• No results found

Is er een relatie tussen de diversiteit in de Raad van Bestuur en de mate van verantwoording van de capitals in het geïntegreerde verslag?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Is er een relatie tussen de diversiteit in de Raad van Bestuur en de mate van verantwoording van de capitals in het geïntegreerde verslag?"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Is er een relatie tussen de diversiteit in de Raad van Bestuur en de mate van verantwoording van de capitals in het geïntegreerde verslag?

N.M. ter Pelle

Masterthesis Accountancy

(2)

Auteur: N.m. ter Pelle

Studentnummer: S2391554

1ste begeleider: prof.dr. Dick De Waard 2de begeleider: LET OP: Nog onbekend Universiteit: Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit: Economie en Bedrijfskunde

Opleiding: MSc Accountancy and Controlling

Variant: Accountancy

Losser, 7 maart 2014

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd

gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch,

mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande

schriftelijke toestemming van de auteur.

(3)

Voorwoord

Voor u ligt mijn scriptie die geschreven is ter afronding van de studie Master of Science in Accountancy aan de Rijksuniversiteit Groningen. Deze masterscriptie is het resultaat van mijn onderzoek naar de mogelijke relatie tussen de diversiteit in de Raad van Bestuur en de mate van verantwoording van de capitals in het geïntegreerde verslag. Per september 2013 ben ik

begonnen met dit onderzoek en in maart 2014 heb ik dit onderzoek afgerond.

Tijdens de uitvoering van mijn onderzoek heb ik veel geleerd met betrekking tot het onderzoeksonderwerp ‘geïntegreerde verslaggeving’ en zijn mijn onderzoekvaardigheden verbeterd. Het is overigens de eerste keer dat ik een wetenschappelijk onderzoek heb verricht.

Deze scriptie was niet tot stand gekomen zonder de hulp en begeleiding van een aantal personen.

Allereerst wil ik dhr. De Waard bedanken voor zijn scriptiebegeleiding en de feedback die ik van hem heb mogen ontvangen. Daarnaast wil ik mijn medestudenten die onderdeel hebben

uitgemaakt van mijn onderzoeksgroep bedanken voor hun inzet. Ook wil ik mijn dank uitspreken aan mijn werkgever Ten Kate Huizinga+ (en mijn collega’s) voor alle geboden faciliteiten. Tot slot wil ik mijn familie, vriendin en vrienden bedanken voor hun begrip en motivering om mijn scriptie en daarbij mijn masteropleiding af te ronden.

Ik wens de lezer veel plezier met het lezen van mijn scriptie!

Nick ter Pelle

Losser, maart 2014

(4)

Samenvatting

Introductie: In 2010 is de International Integrated Reporting Council (hierna IIRC) opgericht om een nieuwe aanpak te ontwikkelen voor de verslaggeving. Deze vorm van verslaggeving wordt geïntegreerde verslaggeving genoemd. Geïntegreerde verslaggeving betreft een raamwerk dat frequent onderhevig is aan discussies en aanpassingen op basis van invloeden van de leden van de IIRC, de participerende ondernemingen en de uiteindelijke belanghebbenden.

Een geïntegreerd verslag is erop gericht om materiële informatie over strategie, bestuur,

prestaties en vooruitzichten van de onderneming samenhangend en leesbaar weer te geven in één geïntegreerd verslag. Deze materiële informatie dient te worden gereflecteerd aan de context waarin de onderneming opereert, hierbij valt te denken aan: commerciële, sociale en

omgevingscontext. Daarnaast geeft het geïntegreerde verslag een uitleg (inclusief impact van materiële informatie) over het creëren van waarde en het behouden van waarde door de onderneming op korte, middellange en lange termijn.

De centrale doelstelling van de IIRC is om organisaties te begeleiden bij het communiceren van het brede scala aan informatie die de investeerders en andere belanghebbenden nodig hebben om de vooruitzichten op lange termijn te bepalen/te schatten in de vorm van een helder, beknopt, samenhangend en vergelijkbaar formaat.

Doelstelling: Het doel van mijn onderzoek is om inzicht te krijgen in de mogelijke relatie tussen de diversiteit in de Raad van Bestuur (hierna RvB) en de mate van verantwoording van de

capitals in de geïntegreerde verslagen van ondernemingen. Om deze relatie te onderzoeken is een aantal hypothesen opgesteld op basis van eerder uitgevoerde wetenschappelijke onderzoeken.

Vervolgens zijn deze hypothesen getoetst in mijn onderzoek en de resultaten vormen de basis voor de conclusie die getrokken wordt met betrekking tot deze mogelijke relatie.

Methode: Mijn onderzoek is uitgevoerd in een onderzoeksgroep van acht studenten en één scriptiebegeleider. De gepubliceerde lijst van de IIRC per 30-08-2013 met 101 ondernemingen is gebruikt als uitgangspunt voor mijn onderzoek. Hierop is eerst vooronderzoek verricht met betrekking tot de beschikbaarheid van het geïntegreerde verslag. In totaliteit zijn 56

ondernemingen overgebleven voor de selectie van mijn onderzoek.

De onafhankelijke variabele (oorzaak) van mijn onderzoek is de diversiteit in de RvB. De diversiteit in de RvB wordt gemeten aan de hand van de volgende vier kenmerken: omvang van de RvB, geslacht van de bestuursleden van de RvB, nationaliteit van de bestuursleden van de RvB en de leeftijd van de bestuursleden van de RvB.

De afhankelijke variabele (probleem) van mijn onderzoek is de mate van verantwoording van de capitals in het geïntegreerde verslag. De mate van verantwoording van de capitals in het

geïntegreerde verslag wordt gemeten aan de hand van een zelf ontwikkelde vragenlijst per capital (met inachtneming van de theoretische inkadering). De aanpak van de

Transparantiebenchmark van het Ministerie van Economische Zaken is als uitgangspunt gebruikt

om de mate van verantwoording meetbaar te maken.

(5)

De data analyse is uitgevoerd met behulp van Microsoft Excel. Hierbij zijn de volgende opties gebruikt; kolommendiagram (gemiddelden per groepering inzichtelijk maken) en

spreidingsdiagram (mogelijke relaties tussen variabelen inzichtelijk maken). Vervolgens is bij elke grafische weergave een tekstuele analyse opgenomen.

Er is onderscheid gemaakt tussen de algemene data analyses en specifieke data analyses. De algemene data analyses hebben betrekking op de mate van verantwoording. Hierbij zal onderscheid worden gemaakt tussen: mate verantwoording overall, mate verantwoording per capital, mate verantwoording per SIC divisie en mate verantwoording per vraagcategorie.

Vervolgens is een aantal specifieke analyses uitgevoerd die betrekking hebben op de geformuleerde hypothesen.

Conclusie: Mijn onderzoeksresultaten tonen het volgende aan:

 Er is geen relatie tussen de variëteit in de omvang van de RvB en de mate van verantwoording van de capitals in het geïntegreerde verslag;

 Er is geen relatie tussen de variëteit in het geslacht van de RvB en de mate van verantwoording van de capitals in het geïntegreerde verslag;

 Er is geen relatie tussen de variëteit in de nationaliteit van de RvB en de mate van verantwoording van de capitals in het geïntegreerde verslag;

 Er is geen relatie tussen de variëteit in de leeftijd van de RvB en de mate van verantwoording van de capitals in het geïntegreerde verslag.

Kortom op basis van mijn onderzoeksresultaten is er geen relatie tussen de diversiteit in de RvB en de mate van verantwoording van de capitals in het geïntegreerde verslag.

Beperkingen: Aan mijn onderzoek is ook een aantal beperkingen gekoppeld. De gepubliceerde lijst van de IIRC per 30-08-2013 is gebruikt als uitgangspunt. Dit betreft geen representatief beeld van alle ondernemingen, sectoren, regio’s en/of landen. Daarnaast is gewerkt in een onderzoeksgroep waardoor interpretatieverschillen en oordeelsvorming per persoon verschillend kunnen zijn. De betrouwbaarheid van de gehanteerde vragenlijst voor de bepaling van de mate van verantwoording van de capitals is niet getoetst. In mijn dataset is enkel informatie

opgenomen die is achterhaald uit de publiekelijke beschikbare geïntegreerde verslagen. Tot slot is zeer weinig tot vrijwel geen wetenschappelijk onderzoek verricht met betrekking tot

geïntegreerde verslaggeving. Dit heeft tot gevolg dat de opgestelde hypothesen niet volledig zuiver wetenschappelijk zijn te onderbouwen.

Relevantie: Mijn onderzoek en/of onderzoeksresultaat kan bijdragen aan de maatschappelijke discussie betreffende de mate en wijze van verantwoording van de ondernemingsprestaties aan de belanghebbenden van de onderneming in relatie met de diversiteit in de RvB. Daarnaast is geen eerder wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd naar de diversiteit in de RvB en de mate van verantwoording van de capitals in het geïntegreerde verslag. Door te onderzoeken of de

diversiteit in de samenstelling van de RvB van invloed is op de mate van verantwoording van de capitals in het geïntegreerde verslag kan een mogelijke significante relatie worden aangetoond.

Mijn onderzoek en/of onderzoeksresultaat kan een wetenschappelijke bijdrage leveren om

eventueel vervolg onderzoek te doen naar deze mogelijke relatie.

(6)

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 3

Samenvatting... 4

1. Inleiding ... 9

1.1. Introductie onderzoeksonderwerp ... 9

1.1.1. Actualiteit... 9

1.1.2. Geschiedenis ... 10

1.1.3. International Integrated Reporting Council ... 11

1.2. Onderzoeksdoelstelling en probleemstelling ... 12

1.3. Relevatie van het onderzoek ... 13

1.3.1. Maatschappelijke relevantie... 13

1.3.2. Wetenschappelijke relevantie ... 14

1.4. Leeswijzer ... 14

2. Theoretisch inkadering... 15

2.1. Geïntegreerde verslaggeving... 15

2.1.1. Algemeen ... 15

2.1.2. Definities geïntegreerde verslaggeving... 15

2.1.3. Conclusie... 17

2.2. Waardecreatie en capitals... 17

2.2.1. Algemeen ... 17

2.2.2. Porter en IIRC over waardecreatie... 18

2.2.3. Financial capital ... 19

2.2.4. Manufactured capital ... 20

2.2.5. Intellectual capital ... 20

2.2.6. Human capital ... 21

2.2.7. Social and relationship capital ... 21

2.2.8. Natural capital ... 22

2.2.9. Conclusie... 22

2.3. Raad van bestuur ... 23

2.3.1. Algemeen ... 23

(7)

2.3.2. Variëteit in de omvang van de Raad van Bestuur... 23

2.3.3. Variëteit in het geslacht van de Raad van Bestuur ... 24

2.3.4. Variëteit in de nationaliteit van de Raad van Bestuur... 25

2.3.5. Variëteit in de leeftijd van de Raad van Bestuur: ... 26

2.3.6. Conclusie... 26

3. Onderzoeksmodel ... 27

3.1. Datacollectie en onderzoeksgroep... 27

3.2. Selectie en variabelen... 28

3.2.1. Selectie van ondernemingen ... 28

3.2.2. Onafhankelijke variabele ... 28

3.2.3. Afhankelijke variabele ... 30

3.3. Data analyse model ... 32

3.3.1. Algemeen ... 32

3.3.2. Stappenplan data analyse ... 32

4. Analyse van de resultaten ... 33

4.1. Algemene analyse ... 33

4.1.1. Gemiddeld cijfer mate verantwoording in IR ... 33

4.1.2. Gemiddelde cijfers mate verantwoording per capital in IR ... 34

4.1.3. Gemiddelde cijfers mate verantwoording per SIC divisie in IR... 35

4.1.4. Gemiddelde cijfers mate verantwoording per vraagcategorie in IR ... 36

4.2. Analyse per hypothese ... 37

4.2.1. Relatie variëteit omvang van RvB en mate verantwoording capitals in IR ... 37

4.2.2. Relatie variëteit geslacht van RvB en mate verantwoording capitals in IR... 38

4.2.3. Relatie variëteit nationaliteit van RvB en mate verantwoording capitals in IR... 39

4.2.4. Relatie variëteit leeftijd van RvB en mate verantwoording capitals in IR ... 40

5. Conclusie en discussie ... 41

5.1. Conclusie... 41

5.2. Beperkingen en vervolgonderzoek... 43

5.2.1. Beperkingen ... 43

5.2.2. Vervolgonderzoek... 43

6. Bibliografie ... 44

(8)

Bijlage 1 (onderzoeksgroep): ... 48

Bijlage 2 (gepubliceerde lijst IIRC (d.d. 30-08-2013)): ... 49

Bijlage 3 (selectie onderneming voor mijn onderzoek):... 51

Bijlage 4 (leeftijdscategorieën): ... 52

Bijlage 5 (toekenning capitals aan SIC divisies): ... 53

Bijlage 6 (toekenning punten per vraag (voor iedere capital)): ... 54

Bijlage 7 (vragenlijst per capital):... 55

Bijlage 8 (dataset t.b.v. data analyse): ... 56

Bijlage 9 (dataset t.b.v. hypothese 1):... 61

Bijlage 10 (dataset t.b.v. hypothese 2):... 62

Bijlage 11 (dataset t.b.v. hypothese 3):... 63

Bijlage 12 (dataset t.b.v. hypothese 4):... 64

(9)

1. Inleiding

In §1.1 van dit hoofdstuk wordt het onderzoeksonderwerp geïntroduceerd. In deze paragraaf wordt nader stilgestaan bij de actualiteiten met betrekking tot het onderzoeksonderwerp, de geschiedenis van de (geïntegreerde) verslaggeving en de IIRC. Vervolgens wordt in §1.2 nader ingegaan op de onderzoeksdoelstelling en de onderzoeksvraag. De relevantie van het onderzoek wordt behandeld in §1.3. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie van het onderzoek. Tot slot wordt in §1.4 een leeswijzer uiteen gezet.

1.1. Introductie onderzoeksonderwerp

1.1.1. Actualiteit

“Integrated reporting; het rapportage model van de toekomst!” (NBA, 2013). Er zijn voortdurend ontwikkelingen rondom de geïntegreerde verslaggeving van ondernemingen. In deze publicatie van de NBA wordt nader ingegaan op de weg ernaar toe, de visie over en de rol van het accountantsberoep met betrekking tot geïntegreerde verslaggeving.

“KMPG International Survey of Corporate Responsibility Reporting 2011” (KPMG, 2011). Uit het periodiek terugkerende onderzoek van KMPG blijkt dat steeds meer ondernemingen

verantwoording afleggen over de impact van hun ondernemingsactiviteiten op de omgeving (economisch, sociaal en milieu). KMPG heeft haar onderzoek gebaseerd op de G250, welke afkomstig is uit de Fortune Global 500 list (2010). Uit het onderzoek valt te concluderen dat 95%

van de ondernemingen uit de G250 verantwoording aflegt over de impact van hun

ondernemingsactiviteiten op de omgeving, dit betreft een stijging van meer dan 14% ten opzichte van hun gelijkwaardige onderzoek uit 2008.

“De opmars van geïntegreerde verslaggeving stagneert” (PwC, 2013). PwC heeft recentelijk een analyse verricht in Nederland van alle AEX-fondsen, aangevuld met 25 andere grote ondernemingen. Hierbij heeft PwC het concept raamwerk van de IIRC gehanteerd als maatstaf om vervolgens de jaarverslagen van de geselecteerde ondernemingen te beoordelen. Hieruit valt te concluderen dat de integratie van essentiële informatie in het jaarverslag stagneert.

Op basis van bovenstaande berichtgeving is te concluderen dat geïntegreerde verslaggeving een actueel onderwerp is dat veel aandacht vergt van zowel de belanghebbenden van de onderneming als van organisaties die bezig zijn met het ontwikkelen van een dergelijk geïntegreerd

verslaggevingsraamwerk. Dit is dan ook de reden voor de keuze voor dit onderwerp in mijn

onderzoek.

(10)

1.1.2. Geschiedenis

Er is een enorme ontwikkeling gaande, tussen heden en verleden, op het gebied van verslaggeving en duurzaamheid van ondernemingen.

Ondernemingen werden aan het begin van de negentiende eeuw voornamelijk gefinancierd door middel van eigen vermogen (Watts & Zimmerman, 1983). De ondernemingsleiding was destijds verplicht om verantwoording af te leggen aan de aandeelhouders betreffende het rendement op het eigen vermogen en de besteding van het eigen vermogen. De marktwerking heeft ervoor gezorgd dat de ondernemingsleiding een jaarrekening ging opstellen (Limperg, 1932). De rol van deze verslaggeving (lees: jaarrekening) is erop gericht om in inefficiënte markten de

informatieasymmetrie te verkleinen en om inefficiënties te verminderen (Scott, 2009). Doordat de ondernemingen door de jaren heen groter zijn geworden, volstond de financiering door enkel de aandeelhouders, door middel van eigen vermogen, niet meer. Hierdoor is de behoefte ontstaan van de ondernemingsleiding om vreemd vermogen aan te trekken (Watts & Zimmerman, 1983);

Door deze ontwikkeling is de groep van belanghebbende (door toeneming van scheiding tussen leiding en eigendom) van de financiële informatie door de jaren heen uitgebreid van enkel de aandeelhouders naar ook vreemd vermogen verschaffers, afnemers, leveranciers, personeel etc.

In 1997 is de Triple Bottom line geïntroduceerd (Elkington, 1997). De Triple Bottom line houdt in dat niet enkel de economische aspecten, maar ook de sociale en milieu aspecten (lees: 3P- concept: Profit, People en Planet) dienen te worden gerekend tot het resultaat van de

onderneming.

De Global Reporting Initiative (hierna GRI) heeft vervolgens in 2000 een eerste raamwerk ontworpen voor duurzaamheidsverslaggeving met als doel het vertrouwen te winnen van de belanghebbenden door organisatorische transparantie en verantwoording te geven over het 3P- concept van de onderneming. Het raamwerk van de GRI biedt een handvat dat statistieken en methoden voor het meten en verantwoorden van duurzaam gerelateerde effecten en prestaties inzichtelijk maakt voor de belanghebbenden.

De wereld is dus aan het veranderen en de ondernemingsactiviteiten hebben invloed op het milieu, de gezondheid van de mens en op de maatschappij. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de olieramp van BP in 2010 in de Golf van Mexico, genaamd Deepwater Horizon of het boekhoudschandaal bij Enron in 2001 met als gevolg de invoering van de Sarbanes-Oxley-Wet in de Verenigde Staten.

Er is een trend waarneembaar, met betrekking tot de informatiebehoefte, waarbij de

belanghebbenden van een onderneming steeds vaker geïnteresseerd zijn in de manier waarop de onderneming haar winst heeft behaald (lees: het creëren van waarde door de onderneming voor de omgeving door middel van een optimale combinatie van de factor economie, social en milieu) in plaats van het streven naar zoveel mogelijk winst. Deze trend wordt in de volksmond ook wel aangeduid met het Engelse woord: Corporate Responsibility of het Nederlandse woord:

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (hierna voor beide uitmondend in

duurzaamheidsverslaggeving).

(11)

Duurzaamheidsverslaggeving heeft een belangrijke plaats gekregen in de verantwoording van de onderneming naar hun belanghebbenden (Lydenberg et al., 2010). Voor de belanghebbenden is de financiële informatie een “achtergebleven” indicator geworden, terwijl de niet-financiële informatie een “leidende” indicator is (Eccles & Serafeim, 2011). Bachoo et al. (2013) hebben aangetoond dat de kwaliteit van het duurzaamheidsverslag positief geassocieerd is met de verwachte toekomstige resultaten van de onderneming.

Internationaal is een trend waarneembaar waarbij de ondernemingen de separate verslagen, denk aan regulier jaarverslag, duurzaamheidsverslag etc., integreren tot een geïntegreerd verslag (Eccles & Krzus, 2010B)

Op basis van initiatieven, te denken aan: King I (1994). King II (2002), King III (2009), GRI G1 (2000), GRI G2 (2002), GRI G3(2006), GRI G3.1 (2011), GRI G4 (2013), Connected Reporting Framework (2007), heeft “The Prince of Wales” in 2009 opgeroepen tot het oprichten van de IIRC om zodoende overzicht te houden met betrekking tot de ontwikkeling van een

internationaal verbonden en geïntegreerde benadering van de verantwoording van de onderneming aan hun belanghebbenden.

Kortom, op basis van bovenstaande uiteenzetting is zichtbaar dat het relatieve belang van de traditionele jaarrekening begint af te nemen en dat het belang van aanvullende niet-financiële informatie toeneemt.

1.1.3. International Integrated Reporting Council

In 2010 is de IIRC opgericht door Accounting for Sustainability (hierna A4S) in samenwerking met de GRI en International Federation of Accountants (hierna IFAC). De IIRC bracht

wereldleiders uit verschillende sectoren (corporate, investment, accounting, securities,

regulatory, academic, civil society and standard-setting sectors) bij elkaar om een nieuwe aanpak te ontwikkelen voor de verslaggeving (IIRC, 2011). Daarnaast hebben ook het

accountantsberoep, standaarden voor de jaarrekeningen en de niet-gouvernementele organisaties bij gedragen aan de ontwikkeling van de geïntegreerde verslaggeving (IIRC, 2013).

De RvB van de IIRC bestaat uit de volgende personen: Mervyn King (voorzitter), Peter Bakker (vice-voorzitter), Ian Ball (voorzitter werkgroep), Jessica Fries (vice-voorzitter werkgroep), Paul Druckman (algemeen directeur), Jane Diplock, Ernst Ligteringen en Chrisy Wood.

De centrale doelstelling van de IIRC is om organisaties te begeleiden bij het communiceren van het brede scala aan informatie die de investeerders en andere belanghebbenden nodig hebben om de vooruitzichten op lange termijn te bepalen/te schatten in de vorm van een helder, beknopt, samenhangend en vergelijkbaar formaat (IIRC, 2011).

De IIRC heeft in september 2011 een discussienota ‘Toward Integrated Reporting – Communicating Value in the 21ste Century’ uitgebracht. In deze discussienota wordt nader ingegaan op het begrip geïntegreerde verslaggeving, capitals, waardecreatie en het belang van geïntegreerde verslaggeving. In de kern van het raamwerk van de IIRC wordt gesteld dat de relatie tussen de capitals zal leiden tot waardecreatie voor de onderneming en hun

belanghebbenden. Onder capitals worden productiefactoren verstaan die dienstbaar zijn aan het

(12)

productieproces van een onderneming ten behoeve van het creëren van waarde voor de omgeving. De IIRC heeft de belanghebbenden/geïnteresseerden van de geïntegreerde verslaggeving opgeroepen de vragen in de discussienota te beantwoorden en eventuele opmerkingen te benoemen, zodat de IIRC het voorgestelde raamwerk voor geïntegreerde

verslaggeving kan aanscherpen. Daarnaast heeft de IIRC ondernemingen opgeroepen om deel te nemen aan het tweejarige testprogramma betreffende geïntegreerde verslaggeving. In totaliteit hebben zich, tot nu (t/m 30 augustus 2013) 101 ondernemingen publiekelijk aangemeld.

De IIRC heeft vervolgens in april 2013 een adviseringsconcept ‘Consultation Draft of The International <IR> Framework’ uitgebracht. In dit adviseringsconcept wordt eerst ingegaan op het commentaar van de belanghebbenden op de discussienota die is uitgebracht in september 2011. Vervolgens worden aan de belanghebbenden adviserende vragen gesteld over

onderwerpen die tijdens het ontwikkelingsproces van geïntegreerde verslaggeving een

significante discussie vormen. Tot slot wordt een samenvatting verstrekt over de vereiste van het raamwerk van geïntegreerde verslaggeving door de IIRC. Het betreft een nadere uitwerking van het prototype model van het raamwerk van geïntegreerde verslaggeving zoals uitgebracht in november 2012 door de IIRC.

1.2. Onderzoeksdoelstelling en probleemstelling

Uit de controleverklaring 2012 bij het jaarverslag van het Havenbedrijf Rotterdam N.V. blijkt het volgende:

‘De Directie van Havenbedrijf Rotterdam is verantwoordelijk voor het opmaken van de Jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven alsmede voor het opstellen van het Verslag, beide in overeenstemming met Titel 9

Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW).

De Directie is tevens verantwoordelijk voor het opstellen van het Verslag in overeenstemming met de Sustainability Reporting Guidelines (G3) van Global Reporting

Initiative, de Handreiking maatschappelijke verslaggeving van de Raad voor de Jaarverslaggeving en het verslaggevingsbeleid van Havenbedrijf Rotterdam’

De RvB draagt dus de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de verantwoording van de

essentiële informatie aan de belanghebbenden van de organisatie. De steun vanuit de RvB is van belang in het proces van ontwikkeling om tot een geïntegreerd verslag te komen (Eccles & Krzus ,2010; NBA ,2013). Het onderwerp heeft mijn interesse hierdoor gewekt en daarom lijkt het mij interessant om de mogelijke relatie tussen de diversiteit in de RvB en de mate van

verantwoording van de capitals in het geïntegreerde verslag te onderzoeken. Een nadere wetenschappelijke inkadering is opgenomen in hoofdstuk 2 van mijn onderzoek.

De onderzoeksvraag voor mijn onderzoek luidt als volgt:

Is er een relatie tussen de diversiteit in de Raad van Bestuur en de mate van

verantwoording van de capitals in het geïntegreerde verslag?

(13)

Het doel van deze onderzoeksvraag is om inzicht te krijgen in een mogelijke relatie tussen de diversiteit in de RvB en de mate van verantwoording van de capitals in de geïntegreerde verslagen van ondernemingen. Op basis van de onderzoeksresultaten zal een conclusie worden getrokken met betrekking tot deze mogelijke relatie.

Voor de beantwoording van de hoofdvraag heb ik de volgende deelvragen opgesteld:

1) Wat wordt verstaan onder het begrip geïntegreerde verslaggeving?;

2) Wat wordt verstaan onder het begrip waardecreatie?;

3) Welke variabelen in de samenstelling van de RvB zijn mogelijk van invloed op de mate van verantwoording?.

1.3. Relevatie van het onderzoek

Met betrekking tot de relevantie van mijn onderzoek is onderscheid te maken tussen:

 Maatschappelijke relevantie; en

 Wetenschappelijke relevantie.

Bij de maatschappelijke relevantie wordt voornamelijk gekeken naar de toegevoegde waarde van mijn onderzoek in en/of op de maatschappij. Met andere woorden; hoe draagt mijn onderzoek en/of onderzoeksresultaat bij aan de maatschappelijke discussies betreffende het

onderzoeksonderwerp.

Bij de wetenschappelijke relevantie wordt voornamelijk gekeken naar de toegevoegde waarde van mijn onderzoek op de wetenschap. Met andere woorden; hoe draagt mijn onderzoek en/of onderzoeksresultaat bij aan de wetenschappelijke onderbouwde discussies betreffende het onderzoeksonderwerp.

1.3.1. Maatschappelijke relevantie

Zoals beschreven in §1.1 speelt geïntegreerde verslaggeving tegenwoordig een belangrijke rol in de maatschappij. De vraag van de belanghebbenden naar zowel financiële als niet-financiële informatie verschuift en neemt toe. Geïntegreerde verslaggeving zal daarom bijdragen aan de informatiebehoefte van de belanghebbenden van een onderneming. De IIRC heeft daarom getracht om een internationaal raamwerk te ontwerpen zodat ondernemingen op een consistente en leesbare manier hun verantwoording afleggen. De RvB is verantwoordelijk voor deze verantwoording.

Er is veel niet-wetenschappelijk onderzoek gedaan, door bijvoorbeeld; PwC, KPMG, NBA etc., naar de mate van verantwoording met betrekking tot duurzaamheidsverslaggeving of naar de mate van geïntegreerde verslaggeving van een onderneming (zie tevens §1.1).

Mijn onderzoek en/of onderzoeksresultaat kan bijdragen aan de maatschappelijke discussie betreffende de mate en wijze van verantwoording van de ondernemingsprestaties aan de

belanghebbenden van de onderneming in relatie met de diversiteit in de RvB. Daarnaast zal mijn

onderzoek en/of onderzoeksresultaat kunnen bijdragen aan, in de vorm van aanscherping, het

ontwerp van het internationale raamwerk van geïntegreerde verslaggeving van de IIRC.

(14)

1.3.2. Wetenschappelijke relevantie

De vraag van de belanghebbenden naar geïntegreerde verslaggeving is groot. Geïntegreerde verslaggeving vraagt om een volledig beeld weer te geven van de ‘onderneming’. Steeds meer ondernemingen stellen daarom een geïntegreerd verslag op (Eccles & Serafeim, 2011). Een andere reden van de onderneming om een geïntegreerd verslag op te stellen is volgens Bachoo et al. (2013) dat de kwaliteit van het duurzaamheidsverslag positief geassocieerd is met de

verwachte toekomstige resultaten van de onderneming. In het geïntegreerde verslag gaat het niet om de financiële en niet-financiële prestaties en informatie, maar de manier waarop de

onderneming waarde creëert en waarde behoud.

Er is al wetenschappelijk onderzoek verricht (zie §2.3) naar de variëteit in de omvang van de RvB en het geslacht, de nationaliteit en de leeftijd van de leden van de RvB in relatie tot de mate van verantwoording in de jaarverslaggeving, duurzaamheidsverslaggeving, vrijwillige

verslaggeving etc.

Er is nog geen wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd naar de diversiteit in de RvB en de mate van verantwoording van de capitals in het geïntegreerde verslag. Door te onderzoeken of de diversiteit in de samenstelling van de RvB van invloed is op de mate van verantwoording van de capitals in het geïntegreerde verslag kan een mogelijke significante relatie worden aangetoond met betrekking tot deze relatie. Mijn onderzoek en/of onderzoeksresultaat kan een

wetenschappelijke bijdrage leveren om eventueel vervolg onderzoek te doen naar deze mogelijke relatie.

1.4. Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het onderzoeksonderwerp ‘geïntegreerde verslaggeving’ theoretisch ingekaderd. In dit hoofdstuk worden de hypothesen wetenschappelijk onderbouwd. In hoofdstuk 3 wordt het onderzoeksmodel behandeld. Hierbij wordt de selectie voor mijn onderzoek bepaald en daarnaast worden de variabelen (onafhankelijk en afhankelijk) gekwantificeerd. Tevens wordt in dit hoofdstuk een uiteenzetting verstrekt met betrekking tot het data analyse model. In

hoofdstuk 4 worden de analyses met betrekking tot de onderzoeksresultaten uitgevoerd. Tot slot

wordt in hoofdstuk 5 de conclusie van mijn onderzoek beschreven, waarbij ook aandacht is voor

de beperkingen van mijn onderzoek en de suggesties voor mogelijk vervolgonderzoek.

(15)

2. Theoretisch inkadering

In dit hoofdstuk wordt mijn onderzoeksonderwerp theoretisch ingekaderd. In §2.1 wordt een aantal verschillende definities van geïntegreerde verslaggeving besproken. Waarna in §2.2 het begrip waardecreatie vanuit het perspectief van Porter en de IIRC wordt behandeld. In deze paragraaf worden tevens de definities van de verschillende capitals die verband houden met het begrip waardecreatie van een onderneming toegelicht. Vervolgens worden in §2.3 de variabelen in de RvB in relatie met de mate van verantwoording van de onderneming aan hun

belanghebbenden beschouwd. Op basis hiervan is een aantal hypothesen geformuleerd die in dit onderzoek worden getoetst.

2.1. Geïntegreerde verslaggeving

2.1.1. Algemeen

In deze paragraaf wordt deelvraag 1; ‘Wat wordt verstaan onder het begrip geïntegreerde verslaggeving?’ zoals geformuleerd in §1.2 beantwoord. Hoe en wanneer de IIRC is opgericht, wat het doel is van de IIRC, wie in de RvB van de IIRC zitten en een kort historische perspectief met betrekking tot verslaggeving en duurzaamheid is al besproken in §1.1.

De term geïntegreerde verslaggeving is niet geïntroduceerd door de IIRC maar bestaat al langer.

Er wordt een aantal definities van verschillende wetenschappelijke onderzoekers en/of organisatie met betrekking tot geïntegreerde verslaggeving uiteengezet om vervolgens de deelvraag te beantwoorden.

2.1.2. Definities geïntegreerde verslaggeving

In 1994 is het eerste rapport uitgebracht door King Committee on Corporate Governance

genaamd ‘The King Report on Corporate Governance (King I)’ (IDSA, 2002). De meest recente versie van ‘The King Report on Corporate Governance (King III)’ (IDSA, 2009) geeft de volgende definitie aan geïntegreerde verslaggeving:

‘A holistic and integrated representation of the company’s performance in terms of both its finance and its sustainability’

De essentie van het geïntegreerde verslag zoals geformuleerd door IDSA (2009) berust dus op één vervlochten geïntegreerd verslag dat een weergave is van de ondernemingsprestaties in zowel financiële termen als duurzaamheidstermen.

De wetenschappelijke onderzoekers Eccles et al. (2010) hebben de volgende definitie van geïntegreerde verslaggeving geformuleerd:

‘An integrated report provides readers with a complete picture of how an organization is performing by including non-financial information on environmental, social and governance

performance along with financial information’.

(16)

De essentie van het geïntegreerde verslag zoals geformuleerd door Eccles et al. (2010) berust dus op één geïntegreerd verslag waarin zowel de prestaties op financieel als niet-financieel (milieu, social en bestuur) gebied van de onderneming gecombineerd zijn verwerkt en waarbij de focus van de belanghebbenden is verschoven van de korte termijn financiële prestatie naar de lange termijn strategie van de onderneming.

In vervolg op King III (2009) is in mei 2010 het Integrated Reporting Committee (hierna IRC SA) in Zuid-afrika opgericht. Het geïntegreerde verslag is in Zuid-afrika (op basis van King III) verplicht voor alle beursgenoteerde ondernemingen. De IRC SA heeft in januari 2011 de eerste discussienota uitgebracht betreffende geïntegreerde verslaggeving: ‘Framework for Integrated Reporting and the Integrated Report’. De volgende definitie heeft de IRC SA toegekend aan geïntegreerde verslaggeving:

‘An integrated report tells the overall story of the organisation. It is a report to stakeholders on the strategy, performance and activities of the organisation in a manner that allows stakeholders

to assess the ability of the organisation to create and sustain value over the short-, medium- and long-term. An effective integrated report reflects an appreciation that the organisation’s ability

to create and sustain value is based on financial, social, economic and environmental systems and by the quality of its relationships with its stakeholders.

The integrated report should be written in clear and understandable language in order for it to be a useful resource for stakeholders’

De essentie van het geïntegreerde verslag zoals geformuleerd door IRC SA berust dus op één geïntegreerd leesbaar verslag over de strategie, prestaties en activiteiten van de onderneming voor de belanghebbenden. Hierdoor is het voor de belanghebbenden mogelijk om te beoordelen hoe de onderneming waarde creëert en waarde behoud op korte, middellange, en lange termijn.

Tot slot heeft de IIRC in 2011 de volgende definitie opgenomen in zijn discussienota: ‘Toward Integrated Reporting – Communicating Value in the 21ste Century’ met betrekking tot

geïntegreerde verslaggeving:

‘Integrated Reporting brings together the material information about an organization’s strategy, governance, performance and prospects in a way that reflects the commercial, social and environmental context within which it operates. It provides a clear and concise representation of

how an organization demonstrates stewardship and how it creates value, now and in the future.

Integrated Reporting combines the most material elements of information currently reported in separate reporting strands (financial, management commentary, governance and remuneration,

and sustainability) in a coherent whole, and importantly: shows the connectivity between them;

and explains how they affect the ability of an organization to create and sustain value in the short, medium and long term’

De essentie van het geïntegreerde verslag zoals geformuleerd door de IIRC berust op één geïntegreerd verslag dat de materiële informatie over strategie, bestuur, prestaties en

vooruitzichten van de onderneming samenhangend weergeeft op een manier dat het reflecteert

aan de commerciële, sociale en omgevingscontext waarin het opereert. Daarnaast geeft het

(17)

geïntegreerde verslag een uitleg (inclusief impact van materiële informatie) over het creëren van waarde en het behouden van waarde door de onderneming op korte, middellange en lange termijn.

Opgemerkt dient te worden dat de IIRC zich vooral richt op de investeerders (in hun beleving de belanghebbenden). Dit is dan ook de reden dat de IIRC tracht om het proces van waardecreatie te vertalen naar waarde in €, $ of een andere valuta-eenheid.

2.1.3. Conclusie

Op basis van de vier definities zoals deze zijn behandeld kan de deelvraag; ‘Wat wordt verstaan onder het begrip geïntegreerde verslaggeving?’ worden beantwoord.

Geïntegreerde verslaggeving is er op gericht om materiële informatie over strategie, bestuur, prestaties en vooruitzichten van de onderneming samenhangend en leesbaar weer te geven in één geïntegreerd verslag. Deze materiële informatie dient te worden gereflecteerd aan de context waarin de onderneming opereert, hierbij valt te denken aan: commerciële, sociale en

omgevingscontext. Daarnaast geeft het geïntegreerde verslag een uitleg (inclusief impact van materiële informatie) over het creëren van waarde en het behouden van waarde door de onderneming op korte, middellange en lange termijn.

Het is zodoende voor de belanghebbenden (investeerders en overige belanghebbenden) beter mogelijk om een oordeel te vormen over de waardecreatie en het waarde behoud van de onderneming op korte, middellange en lange termijn.

In de volgende paragraaf wordt het begrip waardecreatie behandeld.

2.2. Waardecreatie en capitals

2.2.1. Algemeen

In deze paragraaf wordt deelvraag 2: ‘Wat wordt verstaan onder het begrip waardecreatie?’

zoals geformuleerd in §1.2 beantwoord. In §1.1 en §2.1 is het begrip waardecreatie geïntroduceerd in mijn onderzoek.

Zoals de IIRC (2011) in haar definitie van geïntegreerde verslaggeving heeft geformuleerd, is

verantwoording met betrekking tot waardecreatie en waarde behoud essentieel voor zowel de

onderneming als de belanghebbenden. Waardecreatie staat centraal in het geïntegreerde verslag

en dus niet de winstmaximalisatie. De onderneming dient zowel de positieve als negatieve

effecten van het waardecreatieproces te verantwoorden in het geïntegreerde verslag.

(18)

2.2.2. Porter en IIRC over waardecreatie

De activiteiten in combinatie met de klant als uitgangspunt staat centraal in plaats van de kostenplaatsen en afdelingen van de onderneming. Dit model wordt ook wel de ‘Value Chain’

genoemd (Porter, 1985). De value chain geeft het effect weer op zowel de baten als de lasten van de onderneming doordat de afzonderlijke activiteiten aaneen zijn geschakeld. Hierdoor is de onderneming in staat om inzicht te krijgen bij welke activiteit de onderneming waarde creëert of verliezen realiseert. Porter (1985) onderscheidt hierbij een tweetal activiteiten, namelijk;

primaire activiteiten (dienstbaar aan het producten en/of de diensten) en ondersteunende activiteiten (dienstbaar aan de primaire activiteiten).

De value chain kan gebruikt worden voor de verantwoording over waardecreatie in het

geïntegreerde verslag van de onderneming. Zoals bovenstaand is uiteengezet geeft de value chain de mogelijkheid om activiteiten te analyseren om zodoende waarde te creëren. Porter (1985) heeft het volgende stappenplan ontwikkeld om de value chain toe te passen voor een

onderneming:

 Identificeren van (sub)activiteiten van elke primaire activiteit;

 Identificeren van (sub)activiteiten van elke ondersteunde activiteit;

 Identificeren van connectiviteit;

 Bijsturen van activiteiten en connectiviteit om de waardecreatie te maximaliseren.

De IIRC (2013) beschrijft dat waarde niet enkel en alleen wordt gecreëerd binnen de onderneming maar dat ook andere factoren hierbij een rol spelen, te denken aan; externe omgeving en ondernemingsrelaties met derden. De benaming voor dergelijke factoren is in het Engels ‘Capitals’ en in het Nederlands ‘Productiefactoren’. De capitals kunnen worden gezien als elementen voor waardecreatie van de onderneming die dienstbaar zijn voor

productiedoeleinden en dus nodig zijn om de operationele activiteiten ten uitvoer te brengen.

Daarbij dient te worden opgemerkt dat capitals wederzijds afhankelijk van elkaar zijn. In het onderstaande voorbeeld wordt de wederzijdse afhankelijkheid van de capitals en de mogelijke invloed van het ontbreken van de wederzijdse afhankelijkheid beschreven:

Voorbeeld: De factoren mens en geld zijn nodig om technologische ontwikkelingen van producten en/of producteigenschappen die een onderneming bezit te stimuleren. Deze

technologische ontwikkelingen zorgen voor nieuwe producten en/of producteigenschappen. Deze nieuwe producten en/of producteigenschappen worden vervolgens weer verkocht aan de

consument en dit creëert waarde (lees: geld) voor de onderneming. Stel dat de factor mens of geld ontbreekt dan stagneert dit de technologische ontwikkeling van de producten en/of producteigenschappen die de onderneming bezit. Er worden dan geen nieuwe producten en/of producteigenschappen ontwikkeld. Dit heeft tot gevolg dat er geen nieuwe producten en/of producteigenschappen worden verkocht aan de consument en er dus minder waarde (lees: geld) wordt gecreëerd door de onderneming.

Kortom, op basis van bovenstaand voorbeeld kan geconcludeerd worden dat alle capitals (in meer of mindere mate) nodig zijn om waarde te creëren voor de onderneming, enerzijds door gebruik te maken van de capitals en anderzijds door de capitals te verbruiken in het

waardecreatieproces van een onderneming.

(19)

De IIRC (2013) heeft het onderstaande figuur ontwikkeld die een weergave geeft van het waardecreatieproces in de externe omgeving van een onderneming.

Figuur 1: IIRC (2013): Waardecreatieproces in de externe omgeving.

De volgende capitals zijn geformuleerd en gedefinieerd in het waardecreatieproces van de onderneming (IIRC, 2011, IIRC, 2012, IIRC 2013):

 Financial capital;

 Manufactured capital;

 Intellectual capital;

 Human capital;

 Social and relationship capital;

 Natural capital.

De definitie van de bovenstaande capitals zal nu per capital nader worden bediscussieerd.

2.2.3. Financial capital

De wet heeft het opstellen van een jaarrekening in veel landen al geruime tijd verplicht gesteld

(In Nederland: Burgerlijk Wetboek Titel 9 van Boek 2). Daarnaast zijn sinds 2005 in Nederland

aanvullende richtlijnen opgesteld door de Raad van de Jaarverslaggeving. Eccles et al. (2010)

definiëren de financial capital als volgt: eigen of vreemd vermogen dat beschikbaar is voor

operationele activiteiten van de onderneming. De definitie van de financial capital volgens

Collender & Morehart (2004) luidt: de mogelijkheid van de onderneming om in te spelen op

winstgevende investeringskansen. Beide definities komen overeen met de onderstaande definitie

van de IIRC (2012) en daarom is de definitie van de IIRC gekozen als de leidende definitie in

mijn onderzoek.

(20)

De financial capital is als volgt door de IIRC (2012) gedefinieerd:

‘The pool of funds that is available to an organization for use in

the production of goods or the provision of services obtained through financing, such as debt, equity or grants, or generated through operations or investments’

2.2.4. Manufactured capital

De materiële vaste activa (eigendom, gehuurd of geleased) van een onderneming is dienstbaar aan de uitoefening van de operationele activiteiten van de onderneming om waarde te creëren, ze worden dus niet verbruikt in het productieproces. Daarentegen worden de voorraden

(grondstoffen en halffabricaten) tijdens de uitoefening van de operationele activiteiten wel verbruikt in het productieproces om zodoende waarde te creëren voor de onderneming. Porrit (2007) beschrijft de manufactured capital als volg: materiële activa die bijdragen aan het productieproces van de onderneming, maar niet zijn opgenomen in de output van het

productieproces. De belangrijkste componenten zijn onder andere gebouwen, infrastructuur en technologie. Op de site van ‘The SIGMA Project’ wordt onder de definitie van de manufactured capital ook de technologie meegenomen. De definitie van manufactured capital volgens ‘The SIGMA Project’ komt overeen met de definitie van Porrit (2007). Beide definities komen

grotendeels overeen met de onderstaande definitie zoals de IIRC (2012) deze heeft geformuleerd.

Echter heeft de IIRC in tegenstelling tot Porrit (2007) en ‘The SIGMA Project’ de technologie opgenomen onder de intellectual capital. Voor mijn onderzoek is gekozen om de definitief van de IIRC te hanteren omdat de IIRC de intellectual capital als separate capital heeft opgenomen in haar raamwerk.

De manufactured capital is als volgt door de IIRC (2012) gedefinieerd:

‘Manufactured physical objects (as distinct from natural physical objects) that are available to the organization for use in the production of goods or the provision of services, including:

buildings, equipment and infrastructure (such as roads, ports, bridges and waste and water treatment plants)’

2.2.5. Intellectual capital

Licenties, patenten, copyrights, goodwill vallen in de jaarrekening allemaal onder de noemer immateriële vaste activa en zijn dienstbaar aan de uitoefening van de operationele activiteiten van de onderneming om waarde te creëren. Veel wetenschappelijke onderzoekers zien de

intellectual capital samen met of als onderdeel van de human capital. Een voorbeeld hiervan is de definitie van Wright et al. (2001): de human capital bestaat uit de componenten mens, sociaal en organisatie. De intellectual capital is verweven in de human capital en heeft voornamelijk

betrekking op de component mens. Nahapiet & Ghoshal (1998) hebben de volgende definitie aan de intellectual capital toegekend: kennisintensiteit van een sociale groep zoals een organisatie, intellectuele gemeenschap of een beroepspraktijk. In de definitie van de IIRC (2012) over de intellectual capital wordt met name ingegaan op immateriële vaste activa in de vorm van

octrooien, copyrights etc. en de reputatie van de organisatie die deze heeft ontwikkeld. Nahapiet

& Ghoshal (1998) behandelen in hun definitie niets over intellectueel eigendommen en hun

definitie verschilt daarom op dat gebied van die van de IIRC (2012). Omdat de IIRC (2012)

onderscheid maakt tussen de intellectual capital en human capital, is de definitie van de IIRC

(2012) als leidende definitie in mijn onderzoek gebruikt.

(21)

De intellectual capital is als volgt door de IIRC (2012) gedefinieerd:

‘Intangibles that provide competitive advantage, including: intellectual property, such as patents, copyrights, software and organizational systems, procedures and protocols and the

intangibles that are associated with the brand and reputation that an organization has developed’

2.2.6. Human capital

De medewerkers van een onderneming bezitten kennis en ervaring die zijn aangeleerd in de loop van de jaren dat de werknemer zijn werkzaamheden heeft uitgevoerd en zijn kennis heeft

vergroot, dit wordt in de volksmond ook wel werkervaring genoemd. Dess & Picken (2000) hebben de volgende definitie gegeven aan human capital: individuele capaciteit, kennis, vaardigheden en ervaring van medewerkers en managers van de onderneming, voor zover individueel relevant, en het vermogen van deze medewerkers om nieuwe capaciteiten, kennis, vaardigheden en ervaringen aan te leren. Rastogi (2000) stelt dat human capital binnen een onderneming voortkomt uit het feit dat geen substituten zijn voor kennis en leercapaciteit, creativiteit en innovatie, competenties en mogelijkheden en dat human capital gefocust dient te zijn op de omgevingscontext en op realisatie van concurrentievoordelen. De immateriële vaste activa (human capital) worden steeds belangrijker in tegenstelling tot de materiële vaste activa (manufactured capital) in het proces van waardecreatie van de onderneming (Stiles, 2003).

Bovenstaande definities zijn verwerkt in de onderstaande definitie van de IIRC (2012) en daarom is de definitie van de IIRC gekozen als de leidende definitie in mijn onderzoek.

De human capital is als volgt door de IIRC (2012) gedefinieerd:

‘People’s skills and experience, and their capacity and motivations to innovate, including their:

alignment with and support of the organization’s governance framework and ethical values such as its recognition of human rights, ability to understand and implement an organization’s strategy and loyalties and motivations for improving processes, goods and services, including

their ability to lead and to collaborate’

2.2.7. Social and relationship capital

Ondernemingen, groepen mensen en individuen zullen moeten samenwerken om de

gemeenschap (duurzaam) te verbeteren. Eccles et al. (2010A) definieert de social capital als

volgt: gemeenschappelijkheid, samenhang en samenwerking van individuen waarbij de relatie

als belangrijke factor geldt, om zodoende het welzijn van het individu en de gemeenschap te

verbeteren. Bij samenwerken wordt ook direct gedacht aan de elementen vertrouwen, normen en

waarden. Deze elementen zijn immers de basis voor samenwerking. Dit wordt ook onderkend in

de definitie van de social capital zoals gedefinieerd door Putman et al. (1993): het verwijst naar

kenmerken van een sociale organisatie, zoals vertrouwen, normen en netwerken, waardoor door

middel van gecoördineerde acties de efficiëntie van de maatschappij wordt verbeterd. De

levensvaatbaarheid van de onderneming is te danken aan de sociale licentie zoals Patten (1992)

dit heeft gesteld: een onderneming heeft een sociaal contract met de maatschappij (license to

operate). Hierbij dient de onderneming iets te betekenen voor de maatschappij en iets bij te

dragen aan de economische, sociale of politieke voordelen voor de groep mensen waaraan het

bestaansrecht van de onderneming wordt ontleend. De IIRC (2012) heeft bovenstaande

elementen (relatie, vertrouwen, normen en sociale licentie) van de verschillende definities

(22)

verwerkt in hun onderstaande definitie van de social capital. Deze definitie van de IIRC (2012) wordt dan ook gehanteerd als leidende definitie in mijn onderzoek.

De social and relationship capital is als volgt door de IIRC (2012) gedefinieerd:

‘The institutions and relationships established within and between each community, group of stakeholders and other networks to enhance individual and collective well-being. Social and relationship capital includes: common values and behaviours, key relationships, and the trust and loyalty that an organization has developed and strives to build and protect with customers,

suppliers and business partners and an organization’s social licence to operate’

2.2.8. Natural capital

De natuur (denk bijvoorbeeld aan: water, land, lucht etc.) kan door de onderneming worden gezien als een hulpbron voor de productie van een product en/of een dienst, waardoor de onderneming waarde creëert. Costanza et al. (1997) definieert de natural capital als volgt: de natural capital is een voorraad van natuurlijke ecosystemen die in de toekomst een stroom van waardevolle ecosystemen (goederen en diensten) oplevert. Deze definitie van Costanza et al.

(1997) is geschreven vanuit een duurzaamheidsvisie. Brand (2009) en De Groot et al. (2003) zien de natural capital ook als voorraad van natuurlijke hulpbronnen (grond, water, lucht,

ecosystemen etc.) die ons nu en in de toekomst voorzien van belangrijke goederen en diensten.

De IIRC (2012) heeft bovenstaande definities verwerkt in haar onderstaande definitie van de natural capital. Deze definitie wordt dan ook als leidende definitie gehanteerd in mijn onderzoek.

De natural capital is als volgt door de IIRC (2012) gedefinieerd:

‘Natural capital is an input to the production of goods or the provision of services. An organization’s activities also impact, positively or negatively, on natural capital. It includes:

water, land, minerals and forests and biodiversity and eco-system health’

2.2.9. Conclusie

De deelvraag; ‘Wat wordt verstaan onder het begrip waardecreatie?’ kan op basis van de bovenstaande theoretische inkadering worden beantwoord.

Alle capitals (financial, manufactured, intellectual, human, social en natural) zoals gedefinieerd door de IIRC (2012) zijn, in meerdere of mindere mate, nodig om waarde te creëren door de onderneming, enerzijds door de capitals te gebruiken en anderszijds door de capitals te

verbruiken, in het waardecreatieproces en tenslotte te verrijken. De input van de capitals in het waardecreactieproces van de onderneming leidt tot output van capitals voor de omgeving (lees:

belanghebbenden). De capitals (wederzijds afhankelijk) zijn dus bezittingen van de onderneming om waarde te creëren, doordat ze hun toepassing vinden in het productieproces.

In de volgende paragraaf zullen de variabelen in de samenstelling van de RvB die mogelijk van

invloed zijn op de mate van verantwoording worden behandeld.

(23)

2.3. Raad van bestuur

In deze paragraaf wordt deelvraag 3: ‘Welke variabelen in de samenstelling van de RvB zijn mogelijk van invloed op de mate van verantwoording?’ zoals geformuleerd in §1.2 beantwoord.

In §1.2 is een korte introductie gegeven met betrekking tot de verantwoordelijkheid van de RvB voor de verslaggeving. In deze paragraaf worden de variabelen in de samenstelling van de RvB theoretisch ingekaderd waarna vervolgens een aantal hypothesen wordt opgesteld. Deze

hypothesen worden in het vervolg van mijn onderzoek getoetst, waarna deze hypothesen worden aangenomen of verworpen.

2.3.1. Algemeen

In de meeste wetenschappelijke onderzoeken wordt gesproken over het bestuur. Onder het bestuur vallen in deze onderzoeken zowel de RvB als de raad van commissarissen (hierna RvC).

In de wereld kan onderscheid worden gemaakt in twee soorten besturen, namelijk:

 Enkelvoudig bestuursmodel (in het Engels: One-tier Board); of

 Duaal bestuursmodel (in het Engels: Two-tier Board).

In het enkelvoudige bestuursmodel zijn de RvB en de RvC samen in één bestuur opgenomen. De bestuursleden worden dan aangeduid met de term ‘executive members’ en de commissarissen worden aangeduid met de term ‘non-executive members’. In het duale bestuursmodel zijn de RvB en de RvC gescheiden van elkaar. In mijn onderzoek zal de relatie tussen de RvB en de mate van verantwoording van de capitals in het geïntegreerde verslag worden onderzocht. De RvB is immers verantwoordelijk voor het geïntegreerde verslag. De RvC houdt (onafhankelijk) toezicht en geeft adviezen, en is om die reden uitgesloten in mijn onderzoek.

In het vervolg van dit hoofdstuk zijn de verschillende variabelen van de RvB wetenschappelijk onderbouwd, met als kanttekening dat de onderbouwingen van de genoemde onderzoekers spreken over het bestuur (RvB en RvC) in plaats van over enkel de RvB. Tevens worden bewijzen en relaties gevonden tussen de samenstelling van het bestuur en de mate van de verslaggeving (financiële verslaggeving, duurzaamheidsverslaggeving en/of vrijwillige verslaggeving) en dus niet tussen het bestuur en het geïntegreerde verslag.

2.3.2. Variëteit in de omvang van de Raad van Bestuur

Allereerst wordt in onderzoeken aangetoond dat een grotere omvang van het bestuur

geassocieerd wordt met een hogere mate van deskundigheid (Dalton et al., 1999). Daarnaast wordt een grotere omvang van het bestuur geassocieerd met een betere controle op overlopende posten

1

(Engelse term: accruals) (Xie et al., 2003). Ook zal een grotere omvang van het bestuur resulteren in een lagere vermogenskostenvoet van de onderneming (Anderson et al., 2004). De opgesomde elementen kunnen worden gezien als positief gevolg van een grotere omvang van het bestuur ten opzichte van een kleinere omvang.

Daarentegen hebben Kini et al. (1995) bewezen dat de prioriteit van de (institutionele) beleggers is gericht op het laten afnemen van de omvang van het bestuur omdat een bestuur met veel leden twee zaken tot gevolg zal hebben, namelijk: vertraging van het besluitvormingsproces en

1

Een betere controle op overlopende posten (accruals) wordt als wenselijk gezien, omdat voornamelijk deze

posten zich lenen voor resultaatsturing (earnings management).

(24)

verslechtering van de verantwoording. Deze twee elementen kunnen worden gezien als een negatief gevolg van een grotere omvang van het bestuur ten opzichte van een kleinere omvang.

Daarnaast hebben Yermack (1996), Eisenberg et al. (1998) en Kim & Nofsinger (2007) aangetoond dat een kleinere omvang van het bestuur effectiever werkt en een grotere

ondernemingswaarde vertegenwoordigt. Deze twee elementen kunnen worden gezien als positief gevolg van een kleinere omvang van het bestuur ten opzichte van een grotere omvang.

De wetenschappelijke onderzoekers komen tot tegenstrijdige bewijzen betreffende de omvang van het bestuur van een onderneming en de mogelijke gevolgen van deze omvang. Deze

tegenstrijdigheid zou veroorzaakt kunnen worden door andere variabelen, hierbij valt te denken aan de ondernemingsgrootte (Yermack, 1996).

Volgens Raheja (2005) is er geen sprake van een optimale omvang van het bestuur van een onderneming. Lipton & Lorsch (1992) menen dat de optimale omvang van het bestuur bestaat uit acht á negen leden, met een maximum van tien leden. Tot slot menen Monks & Minow (2008) dat de optimale omvang van het bestuur bestaat uit 10 personen. Er is, op basis van eerder wetenschappelijk onderzoek, dus geen optimale omvang van het bestuur vast te stellen voor een onderneming.

Tot slot zijn er tegenstrijdige bewijzen voor het verband tussen de omvang van het bestuur en de mate van verslaggeving. Cheng & Courtenay (2004) vinden in hun onderzoek geen bewijs tussen de omvang van het bestuur en vrijwillige verslaggeving. Daarentegen vonden Zhang et al. (2007) bewijs dat een kleinere omvang van het bestuur wordt geassocieerd met een hogere mate van verantwoording over de interne beheersingsrisico’s en/of interne beheersingsproblematiek die speelt bij een onderneming.

Op basis van alle tegenstrijdigheden zoals deze zijn onderzocht in eerdere wetenschappelijke onderzoeken verwacht ik dat er geen verband is tussen de omvang van de RvB en de mate van verantwoording van de capitals in het geïntegreerde verslag. De hypothese luidt als volgt:

H1: De variëteit in de omvang van de Raad van Bestuur wordt niet geassocieerd met de mate van verantwoording van de capitals in het geïntegreerde verslag.

2.3.3. Variëteit in het geslacht van de Raad van Bestuur

De variëteit van het geslacht van het bestuur is een actueel onderwerp. Sinds 1 januari 2013 is in artikel 2:166 BW vanuit de wetgeving (in Nederland) een tijdelijke regeling (vervalt per 1 januari 2016) opgenomen die aandacht schenkt aan de evenwichtige verdeling van de zetels van de RvB en de RvC voor ‘grote’ BV’s en NV’s (‘grote’ criterium op basis van de RJ) over

mannen en vrouwen. Ten minstens 30% van de zetels dient in handen te zijn van mannen en 30%

van de zetels dient in handen te zijn van vrouwen, voor zover de zetels in handen zijn van

natuurlijke personen. Indien de onderneming, die voldoet aan de criteria van een grote BV of

NV, niet voldoet aan de gestelde regelgeving, dan zal in het jaarverslag een verklaring dienen te

worden opgenomen waarom de zetels niet evenwichtig zijn verdeeld en op welke wijze de

onderneming dit in de toekomst probeert te realiseren (comply-or-explain-regel).

(25)

Brennen & McCafferty (1997) en Bernadi et al. (2002) hebben in hun onderzoeken aangetoond dat op het moment dat in het bestuur vrouwen zijn opgenomen dit een positieve invloed heeft op de ondernemingswaarde en op de kwaliteit van het ondernemingsbestuur. Kang et al. (2007) stellen dat vrouwen meer onafhankelijk zijn dan mannen en dat ze beter de klantbehoefte onderkennen. Fernandez-Feijoo et al. (2012) hebben onderzoek verricht naar de invloed van de vrouw in het bestuur in relatie met de verantwoording van duurzaamheidsverslaggeving. Zij hebben bewijs geleverd dat op het moment dat bij een onderneming tenminste drie vrouwen zijn opgenomen in het bestuur, de onderneming meer verantwoordt over duurzaamheid. Op basis van bovenstaande actuele ontwikkeling en wetenschappelijk bewijzen heb ik de volgende hypothese geformuleerd:

H2: De variëteit in het geslacht van de bestuursleden uit de Raad van Bestuur is positief geassocieerd met de mate van verantwoording van de capitals in het geïntegreerde verslag.

2.3.4. Variëteit in de nationaliteit van de Raad van Bestuur

In de wereld hebben we te maken met een tweetal juridische systemen, te weten ‘common law’

landen en ‘code law’ landen (Doupnik & Perera, 2012).

‘Common law’ wordt in het Nederlands vertaald naar ‘gewoonte recht’. De nadruk bij het gewoonte recht ligt op het feit dat ondernemingen in deze landen weinig invloed ondervinden van de wet- en regelgeving, maar dat veelal gestuurd wordt op jurisprudentie.

‘Code law’ wordt in het Nederlands vertaald naar ‘geschreven recht’. De nadruk bij het

geschreven recht ligt op het feit dat ondernemingen in deze landen veel invloed ondervinden van de wet- en regelgeving en dat weinig wordt gestuurd op jurisprudentie.

Volgens Ball et al. (2000) zijn Australië, Canada, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten te typeren als gewoonte recht landen en zijn alle Europese landen met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk te typeren als geschreven recht landen.

Jaggie & Low (2000) komen in hun onderzoek naar de verantwoording van de financiële verslaggeving in de verschillende landen (zowel gewoonte recht als geschreven recht) tot de conclusie dat gewoonte recht landen meer verantwoording afleggen naar de belanghebbenden dan geschreven recht landen. Hope (2003) heeft onderzoek verricht naar de rol van cultuur en juridische systeem op de verantwoording van de ondernemingsprestaties van het land waarin de onderneming is gevestigd. In dit onderzoek wordt gesteld dat belanghebbenden in gewoonte recht landen verantwoording eisen van het bestuur over de ondernemingsprestaties en dat in geschreven recht landen de belanghebbenden de verantwoording over de ondernemingsprestaties krijgen van het bestuur zonder dat hierom gevraagd hoeft te worden. Opgemerkt dient te worden dat de wetenschappelijke onderzoekers specifiek hebben gekeken naar het land waarin de

onderneming is gevestigd en dus niet naar de afkomst van de bestuursleden. Op basis van de

conclusies zoals de onderzoekers deze geformuleerd hebben, wil ik in mijn onderzoek kijken

naar de nationaliteit van de leden van de RvB in relatie tot de verantwoording van de capitals in

het geïntegreerde verslag. Mijn hypothese luidt als volgt:

(26)

H3: De variëteit in de nationaliteit van de bestuursleden uit de Raad van Bestuur is positief geassocieerd met de mate van verantwoording van de capitals in het geïntegreerde verslag.

2.3.5. Variëteit in de leeftijd van de Raad van Bestuur:

De ‘jongere’ personen hebben voornamelijk de wilskracht en energie om te streven naar succes en de ‘oudere’ personen beschikken over kennis en ervaring (Houle, 1990). Momenteel zijn de bestuursleden veelal van middelbare tot gepensioneerde leeftijd en de meeste bestuursleden zijn voorheen al eerder bestuurslid geweest bij een andere onderneming in dezelfde bedrijfstak (Gilpatrick, 2000). Volgens Kang et al. (2007) zal een diversiteit in de leeftijd van de bestuursleden leiden tot een betere inschatting van de behoeften van de belanghebbenden.

Op basis van de feiten zoals deze zijn aangedragen door de wetenschappelijk onderzoekers kan worden gesteld dat een optimale mix tussen ‘jongere’ en ‘oudere’ bestuursleden tot gevolg heeft dat het bestuur wilskracht, energie, kennis en ervaring heeft om een betere inschatting te maken van de informatiebehoefte van de belanghebbenden. Op basis van deze inschatting zal een betere verantwoording over de ondernemingsprestaties kunnen worden afgelegd door het bestuur. Mijn hypothese luidt als volgt:

H4: De variëteit in de leeftijd van de bestuursleden uit de Raad van Bestuur is positief geassocieerd met de mate van verantwoording van de capitals in het geïntegreerd verslag.

2.3.6. Conclusie

De deelvraag; ‘Welke variabelen in de samenstelling van de RvB zijn mogelijk van invloed op de mate van verantwoording?’ kan op basis van de bovenstaande theoretische inkadering worden beantwoord.

Op basis van de bestudeerde wetenschappelijke literatuur is een viertal hypothesen geformuleerd die in het vervolg van mijn onderzoek zullen worden getoetst, namelijk:

 H1: De variëteit in de omvang van de Raad van Bestuur wordt niet geassocieerd met de mate van verantwoording van de capitals in het geïntegreerde verslag;

 H2: De variëteit in het geslacht van de bestuursleden uit de Raad van Bestuur is positief geassocieerd met de mate van verantwoording van de capitals in het geïntegreerde verslag;

 H3: De variëteit in de nationaliteit van de bestuursleden uit de Raad van Bestuur is positief geassocieerd met de mate van verantwoording van de capitals in het geïntegreerde verslag;

 H4: De variëteit in de leeftijd van de bestuursleden uit de Raad van Bestuur is positief geassocieerd met de mate van verantwoording van de capitals in het geïntegreerd verslag.

In het volgende hoofdstuk wordt het onderzoeksmodel uitgewerkt.

(27)

3. Onderzoeksmodel

In dit hoofdstuk wordt het onderzoeksmodel uiteengezet. In §3.1 wordt een korte toelichting verstrekt met betrekking tot de datacollectie en de onderzoeksgroep. Vervolgens wordt in §3.2 de selectie van ondernemingen voor mijn onderzoek (inclusief eliminaties) besproken, waarna de variabelen (onafhankelijke en afhankelijke) worden toegelicht. In deze paragraaf wordt tevens ingegaan op het kwantificeerbaar maken van de variabelen. Tot slot wordt in §3.3 de methode van data analyse besproken, zoals deze wordt toegepast in mijn onderzoek.

3.1. Datacollectie en onderzoeksgroep

Voor mijn wetenschappelijke onderzoek wordt gebruik gemaakt van een correlationeel onderzoek met een exploratief karakter. Mijn onderzoek is gericht op de samenhang tussen de variabelen, zoals deze in de onderzoeksvraag expliciet zijn benoemd. Zoals beschreven in §1.3 is geen eerder wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd naar de diversiteit in de RvB en de mate van verantwoording van de capitals in het geïntegreerde verslag. De geformuleerde hypothesen, zoals opgenomen in §2.3.6, zijn daardoor niet volledig zuiver wetenschappelijk te onderbouwen. Een exploratief onderzoek is gericht op het genereren van vermoedens. Gezien het feit dat de hypothesen gedeeltelijk zijn gebaseerd op vermoedens heeft mijn correlationele onderzoek een exploratief karakter.

Voor mijn onderzoek wordt gewerkt in een onderzoeksgroep van acht studenten en een scriptiebegeleider (bijlage 1) die een gezamenlijk onderzoeksonderwerp hebben gekozen, namelijk; geïntegreerde verslaggeving. Dit betekent dat iedere student zijn eigen onderzoek verricht naar de kwaliteit van geïntegreerde verslaggeving met een eigen onderzoeksvraag met gebruikmaking van door ons zelf gegenereerde database.

Alle te onderzoeken variabelen zijn door de studenten onderling en/of door de scriptiebegeleider samengevoegd (voor zover mogelijk) waardoor een aantal datacollectie modellen is ontwikkeld.

Vervolgens zijn de ondernemingen uit de selectie verdeeld onder de acht studenten die

deelnemen aan dit onderzoeksproject. Iedere deelnemer diende de variabelen uit de datacollectie modellen te onderzoeken voor de aan hem/haar toegewezen geïntegreerde verslagen van de ondernemingen uit de lijst van de IIRC (bijlage 3). Door de scriptiebegeleider is de

hanteerbaarheid van het datamodel gecheckt door invulling van de data uit een drietal

jaarverslagen. Vervolgens zijn de gevonden data van de individuele deelnemers onderling

gedeeld. Hierdoor was iedere student in staat om zijn/haar eigen dataset samen te stellen ter

onderbouwing van de analyse van het individuele onderzoek.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The research objectives of this study were to explore and describe the experiences of operating room personnel after sharps injuries, to explore and describe the reasons why they

They created rules that now govern the initiation ritual, like urging initiates to seek medical attention if required (as opposed to the old belief of not being a man when doing

In de nieuwe constellatie was kortom de persoonlijke normatieve motivatie dominant en werd deze ondersteund door de economische motivatie (de angst voor meer boetes).. Ook wat

Op basis van de analyse in hoofdstuk 4 kan deze hypothese niet worden bevestigd aangezien er geen verband is gevonden tussen de financiële omvang van de onderneming (zowel bepaald

Op basis van Hofstede’s onderzoek en enkele andere onderzoeken naar de nationale cultuur (o.a. Sama en Papamarcos, 2000) wordt verwacht dat masculiene landen een lagere mate

Indien deze groepen representatief zijn, dan wordt vervolgens van de assumptie uitgegaan, dat de leerlingen vanuit hun positie als leerling een vrij betrouwbaar

Ook voor andere personen worden deze gegevens in de RNI bijgehouden, het is echter niet altijd duidelijk waar deze wijzigingen doorgegeven kunnen worden.. Oplossingen met

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun