De Zeeuw

Complementair Bestuur

Bleker

Interview Ginjaar

Puchinger

79/1

(2)

a.r.

staatkunde Van de redactie

Dit nummer wordt geopend met een bijdrage van prof. dr. H. J. van Zuthem over het rapport 'Grondslag en politiek handelen'.

* * *

Op het EUCD-congres dat medio vorig jaar in Berlijn is gehouden heeft

prof. mr. P. H. Kooijmans

gesproken over de rechten van de mens en de christen-democratie. Hij werkt het thema uit naar zowel de vrijheidsrechten als de sociale grondrechten, ook wel welzijnsrechten ge- noemd. Prof Kooijmans riep zijn gehoor op niet alleen het oog te richten naar het oosten (de vrij- heidsrechten), maar betoogde dat Europa zich met evenveel élan op de sociale noden in onze wereldsamenleving moet richten. De rede raakt het buitenlands beleid van Europa - een the- ma dat mede met het oog op de komende ver- kiezingen van het Europese parlement van een groeiende betekenis is.

* * *

Dr. ir. D. de Zeeuw

voormalig voorzitter van de KVP, reageert op het interview dat dr. G. Puchinger had met minister Andriessen; dit interview is in ons blad van sep-

tember 1978 opgenomen. Kernpunt is de visie van De Zeeuw op wat christelijke politiek is, of beter: behoort te zijn.

79/1

Vervolgens schrijft drs. H. Bleker over

complementair bestuur

waarover onlangs door de minister van Binnen- landse Zaken een nota is aangeboden. Het vraagstuk van de verhouding tussen de bestuurs- lagen is weer volop in de belangstelling naar aanleiding van de (gewijzigde) voorstellen van minister Wiegel inzake de bestuurlijke reorgani- satie. De schrijver is van mening dat het rapport te veel is ingegaan op één bepaalde constructie als middel om de verhouding tussen de bestuurs- lagen te regelen: de bestuursovereenkomst.

Daardoor komt het rapport niet toe aan andere overlegvormen die eveneens een rol van beteke- nis kunnen spelen. De schrijver bepleit analoog aan het idee van de overlegeconomie een 'over- legbestuur'.

* * *

Dr. G. Puchinger heeft een interview met de mi- nister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, de heer dr. L. Ginjaar.

Drs. C. J. Klop tenslotte bespreekt Welzijnsbe- leid en sociale wetenschappen, een historische doorlichting van de knelpuntennota Welzijnsbe- leid' van H. M. Jolles en J, Stalpers.

* * *

..

(3)

a.r.

staatkunde

Onderschrijving blijft noodzakelijk

al '';::;

ca ti E o

"

al t: I

.: ~

..c:

(,J

Onderschrijving grondslag blijft noodzakelijk

door prof. dr. H. J. van Zuthem

1. De redactie heeft mij om een reactie ge- vraagd op het CDA-rapport 'Grondslag en poli- tiek handelen'. Ik waardeer dit rapport vanwege de poging het CDA een christelijke organisatie te laten zijn. Ik sta geheel achter die poging, maar besef ook heel sterk hoe prententieus die poging in onze tijd is. Juist daarom dient een dergelijke poging duidelijk en ondubbelzinnig te zijn. In dit opzicht acht ik de poging mislukt ën ben ik per saldo niet gelukkig met dit rapport.

Mijn hoofdbezwaar is, dat het rapport de lezer in het onzekere laat over de betekenis van de grondslag voor de leden. Op de vraag: "Wil het rapport leden, die politiek willen handelen vanuit de grondslag (de bijbel)' komt geen eenduidig antwoord. Zowel christenen als niet-christenen kunnen lid worden. Naar mijn mening is dit voor een christelijke organisatie, die zichzelf in stand wil houden, een veel te vrijblijvende opstelling.

2. Het onderscheid in grondslag en politieke overtuiging is voor een christelijke politieke partij naar mijn mening alleen aanvaardbaar, wanneer die grondslag volledig doorklinkt in de politieke overtuiging. Ik heb begrepen, dat dit ook de be- doeling is. Welnu, dan is het nogal verwarrend zoveel nadruk te legen op de politieke overtui- ging als bindende kracht. Hetzelfde moet dan ook worden gezegd van de grondslag. En die grondslag kan alleen een bindende kracht zijn voor christenen. Met andere woorden: hoewel

79/1 prof. dr. H. J. van Zuthem

Prof. dr. H. J. vanZuthem (49) te Rijssen is hoog- leraar bedrijfssociologie aan de TH-Twente. Hij publiceerde op het terrein van sociaal beleid, in- dustriële democratie, economische orde e.d.

Prof. Van Zuthem promoveerde in 1961 aan de VU op het onderwerp De integratie van de on- derneming als sociologisch vraagstuk'. Verder schreef hij o.a. 'Macht en moraal in arbeidsver- houdingen' (1978).

het aangeven van een politieke overtuiging uit politiek standpunt een duidelijke verbetering is, helpt het ons in de discussie over de grondslag niets.

3. In de kring van christelijke organisaties wordt verschillend gedacht over de wijze, waarop le- den bij toetreding zich dienen uit te spreken over de grondslag. Sommige organisaties vragen een nadrukkelijke verklaring (bijvoorbeeld nieuwe hoogleraren bij de Vrije Universiteit in Amster- dam), andere volstaan met de veronderstelling dat de nieuwe leden zich verwant voelen met die grondslag of met beleid en doelstellingen (zoals sinds enkele jaren bij het CNV). Het CNV aanvaardt derhalve niet-christenen als lid en ook

(4)

a.r.

staatkunde

Onderschrijving blijft noodzakelijk

als kaderlid. Zo gezien is het niet verwonderlijk, wanneer het CDA een wijze van uitspreken over de grondslag, resp. over de politieke overtuiging zou aanvaarden, waardoor niet-christenen als lid en zelfs als vertegenwoordiger zouden toetre- den. In het rapport staat, dat men ervan uitgaat, dat alleen zij lid worden die zich interesseren voor of zich solidair voelen met de politieke overtuiging van het CDA. In die zin zouden dan ook niet-christenen lid kunnen worden. Wan- neer men geen onderscheid wil maken tussen leden, zal men dan ook moeten accepteren, dat niet-christenen voor het CDA-lid worden van ra- den, staten en kamers.

Denkt men echter in deze lijn door, dan is een meerderheid van niet-christenen in organen van besluitvorming binnen de partij denkbaar. Dit zal uiteraard niet zo'n vaart lopen, maar een partij die ten aanzien van de toetreding van leden en toewijzing van vertegenwoordigende functies onduidelijk is, zet in principe de zin van haar be- staan op het spel. Statuten laten zich tenslotte wijzigen.

4. De grote verschillen tussen christelijke orga- nisaties met betrekking tot uitspraken van nieu- we leden bij toetreding, hangen naar mijn me- ning samen met een verschillende opstelling ten aanzien van de functie van de christelijke organi- saties. Oorspronkelijk zijn christelijke organisa- ties voertuigen van de emancipatie van bepaal- de christelijke minderheden op het terrein van onderwijs, vakbeweging, politiek e.d. Het waren dan ook allereerst organisaties van (benarde) christenen en pas in de tweede plaats doeIorga- nisaties. Nu de emancipatie een feit is, gaan bei- de kenmerken ten opzichte van elkaar verschui- ven. In onze tijd moeten christelijke organisaties hun bestaansrecht allereerst zoeken in de veron- derstelling, dat bepaalde (christelijke) idealen be- ter gerealiseerd kunnen worden met behulp van een organisatie die zich in haar handelen oriën- teert op de bijbel. Het verschil met een neutrale of algemene organisatie zit dus in kenmerken van de organisatie zelf, bijvoorbeeld in de wijze waarop het doen en laten van leden, besturen, vertegenwoordigers etc. worden getoetst aan de grondslag (de bijbel).

Het ligt dan ook voor de hand, dat het CDA-rap- port aan het eind nadrukkelijk op het organise- ren van die toetsing wijst. Mijn bezwaar is ech- ter, dat er een nieuwe eenzijdigheid optreedt. De vraag of de leden christenen zijn wordt in het midden gelaten. Dit kan volgens mij niet zonder het christelijk karakter van een organisatie in ge-

4

79/1 prof. dr. H. J. van Zuthem.

vaar te brengen. De reden is, dat de toetsing aan de grondslag naar mijn mening alleen maar legi- tiem bij christenen kan gebeuren.

5. Het rapport suggereert als partij niet al te zwaar te trekken aan de wijze waarop de leden tegenover de grondslag staan. Ieder lid moet dit in zijn eigen hart en geweten regelen, ook dege- nen die zichzelf niet-christen noemen. De partij gaat er aan de andere kant echter van uit, dat men de politieke overtuiging persoonlijk aan- vaardt, inclusief de toetsing daarvan aan de grondslag.

Hier ligt dan ook mijn hoofdbezwaar tegen het rapport. Men zegt als partij: niet-christenen zijn welkom, we veronderstellen echter dat zij poli- tieke overtuiging en grondslag aanvaarden, maar of dat zo is laten we aan henzelf over.

Men zegt dus twee dingen tegelijkertijd: niet- christenen zijn welkom, maar we veronderstel- len dat zij christenen zijn. Of kan iemand, die de grondslag aanvaardt nog iets anders dan een christen zijn?

Hoewel ik niet gelukkig ben met de wjze waarop het CNV deze kwestie heeft opgelost, is zijn aan- pak veel duidelijker: je hoeft geen christen te zijn, als je maar loyaal bent. Het CDA-rapport laat ons echter in het onzekere.

6. Die onzekerheid heeft m.i. belangrijke gevol- gen voor het functioneren van het CDA als orga- nisatie. Het CDA dient het politieke gedrag van haar leden en vooral van haar vertegenwoor- digers op een of andere wijze te toetsen aan de grondslag en de politieke overtuiging. Ik noem nadrukkelijk beide punten, omdat uit het begin van mijn artikel is gebleken, dat zij niet te schei- den zijn.

Er zitten twee kanten aan dit onderwerp. In de eerste plaats moeten we ons afvragen, of die aanspreekbaarheid te regelen is voor christenen en niet-christenen. Volgens het rapport kan dat, maar ik heb hier grote twijfels, tenzij men een nadrukkelijke scheiding van geesten binnen het CDA accepteert. De eenheid is dan wel weg. In de tweede plaats moet er worden gevraagd naar de organisatorische middelen, waarmee de aan- spreekbaarheid gestalte wil geven. Is de aan- spreekbaarheid organiseerbaar?

Op dit belangrijke tweede punt is het rapport erg vaag, al ziet het wel de noodzaak. Het spreekt met name over de verantwoording van de verte- genwoordigers. Ik acht dit op zichzelf juist, maar ben er ook van overtuigd dat er op z'n minst twee typen verantwoording zullen ontstaan. Eén voor christenen en één voor niet-christenen. Of

1--:

(5)

v

a.r.

staatkunde

Onderschrijving blijft noodzakelijk

beter: die verantwoording zal de scheiding van geesten oproepen of met het oog daarop maar liever achterwege worden gelaten.

7. Mijn standpunt is duidelijk: ik vind dat leden van het CDA tenminste te horen moeten krijgen, dat de partij ervan uitgaat dat zij de grondslag onderschrijven. Wanneer de grondslag duidelijk en herkenbaar is verwerkt in de politieke overtui- ging, kan worden volstaan met een dergelijke aanname ten aanzien van de politieke overtui- ging. Mijn argumentatie hiervoor ligt niet in de wens het CDA zonder meer te definiëren als een organisatie van christenen, maar in de noodzaak op een of andere wijze legitiem de aanspreek- baarheid op de grondslag, resp. op de politieke overtuiging te kunnen organiseren. Dit betekent, dat in mijn opvatting twee zaken een politieke organisatie tot een christelijke politieke organi- satie maken:

a) leden, die de christelijke grondslag en politie- ke overtuiging onderschrijven

b) organisatorische middelen om het politiek handelen te toetsen aan die grondslag en over- tuiging.

Beide punten in samenhang gezien zullen tot re- sultaat hebben, dat het CDA een partij is waar- van alleen christenen lid zijn. Het zal de duide-

79/1 door prof. dr. H. J. van Zuthem

lijkheid bevorderen dit dan ook maar voorop te zetten. Ik wil aan het tweede punt (de organisa- torische middelen) nog een ervaring toevoegen.

Mijn ervaring bij de Vrije Universitei[ in Amster- dam is, dat het onderschrijven van de grondslag en noodzakelijke maar geen voldoende voor- waarde is om van deze onderwijsinstelling een christelijke organisatie te maken. Het is ook no- dig, dat het handelen (in casu onderwijs geven en onderzoek doen) vanuit de organisatie zelf wordt getoetst. Dit laatste ontbreekt naar mijn ervaring, waardoor ook het onderschrijven van de grondslag onder grote druk komt te staan.

Immers, wat is dan nog de zin van die onder- schrijving, als iedereen verder ongestoord zijn gang kan gaan onder de vlag van een eigen we- tenschapsopvatting ?

Nogmaals, het CDA-rapport ziet gelukkig de noodzaak van het levend houden van de relatie tussen grondslag en politiek handelen. In feite is dit een stap vooruit in het christelijk organisatie- leven. Ik erken dat volmondig. Dit middel haalt echter niks uit, wanneer de andere poot (leden die de grondslag onderschrijven) ontbreekt. Het is te hopen, dat het CDA niet van die ene fout van christelijke organisaties in een andere ver- valt.

(6)

a.r.

staatkunde

De rechten van de mens en de christendemocratie

De rechten van de mens en de

christendemocratie

1

door prof. mr. P. H. Kooijmans

De rechten van de mens staan overal in het mid- delpunt van de belangstelling. Tijdens de we- reldkampioenschappen voetbal gaven de media uitvoerige informatie over de schendingen van de rechten van de mens in Argentinië. Terzelf- dertijd hielden een aantal Chileense vluchtelin- gen in Nederland een hongerstaking uit solidari- teit met landgenoten in Chili, die aldaar even- eens in hongerstaking waren gegaan uit protest tussen het feit dat de Chileense autoriteiten nog immer hun belofte niet waren nagekomen uit- sluitsel te geven over het lot van de vele honder- den vermisten. Enkele maanden geleden heeft de Nederlandse regering en het Nederlandse parlement zich in uiterst felle bewoordingen uit- gelaten over de veroordeling van de Sovjet-ge- leerde Orlov in zijn vaderland, een man wiens misdaad was het nagaan of zijn regering zich hield aan de afspraken die zij had gemaakt met betrekking tot de eerbiediging van de rechten van de mens, wiens misdaad dus was het toe- zien op de naleving van het recht.

En meer in het algemeen: is het niet de leider van 's werelds machtigste mogendheid, presi- dent Carter, die het pal staan voor de rechten van de mens tot één van zijn meest centrale be- leidsdoelstellingen heeft geproclameerd, hoe moeilijk het hem ook valt daar in de praktijk van alle dag volledig gestalte aan te geven?

En in weerwil van alle aandacht die de rechten

79/1 prof. mr. P. H. Kooijmans

Prof. mr. P. H. Kooijmans (45) te Wassenaar is hoogleraar Volkenrecht aan de R.U. te Leiden.

Van 1973-1977 was hij staatssecretaris van Buitenlandse Zaken in het kabinet-Den Uyl.

van de mens genieten, vinden dagelijks massale schendingen ervan plaats. In de rapporten van een organisatie als Amnesty International kunt u de afschuwelijke feiten lezen en de landen waar zij plaatsvinden: Chili, Uganda, Cambodja, Ar- gentinië, de Sovjet-Unie, Zuid-Afrika, Uruguay, Tsjechoslowakije, Equatoriaal Guinee, om maar een aantal van de allerergste voorbeelden op te noemen.

En we hoeven niet eens zo erg ver van huis te gaan. Hier vlakbij vinden we immers de Muur, dat versteende symbool van de volledige ont- kenning van de menselijke waardigheid: de mens een beest in een kooi waar hij niet uit mag'

Alle aanleiding dus om tijdens dit congres ook ruime aandacht te schenken aan de rechten van

1. Rede medio 1978 uitgesproken op het ENCD-congres te Berlijn.

(7)

...

a.r.

staatkunde

De rechten van de mens en de christendemocratie

de mens, zeker wanneer we ons realiseren dat het dertig jaar geleden is dat de Algemene Ver- gadering van de Verenigde Naties de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aan- vaardde. Van deze verklaring luidt het dictum, de hoofdzin: 'The General Assembly proclaims th is universal declaration of human rights as a com- mon standard of achievement for all peoples and all nations'. En in weerwil van alle mensen- rechtenverdragen die sinds 1948 tot stand zijn gekomen, dient te worden geconstateerd dat de mensheid niet erg ver gekomen is met het reali- seren van die 'common standard of achieve- ment' in de praktijk,

Maar in plaats van een luide klaagzang aan te heffe~ over de inderdaad ten hemel schreiende schendingen van de rechten van de mens, die overal ter wereld dagelijks plaats vinden, is het wellicht beter eerst eens na te gaan hoe wij als christen-democraten tegen die rechten van de mens aankijken en om naar een verklaring te zoeken van het feit dat in weerwil van alle plech- tige verklaringen - van de Universele Verkla- ring van 1948 tot de Slotakte van Helsinki van 1975 - het nog maar bitter slecht gesteld is met de eerbiediging van de rechten van de mens. Wellicht dat wij dan vanuit onze eigen vi- sie ook een strategie voor de toekomst kunnen bepalen.

Naar het beeld van God

Hoe kijken wij als christen-democraten tegen de rechten van de mens aan? Uitgangspunt voor ons zal moeten zijn het geschapen-zijn van de mens naar het beeld van God. In deze simpele zin, weergave van de essentie van het schep- pingsverhaal, liggen een aantal leidende begin- selen verankerd,

In de eerste plaats: dit geschapen zijn naar Gods Beeld geldt voor een ieder, ongeacht zijn huids- kleur, ras, geslacht, of taal. Daaruit vloeit voort dat we gehouden zijn om, in weerwil van alle verschillen, elkaars volstrekte gelijkwaardigheid te erkennen. Maar dit naar Gods Beeld gescha- pen zijn houdt ook in dat we elkaars broeders en zusters zijn en daaruit vloeit voort de plicht tot solidariteit en het absolute verbod van discrimi- natie.

Ten tweede: het naar Gods Beeld geschapen zijn houdt tevens een opdracht in, het geeft ons onze bestemming aan. En om aan die b.estem- ming te kunnen beantwoorden dient ieder mens de kans te hebben zich zo volledig mogelijk te ontplooien, zoals een bloem zich naar het licht

79/1 prof. mr. p, H. Kooijmans

ontvouwt, De mens als schepsel Gods moet naar het licht kunnen groeien, moet antwoord kunnen geven op de roepstem van zijn Schep- per.

De velen, die in kerkers zuchten, louter en alleen omdat hun overtuiging de machthebbers niet aanstaat, worden in die ontplooiingsmogelijk- heid gedwarsboomd. Zij worden pas weer vrij gelaten indien zij zich hebben getransformeerd naar het beeld van de machthebber. Het essen- tiële van ieder totalitarisme, van iedere naar het totalitarisme neigende dictatuur ook, is dat het de mens wil omvormen van het geschapen zijn naar Gods Beeld tot het geschapen zijn naar het beeld van de officiële leer of van het officiële ge- zag,

Maar ook hij die niet weet waar hij zijn dagelijks voedsel vandaan moet halen, wiens hele leven eigenlijk cirkelt om die éne vraag: hoe vul ik mijn buik, komt aan die goddelijke bestemming niet toe. Ook hem wordt de mogelijkheid zich te ont- plooien onthouden. Het kan immers niet de be- stemming van de mens zijn als belangrijkste doelstelling te hebben het bevredigen van juist die behoeften waarin hij niet onderscheiden is van een dier, de drang om in leven te blijven, Met opzet heb ik deze beide voorbeelden naast elkaar genoemd: enerzijds het beroofd zijn van vrijheidsrechten, anderzijds het verstoken zijn van de eerste levensbehoeften. Beide belemme- ren de mens zich in overeenstemming met zijn bestemming te ontwikkelen.

Maar - en dat is de eerste vraag die we goed tot ons moeten laten doordringen - hoe komt het dan dat in het Westen en zeker ook binnen onze eigen christen-democratische kring - met zoveel hardnekkigheid en prijzenswaardige vol- harding gestreefd is naar het veilig stellen van wat wel genoemd worden de traditionele grond- rechten, de vrijheidsrechten, en dat veel minder aandacht is besteed aan datgene wat bekend geworden is onder het begrip 'economische, so- ciale en culturele grondrechten'?

Want laten we eerlijk zijn, dit hele begrip, dat nu gestalte heeft gekregen in de één der twee VN- Conventies inzake de rechten van de mens, van 1966, is ons in de vijftiger jaren opgedrongen, eerst vanuit de communistische, later in toene- mende mate ook vanuit de derde wereld. Welis- waar is deze conceptie nu ook in onze gedach- tenwereld geaccepteerd - ik verwijs slechts naar het in het kader van de Raad van Europa tot stand gekomen Europees Sociaal Handvest doch ook thans nog ligt in onze eigen denk-

(8)

a.r.

staatkunde

De rechten van de mens en de christendemocratie

wereld het hoofdaccent op de vrijheidsrechten.

Ik weet het, er zijn verklaringen te vinden voor dit verschil in accent. De vrijheidsrechten zijn im- mers gemakkelijker te implementeren dan de economische en sociale grondrechten. De vrij- heidsrechten vragen niet zozeer actieve bemoei- enis van de staat, doch eerder een 'zich onthou- den' van de overheid. De economische en socia- le grondrechten daarentegen vragen een actief overheidsbeleid, waartoe de mogelijkheden ove- rigens in sterke mate worden bepaald door ex- terne factoren. Hoe kan men bijvoorbeeld het recht op arbeid waarmaken in een periode van structurele werkloosheid, zoals wij die thans be- leven, en die in sterke mate wordt bepaald door de toestand van de wereldeconomie? Het zal derhalve voor staten moeilijker zijn een recht- vaardigingsgrond te vinden voor het niet in acht nemen van de vrijheidsrechten dan van de eco- nomische en sociale grondrechten en dat kan voor een gedeelte het verschil in accent dat ze bij ons gekregen hebben, verklaren.

Maar dit neemt niet weg dat beide categorieën even wezenlijk zijn voor het tot ontplooiing ko- men van de mens, voor het in vrijheid en verant- woordelijkheid bepalen van het eigen leven, het- geen de diepste kern van de mensenrechten is.

Men zou zelfs kunnen zeggen dat er een zekere prioriteit ligt bij de economische en sociale grondrechten, omdat men een zeker 'welvaarts- niveau' moet hebben bereikt om ten volle te kunnen profiteren van de vrijheidsrechten. Wat immers stelt de vrijheid van meningsuiting en van drukpers voor wanneer men niet kan lezen of schrijven en door de harde strijd om het be- staan ternauwernood ontvankelijk is voor de meningen van anderen?

Welzijnsrechten

Had het niet voor de hand gelegen indien juist in christen-democratische kring vanuit ons eigen bijbels mensbeeld de aandacht was gevestigd op de onverbrekelijke samenhang tussen vrij- heidsrechten enerzijds en - laat ik ze maar noemen - 'welzijnsrechten' anderzijds? Zou dan onze terechte verontwaardiging over de schending van de vrijheidsrechten in een aantal ontwikkelingslanden, landen die grote moeite hebben met het verwezenlijken van de welzijns- rechten, niet geloofwaardiger zijn overgekomen?

Hadden wij dan niet overtuigender de redene- ring kunnen bestrijden dat vrijheidsrechten een luxe zijn, die slechts de welvarende naties zich kunnen veroorloven? Laat mij dit illustreren met

79/1 prof mr. P. H. Kooijmans

een citaat dat indertijd een diepe indruk op mij heeft gemaakt, omdat het verborgen verwijt aan ons adres dat daarin verscholen ligt, niet zonder grond is.

Het betreft een gedeelte uit een in 1964 gehou- den rede-van de toenmalige Maleisische minis- ter van financiën Enche Tan Siew Sen. Deze zei:

'Het is misschien niet toevallig dat de rijke lan- den van de wereld in de democratie geloven en haar in praktijk brengen. Wij, die tot de andere zijde, die van de ontwikkelingslanden behoren, geloven ook in de democratie ... omdat wij ons realiseren dat de waardigheid van de mens, in feite het overleven van de menselijke geest, al- leen mogelijk is als een regering vrij wordt geko- zen door de bevolking van het land. Het is echter ook goed te bedenken dat voor de wemelende miljoenen van Azië en Afrika zaken als vrijheid en zelfs menselijke waardigheid slechts van aca- demisch belang zijn, eenvoudigweg omdat zij ze nooit gekend hebben. Voor hen - en zij vor- men de overweldigende meerderheid van het menselijk ras - is het centrale probleem hoe zij genoeg te eten kunnen krijgen. Voor deze we- melende miljoenen is alleen het stillen van hun honger een zaak, die - althans wat de afzien- bare toekomst betreft - de moeite waard is.

Indien in hun geval een totalitair systeem het goed oplevert van het stillen van hun honger, is er verder niets van belang, zelfs niet het verlies . van politieke en burgerlijke vrijheden, die zij ove-

rigens nooit gekend hebben ... Men kan geen democratie bedrijven met een lege of half-lege maag. Het komt er op aan eerst de maag te vul- len'.

In de ontwikkelingen van de laatste dertig jaar schuilt een groot gevaar. Juist omdat de vrij- heidsrechten met name naar voren zijn gescho- ven vanuit het Westen, de welzijnsrechten van- uit Oost-Europa en de Derde Wereld, is het risi- co groot, dat zij tegen elkaar worden uitge- speeld, dat het een kwestie wordt van 'of ... of in plaats van 'en ... en'. Want vanuit onze chris- ten-democratische visie op de mens en zijn plaats in de samenleving moeten wij blijven vasthouden aan die onverbrekelijke samenhang:

geen volledig mens, dat wil zeggen mens die kan beantwoorden aan de hoge bestemming van het Beelddrager Gods zijn, zonder een zeke- re mate van vrijheid en een zekere mate van welzijn. Daarmee is duidelijk dat nimmer het lage peil van een nationale economie als excuus kan worden aanvaard voor het schenden van de vrijheidsrechten, al moeten we oppassen de in

, J

(9)

",J

a.r.

staatkunde

De rechten van de mens en de christendemocratie

onze samenlevingen ontwikkelde standaarden zonder meer aan andere samenlevingen aan te leggen. Maar ten aanzien van het in acht nemen van de rechten van de mens als zodanig - en ik spreek dus niet over cultureel bepaalde moda- liteiten - gelden geen verschillende criteria voor arm en rijk, voor links of rechts.

Maar deze stelling kan onzerzijds pas geloof- waardig en overtuigend over het voetlicht wor- den gebracht als wij duidelijk maken dat de ont- wikkeling van het achtergebleven gedeelte van de wereld bij ons een zeer hoge prioriteit heeft juist vanwege datzelfde element van de respec- tering van de rechten van de mens.

Het waren in 1941 Churchill en Roosevelt. de leiders van de vrije wereld, die toen in een strijd op leven en dood was gewikkeld met de macht die het symbool was van de volstrekte ontken- ning van de menselijke waardigheid, het natio- naal-socialisme van Hitier en zijn trawanten, die in een gemeenschappelijk beleidsdocument, het Atlantisch Handvest, die onverbrekelijke samen- hang al beklemtoonden door te zeggen dat zij hoopten 'to see established a peace which will afford assurance that all the men in all the lands may live out their lives in freedom from fear and want'. Freedom from fear - de vrijheidsrech- ten; freedom from want - de welzijnsrechten.

Zij behoren inderdaad in één adem genoemd te worden. Onze geloofwaardigheid ten aanzien van de één zal bepaald worden door de mate waarin wij emst maken met de verwezenlijking van de andere.

Dan eerst recht zullen wij bij het aangaan van economische betrekkingen met andere landen mogen verlangen dat de vrijheidsrechten, de tra- ditionele rechten van de mens, in acht worden genomen, zoals dat onder meer enigermate on- derdeel is van de huidige Amerikaanse politiek met betrekking tot Latijns-Amerika. Want. laten we het maar eerlijk stellen, economische achter- stand kan nimmer zijn en is ook nimmer de werkelijke oorzaak van schending van vrijheids- rechten. In het geval van Chili, zelf een ontwik- kelingsland, is dat door de VN - die overigens niet vrijgepleit kan worden van een dubbele mo- raal op het gebied van de rechten van de mens

- uitdrukkelijk erkend.

Het is duidelijk dat de werkelijke oorzaak is dat er machten zijn in onze maatschappij die de on- vervreemdbare waardigheid van de mens als beelddrager Gods ontkennen, die de mens wil- len manipuleren om hem dienstbaar te maken aan de eigen doeleinden. Het doet er daarbij

79/1 prof mr. P. H. Kooijmans

weinig toe of die machten links of rechts van signatuur zijn: de verpakking mag verschillend zijn, de inhoud is hetzelfde.

Dit manipuleren van de mens is bijzonder stui- tend in de Oost-Europese landen. Wie uit de pas loopt, wordt uit de samenleving verwijderd; hij mag er pas weer in terug als hij zich op maat heeft laten snijden.

Bedreiging voor ontspanning

Het is deze stand van zaken die een voortduren- de bedreiging vormt voor de ontspanning. Wij zijn daar onlangs in Belgrado nog getuige van geweest. Voor het Westen is de respectering van de rechten van de mens en bijgevolg grotere vrijheid in Oost-Europa een wezenlijk onderdeel van het ontspanningsproces, voor Oost-Europa is het hameren vanuit het Westen op die rech- ten van de mens juist een bedreiging van de ontspanning. Desalniettemin zal het Westen op dit punt geen stap terug kunnen doen, wil het niet het eigen ontspanningsbegrip prijsgeven en het Oost-Europese ontspanningsbegrip tot het hare maken.

Wij behoeven het uitdragen van onze visie niet op een provocerende wijze te doen. Doch wel moeten wij voortdurend duidelijk maken dat weigering vanuit Oost-Europa de afspraken om- trent de eerbiediging van de rechten van de mens te honoreren betekent dat de ontspanning ook op andere gebieden zal stagneren, aange- zien voor ons ontspanning een ondeelbaar be- grip is. Wij zouden onszelf voor de mal houden indien wij op dit gebied snelle voortgang zouden verwachten. De visie op de mens als onderdeel van het grotere systeem waarin hij zich willig moet voegen, is een wezenlijk element van de heersende ideologie en die kan en zal niet snel veranderen.

Wat wij echter bij voortduur moeten blijven be- nadrukken is dat grotere menselijke vrijheid zich verdraagt met andere maatschappelijke stelsels dan in het Westen gangbaar zijn, al blijven wij vasthouden aan onze overtuiging dat de rechten van de mens het beste gewaarborgd zijn in een vorm van parlementaire democratie.

Maar ook in onze eigen maatschappij hebben wij in toenemende mate te doen met groepen en personen die mensen gebruiken voor hun doeleinden, die mensen manipuleren. Ik denk hier aan het modeme terrorisme, dat zo nauw verbonden is met de rechten van de mens, dat ik het hier niet geheel onbesproken kan laten. Het meest weerzinwekkende van het modeme terro-

(10)

a.r.

staatkunde

De rechten van de mens en de christendemocratie

risme is wel dat het mensen tot voorwerp, tot object maakt, tot een middel om anderen mee te bewerken. Wat die mensen zelf denken, voe- len, hoe ze gehandeld hebben of zouden willen handelen, wordt niet van belang geacht; ze zijn pionnen in het spel tusSen de terroristen en die- genen van wie bepaalde prestaties worden ver- langd. En in die zin is het moderne terrorisme in de meest letterlijke zin mensonterend, is het de meest volstrekte schending van de rechten van de mens. Want zodra voor de kapers, kidnap- pers, terroristen de gebruikte mens zijn mense- lijke waarde herkrijgt, weer gesprekspartner wordt, gaat hij zijn waarde als pressiemiddel ver- liezen; een kaper die een relatie met zijn gevan- gene opbouwt, is geen goede kaper.

Modern terrorisme

Het optreden van het moderne terrorisme dwingt onze eigen samenleving beschermende maatregelen te nemen. Hiermee betreden wij een terrein vol voetangels en klemmen. Want zouden wij door het nemen van al te rigoureuze beveiligingsmaatregelen de vrijheid in onze ei- gen samenleving te zeer gaan inperken, dan zijn wij gelopen in de strik, die de terroristen voor 0ns gespannen hebben. Dan zijn wij precies die dwangmaatschappij geworden, waarvan de ter- roristen ons beschuldigd hebben en die voor hen de rechtvaardigingsgrond van hun optreden in- houdt. Van ons wordt dus de welhaast onmoge- lijke opgave gevraagd onze vrije maatschappij te beveiligen en de rechten van de mens en het recht dat een ieder daarop heeft veilig te stellen, zonder die rechten van de mens te zeer in te perken. En dat terwijl er in onze samenleving mensen zijn die van die rechten van de mens een meer dan schandelijk misbruik maken door anderen ervan te beroven. En zodra terroristen gevangen zijn genomen, doen zij een beroep op diezelfde rechten van de mens, waarvan zij an- deren het genot ontzegd hebben.

Een samenleving die eerbiediging van de rech- ten van de mens hoog in zijn vaandel heeft ge- schreven, is een uiterst kwestbare maatschappij.

Zelfs zij die de ondergang van die maatschappij op het oog hebben, dienen verzekerd te zijn van het respect voor die rechten. Ook dat heeft te maken met onze christen-democratische visie op de rechten van de mens. Ook hij, die verkeerd handelt, ook de gevallen mens, blijft mens, blijft beelddrager Gods. Juist op grond daarvan kan hij verantwoordelijk gesteld worden voor zijn da- den, mag de aardse rechter hem beoordelen en

79/1 prof. mr. P. H. Kooijmans

veroordelen. Maar in dat alles blijft hij mens, die aanspraak kan doen gelden op de rechten die hem als zodanig toekomen. Dat is het zwakke, doch tegelijkertijd het ontzaggelijk sterke van de maatschappijvorm die ons christen-democraten voor ogen staat. Onze overheden staan voor een uiterst zware opgave, nu deze maatschappij- vorm bedreigd wordt van binnen uit op een wij- ze die welhaast zonder precedent is. Het moet echter mogelijk zijn beschermingsmaatregelen te ontwerpen, die èn adequaat èn verantwoord zijn, mits wij ons eigen uitgangspunt steeds in het oog houden.

De noodzaak daartoe is dringender dan ooit, aangezien onze geloofwaardigheid bij het optre- den ten behoeve van de eerbiediging van de rechten van de mens in andere delen van de we- reld gemeten zal worden aan de mate waarin wij er in slagen deze rechten in onze eigen maatschappij onaangetast te laten, juist in een periode waarin die maatschappij aan grote druk is blootgesteld. Dan immers is het van het grootste belang, door ons eigen gedrag duidelijk te maken, aan al diegenen in de wereld die zeg- gen dat zij vanwege de bijzondere omstandighe- den waarin hun land verkeert de internationaal geldende normen niet kunnen honoreren, dat het er juist in die gevallen in het bijzonder op aankomt de rechten van de mens nauwgezet in acht te nemen. De uitdaging die aan ons wordt gesteld is heden ten dage buitengewoon groot, omdat wij juist nu in omstandigheden verkeren die onze eigen situatie enigermate vergelijkbaar maakt met die in andere delen van de w3reld.

Het is mijn vurige hoop dat wij tegen die uitda- ging zullen zijn opgewassen.

Taken christen-democratie

Laat mij nog een enkele slotopmerking mogen maken over het moderne terrorisme. Het betreft een vraag, die ik zelf nog niet kan beantwoor- den, maar die mij vaak bezighoudt.

Hoe kon het gebeuren dat ànze kinderen, die opgroeiden in ànze gezinnen, de waarden van onze samenleving zó volledig hebben afgeschre- ven, zó weinig eerbied hebben voor de rechten van de mens? Want het is goed ons voortdurend voor ogen te houden dat de moderne terroristen niet de maatschappelijke 'drop-outs' van onze samenleving zijn die geen kans hebben gehad zich te ontplooien. Integendeel, het zijn veelal de kinderen uit welgestelde en middenstandsmi- lieus die een veelheid van kansen hebben gehad, vaak meer dan anderen. Wat is zo teleurstellend

."

(11)

••

• j

a.r.

staatkunde

De rechten van de mens en de christendemocratie

voor hen in onze maatschappij? Zijn we dan in- derdaad een maatschappij geworden in de na- dagen van zijn bloei? Ik kan dat niet geloven, omdat zich nog geen nieuwe samenlevingsvorm heeft aangekondigd, die méér geluk of méér welzijn belooft, ook al kleven aan onze wijze van samenleven nog vele emstige gebreken. Maar de modeme terroristen weigeren te streven naar verbetering van die gebreken, zij hebben de maatschappij zelf afgeschreven.

Ik geloof echter wel dat onze maatschappijvorm veel van zijn oorspronkelijke wervingskracht heeft verloren, omdat wij ons niet meer volledig bewust zijn van de kern van de daaraan ten grondslag liggende waarden. Maar die waarden zelf zijn nog ten volle aanwezig, zij hebben nog niets van hun glans verloren, mits wij de moed hebben ze opnieuw op te pakken, ze een gestal-

79/1 prof. mr. P. H. Kaaimans

te te geven die beantwoordt aan de noden en behoeften van een wereld en van een maat- schappij die anders zijn dan in het verleden en ze opnieuw uit te dragen. Wellicht herkennen dan ook diegenen voor wie de beginselen van onze parlementaire democratie de smaak van oud brood gekregen hebben omdat zij er geen ver- lossend antwoord in vinden voor de problemen van de huidige maatschappij, weer de immer vernieuwende kracht, die er in besloten ligt. Dat vereist van ons nieuwe, jeugdige geestkracht, dat vraagt om een vernieuwd geloof in die waar- den. Ik geloof dat het één van de belangrijkste taken voor de Europese christen-democratie zou moeten zijn aan de wervende kracht van deze oude waarden in nieuwe formuleringen gestalte te geven.

(12)

Commentaar op het interview met minister Andriessen

Q) '';:;

ca ti o E

Q)

"0

I

C Q)

.ii ~

C)

Commentaar op het interview met

minister Andriessen

in AR-Staatkunde,

september 1978, pp. 345-357 door dr. ir. D. de Zeeuw

Met enige aarzeling neem ik de pen op naar aanleiding van wat Frans Andriessen in boven- genoemd interview gezegd heeft over mij als voorzitter van de KVP in de periode 1971-1975.

Aarzeling omdat 'terugblikken' zo zinloos lijkt. Ik heb die aarzeling echter overwonnen, omdat een goede analyse van wat er toen gebeurde verhelderend kan werken op wat er nu en in de toekomst met het CDA gebeurt. Frans Andries- sen heeft gelijk wanneer hij constateert, dat im- provisatie en vernieuwing op gespannen voet kunnen verkeren met beleid. Maar alleen, en dat zegt hij niet, wanneer dat beleid eenzijdig con- serverend is en eigenlijk niet meer is dan beheer.

Echt beleid anticipeert op het nieuwe, accep- teert de kritische uitdaging, en schuwt de impro- visatie niet. Echt beleid staat niet op gespannen voet met improvisatie en vernieuwing, integen- deel.

Echt beleid is non-conformistisch en geeft het verrassende, het creatieve en het intuïtieve meer kansen dan het reeds bevestigde en getoetste.

Echt beleid polariseert in die zin, dat het als het ware de in het bestaande samengeklonterde vi- sies en belangen uit elkaar trekt, zichtbaar maakt en de beleidsmensen tot keuzes c.q. duidelijke compromissen dwingt.

Tussen Andriessen en mij bestond er wel dege- lijk een spanningsveld, niet tussen beleid en im- provisatie, maar tussen beheer en vernieuwing.

12

79/1 dr. ir, D. de Zeeuw

dr. ir. D. de Zeeuw te Bennekom, voormalig voorzitter van de KVP, reageert op enkele uit- spraken van minister Andriessen in het interview dat dr. G. Puchinger met hem had. Dit in- terview is opgenomen in het septembernummer

1978 van AR -Staatkunde.

Moeite heb ik vooral met zijn uitspraak dat onze problemen tenslotte niet tot uitbarsting kwamen rond de politieke lijn van de KVP, maar rond het CDA en zijn grondslag. Dat is slechts schijn. Ik zal proberen dat in het vervolg aan te tonen.

Ik wilde de KVP, en zo mogelijk het CDA, een politieke en geen confessionele grondslag ge- ven. De confessionele grondslag brengt namelijk mensen met zoveel uiteenlopende politieke vi- sies bij elkaar, dat het resultaat een onduidelijke en dus à-politieke samenklontering is, Boven- dien wordt de politieke betekenis (uitleg) van het evangelie een klucht wanneer politieke partijen van uiterst links tot uiterst rechts zich op dat evangelie beroepen. Zo'n politiek tegenstrijdig beroep op het evangelie maakt de politieke rele- vantie van het evangelie tot àf een oneigenlijk middel àf een enorme pretentie. Ik vind dat christenen zelfs de schijn van die pretentie niet mogen oproepen, op straffe van hovaardij en misleiding,

Ook historiSch gezien hebben christen-democra- ten niet het recht alleen hun politieke visie chris- telijk te noemen. In de sociale leer van de R.K.

kerk, zoals die verwoord is in de pauselijke ency- clieken, vindt men gewoon het burgerlijke libera- le ideaal van de maatschappij van toen, welis- waar bijgewerkt omdat het besef van meer soci- ale rechtvaardigheid groeide. Wat dus voor 'evangelie' wordt uitgegeven is grotendeels ver-

(13)

..

a.r. staatkunde

Commentaar op het interview met minister Andriessen

mengd met een niet-evangelisch mens-, wereld- en maatschappijbeeld. Het is verder opmerkelijk, dat de macro-ethiek (de ethiek van de samenle- ving) zich ontwikkeld heeft vanuit het gemeen- schappelijke menszijn en niet vanuit de christe- lijke leer.

Brandende sociaal-ethische kwesties kwamen vooral ter sprake buiten de tradities der protes- tantse en katholieke Moraaltheologie. De chris- telijke ethiek was, en is veelal nog, privatiseren- de micro-ethiek. Ethiek die zich bezig houdt met vraagstukken van meer individuele aard (abor- tus, euthanasie, huwelijk, caritas).

Verder moeten we ons realiseren, dat de huidige westerse samenleving in feite onder de vlag van het utilitaristisch individualisme* staat, van een systeem dat alles bevordeelt op of iets nuttig is voor het individu.

Dit systeem werd voor het eerst geformuleerd tijdens de periode van de Verlichting door Tho- mas Hobbes. Daarna werd het versoepeld door John Locke, waardoor de te duidelijke tegen- spraak met het evangelie grotendeels werd ge- camoufleerd.

Die versie van John Locke is de ziel van de mo- derne westerse maatschappij: een neutrale sa- menleving, waarin de enkele mens maximaal zijn eigen belangen mag en kan nastreven. Het eindprodukt daarvan zou dan welvaart zijn, privé zowel als publiek. Deze streving eist wel een ze- kere zelfcontrole en een zekere normering, die beide echter wel in dienst staan van die maxi- malisering.

De centrale waarde van dit utilitaristisch indivi- dualisme is de vrijheid. Maar het fundamentele verschil van deze vrijheid met de bijbelse notie van vrijheid - vrijheid van zonde, egoïsme en schraapzucht; vrijheid om goed te doen; solidai- re vrijheid - werd hierbij zorgvuldig wegge- werkt ten voordele van een 'liberale' vrijheid, dat is een vrijheid om praktisch ongehinderd eigen doelen en belangen na te streven. De officiële kerken hebben zich, vaak onbewust, gelieerd met deze utilitaristische samenleving. En het waren niet de officiële kerken of de christen-de- mocratische partijen die in de zestiger jaren vooraan stonden toen dit type samenleving plot- seling en massaal onder kritiek kwam te staan.

Dingen en relaties, die ondergeschikt waren ge- maakt aan de groei van de technologie die leid- de tot accumulatie van macht en welvaart, kre- gen plotseling weer aandacht en een nieuwe in- houd. De natuur, sociale relaties en persoonlijke gevoelens wilde en wil men bevrijden uit die

79/1 dr. ir. D. de Zeeuw

alles beheersende technologie in dienst van het utilitaristische individualisme. Fundamenteel gaat het om een nieuwe samenlevings-ethiek die in zijn kern bijbels is, en met de gelijktijdige erkenning dat de vereenzelviging van de 'christe- lijke bourgeoisie' met het utilitaristisch individua- lisme in zijn kern onbijbels is, namelijk schraap- zuchtig en niet solidair.

Wanneer we uit het voorgaande dus moeten constateren:

dat christelijke politiek geen garantie is ge- weest van bijbelse gerechtigheid en mense- lijkheid;

dat deze bijbelse noties minstens in gelijke mate, en volgens mij bij linkse partijen meer, herkenbaar zijn bij andere politieke partijen;

dat andere visies op mens en samenleving, b.v. het humanisme, de christenen veel kun- nen leren over wat in een menselijke sa- menleving authentieke menselijke vrijheid is en welke sociale en economische eisen er gesteld moeten worden voor echte gelijk- heid en rechtvaardiger maatschappelijke verhoudingen;

dat een samenbrengen van christenen in een christelijke partij naar het KVP-model een politiek maatschappelijke keuze duide- lijk frustreert,

is daarmede duidelijk geworden waarom ik geen partij wilde op confessionele grondslag.

Ik vond dat niet alleen een onbijbelse pretentie maar ook een versluieren en daardoor ontlopen van politiek maatschappelijke keuzes. Als chris- tenen vanuit hun geloof politiek actief willen zijn moeten ze zich aansluiten bij echte politieke par- tijen, waarvan de leden elkaar vinden op een ge- meenschappelijke politiek maatschappelijke vi- sie, op een duidelijke politieke keuze. Een ge- meenschappelijke politieke overtuiging is mijns inziens onvoldoende, omdat er dan weer zoveel ruimte komt voor verschillende politieke keuzes, dat er praktisch een grauwe middenkoers geva- ren gaat worden. Het verlaten van de confessio- nele grondslag was voor mij dus geen doel op zichzelf maar een middel om de KVP een keuze te laten doen tussen progressief sociaal en con- servatief liberaal. Die keuze was voor mij duide- lijk: de KVP zou een sociale volkspartij moeten worden. Het ging dus uiteindelijk niet om de grondslag maar om de politieke richting, die de KVP, C.q. het CDA, zou moeten gaan. Een grondslag die pluriform geïnterpreteerd kan wor- den bood en biedt een mogelijkheid die keuze te

(14)

a.r.

staatkunde

Commentaar op het interview met minister Andriessen

ontlopen, waardoor men 'comfortabel' in het midden kan blijven hangen. Ter illustratie dient vermeld dat 'botsingen' met Andriessen en met het KVP partijbestuur bijna altijd het gevolg wa- ren van mijn uitspraken over voorkeur voor blij- vende samenwerking met linkse partijen, en zeI- den vanwege de grondslag. De breuk tussen Andriessen en mij kwam tot stand omdat hij een marginale en ik een wezenlijke maatschappijher- vorming nastreefde. Ik was overtuigd, dat we af moesten van dat onbijbelse utilitaristische indivi- dualisme, en zolang de KVP, c.q. CDA, daar geen definitief neen zegt draagt zij de verant- woordelijkheid voor de bestendiging ervan.

Tenslotte nog dit. De gebeurtenissen in en rond- om het CDA sinds dat voorjaar 1975, b.v. de

79/1 dr. ir. D. de Zeeuw

strijd tussen Aantjes en Andriessen over de aan- spreekbaarheid van CDA-vertegenwoordigers op het uitgangspunt, de gebleken 'papieren' pro- gressiviteit van het programma 'Niet bij brood alleen', de onmacht om consequent aan stand- punten vast te houden (Urenco, neutronenbom, versobering, en echte solidariteit met de niet-ac- tieven) illustreert duidelijk de politieke onmacht van het CDA De strijd vóór po~tisering en dui- delijkheid is niet gestreden maar overgeslagen.

'Dat is de oorzaak van hun huidige moeilijkhe- den.

• Zie artikel van E. Schillebeeckx 'Evangelische inspiratie en politiek' in het tijdschrift 'Schrift 56' april 1978, uitgegeven onder auspiciën van de Katholieke Bijbelstichting.

- - - -

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze resultaten betekenen dat als jongeren chronisch eenzaam worden de wens naar herstel van sociale relaties afneemt, er minder voldoening wordt gehaald uit situaties van

Het ZonMw-programma Vrijwillige inzet voor en door jeugd en gezin; versterking van de (pedagogische) civil society in de lokale praktijk wil met dit magazine laten zien dat er

− De ouder vindt de kleuterschool belangrijk en is van goede wil, maar door concrete barrières lukt het niet om het kind elke dag naar school te laten gaan?. Kinderen elke dag op

Elke Smeets • Ondanks al- le kanttekening toont weten- schappelijk onderzoek aan dat je wel degelijk iets kunt doen om gelukkiger door het leven te gaan..

Er is geen plaats meer voor vergeving.” Van Rompuys zin voor evenwicht be- hoedt hem evenwel voor overdreven schuldgevoelens of een fundamentalistische lezing van het evangelie:..

We weten al meer dan honderd jaar dat kinderen beter leren wanneer ze regelmatig hun aandacht kunnen spreiden of kunnen pau-

Er blijkt daarnaast in de praktijk wel te worden samengewerkt tussen werk en inkomen en andere gemeentelijke afdelingen en instellingen die betrokken zijn bij de zorg en

Aangezien een kind die mutaties van beide ouders moet erven voordat de ziekte zich openbaart, betekent het dat 1 tot 2 procent van alle echtparen behoren tot de