• No results found

(4)Bijlage 4: De Telegraaf, 27 juni, pagina 5 Net als Bijlage 2 toont dit de verslaggeving van de tweede rit, maar nu in De Telegraaf

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "(4)Bijlage 4: De Telegraaf, 27 juni, pagina 5 Net als Bijlage 2 toont dit de verslaggeving van de tweede rit, maar nu in De Telegraaf"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bijlagen

Bijlage 1: de Volkskrant, 9 juli 1952, pagina 5

Dit is de verslaggeving van een vlakke rit door de Provence, maar nu pas ziet de lezer beelden van de koninginnenrit van drie dagen geleden. We zien Coppi op de Mont Genèvre (de

voorlaatste col) en het peloton tussen de Alpenreuzen op de eerste klim van de dag, de Col du Glandon. Helaas is deze foto niet zo duidelijk

(2)

Bijlage 2: de Volkskrant, 27 juni 1952, pagina 5

De verslaggeving over de twee rit bestaat uit een ritverslag en een sfeerverslag (rechtsonder) en is, typerend voor de sobere vormgeving, slechts gedecoreerd zijn met een routekaartje.

(3)

Bijlage 3: de Volkskrant, 7 juli 1952, pagina 4

Nog een voorbeeld van sobere vormgeving in de Volkskrant: de koninginnenrit naar Sestrière, met slechts een foto van de rit naar Alpe d’Huez. Een foto die dus ook weer een dag te laat in de krant staat.

(4)

Bijlage 4: De Telegraaf, 27 juni, pagina 5

Net als Bijlage 2 toont dit de verslaggeving van de tweede rit, maar nu in De Telegraaf. De cliché en het uitgebreidere kaartje zijn exemplarisch voor de wat geliktere en bontere vormgeving van De Telegraaf.

(5)

Bijlage 5: De Telegraaf, 8 juli 1952, voorpagina

De Telegraaf zet de fraaie ritzege van Jan Nolten met twee artikelen en een foto prominent tussen het wereldgebeuren en het landelijk nieuws op de voorpagina.

(6)

Bijlage 6: De Telegraaf, 7 juli 1952, pagina 5

De koninginnenrit in De Telegraaf, met twee foto’s (een Cliché van Wagtmans en een helaas wat onduidelijke foto van Bartali die door een toeschouwer met een emmer water verfrist wordt) en een uitgebreide routekaart waarop ook de cols van de komende ritten staan aangegeven. Ook hier zien we duidelijk een meer visuele aanpak dan bij de Volkskrant.

(7)

Bijlage 7: Ritverslag van de koninginnenrit (1952) in de Volkskrant Verslag van de rit naar Sestrière, op 7 juli 1952 op pagina 4 in de Volkskrant

Verpletterend meesterschap in zwaarste Tour-etappe

Fausto Coppi wint Alpenrit met ruim 7 minuten voorsprong

Achter “Gele trui” gaapt afgrond van 20 minuten Wagtmans beste Nederlander

SESTRIÈRE: 6 juli – Zoals Fausto Coppi zijn eigen land is binnengereden, zo moeten de Romeinse keizers en veldheren na hun roemvolle veroveringstochten in triomf het

feestvierende en jubelende Rome zijn binnengetrokken. Het is niet doenlijk het dolle enthousiasme te beschrijven, dat zich bij het passeren van de Julius Caesar der wielersport, vanaf de grens tot in Sestrière en bij zijn aankomst aldaar heeft geopenbaard. Coppi zelf zie vanavond dat hij het gevaarlijkste moment uit de etappe van vandaag, waarin hij de Ronde van Frankrijk van 1952 definitief heeft gewonnen, beleefde toen in Sestrière 200 buiten zichzelf geraakte landgenoten het politiecordon doorbraken, juist toen hij de eindstreep overschreed. Ze spoelde als een vloedgolf op hem af. “Ik was bang dat zij mij zouden verscheuren”, zei de Italiaanse wielerkeizer

Nooit te voren, óók niet in 1949 – volgens alle kenners zijn beste jaar – zelfs niet in de rit naar Aosta in de Tour van dat jaar, toonde Coppi zich de benaming wielerkeizer zó waard als vandaag. Zijn overmacht was eenvoudig verpletterend. Zonder zich ook maar een moment tot het uiterste te “ geven”, met het onthutsend gemak van een krachtige, geruisloos draaiende motor, liep hij over een afstand van 75 kilometer ruim 7 minuten uit op de tweede. Het

duidelijkst spreekt Coppi’s meesterschap uit het algemeen klassement. Vrijdagavond droeg Coppi de gele trui met een voorsprong van 5 seconden op zijn trouwe knecht Carrea: na de rustdag van zaterdag en de Alpenrit Bourg d’Oisans-Sestrière van vandaag gaapt een afgrond van 20 minuten tussen Coppi en de tweede man in het klassement, de Belg Close.

Van Est durfde niet te dalen

Haast spelenderwijs liet Coppi vandaag zijn tegenstanders achter zich op de plaatsen het tijdstip waar dit hem goed dacht. Als hij zijn onstuitbare mars was begonnen na 32 in plaats van 107 kilometer course – en hij kon dit, aangezien hij reeds op de eerste grote col, de Croix de Fer, iedereen had losgegooid – zou hij met meer dan een kwartier voorsprong op de Spanjaarden Ruiz en Gelabert, de Belgen Ockers en Close, de Fransen Le Guilly en Robic en de Nederlander Wout Wagtmans en zijn oude rivaal Bartali de eindstreep hebben

overschreden. Dit waren niet Coppi’s ernstigste tegenstanders, hij had eenvoudig geen concurrenten. Dit waren de renners, die zijn weergaloze ontplooiing van een naar onze mening in de wielersport nimmer voordien bereikte klasse en kunde, reliëf verleenden, zoals begaafde figuranten de uitzonderlijke prestatie van een artiest in zijn beste rol beter doen uitkomen.

(8)

Wagtmans groot

Ook Wagtmans, die te Sestrière als tiende binnenviel, na over de laatste 30 kilometer 22 tegenstanders te zijn voorbij gefietst, was geen concurrent van Coppi. Wel was dappere Wout de sterkste Nederlanders uit deze zware bergrit, zonder meer de zwaarste uit de Ronde van 1952 en van vele voorbije ronden. Hij behoorde, ongenaakbare Coppi buiten

beschouwing gelaten, tot de groten van deze etappe. Zonder een lekke band bij de

beklimming van de Croix de Fer zou Wagtmans aan de voet van de beruchte Galibier deel hebben uitgemaakt van de 15 man sterke kopgroep. Nu was hij op dat belangrijke punt slechts 32ste. Zonder twee nieuwe defecten zou hij in Sestrière bij de eerste vijf en niet ver van Ockers (derde) en de zijnen geëindigd zijn. Een van de leden van jury voor de dagelijkse premie van 100.000 francs voor de strijdlustigste renner bracht dan ook een stem op zijn naam uit. De dertien andere stemmen en het geld waren voor de Franse regionaal Le Guilly.

Het zweet stroomde van Kees Pellenaars’ voorhoofd toen hij vandaag over de kruin van 2068 meter hoge Croix de Fer reed. Niet alleen wegens de hitte die zelfs op deze hoogte nog verzengend was en duizend meter lager eenvoudig niet te dragen, maar vooral ook wegens het gejaagde, zenuwslopende werk dat de technische leider van de Nederlandse ploeg tijdens de 27 kilometer beklimming had moeten verrichten. Eerst had hij een hele tijd bij Faanhof, Dekker en Van Breenen moeten blijven om hen op te monteren en tot spoed aan te sporen. Zij verloren al op de eerste scherpe helling voeling met de hoofdmacht, lang voor Rafael Geminiani 8 kilometer van de top ten aanval trok. Daarna had hij Wout Wagtmans en Thijs Roks moeten helpen bij het leggen van een andere band. Toen Pellenaars zijn jeep met veel moeite op de smalle, gevaarvolle bergpaden naar voren had gewrongen en Jan Nolten had bereikt stond de lange Limburger al vier minuten op zijn ploegbaas en een wiel te

wachten. Nolten was door een volgwagen omver gereden, waarbij een wiel van zijn fiets was gebroken. Zo kwam het, dop op de top van de Croix de Fer de eerste Nederlander, Wim van Est, Wagtmans en Voorting met iets minder dan 3 minuten, Roks met 4 minuten, Nolten met 5, Faanhof met 8 en Van Breenen en Dekkers met iets meer dan 10 minuten voorafging. Wim, die behoorlijk had geklommen, had zelf 3 minuten 45 seconden achterstand op Fausto Coppi.

Een Coppi, die op 4 kilometer hoogte van de top, alleen maar door het tempo een tikje op te voeren, Geminiani, Gelabert, Ockers, Dotto, laurédi, Magni en Bartali had achtergelaten.

Een Coppi, die zijn tegenstanders had getest en zich, eenmaal in het bezit van de tijdpremie van 40 seconden op de top, vergenoegd recht zette. Als hij had gedurfd dan zou hij zowaar van vreugde in zijn handen hebben gewreven.

In plaats daarvan liet hij zich voorzichtig in de gapende afgrond glijden. Een afgrond, die Wim van Est de schrik op het lijf en om het hard joeg. De angst voor een val was, met de herinnering aan zijn vreselijk avontuur van verleden jaar, bij het zien van de

duizelingwekkende kloof in het opgesprongen. Deze verlammende angst kon Van Est niet meer van zich af zetten. Niet bij het dalen van de Croix de Fer en evenmin bij het afdalen van Galibier. Zeker niet nadat hij zijn eerste bocht had gemist en gelukkig voor een ernstige val gespaard was gebleven. “Ik durf niet meer”, was zijn enige commentaar toen hij in de afdaling van de Croix de Fer acht minuten had verloren. In de afdaling van de Galibier verloor Wim het dubbele aantal minuten. Vandaar zijn achterstand van rond drie kwartier bij aankomst.

Tussen de top van de Croix de Fer en de finish werd Van Est ingehaald en gepasseerd door

(9)

Wagtmans, Nolten, Roks en Voorting. En nochtans bleek ook Roks moeilijk een col af te dalen.

Audiëntie

Fausto Coppi reed weliswaar “op kop” door de twee schilderachtige stadjes die de parels worden genoemd van Savoye, het lachende dal tussen twee Alpenreuzen, en die de welluidende namen St. Jean en St. Michel de Maurienne dragen. Maar hij was niet langer alleen. Hij had een vijftiental renners bij zich laten komen. De meester stond genadig

audiëntie toe. Ook Wout Wagtmans – we zeggen het nog eens – zou tot deze vijftien hebben behoord als hij geen tweede lekke band had gekregen.

Coppi stond zelfs toe dat het kleine Franse klimmertje Le Guilly – vinnig als Robic en een demarrage als Apo Lazaridès, maar met een zeer persoonlijke stijl – van hen allen

wegspurtte en halfweg de 40 kilometer lange beklimming van de Galibier nog steeds 1 minuut 40 sec. voorsprong had. Hij beidde zijn tijd, deze Coppi. Hij wachtte op het tijdstip dat hij zèlf had bepaald. Het uur dat hij alleen kan stellen, omdat hij zo machtig was. Precies op 75 kilometer van Sestrière, precies op de lastigste helling van de verschrikkelijke Galibier, vloog hij in een verbijsterend sprinttempo naar Le Guilly toe en ging hem in één ruk voorbij. In deze 75 kilometer liep hij zeven minuten en 9 sec. uit. Een minuut per 10 kilometer. Het hadden er twee per duizend meter kunnen zijn als Coppi het nodig had geoordeeld vanavond in plaats van met 19 minuten met een half uur voorsprong leider te zijn.

(10)

Bijlage 8: Ritverslag van de koninginnenrit (1952) in De Telegraaf

Verslag van de rit naar Sestrière op pagina 5 van De Telegraaf van 7 juli 1952

Z.M. Fausto Coppi, heerser der bergen

Wagtmans bevecht 10e plaats in moordende 11e etappe

Brabander versloeg tal van bergspecialisten

SESTRIÈRE, 6 JULI – De elfde etappe van de Tour de France, hoewel betrekkelijk kort (182 km), is een moordende rit geweest. Geteisterd door een bijkans tropische hitte, voortdurend voor slopende beklimmingen en niet minder veeleisende, gevaarvolle afdalingen geplaatst, hebben de coureus top op de bodem van hun arsenaal aan rennerskunde,

uithoudingsvermogen en wilskracht moeten tasten om hun man te kunnen staan.

De etappe bevatte vier cols van formaat: de dicht bij elkaar gelegen Glandon en de Croix de Fer (2068 m), die als een worden beschouwd, de gevreesde Galibier (2566 m), de Mont Genèvre (1850 m) en ten slotte, als “dessert”, de “muur van Sestrière” (2000m), een klim van 11 km vlak voor de finish.

Dit was natuurlijk de etappe van Coppi, die in grootse stijl de bergen en zijn

concurrenten bedwong. Geminiani, Ockers, de jonge franse openbaring Le Guilly en vooral Robic, zij hebben gedaan wat zijn konden, zij hebben bij tijden gereden als duivels, zichzelf opzwepend tot topprestaties. Maar zij hadden wat Coppi niet kende: inzinkingen. Zij moesten in sommige perioden “terug” even uitblazen, nieuwe krachten verzamelen. Coppi niet. Die reed constant gemakkelijk en trok in hetzelfde meedogenloze tempo op de finish en de zege af.

In dit gezelschap van bergreuzen – in het landschap en onder de coureurs – heeft de Nederlander Wagtmans een tiende plaats weten te verover. Een prachtige prestatie van de kleine, taaie Brabander, die hierdoor klimspecialisten als Geminiani, Dotto, Carrea, Magni en Lauredi achter zich liet. Bravo voor Wagtmans.

Italiaanse leider meteen actief

Het was wederom drukkend heet en zodra de weg (al spoedig) begon te stijgen, werd het peloton uiteengerekt., alhoewel het tempo daalde. Enkele deelnemers, bij wie de regionaal Lajoie en de Noord-Afrikanen Guercy, Zaaf en Paret boekten al gauw een achterstand. Op 30 km van de start kwam, 9 min. later dan het tijdschema aangaf, een klein groepje door, bij wie o.a. Coppi, Ockers en Geminiani met ongeveer 100 m voorsprong op Dotto en 200 m op Robic, die op korte afstand gevolgd werd door het grote peloton, dat nu al een zeer lange sliert was geworden.

In een tropische hitte begon de beklimming van de Pas van de Glandon. De Fransman Geminiani deed de eerste aanval, maar de Spanjaard Gelabert reageerde onmiddellijk en samen konden ze 50 m uitlopen op het eerste groepje.

(11)

Toen werd Coppi lichtelijk ongerust, hij begon te spurten en was in enkele minuten bij de koplopers. Maar ook Lauredi, ockers, Dotto, Ruiz, Zelasco en Molineris, die hem achterna gegaan waren, voegden zich spoedig bij de leiders.

Wat later splitste het groepje zich, want bij “Quatre Maisons” demarreerde Coppi opnieuw, zodat hij het hoogste punt van de Glandon passeerde met 1 min. 13 sec. voorsprong op Lauredi, die zich tot het uiterste ingespannen had om niet al te veel terrein te verliezen.

Achter Lauredi reden Geminiani en Gelabert op ongeveer 100 m volgde een klein groepje.

Van de Glandon naar de pas van de Croix de Fer is het slechts 3 km. Lauredi kreeg een inzinking en werd gepasseerd door de in elkaars gezelschap rijdende Geminiani en Gelabert.

Ook Dotto en lazarides haalden Lauredi in en Ockers , Molineris, Bartali en Ruiz kwamen dreigend opzetten.

Intussen klom Coppi in zijn soepele, gemakkelijke stijl verder zonder zich te

bekommeren om wat er achter hem gebeurde. Hij kwam het eerst op de top door, wat hem een tijdbonificatie van 40 sec. bezorgde, met 53 sec. voorsprong op Geminiani en Molineris.

Daarna volgde de lange afdaling naar het 67 km van de start op 569 m hoogte gelegen St. jean de Maurienne. Coppi daalde met veel meer omzichtigheid dan vroeger zijn gewoonte was. Geminiani daarentegen liet zich als een steen naar beneden vallen en zo arriveerden ze samen te St. jean met twee minuten voorsprong op hun onmiddellijke achtervolgers. Zij zetten hun inspanning echter niet voort en in de buurt van Pont d’Arc kwam het tot een

hergroepering, waarbij een peloton van een 25-tal renners.

Op de weg naar St. Michel de Maurienne sloeg Zelasco op de vlucht, prompt achterna gezeten door Baroni. Bij St. Michel lagen zij iets voor op een groep van 24 man met Coppi, Bartali, Ockers, Magni, Close, Lauredi, Dotto, Robic, Molineris, Weilenmann, Carrea enz.

Robics offensief

Toen begon de klim over een sterk stijgende weg naar de pas van de Telegraphe.

Thans opende Robic de vijandelijkheden, met de Italiaan Corrieri aan zijn wiel, waarbij we opmerkten dat voor deze pas geen tijdbonificatie werd gegeven. Het peloton werd nu door elkaar geschud. Dotto en Bauvin konden het tempo niet volgen, terwijl Magni bandenpech kreeg. De anderen zetten door en achterhaalden spoedig Robic, die te veel van zijn krachten had gevergd en afzakte. Bij de achtervolgers speelde de jonge Le Guilly, die met een groot verzet reed, een grote rol. Hij wist zich uit het peloton los te rukken en bereikte het hoogste punt met 1 min. 25 sec. voorsprong op Ockers, Coppi, Bartali, Gelabert en Geminiani en 2½ min. op een ander groepje, geleid door Close, Van Ende en Zelasco.

Robic, die aan een zware inzinking ten prooi was, lag hier op meer dan 10 min. Magni had zijn achterstand echter weer goeddeels ingelopen.

Zwaarste hindernis

Na een korte afdaling begon de strijd tegen de zwaarste hindernis van de etappe, een klim van elfhonderd meter over een afstand van 17 kilometer naar het hoogste punt van de geduchte Galibier.

Le Guilly ondervond nu de terugslag van zijn prestatie op de vorige col en toen het Coppi goeddacht een offensief in te zetten, kon de jonge regionaal geen tegenstand bieden.

(12)

Andermaal ging Coppi alleen omhoog, de anderen ver achter zich latend, en op de top verwierf hij wederom een bonificatie van 40 seconden.

Op 2 min. 40 volgde Ruiz, op 2 min. 55 Le Guilly, op 4 min. 25 Bartali en Ockers, op 4 min. 35 Close, op 5 min 03 Gelabert en op 5 min 36 de tengere, pezige Robic, die zich prachtig hersteld had.

Bij de afdaling van de Galibier en de Lautaret nam Coppi geen enkel risico, maar hij handhaafde zijn voorsprong, welke te Le Monetier (135 km) 2½ minuut bedroeg op zijn vijf achtervolgers, die aangevoerd werden door Ruiz en Bartali.

Op het 15 kilometer lange stuk van Le Monetier naar Briançon gaf Fausto echter de volle maat, met het gevolg dat hij het verschil met Bartali, le Guilly, Ockers, Ruiz en Close vergrootte tot 4½ minuut. Robic had 6 minuten achterstand en een kleine voorsprong op Geminiani en Gelabert, terwijl op 12 minuten een groep volgde met o.m. Carrea, Dotto en Lauredi.

Tijdens de beklimming van de Col van de Mont Genèvre, aan de Italiaanse grens, wist Robic, die nu reed als in zijn beste dagen, het eerste groepje van vijf achtervolgers in te halen, maar op het hoogste punt lag Coppi nog steeds alleen aan kop met 4 minuten voorsprong op het eerste zestal.

Virtuoos dalen

In de afdaling naar Cesana Torinese (170 kilometer) zag men Coppi op topsnelheid en met al zijn virtuositeit door de haarspeldbochten omlaag suizen. Te Cesana was de positie: op kop Coppi, op 4 min. 30 Robic die op z’n eentje een achtervolging was begonnen, op 5 min. 5 sec. Ockers en Ruiz, op 5 min. 30 sec. Bartali en Le Guilly, op 6 min. 5 sec. Close, op 13 min.

36 sec. Geminiani, Dotto, Carrea, Bertaina en kort na hen Van Ende, Lazarides, Gelabert en Rolland.

Na Cesana ging de weg steil omhoog voor een elf kilometer lange klim naar Sestrière, waar de finish op 2063 meter hoogte was ingericht.

Op het laatste stuk liet Robic zich duchtig gelden, want hij liep geleidelijk op Coppi in, zodat zijn achterstand 7 kilometer voor Sestrière verminderd was tot 3½.

Jammer genoeg voor de Breton moest hij in de lastigste kilometer van tot tweemaal toe afstappen om een band wat bij te pompen, met het gevolg dat hij eerst door Ockers en Ruiz en daarna door Bartali le Guilly en Close ingehaald en voorbijgelopen werd.

Even voor de top op het moment dat Coppi reeds lang als triomfator de streep had overschreden, kon Ruiz zich met een krachtige demarrage van Ockers ontdoen, wat hem de tweede plaats bezorgde. Ockers werd derde, de jonge Le Guilly vierde en Bartali vijfde.

(13)

Bijlage 9: de Volkskrant, 28 juni 1969, pagina 33

De Volkskrant blikt vooruit op de Tour van 1969. Wat opvalt is de veel uitbundiger geworden visuele aanpak, met veel foto’s, kaartjes en een Tourlogo.

(14)

Bijlage 10: de Volkskrant, 5 juli 1969, pagina 27

De verslaggeving van de Volkskrant over Merckx eerste grote slag, in de Vogezen.We zien liefst drie actiefoto’s en de hoogteprofielen van de volgende twee etappes. We zien verder dat de vormgeving in zijn geheel een wat strakkere, geliktere indruk maakt.

(15)

Bijlage 11: de Volkskrant, 8 juli 1969, pagina 11

Verslaggeving van de Volkskrant over de door Pingeon (die rechtsboven gefeliciteerd wordt door Merckx) gewonnen negende etappe. Ook twee minder vrolijke berichten: over doping en over diefstal (kadertje rechtsonder).

(16)

Bijlage 12: de Volkskrant, 21 juli 1969, pagina 7

De berichtgeving van de Volkskrant op de maandag na de Tour. Boven een profiel van de winnaar, typerend voor toegenomen aandacht voor de persoonlijkheid van de winnaar, en verder een ritverslag en een slotbeschouwing.

(17)

Bijlage 13: De Telegraaf, 28 juni 1969, pagina 35

De voorbeschouwing van De Telegraaf. Het lijkt korter, maar bedenk wel dat De Telegraaf al een dag eerder ging voorbeschouwen. Opmerkelijk genoeg zien we nu de verslaggever met foto in de krant (linksboven), terwijl hij in 1952 nog anoniem was. Verder valt hier ook de uitgebreide visuele aanpak, met foto’s en kaartjes en een Tourlogo op. Er is echter geen groot verschil in visuele aanpak meer ten opzichte van de Volkskrant. De kranten zijn in dit opzicht naar elkaar toegegroeid.

(18)

Bijlage 14: De Telegraaf, 11 juli 1969, pagina 21

De verslaggeving van De Telegraaf van de 12e etappe. We zien een gelikte vormgeving met twee kaartjes en drie foto’s (rechts leidt Merckx voor Gimondi en Beugels). Geheel links staat de dagelijkse analyse van Ab Geldermans.

(19)

Bijlage 15: De Telegraaf, 10 juli 1969, pagina 15

Verslaggeving in De Telegraaf van de door Merckx gewonnen elfde etappe, waarop we zien dat ‘de zwarte van Tervuren’ ook weleens vermoeid is. Typerend voor de nieuwe aanpak zien we rechts een interview met Henk Nijdam, die gefotografeerd is in zijn privé-omgeving.

(20)

Bijlage 16: De Telegraaf, 21 juli 1969, pagina 11

De verslaggeving van De Telegraaf op de maandag na de Tour. Ook hier zien we een profiel van Eddy Merckx. Bovendien zien we Merckx met zijn echtgenote en Janssen met vrouw en kind, wat tekenend is voor meer aandacht voor het persoonlijke leven van sporters.

(21)

Bijlage 17: Verslag van elfde etappe (1969) in de Volkskrant

Verslag van de rit naar Digne, op 10 juli 1969 op pagina 15 van de Volkskrant

Meest individuele Tour uit historie

Alles en iedereen in macht van Merckx

DIGNE, 10 juli – Het akkoord met de Italianen is nog niet gesloten en daarom moest Eddy Merckx de als een leeuw voor een overwinning vechtende Felice Gimondi gisteren in de eindsprint verslaan. Voor de andere tegenstanders van Merckx geldt in zulk geval een onvermijdelijk zwaardere nederlaag. In dit geval verspeelde Roger Pingeon maar 22

seconden. Raymond Poulidor echter werd weer de rampzalige figuur: hij moest opnieuw bijna drie minuten.

Noodlottig verliep de rit tussen Briançon en Digne ook voor de dappere Rini

Wagtmans. De Brabander, die al enkele dagen boven zijn macht moest grijpen om de bazen bij te benen en die in de eindfase bovendien telken zo brutaal was geweest diezelfde bazen nog op een kleine achterstand te rijden, deze Wagtmans betaalde nu de tol, zijn verlies op Merckx, de verschrikkelijke, bedroeg vier minuten en 19 seconden. De tot middelmatige renner gedegradeerde Jan Janssen stapte opnieuw als een vaatdoek van de fiets. Zijn Franse

“vrienden” zochten hem niet eens meer op. Jan Janssen finishte in een groep van naamlozen met bijna elf minuten verlies.

Rini Wagtmans betaalt tol

Opnieuw heeft de karavaan twee renners verloren. De Belg Van Clooster verscheen niet meer aan de start. Zijn landgenoot Nassen, een opvallende figuur in de aanlooproute naar de bergen, stapte in de bezemwagen.

De laatste Alpenetappe zou een volkomen mislukte rit zijn geworden als Eddy Merckx en Felice Gimondi er ook niets aan hadden willen doen. Maar Felice meende oprecht dat Eddy Merckx’ ongelooflijke krachten toch ergens een grens hadden. Hij vergiste zich. In feite bofte hij nog, dat een vreselijke harde tegenwind een solo to een ongezonde bezigheid

maakte. Merckx’ ploegleider Driessens wees zijn ontembare generaal op dit gevaar en voor de eerste keer luisterde de Brusselse crack naar zijn chef d’équipe.

Tijdens de beklimming van de Col d’Allos en vooral in de afdaling kon Merckx zich weer niet beheersen. Hij snelde achter twee Spaanse prijsvechters alsof zijn Tour-zege ervan afhing. Natuurlijk, Faema wordt in het klassement van de ploegen bedreigd door het Spaanse Fagor maar Merckx had kunnen weten dat de eenzame Santamarina, die samen met zijn landgenoot Mascaro van KAS een voorsprong van dertien minuten genomen had, in de slotfase toch ingelopen zou worden. Merckx nam echter geen enkel risico. In deze Tour van individuelen kon hij het werk van de ploeg ook nog even opknappen.

En zo gebeurde het, dat Merckx op een bepaald moment samen met Santamarina en Mascaro ruim één minuut vóór zijn concurrenten uitdraafde. “Als de wind gunstig was geweest, zou ik zijn doorgereden,” verklaarde de gele rijder na afloop. “Nu dit niet het geval was, heb ik mij neergelegd bij de beslissing van mijn sportbestuurder.”

(22)

Omkijkend winnen

Eddy Merckx wachtte dus. Zijn concurrenten Mascaro en Santamarina waren al blij dat zij aan het wiel van de keizer mochten blijven. Pas nadat Felice Gimondi zich met een meesterlijke demarrage uit het gedunde peloton had losgemaakt en zich bij het rustig rijdende kopgroepje had gevoegd, kon de strijd beginnen. Sinterklaas Merckx zou Felice de zege graag gegund hebben, maar de Italianen zijn halsstarrig gebleven in hun standpunt tegenover het opgeheven startverbod voor Merckx in de Tour. Het zit Felice Gimondi persoonlijk dwars, óók Eddy Merck, die Felice altijd als een goede vriend erkend heeft. Zaken zijn echter zaken.

Merckx mocht en zou Gimondi niet laten winnen.

De concurrentie – och, wie zijn de concurrenten eigenlijk? – werd hiervan het slachtoffer. Roger Pingeon moest rijden wat hij kon om het verlies te beperken. Raymond Poulidor kon zelfs het tempo van Pingeon niet volgen. Rini Wagtmans betaalde dik tol voor de te grote inspanning tijdens de laatste dagen. Zo eindigde deze Alpenetappe in een

eindsprint tussen de gele rijder Eddy Merckx en het idool van Italië, Felice Gimondi. De Belg zegevierde omkijkend.

Rini Wagtmans was graag bereid toe te geven dat hij verschrikkelijk blij was dat de Alpen achter de rug zijn. “Ik kwam vanmorgen al vermoeid aan de start. Ik dacht dat het onderweg wel beter zou worden zoals dit ook afgelopen dagen het geval was geweest. Maar dit keer bleef het lood in de benen zitten. In de slotfase heb ik het nog even geprobeerd, maar het ging echt niet meer. Toch hoop ik bij de eerste vijf in Parijs te arriveren. De kans zit er nog in. Het wordt alleen oppassen in de komende vlakke etappes. Dan mogen mijn

ploegmakkers ook wel eens iets doen.”

Wandeltempo

Die ploegmakkers geloven het anders wel. En bepaald niet alleen de knechten van Wagtmans. Gerben Karsten maakte een spektakelstuk van de sprint om de 45e plaats. Hij stak beide armen juichend omhoof alsof hij een kampioenschap gewonnen had.

En toch was de groep Karstens maar drie minuten voor de sluiting van de controle binnen. Op 30 minuten na de winnaar Merckx. “Het had geen kwaad gekund als we te laat waren geweest,” verklaarde Karstens. “Na 100 kilometer hebben we ons verzameld tot een groep van ongeveer 50 man. Er is van dat moment af niet meer gefietst. Het kon toch geen kwaad. Goddet neemt beslist geen vijftig man tegelijk uit koers.”

Harm Ottenbros, frisser dan ooit na een gewone wegwedstrijd, voegde er lachend aan toe: “Jammer genoeg is onze vakantie nu voorbij. Van heden af tot aan de Pyreneeën moeten wij weer in de slag.”

Zo wordt het circus Goddet voortgezet: een dagelijkse klassieker tussen pakweg twintig renners waar zich een figuur beweegt die alles en iedereen beheerst, daarnaast of beter daarachter een grote groep die het letterlijk niet interesseert wie er wint of verliest en die zich alleen maar druk maakt over het simpele feit om zo lang mogelijk als noodzakelijke figurant te mogen meetrekken.

Op de helft van de Tour zijn alle ploegen ten opzichte van Merckx “plat” gemaakt, met uitzondering van de Italianen, van wie verwacht wordt dat ook zij op een bepaald moment het meesterschap en de heerschappij van Merckx zullen erkennen, en de ploeg van Raymond Poulidor op wie Merckx bijzonder gebeten is. Antonin Magne, die zijn hand toch al

(23)

bijzonder stevig op de portemonnee houdt, wil “nog” van geen wijken weten, maar als hij zijn Poulidor in Luchon als eerste aan de eindstreep wil hebben, zal ook hij voordien moeten capituleren. Hij heeft nog een paar dagen de tijd.

Keizer Merckx is bereid voor al zijn onderdanen in de bres te springen, maar dan moeten die onderdanen zelf naar hem toe komen. In deze meest individuele Tour uit de geschiedenis zal hij beslissen wat er gebeurt. Nog nooit is de overmacht van een renner zo groot geweest als thans het geval is.

THEO NOLENS

(24)

Bijlage 18: Verslag van de elfde etappe (1969) in De Telegraaf

Verslag van de rit naar Digne, op 10 juli 1969 op pagina 10 van De Telegraaf

Ook Gimondi moest zwichten

Merckx liep verder uit

Wagtmans verspeelde 4 minuten

Door Rinus de Deugd

DIGNE, donderdag

DIGNE, donderdag - “MERCKX, MERCX, toujours Merckx,” zuchtte een dezer dagen een overigens heel rustige Spaanse collega. Door het erg ruige bergterrein waar zeer weinig mensen stonden tussen Briançon en Digne was het weer precies hetzelfde. “Ik ben maar gaan lunchen in Barcelonette,” zei dezelfde collega, nadat de onstuitbare en onklopbare Merckx twee moedige jongens uit het Iberisch schiereiland, die twaalf minuten ruim voorsprong hebben gehad, tegen de Col d’Allos bij hun kraag had gegrepen. Weg was de Spaanse illusie om een rit te kunnen winnen en teruggewezen werd de hele meute in de slotfase van de koers, Gimondi incluis. De Italiaan durfde vandaag het duel aan. Hij testte Merckx niet zo zeer op zijn pure kracht, maar misschien meer op zijn sympathie, maar hij moest ondervinden dat iedereen mag winnen, behalve hij en Jan Janssen, die tien minuten 34 sec. later binnen kwam dan de winnaar.

“Je zult een plaatsje zakken in het klassement,” zei ploegleider Ton Vissers tegen Riny Wagtmans, die ruim vier minuten later binnen kwam in het groepje met Poulidor. “Vind je dat zo gek”, zei Wagtmans gevat. “Ze rijden de hele dag als gekken. Iedere dag is er sprake van een klassieker. Ik heb naar Briançon alles gegeven om bij Merckx te blijven. Dat is vandaag niet gelukt en ik heb ’t van tevoren gevoeld. Als zij weer zo rijden, dacht ik, dan ga ik minuten verspelen. Het is ongelooflijk en ook onbegrijpelijk.” “Het gekke is”, zei Dolman,

“dat Merckx steeds beter begint te rijden. Hij merkt niet eens dat hij de hele Tour regeert, zoals hij zelf wil.”

Vermoeid

Riny Wagtmans zag er meer vermoeid uit dan anders na een zware rit. Hij is inderdaad een plaats gezakt in de klassering. Merckx, Pingeon, Gimondi en Poulidorstaan voor hem. Zij achterstand liep op van 7 min. 16 sec. tot 11 min. 35 sec. Wie er zich over verwondert, weet niet hoe hard het iedere dag in de Tour gaat.

In het begin van deze etappe, na acht kilometer, lanceerde Santamarina samen met zijn Spaanse landgenoot Mascaro een aanval. Het duo mocht weggaan, omdat zij ver achter in de klassering stonden. Bovendien ging de rit eerst over de Col de Vars, die niet zo zwaar is, maar toch een klim heeft van 26 kilometer lengte. Na een geleidelijke daling moest er voorts

worden geklommen over de Col d’Allos, die zeer bochtig is in de klim en smal met een hobbelig wegdek. Aan de voet van deze col was de voorsprong van de Spaanse jongens iets

(25)

waarbij dit keer ook weer was Jans Janssen, met de handen bovenop het stuur wandelden, attaqueerde plotseling Pingeon.

Dit bracht leven in de brouwerij. Merckx ging op de pedalen staan en Gimondi was de eerste met Gandarias om te reageren. Pingeon liet zich inlopen en even later demarreerde Merckx als een raket. Hij kwam op de Allos boven met nog slechts drie minuten en vijf seconden achterstand op de beide Spanjaarden. Verbluffend snel had hij de grote voorsprong teniet gedaan.

Kort na de afdaling kreeg hij hen te pakken. Toen dacht iedereen in de karavaan dat hij door zou gaan, want de vraag was toch gewettigd waarom hij de aanval had ingezet op twee ongevaarlijke renners, die niet eens concurrenten genoemd kunnen worden. Merckx ging niet door, tot ieders verbazing.

Verklaring

Maar in Digne, waar hij ten slotte toch weer primeerde, gaf hij de verklaring. “De wind tussen de bergen was hard en stond pal tegen. Ik nam er toen maar weer genoegen mee dat de anderen terug konden komen.” Intussen was het peloton in stukken uiteengevallen.

Pingeon en Gimondi konden bij Merckx en de Spanjaarden komen. Dit vijftal begon aan de laatste klim over de Col de Corobin, een onbekende col voor de Tour tot nu toe, maar ontzettend lastig aan het einde van een zware koers.

In de afdaling naar Digne, bochten smal en oneffen, maakten Merckx en Gimondi zich los van Pingeon en de Spanjaarden. Wiel aan wiel kwamen zij in Digne aan, waar Merckx de sprint won met groot vertoon van macht voor de Italiaan, die nu zeker weet dat hij niet zoals Pingeon en misschien ook nog wel eens Poulidor in de gratie staat van Merckx. Met

uitzondering van Wagtmans raakten alle Nederlanders weer ver achterop.

De karavaan met zeer veel vermoeide gezichten gaat vandaag in de richting van de blauwe kust met nog een kleine berg aan het midden van de rit. Er volgen dan een paar vlakke ritten om wat op verhaal te kunnen komen, naar men hoopt. Harm Ottenbros, die de clown van de ploeg is, zei: “Mijn vakantie is nu voorbij, ik moet nu weer een paar dagen gaan werken.” Het is voorts wel vreemd om uit de mond van Kees Haast te moeten optekenen: “Ik rol maar een eind mee, want het klassement doet er toch niets meer aan af voor mij.”

Toelichting: In deze beide verslagen zien we de opkomst van de quote en een bespreking van de afspraken, het gekonkel in het peloton. De wijzen van verslaggeving zijn duidelijk naar elkaar toegegroeid. Ook staat in beide verslagen nog vrij veel koersverloop, maar minder beduidend minder dan in 1952 het geval was.

(26)

Bijlage 19: de Volkskrant, 6 juli 1999, pagina 15

De verslaggeving van de Volkskrant over de tweede etappe. Behalve het ritverslag (links) staat er ook een reportage over de Rabobank-ploeg en een interview met Ludo Dierckxsens;

wat toont dat het ritverslag niet meer het hoofdbestanddeel van de verslaggeving is en dat andere genres sterk zijn opgekomen. Verder zien we hier wel een indrukwekkende foto van de gewonde Michael Boogerd, maar verder komt de vormgeving wat sober over.

(27)

Bijlage 20: de Volkskrant, 21 juli 1999, pagina 14

Ook bij de verslaggeving van de lastige Pyreneeënrit naar Piau-Engaly is de vormgeving van de Volkskrant met slechts een foto van ritwinnaar Escartin en een routekaart/hoogteprofiel sober. De krant zoekt duidelijk niet zijn kracht in een uitbundindige vormgeving, maar in tekst. We zien een reportage, een column en een ritverslag.

(28)

Bijlage 21: de Volkskrant, 26 juli 1999, voorpagina

Armstrongs eindoverwinning schopt het op 26 juli 1999 tot de voorpagina van de Volkskrant.

Hier zien we ook een infographic, namelijk een overzicht van het eindklassement.

(29)

Bijlage 22: De Telegraaf, 1 juli 1999, pagina 21

Vooruitblikkend op de Tour publiceert De Telegraaf een interview met de Vlaamse

sprintspecialist Tom Steels, waarbij meteen de sprintfavorieten (met ‘pasfoto’s’) op een rijtje worden gezet. Daaronder staat ook nog een interview met Rabo-ploegleider Theo de Rooy.

Naast de opmars van het interview valt op dat De Telegraaf het visueel duidelijk wat bonter aanpakt dan de Volkskrant.

(30)

Bijlage 23: De Telegraaf, 22 juli 1999, pagina 17

Ook als de Spanjaard David Etxebarria de laatste Pyreneeënrit wint (een klein bericht rechtsboven) is in één oogopslag duidelijk wie in De Telegraaf de ster van deze Tour is.

(31)

Bijlage 24: De Telegraaf, 14 juli 1999, pagina 1 en 17

Wanneer Armstong de rit naar Sestrière wint, pakt De Telegraaf zowel op de voorpagina als op pagina 17 uit. Behalve een finish- en een pasfoto zien we de Texaan op twee aansprekende actiefoto’s: wegsprintend bij zijn concurrenten en solerend tegen de achtergrond van een dreigende wolkenlucht. Rechtsboven op pagina 17 komt Michael Boogerd binnen, die een beduidend minder glorieuze dag had. De foto vergezelt een interview met de Hagenees.

(32)

Bijlage 25: Verslag van de proloog (1999) in de Volkskrant Op 5 juli 1999 op pagina 13.

Armstrong houdt nog echt van de Tour

Van onze verslaggever Bart Jungmann

CHALLANS - De gele trui die dit weekeinde aan Lance Armstrong werd uitgereikt, is het beste wielernieuws van 1999 en het beste dat de 86ste Tour de France kon overkomen. De ronde is zijn weg door Frankrijk begonnen met een alom gerespecteerde klassementsleider en daarmee zijn alle dopingzorgen achtergebleven in Le Puy-du-Fou, althans voorlopig.

Armstrongs boodschap na afloop van zijn succesvolle tijdrit moet Tourbaas Leblanc ook als muziek in de oren hebben geklonken. “Genoeg is genoeg”, zegt hij tegen de journalisten die volgens hem te veel aandacht schenken aan de plaag die het wielrennen in de vorige Tour trof.

“Elk onderdeel van de samenleving heeft zijn problemen en we doen wat we kunnen om het op te lossen. Ik ben het zo langzamerhand zat al die verhalen te lezen en ik ben het ook zat dat mensen me tijdens een trainingsrit van alles naar het hoofd slingeren.

Alsof we allemaal aan de dope zijn.”

“Ik ben hier omdat ik wil meewerken aan de vernieuwing van het wielrennen. Ik ben hier omdat ik van de Tour houd en dat geldt ook voor de 179 anderen. Dit is een prachtig evenement dat al aan zijn 86ste aflevering toe is. En dat is niet voor niets zo.”

Gedroomde woorden van een gedroomd winnaar. Weinigen zullen de 27-jarige Amerikaan, die zijn seizoen op de Tour de France heeft afgestemd, dit eerste succes misgunnen. Niet alleen omdat hij voorstander is van een faire sport die vrij is van alle dopingsmetten, maar ook omdat hij een lange weg moest afleggen om het geel te kunnen dragen.

Zijn eerste kennismaking met de Tour, toevallig ook in Le Puy-du-Fou, is alweer zes jaar geleden. Zijn mooiste of liever gezegd: zijn indrukwekkendste moment beleefde hij in 1995. Nadat ploeggenoot Casartelli dodelijk verongelukte in de afdaling van de Portet d’Aspet won Armstrong drie dagen later de rit naar Limoges. Zijn

overwinningsgebaar was aan de hemel gericht.

Een jaar later verkeerde Armstrong zelf in levensgevaar. In de aanloop naar het WK in Lugano werd kanker in zijn teelballen geconstateerd. Zijn genezing nam ruim een jaar in beslag. In 1998 keerde Armstrong terug in het peloton, maar pas in de slotfase daarvan (met vierde plaatsen in de Vuelta en het WK) bewees hij weer een coureur te zijn met wie de concurrentie rekening moet houden.

En nu draagt hij als eerste Amerikaan sinds Greg LeMond de leiderstrui van de koers die hem het liefst is en die hij het hoogst acht. Hij hoopt daarmee een voorbeeld te stellen.

“Het feit dat ik hier zit, kan ik slechts danken aan de medische wetenschap. Maar ik hoop wel dat mijn prestatie een inspiratie is voor andere kankerpatiënten. Je kunt het nog ver schoppen als je kanker overwint. Ik denk dat ik zelfs een betere renner ben geworden, in elk geval een beter mens.”

Nadat het voorjaar door blessures in de soep liep en eindigde in zijn grootste sportieve teleurstelling (tweede in de Amstel Gold Race achter Michael Boogerd) zette

(33)

Lance Armstrong alles op de Tour. Samen met ploegleider Johan Bruyneel reed hij de afgelopen maanden alle in het parkoers opgenomen berg- en tijdritten.

Die secure voorbereiding is volgens Bruyneel het geheim achter de geslaagde proloog. Armstrong, die vorige maand een vergelijkbare tijdrit in de Dauphiné Liberé won, bleek de juiste aanpak voor de 6,8 kilometer te hebben.

Armstrong: “Het was een stuk lastiger dan menigeen gedacht zal hebben. Ik heb uitgebreid gesproken met ploeggenoten die al hadden gereden. Ik wist daarom dat de race in het tweede gedeelte gewonnen moest worden.”

De deelnemers die al hun energie hadden gestoken in het behoorlijk steile

klimmetje halverwege kwamen in de laatste fase kracht te kort. “Ook daarna bleef het op en neer gaan.” Zo had Abraham Olano de beste tussentijd, maar op de eindstreep bleek hij elf seconden langzamer dan Armstrong.

Daarmee kwam Olano er trouwens, net als Alex Zulle, nog genadig af. Bobby Julich en Pavel Tonkov verloren bijna een halve minuut, om over Michael Boogerd maar te zwijgen.

Lance Armstrong was aan de Tour begonnen met het voornemen van dag tot dag te leven. Maar deze eerste dag trekt wel een wissel op de naaste toekomst. In de afgelopen 25 jaar waren alleen Hinault en Indurain in staat zowel eerste als laatste gele-truidrager.

Armstrong gaat niet proberen in hun voetsporen te treden. “Het zou niet realistisch zijn om de trui nu te gaan verdedigen. Dan zou ik mijn ploeg over de kop jagen.”

Zondagmorgen voor het vertrek in Montaigu drukt de ploegleiding zich in vergelijkbare bewoordingen uit. Johan Bruyneel: “Dat zou niet verstandig zijn.” Mark Gorski: “Maar vandaag moet het nog wel lukken.” Dat lukte, met gemak zelfs.

(34)

Bijlage 26: Verslag van de proloog (1999) in De Telegraaf Op 5 juli 1999 op pagina 17.

Armstrong daagt proloogzege op aan alle kankerpatiënten

Hoop doet leven

Door Raymond Kerckhoffs,

CHALLANS, maandag – Hij kwam uit naam van velen. In deze Tour de France heeft Lance Armstrong een dubbele missie. De Texaan fietst het liefst alleen voor zichzelf, maar wil met zijn prestaties vooral hoop en vechtlust bieden aan mensen in moeilijke tijden.

Nog geen vier jaar geleden werd bij de 27-jarige Amerikaan een kwaadaardige tumor in zijn teelbal geconstateerd. Zijn overlevingskansen bedroegen vijftig procent. De strijd tussen leven en dood heet de krachtpatser inmiddels gewonnen. Sindsdien gaat hij als een fietsende ambassadeur voor kankerpatiënten door het leven. De imponerende zege met een gemiddelde snelheid van 50,788 kilometer per uur in de proloog van de 86e Tour de France is de beste reclame. Vandaag start hij voor de tweede dag in het geel.

Met een ingevallen gezicht, een beetje witjes en geen grammetje te veel, maar glunderend van oor tot oor onderging Armstrong de huldigingen. “Na alles wat ik het meegemaakt, kunnen maar weinig mensen begrijpen wat dit voor mij betekent”, zie hij achter het podium met gedempte toon. “Ik ben nu lichamelijk sterker dan voor mijn ziekte.

Vanuit het diepste dal ben ik weer omhoog gekropen. Deze overwinning is niet alleen voor mij. De grootste verdiensten zijn voor de doktoren die me behandeld hebben en de

kankerinstituten.”

Op 2 oktober 1996 maakte Armstrong bekend dat er teelbalkanker bij hem was geconstateerd. Nadat hij de zware klap had geïncasseerd, maakte hij zich op voor het Ultieme Gevecht. In het Saint David Hospital in Austin, Texas werd de wereldkampioen van 1993 geopereerd. Ook twee tumoren in zijn hoofd moesten operatief worden

verwijderd. Als klap op de vuurpijl werden bij een scan-onderzoek uitzaaiingen in zijn buik ontdekt, waarna hij twaalf weken chemotherapie kreeg voorgeschreven. Na een lange herstelperiode keerde hij verleden jaar in februari in de Ruta del Sol terug in het peloton.

Zeven maanden later eindigde hij als vierde in de Ronde van Spanje.

“Dat ik hier aan de start sta, is een mirakel. Toen ik twee jaar geleden gezond werd verklaard, was al mijn spiermassa weg. Ik moest van onder het nulpunt beginnen. Het was lastig. Maar was is pijn? Wat is afzien? Als je kunt leven en fietsen, heb je geen reden om te klagen. Mijn terugkeer in de Tour is een bijzonder moment. Dit is het walhalla, de enige wedstrijd die in de Verenigde Staten telt. Nu sta ik hier in het geel. Er zijn geen woorden voor.”

De Tour staat voor Armstrong bol van emoties. Zijn laatste succes dateerde van 1995, toen hij de rit naar Limoges won. Met z’n twee wijsvingers ten hemel gericht droeg hij de zege op aan Fabio Casartelli, zijn toenmalige ploegmaat bij Motorola die enkele dagen daarvoor in de afdaling van de Portet d’Aspet verongelukte. “Die overwinning blijft het meest speciale moment uit mijn wielercarrière.”

Alle dopingverhalen kunnen hem gestolen worden. “Ik ben hier omdat ik van de sport houd. Vroeger kon ik me over die affaires druk maken. Nu interesseert het me niets.

Als mens ben ik veranderd. Zeg maar: verbeterd. Ik sta dichter bij de personen die me liefhebben en de dingen waar ik van houd. In oktober verwachten mijn vrouw en ik ons eerste kind. Als je daar bij stil staat, telt deze Tour eigenlijk helemaal niet.”

(35)

Op het 6,8 kilometer lange traject rond het historische kasteel van Le Puy du Fou was halverwege een gemene klim van achthonderd meter. “Ik was gewaarschuwd dat ik vanaf daar tijdwinst kon boeken. Tot aan de finish liep het vals plat omhoof en kon je op de macht rijden. Dit geel is mooi, maar ik ga mijn ploeg niet opblazen om de trui te verdedigen. De komende dagen zijn er zoveel bonificatieseconden te verdienen, dat dat onmogelijk is. Ik zal mijn krachten goed moeten doseren.”

Onder de renners is de Texaan de grote favoriet voor de eindzege. “En in het peloton weten ze meestal wel wie de sterskte is”, zegt zijn ploegleider Johan Bruyneel.

“Het enige gevaar is dat Lance niet de ervaring heeft om drie weken voor een klassement te rijden.”

Armstrongs hele seizoen staat in het teken van ‘La Grande Boucle’. “Mijn droom is om op de Champs Elysées in het geel te rijden. Vanaf mei en juni voel ik me beresterk.” In de Dauphiné Liberé won hij de proloog, terwijl de oud-pupil van Hennie Kuiper in de Route du Sud de bergetappe naar Plateau de Beille op zijn naam schreef. “Omdat ik geen klimmer ben, moet ik de komende weken voorzichtig zijn in de cols, goed doseren. Ik heb vertrouwen. Meer niet.”

Zoals de kopman van US Postal zovelen een hart onder de riem wilde steken als toonbeeld voor alle kankerpatiënten. Zelf keek hij tijdens zijn ziekte naar de van kanker genezen schaatser Scott Hamilton en honkballer Eric Davis, die driekwart van zijn maag verloor. “Ik hoop dat mijn prestaties voor velen een steuntje in de rug zijn om te vechten.

Om nooit op te geven. Dat ze proberen te overleven en de medische behandeling doorzetten. Het is de zwaarste strijd in het leven, maar kijk naar mij: je kunt er als kampioen uitkomen.”

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hierbij bieden wij u de tweede kwartaalrapportage van de Modulaire Gemeenschappelijke Regeling Rijk van Nijmegen aan van 2017.. De rapportage gaat in op de inhoudelijke en

Waar dus op allerlei wijze de mensch zoekende is naar rust en vertrouwen en op dien weg aan alle kanten zijn Geloof terugvindt, naast zijn blijvende bewustheid van de Rede, ben ik

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

De arbeidsmarktpositie van hoger opgeleide allochtone jongeren is weliswaar nog steeds niet evenredig aan die van hoger opgeleide autochtonen, maar wel veel beter dan die

Naar aanleiding van de berichtgeving van De Telegraaf over de eurocrisis en Griekenland merken de NRC-redacteuren Toon Beemsterboer en Wilmer Heck op dat De Telegraaf zich

• Voorbeelden van een juist gevolg zijn (één van de volgende): 1 − Door het onderwerp vanuit een bepaalde invalshoek te belichten. worden het denken en praten over dit onderwerp

(1946) aspirant-collega s om een voorbeeld te nemen aan deze nieuwe aanpak in Nederland: de sportrubriek wordt er naar inhoud, vorm en taal zoo verzorgd, dat ze niet

Coporate Brand Strategy Planning and Analyse Manager.