• No results found

De ‘clash’ met Al Qaeda

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De ‘clash’ met Al Qaeda"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

De ‘clash’ met Al Qaeda

(2)

2

De ‘clash’ met Al Qaeda

Een onderzoek naar Huntington’s ‘Clash of Civilizations’ als verklaring voor Al Qaeda’s tegenwoordige rekrutering

Scriptie ter afsluiting van de masterstudie Internationale Betrekkingen / Internationale Organisatie aan de Rijksuniversiteit Groningen

N.A.M. Aanraad

Studentnummer: 1921673 Email: N.A.M.Aanraad@Rug.nl

Begeleider: prof. dr. P.M.E. Volten

(3)

3

Inhoud

1. Introductie………...4 2. Theoretisch kader………...7 2.1. Onderzoeksmodel………..7 2.2. Begripsbepaling………..8 2.3. Analyseniveaus………...11

2.4. Huntington’s Clash of Civilizations..………...13

2.5. Het Root Cause Model……….16

3. Al Qaeda en haar leden………...23

3.1. Al Qaeda………...23

3.2. Al Qaeda’s leden………..30

3.3. Conclusie………..34

4. Al Qaeda’s mondiale rekrutering………..38

4.1. Het Root Cause Model: voorname factoren………..38

4.2. Toevoegingen op het Root Cause Model………..48

4.3. Conclusie………...49

5. Culturele verschillen als oorzaken voor Al Qaeda’s rekrutering…………..…….52

6. Eindconclusie………...57

(4)

4

1. Introductie

Samuel Huntington publiceerde in 1993 zijn artikel ‘The Clash of Civilizations’ (CoC) in het vakblad Foreign Affairs. Dit ontlokte wetenschappelijke discussies waardoor Huntington zijn boek ‘The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order’ schreef. Dit boek biedt een toekomstbeeld over de wereldorde in de 21e eeuw. Dit beeld is gebaseerd op veranderingen die hebben plaatsgevonden in de internationale betrekkingen na de beëindiging van de Koude Oorlog (KO).

Het plaatsvinden van een conflict tussen de Westerse en de Islamitische beschaving in de 21e eeuw is één van Huntington’s eindconclusies. Dit conflict is gebaseerd op culturele verschillen tussen beide beschavingen. In de recente wetenschap is deze conclusie vaak als startpunt genomen voor onderzoek en vervolgens bekritiseerd. Deze conclusie wordt ook in dit onderzoek geanalyseerd.

Huntington’s conclusie over de botsing tussen de Westerse en de Islamitische beschaving lijkt steekhoudend omdat er in het laatste decennium meerdere malen terroristisch geweld uit naam van de Islam is uitgeoefend op de Westerse beschaving. Voorbeelden hiervan zijn de aanslagen van Al Qaeda op 11 september 2001, de bomaanslagen op het openbaar vervoer in Madrid en London in respectievelijk 2004 en 2005 en de recentelijk verijdelde poging tot bomaanslag op de vlucht van Amsterdam naar Detroit in december 2009.

Deze vier voorbeelden zijn net als vele andere aanslagen uit naam van de Islam onlosmakelijk verbonden met de terroristische organisatie Al Qaeda. Na de aanslagen van ‘9/11’ ontketende zich de mondiale oorlog tegen het terrorisme. Deze Global War on Terror (GWOT) zou zich voornamelijk gaan richten op het Islamitisch terrorisme dat grotendeels belichaamd werd door Al Qaeda.

Ondanks de GWOT is Al Qaeda in staat gebleken voort te bestaan en haar terroristisch geweld te blijven uitoefenen op het Westen. Dit lijkt Huntington’s botsing tussen de Westerse en de Islamitische beschaving te bevestigen en daarmee zijn theorie steekhoudend te maken op dit gebied.

(5)

5

Rekrutering is een belangrijke causale factor van Al Qaeda’s voortbestaan en de voortzetting van terroristisch geweld tegen de Westerse beschaving. Op enige wijze weet Al Qaeda, al dan niet actief, Islamieten te bewegen tot het plegen van terroristische aanslagen, ofwel te rekruteren. Door de factoren die volgens vakliteratuur ten grondslag liggen aan Al Qaeda’s rekrutering af te zetten tegen Huntington’s verklaringen voor de botsing tussen het Westen en de Islamitische beschaving, wordt onderzocht in hoeverre Huntington’s CoC steekhoudend is op dit gebied. Dit wordt gedaan door de beantwoording van de volgende onderzoeksvraag: In hoeverre biedt Huntington’s ‘Clash of Civilizations’ tussen de Westerse en de Islamitische beschaving een verklaring voor Al Qaeda’s tegenwoordige rekrutering en daarmee haar voortzetting van terroristisch geweld tegen het Westen?

Huntington’s CoC wordt beknopt uiteengezet in het volgende hoofdstuk, het theoretisch kader. Er wordt voornamelijk dieper ingegaan op Huntington’s argumentatie achter de botsing tussen de Westerse en de Islamitische beschaving in de 21e eeuw door culturele verschillen.

Voorts wordt in het derde hoofdstuk bepaald wat tegenwoordig onder Al Qaeda kan worden verstaan. Daarnaast wordt geanalyseerd op welke wijzen Islamitische terroristen zich kunnen verhouden tot Al Qaeda. Dit wordt gedaan door middel van de beantwoording van de volgende eerste deelvraag: Wat is het tegenwoordige Al Qaeda en op welke wijzen kunnen Islamitische terroristen zich hier tot verhouden?

In het vierde hoofdstuk wordt geanalyseerd welke voornaamste factoren ten grondslag liggen aan Al Qaeda’s mondiale rekrutering. Dit wordt gedaan door te analyseren in hoeverre de verklaringen voor Islamitische radicalisering van het ‘Root Cause Model of Radicalisation’ (RCM) van toepassing zijn op het reeds geanalyseerde huidige Al Qaeda. Daarnaast worden ook verklaringen geanalyseerd die het RCM lijkt te overzien. Hiermee wordt de volgende tweede deelvraag beantwoord: In hoeverre biedt het ‘Root Cause Model of Radicalisation’ een verklaring voor Al Qaeda’s huidige mondiale rekrutering?

In het theoretisch kader in hoofdstuk twee wordt het RCM beschreven en er wordt uitgelegd waarom dit model het juiste is voor het analyseren van Al Qaeda’s rekrutering in vergelijking met andere verklaringen.

(6)

6

(7)

7

2. Theoretisch kader

Het theoretisch kader van dit onderzoek wordt in dit hoofdstuk uiteengezet door het onderzoeksmodel te visualiseren en de belangrijkste begrippen te definiëren. Voorts worden de analyseniveaus beschreven en de voornaamste aspecten van Huntington’s CoC uiteengezet. Als laatst wordt het ‘Root Cause Model of Radicalization’ (RCM) toegelicht, zodat dit model in hoofdstuk vier toegepast kan worden.

2.1. Onderzoeksmodel

De inrichting van het onderzoek, zoals deze in de inleiding is beschreven, kan als volgt worden gevisualiseerd: Figuur 1: onderzoeksmodel Al Qaeda’s huidige organisatiestructuur Al Qaeda’s ideologie

De verhouding van Islamitische terroristen tot het huidige Al Qaeda

Het huidige Al Qaeda

De voornaamste factoren die ten grondslag liggen aan

Al Qaeda’s huidige mondiale rekrutering

Verklaringen van het RCM voor Al Qaeda’s rekrutering

Toevoegingen op het RCM

(8)

8

2.2. Begripsbepaling

Cultuur

Huntington definieert cultuur als het geheel van afstamming, religie, taal, geschiedenis, erfgoed, waarden, gebruiken en instituties van bepaalde groepen. De volgende culturele groepen kunnen onderscheiden worden: stammen, etnische groepen, religieuze gemeenschappen, naties en op het breedste niveau beschavingen.1

Culturen schrijven instellingen en gedragspatronen voor die mensen sturen volgens de richtlijnen die in een bepaalde maatschappij als juist worden beschouwd. Deze culturen leiden tot een bepaalde verbondenheid binnen culturele groepen. Meer nog dan dit leiden ze ertoe dat andere culturele groepen als een gemeenschappelijke vijand worden beschouwd.2

Islamitisch terrorisme

Het definiëren van het vijandelijke terrorisme is in de GWOT van essentieel belang. Immers, een keuze voor een bepaalde definitie stuurt en legitimeert het antiterrorismebeleid van de betreffende actor(en). Er bestaat kritiek op de wijze waarop de Verenigde Staten (VS) het beeld van de Islamitische vijand in de GWOT schetsen. Volgens Amuwo wordt er door de VS geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen Islamieten, Islamisten en Islamitische terroristen, hoewel hiertussen toch een duidelijk verschil bestaat. Een Islamiet is iemand die het Islamitische geloof aanhangt en een Islamist is iemand die een voorstander is van de implementatie van de Sharia in het publieke en private leven, terwijl een Islamitische terrorist vaak radicalere doelstellingen heeft en bereid is hiertoe geweld te gebruiken.3

Het niet erkennen van deze verschillen tussen Islamieten, Islamisten en Islamitische terroristen kan negatieve gevolgen hebben voor de GWOT. In de Islamitische wereld heerst bijvoorbeeld de gedachte dat de VS niet zozeer tegen het terrorisme strijden, maar tegen de gehele Islamitische wereld.4 Simplificatie van de Islamitische wereld leidt dan tot een versterking van de polarisatie tussen de Islamitische en de Westerse werelden.

1Huntington, S.P. (2001), ‘Botsende beschavingen’, p. 17

2

Ibid., p. 350

3 Amuwo, A. (2002), ‘The political Economy of Terrorism’, p. 225. Toegankelijk via

http://www.codesria.org/Links/Publications/ad1_2002/Amuwo.pdf geraadpleegd op 23 december 2009

4

(9)

9

De definiëring van Islamitisch terrorisme is van groot belang voor gedegen onderzoek. Schmid en Jongman hebben de veelzijdigheid benoemd waarmee terrorisme gedefinieerd kan worden. Zij vergeleken 109 definities van terrorisme en identificeerden hierin 22 kenmerken die in een groot aantal van de definities voorkwamen. De eerste acht kenmerken die het meest voorkwamen in de vergeleken definities luiden als volgt: (1) het uitoefenen van geweld, (2) het dienen van een politiek doel, (3) het zaaien van angst, (4) het vormen van een bedreiging, (5) het hebben van een psychologisch effect, (6), de slachtoffers zijn niet gelijk aan het doel, (7) de actie is systematisch gepland en georganiseerd, en (8) er gaat een bepaalde strategie en tactiek gepaard met de actie. Het eerste kenmerk komt het meest voor ( 83,5 procent) en het achtste kenmerk komt het minst voor (30,5 procent).5

Zowel op basis van de beschreven overeenkomstige kenmerken als van het Islamitische karakter van het tegenwoordige Islamitisch terrorisme, kan de volgende definitie van Islamitisch terrorisme worden geformuleerd:

‘het door radicale Islamitische groeperingen of individuen plegen van of dreigen met, op mensenlevens gericht geweld, teneinde politieke verandering te realiseren door een groter publiek psychologisch te beïnvloeden door middel van het zaaien van angst’.

Al Qaeda’s mondiale rekrutering

Rekrutering kan op verschillende wijzen gedefinieerd worden. Het volgende wordt in deze scriptie beschouwd onder Al Qaeda’s mondiale rekrutering van Islamitische terroristen: ‘Het – al dan niet actief – op mondiaal niveau radicaliseren van Islamieten door Al Qaeda totdat een geesteshouding is bereikt waaruit de bereidheid blijkt tot het uitoefenen van terroristisch geweld in opdracht van of uit naam van Al Qaeda.’

Uit deze definitie blijkt dat Al Qaeda niet per se actief rekruteert. In wetenschappelijke kringen bestaat de discussie of Al Qaeda tegenwoordig voornamelijk actief (‘top-down’) rekruteert of dat er voornamelijk sprake is van zelfrekrutering (‘bottom-up’) door potentiële Islamitische terroristen. Er bestaat geen eenduidigheid over dit punt. Er wordt daarom in dit onderzoek geen ‘partij gekozen’ in deze discussie, maar er wordt aangenomen dat er in het geval van Al Qaeda sprake is van een combinatie van ‘top-down’ en ‘bottom-up’ rekrutering.

Daarnaast wordt aangenomen er altijd sprake is van interactie tussen de potentiële gerekruteerde en de organisatie Al Qaeda. Een potentiële terrorist krijgt bij actieve rekrutering

(10)

10

pas de aandacht van een werver voor Al Qaeda als is gebleken dat hij op enige wijze interesse toont in Al Qaeda’s ideologie. Voor zelfrekrutering geldt dat Al Qaeda’s ideologie de potentiële terrorist op enige wijze wordt aangereikt door de organisatie Al Qaeda. Bijvoorbeeld door middel van het internet. Ook bij zelfrekrutering is dus sprake van interactie. Daarnaast voorziet de overname van Al Qaeda’s ideologie soms slechts in een bepaalde mate van Islamitische radicalisering. Verdere radicalisering vindt plaats in trainingskampen waarnaar potentiële Islamitische terroristen uit eigen initiatief afreizen. In dit geval is er na de zelfrekrutering alsnog sprake van directe interactie tussen de organisatie Al Qaeda en de potentiële Islamitische terrorist. Er wordt in dit onderzoek dus uitgegaan van zowel actieve of ‘top-down’ rekrutering als zelfrekrutering of ‘bottom-up’ rekrutering en het wordt beschouwd als een interactief proces.

Uit de bovenstaande definitie blijkt dat radicalisering een belangrijke rol speelt in Al Qaeda’s rekrutering. Er kan op verschillende wijzen inhoud worden gegeven aan het fenomeen radicalisering. Radicalisering wordt in dit onderzoek geïnterpreteerd zoals het Nederlandse Ministerie van Justitie dit doet: ‘Het proces dat leidt tot een geesteshouding waarmee de bereidheid wordt aangeduid om de uiterste consequentie uit een denkwijze te aanvaarden en die in daden om te zetten. Die daden kunnen maken dat op zichzelf hanteerbare tegenstellingen escaleren tot een niveau waarop deze de samenleving ontwrichten, doordat er geweld aan te pas komt of doordat groepen zich afkeren van de samenleving.’6

Radicalisering vertoont duidelijke overeenkomsten vertoont met Al Qaeda’s rekrutering. Desondanks bestaan er verschillen hiertussen. Radicalisering leidt namelijk niet altijd tot de bereidheid terroristisch geweld uit te oefenen. In dit onderzoek wordt ervan uitgegaan dat Islamitische terroristen pas door Al Qaeda gerekruteerd zijn als radicalisering heeft plaatsgevonden en de Islamieten hierdoor ook bereid zijn om terroristisch geweld uit te oefenen uit naam van Al Qaeda. Terroristen zijn dus altijd radicaal terwijl radicalen lang niet altijd terroristen zijn. Radicalisering is echter wel het belangrijkste element van Al Qaeda’s rekrutering.

6 Ministerie van Justitie (2005), ‘Nota Radicalisme en radicalisering’, p.2. (TK 2004-2005, 29754, nr.26).

(11)

11

2.3. Analyseniveaus

Huntington analyseert de gevolgen van culturele verschillen voornamelijk op het macroniveau. Hiermee wordt het niveau bedoeld van de zeven of acht verschillende beschavingen die Huntington onderscheid. Cultuur oefent echter invloed uit op alle niveaus. Ook lagere niveaus. Het individuele niveau is hierin het laagst.

In dit onderzoek worden Huntington’s culturele verschillen als verklaring voor botsende beschavingen getoetst aan Al Qaeda’s voortbestaan en haar rekrutering in het bijzonder. In onderzoek naar (Islamitisch) terrorisme, zoals dat van Al Qaeda, worden tegenwoordig meerdere analyseniveaus onderscheiden. Sageman onderkent in zijn onderzoek naar Islamitisch terrorisme het micro- en macroniveau. Hij beschrijft het microniveau als het niveau van de individuele terrorist. De analyse op het microniveau berust op de aanname dat terroristen (zelfmoord)aanslagen plegen doordat de terrorist duidelijk verschilt van de ‘gewone’ mens. Het microniveau als analyseniveau voor onderzoek naar terrorisme heeft volgens Sageman de volgende beperkingen: onderzoek op individualistisch niveau zegt niets over de significantie en de grootte van het gehele probleem van terrorisme. Daarnaast lijkt de aanname dat de terrorist duidelijk verschilt van de ‘gewone’ mens niet te kloppen en de aandacht voor de individu zorgt voor het negeren van situationele factoren.7

Het macroniveau wordt beschreven als het geheel van externe structurele factoren op het niveau van de gehele samenleving. Politieke, economische en culturele factoren zijn voorbeelden van factoren op het macroniveau. Het macroniveau als analyseniveau voor onderzoek naar terrorisme heeft volgens Sageman de volgende beperkingen: de externe structurele factoren veranderen niet zo snel als terrorisme dit doet. Het macroniveau is daarom nogal statisch. Voorts zijn de externe structurele factoren op veel individuen van toepassing terwijl maar weinig van hen terrorist worden. Naar aanleiding van deze laatste beperking acht Sageman het belangrijk te onderzoeken wat er zo specifiek is aan terroristen waarop dezelfde externe en structurele van toepassing zijn als op vele andere individuen die geen terrorist worden.

Sageman is slechts één van de vele wetenschappers die de mening delen dat het microniveau en het macroniveau afzonderlijk niet voldoende zijn om de causale factoren van terrorisme en radicalisering te verklaren. Hij kiest daarom voor een middenweg tussen het microniveau en het macroniveau. Zijn vernieuwende ‘middle-range approach’ richt zich met

(12)

12

name op terroristen in relatie tot: elkaar, ideeën uit hun omgeving en individuen of organisaties buiten hun groepering.8

Ook Veldhuis en Staun onderkennen het microniveau en het macroniveau als analyseniveaus. In tegenstelling tot Sagemans beschrijving van het microniveau bestaat het microniveau volgens hen naast individuen ook uit de sociale omgeving en relaties van deze individuen. Veldhuis en Staun delen wel Sageman’s mening over de inhoud van het macroniveau delen en zij onderkennen de beperkingen van het microniveau en het macroniveau.9

Veldhuis en Staun kiezen in tegenstelling tot Sageman’s ‘middenweg’ echter voor een meeromvattende benadering. Hierin worden causale factoren zowel op microniveau als op macroniveau onderzocht. Zoals eerder beschreven is hierin het microniveau onder te verdelen in een individueel en een sociaal niveau.10

In ‘Sageman’s’ sociale tussenniveau komen micro- en macrofactoren samen en ook Veldhuis en Staun pleiten voor onderzoek op zowel micro- als macroniveau. Dit benadrukt het feit dat radicalisering en terrorisme – en daarmee Al Qaeda’s rekrutering – niet verklaard kunnen worden door onderzoek op een afzonderlijk analyseniveau. In dit onderzoek wordt daarom gekozen voor een meeromvattende benadering waarin zowel het microniveau als het macroniveau de analyseniveaus vormen.

Huntington’s culturele verschillen worden in dit onderzoek dus afgezet tegen causale factoren van Al Qaeda’s rekrutering op zowel het micro- als het macroniveau. Dit levert geen beperkingen op voor het onderzoek want cultuur is van invloed op zowel het micro- als het macroniveau. Huntington’s culturele verschillen als verklaring voor de botsende Westerse en Islamitische samenleving kunnen ondanks het verschil in analyseniveau dus getoetst worden zoals dit in dit onderzoek beoogd is.

8 Ibid, p. 20-24 9

Veldhuis, T. & Staun, J. (2009), ‘Islamist Radicalisation: A Root Cause Model’, p. 22-24 . Toegankelijk via

http://www.diis.dk/graphics/_IO_indsatsomraader/Religion_og_social_konflikt_og_Mellemosten/Islamist%20R adicalisation.Veldhuis%20and%20Staun.pdf geraadpleegd op 10 maart 2010

(13)

13

2.4. Huntington’s Clash of Civilizations

Huntington’s boek ‘The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order’ biedt een toekomstbeeld over de wereldorde in de 21e eeuw. Dit beeld is gebaseerd op veranderingen die hebben plaatsgevonden in de internationale betrekkingen na de beëindiging van de Koude Oorlog (KO). Huntington’s volgende beweringen zijn de voornaamste en geven een indruk van de inhoud van zijn CoC:

 In de wereld na de KO zijn scheidslijnen tussen volkeren niet langer ideologisch, politiek of economisch bepaald, maar cultureel. Men definieert zichzelf in termen van cultuur, identificeert zich met gelijken en polariseert met anderen op dit gebied. 11

 Hierdoor is de wereldorde na de KO er één van zeven of acht beschavingen. De mondiale politiek in de 21e eeuw is multipolair en multicultureel. Beschavingen met culturele overeenkomsten zullen bondgenootschappen vormen en die met culturele verschillen zullen botsen. Binnen de beschavingen bevindt zich een kernland.12

 Lokale conflicten tussen groepen of staten van verschillende beschavingen zullen escaleren tot grotere conflicten tussen deze beschavingen. Conflicten langs breuklijnen tussen beschavingen zijn daarom het gevaarlijkst in de 21e eeuw.13

 Conflicten tussen groepen van dezelfde beschaving blijven ook voorkomen maar deze zullen niet escaleren tot grote conflicten.14

 In de 21e eeuw zal de machtsbalans verschuiven. Het Westen zal minder machtig worden en Aziatische en Islamitische beschaving zullen machtiger worden.15 Het Westers universalisme levert een conflict op met deze beschavingen.

 Escalerende breuklijnconflicten zullen het meest waarschijnlijk plaatsvinden tussen Islamitische en niet-Islamitische beschavingen, de Westerse christelijke beschaving in het bijzonder. Solidariteitsverklaringen van verwante landen zullen deze conflicten doen uitbreiden. 16

(14)

14

 Een multiculturele mondiale wereldpolitiek kan een wereldoorlog voorkomen die gebaseerd is op culturele tegenstellingen. De (universalistische) identiteit van de Westerse beschaving moet daarom geherdefinieerd worden.17

Het eerste en het voorlaatste punt zijn het belangrijkst voor deze scriptie. De twee punten samen leiden tot Huntington’s stelling dat de Westerse en de Islamitische beschaving in de 21e eeuw met elkaar in conflict zullen raken als gevolg van culturele verschillen. Deze stelling wordt afgezet tegen de verklaringen voor Al Qaeda’s rekrutering en daarmee de voortzetting van het terroristisch geweld tegen de Westerse beschaving. Huntington zegt het volgende over de achtergronden en de oorzaken van het ‘culturele conflict’ tussen de Islamitische wereld en het Westen:

De oorzaken van het voortdurende patroon van conflicten tussen het christelijke Westen en de Islamitische wereld vloeien voort uit de aard van beide religies en de beschavingen die erop zijn gebaseerd. Het conflict is enerzijds een product van hun verschillen, met name van het Islamitische idee van de Islam als een manier van leven die religie en politiek overstijgt en verenigt, tegenover het Westerse christelijke idee van de gescheiden invloedssferen. Het conflict komt echter ook voort uit hun overeenkomsten. Beiden zijn monotheïstische religies die niet eenvoudig nieuwe goden kunnen accepteren en die de wereld in dualistische, wij-en-zij termen beschouwen. Beide zijn universalistisch omdat zij elk voor zich beweren dat ze het enige ware geloof zijn. Beide zijn zendingsreligies die geloven dat hun volgelingen de plicht hebben om niet-gelovigen te bekeren tot dat ene ware geloof.18

Daarnaast wordt het conflict gevoed door: seculiere versus religieuze waarden, historische rivaliteit en wrok over de Westerse dominantie in de postkoloniale politieke structurering van het Midden-Oosten.19 Beide beschavingen benadrukken de superioriteit van hun cultuur en de noodzaak om de integriteit van die cultuur te bewaren tegenover aanvallen van de andere beschaving. In de Islamitische beschaving heerst de mening dat het Westen materialistisch, corrupt, decadent en immoreel is.

(15)

15

Daarnaast leidt het Westers secularisme ertoe dat een gedeelte van de Westerse bevolking helemaal geen godsdienst aanhangt. Dit is vanuit Islamitisch oogpunt nog erger dan het aanhangen van het christendom. Als laatst wordt het Westen beschouwd als een macht die de Islamitische beschaving onderdrukt, hun markten overspoelt en hun hulpbronnen, initiatieven en ontwikkelingsmogelijkheden beheerst.20

Het niveau van het gewelddadige conflict tussen de Islam en het christendom is in de loop der tijd beïnvloed door demografische groei en afname, door economische ontwikkelingen, technologische veranderingen en de intensiteit van de religieuze beleving. Vanaf het eind van de twintigste eeuw is er een intensifiëring van het conflict tussen het Westen en de Islamitische wereld te zien. Volgens Huntington ligt hieraan een samenloop van vijf factoren ten grondslag21:

1. De Islamitische bevolkingsgroei heeft grote aantallen werkloze en misnoegde jongere opgeleverd die rekruten worden van ‘de Islamitische zaak’, die druk uitoefenen op naburige samenlevingen en naar het Westen migreren.

2. De Islamitische heropleving22 heeft de moslims een hernieuwd vertrouwen gegeven in het onderscheiden karakter en de waardigheid van hun beschaving en waarden in vergelijking met die van het Westen.

3. Onder moslims is een intense wrok gegroeid vanwege de gelijktijdige pogingen van het Westen om zijn waarden en instituties algemeen te verbreiden, zijn militaire en economische overmacht in stand te houden en te interveniëren in conflicten in de Islamitische wereld.

4. De ineenstorting van het communisme heeft een gemeenschappelijke vijand van het Westen en de Islam uit de weg geruimd, waarna zij elkaar als belangrijkste bedreiging gingen zien. 20 Ibid., p. 232 21 Ibid., p.229-230

22 Islamitische heropleving: Een brede intellectuele, culturele, sociale, politieke beweging die zich overal binnen

(16)

16

5. De toegenomen contacten tussen moslims en westerlingen en hun vermenging hebben bij beiden een nieuw besef van de eigen identiteit en het anders zijn dan de ander bevorderd. Interactie en vermenging verhevigen ook de geschillen rond de rechten van de leden van een beschaving in een land dat gedomineerd wordt door leden van een andere beschaving.

Deze vijf factoren hebben het conflict doen intensifiëren, maar de fundamentele oorzaken van het conflict zijn de culturele verschillen tussen de Westerse en Islamitische beschaving. Deze beschavingen en hun culturele verschillen vloeien voort uit hun religies.

2.5. Het Root Cause Model

Modellen zijn slechts karikaturen van de werkelijkheid en worden altijd achterhaald door de dynamiek. Desondanks is het gebruik van een model wel een middel om overzichtelijkheid te brengen in de complexiteit van Al Qaeda’s rekrutering. Hierbij is het belangrijk dat een veelomvattend en passend model gebruikt wordt dat zo goed mogelijk de werkelijkheid lijkt te verklaren. Het ‘root cause model of radicalisation’ (RCM) lijkt hieraan te voldoen, dit wordt beargumenteerd door kort uit te leggen wat het model inhoudt en hoe het zich verhoudt tot andere modellen.

(17)

17

Figuur 2: PET model (2009)23

De kracht van het PET model is de mogelijkheid om maatregelen te nemen nadat is vastgesteld dat een individu zich in een bepaalde radicaliseringfase bevindt. De eenvoud van het model is echter ook een zwakte, want gedragsverandering kan zich op verschillende manieren uiten. Daarnaast is het belangrijk te weten hoe een persoon ontvankelijk is geworden voor radicale ideeën. Dit is immers een proces dat ten grondslag ligt aan fase één van het PET model.

Een ander voorbeeld van een fasemodel is het model dat gehanteerd wordt door de NYPD. Zoals in figuur drie is te zien, onderscheid het model vier fasen in het radicaliseringproces van moslims in het ‘Westen’.

(18)

18

Figuur 3: NYPD model (2007)24

In tegenstelling tot het PET model wordt in het NYPD model uitgegaan van ‘bottom-up’ radicalisering. Daarnaast wordt in het NYPD model begonnen met een fase die voorafgaat aan het radicaliseringproces. In deze pre-radicalisering fase wordt de individu beschreven. De volgende fase is er één van zelf-identificatie, waarin de individu het radicale gedachtegoed begint te ontdekken. Ook associeert de individu zich met personen met dezelfde ideeën. De derde fase is er één van indoctrinatie, waarin de individu het radicale gedachtegoed volledig overneemt en zich beseft dat er actie ondernomen moet worden. In de vierde fase beseft de individu zich dat hij of zij één van degenen is die deze actie moet ondernemen.

Het RCM gaat uit van kritiek op zogenaamde fasemodellen zoals het PET model en het NYPD model. Radicalisering is namelijk een voortdurend proces zonder een specifiek te definiëren begin- of eindstadium en het is niet in te delen volgens een afgebakende chronologische indeling. Terugredenering in fasen vanaf bijvoorbeeld een terroristische aanslag of ander irregulier geweld is daarom niet wenselijk. Te meer omdat politieke, economische, culturele en sociale contexten een belangrijke rol spelen bij radicalisering. Met fasemodellen wordt radicalisering stug in opeenvolgende fasen ingedeeld waarbij geen rekening gehouden wordt met deze verschillende contexten.

24

NYPD (2007), ‘Radicalization in the West: The Homegrown Threat’, p. 6-7. Toegankelijk via

http://www.nypdshield.org/public/SiteFiles/documents/NYPD_Report-Radicalization_in_the_West.pdf

(19)

19

Wanneer terroristisch of ander irregulier geweld als startpunt van het onderzoek wordt beschouwd, wordt alleen uitgegaan van casussen waarbij het radicaliseringproces daadwerkelijk heeft uitgemond in dit soort geweld. Dit terwijl terroristisch geweld slechts de uiterste consequentie is van radicalisering en daardoor zelden voorkomt in relatie tot het totaal van radicaliseringprocessen. Een gevolg hiervan is dat met fasemodellen niet kan worden uitgelegd waarom personen radicaliseren zonder dat zij geweld toepassen of waarom personen juist niet radicaliseren. Alleen de ‘succesvolle’ gevallen van radicalisering kunnen dus worden uitgelegd met fasemodellen.

Het optreden van discriminatie is een gevolg van de bovenstaande kritiek. Personen met bepaalde kenmerken (bijvoorbeeld raciale of religieuze) die binnen een eerste fase te plaatsen zijn, zijn wellicht niet eens aan het radicaliseren. Door het fasemodel te volgen wordt echter wel aangenomen dat zij uiteindelijk geweld zullen uitoefenen. ‘Self-fulfilling prophecies’ zijn het gevolg. Ook gaan fasemodellen uit van ‘top-down’ of ‘bottom-up’ radicalisering. Dit terwijl het bijna altijd een combinatie van beiden is. Net als het PET-model en het NYPD-model gaan de terrorisme-experts Sageman en Hoffman uit van respectievelijk ‘bottom-up’ of ‘top-down’ rekrutering door Al Qaeda. Op de wetenschappelijk bekende discussie tussen de twee experts wordt later in dit onderzoek ingegaan. Een dergelijke keuze voor ‘bottom-up’ of ‘top-down’ rekrutering wordt in dit onderzoek niet (volledig) overgenomen. Hier wordt later in het onderzoek meer specifiek op ingegaan.

Opsommend kan worden gesteld dat fasemodellen geen rekening houden met individuele factoren van radicalisering en de context waarin dit plaatsvindt. Juist de combinatie van het verklaren van contextuele (macro) factoren en het verklaren van individuele (micro) factoren hierbinnen is benodigd om een gedegen verklaring te bieden voor radicalisering en daarmee Al Qaeda’s rekrutering. Het RCM biedt een raamwerk dat laat zien hoe causale factoren van radicalisering op verschillende niveaus zich tot elkaar verhouden.

(20)

20

anderen en de individuele factoren beschrijven de persoonlijke omstandigheden en processen die verklaren hoe individuen situaties interpreteren en hierop reageren.25

Na de indeling van de causale factoren in micro- en macrofactoren, wordt er verder gedifferentieerd tussen oorzaken en katalysators. Oorzaken vormen het fundament voor radicalisering terwijl katalysators het radicaliseringproces doen accelereren. In het RCM worden katalysators onderverdeeld in rekrutering en ‘trigger events’. Een voorbeeld van een trigger event is een provocerende uitspraak van een publiek figuur. Zowel oorzaken als katalysators komen voor op het macro- en het microniveau. De twee vormen van categorisering vormen samen het volgende model:

Figuur 4: Root Cause Model I

In het volgende model is meer gedetailleerd te zien hoe causale factoren van verschillende analyseniveaus zich tot elkaar verhouden en hoe een combinatie van deze factoren invloed uitoefent op het gedrag van individuen en bijdraagt aan radicalisering.

25

Veldhuis, T. & Staun, J. (2009), ‘Islamist Radicalisation: A Root Cause Model’, p. 14-22 . Toegankelijk via

(21)

21

Figuur 5: Root Cause Model II

In het midden van het model bevindt zich de individu wiens gedrag beïnvloed wordt door verschillende factoren op verschillende niveaus. In de buitenste laag van het model bevinden zich de macrofactoren, deze contextuele factoren vormen de voorwaarden voor een klimaat dat toegankelijk is voor radicalisering. Voorbeelden hiervan zijn: politieke factoren, economische factoren, culturele factoren, demografische factoren en opleidingsniveau. De macrofactoren zijn altijd gerelateerd aan sociale structuren.

Radicalisering kan niet verklaard worden door macrofactoren alleen. Zelfs in een klimaat dat toegankelijk is voor radicalisering, radicaliseert slechts een minderheid. Het is daarom essentieel om ook causale factoren te onderkennen op het microniveau, waarin het draait om de individu en de manier waarop deze zich verhoudt tot sociale structuren. Het microniveau is gevisualiseerd als de twee binnenste lagen van het model. Binnen dit microniveau is een onderscheid te maken tussen individuele factoren en sociale factoren, ofwel de relatie met relevante anderen in de omgeving van de individu. Voorbeelden van sociale factoren zijn: sociale identificatie met anderen of groeperingen en relatieve deprivatie. Voorbeelden van individuele factoren zijn: psychologische factoren, persoonlijke ervaringen en persoonlijk geloof of overtuiging.

(22)

22

radicalisering. Individuele en sociale factoren spelen echter een minstens zo essentiële rol. Tussen de niveaus bestaat overlap want de causale factoren kunnen vaak in verschillende analyseniveaus geplaatst worden.26 Ook beschouwt het RCM radicalisering als een interactief proces en er wordt geen keuze gemaakt tussen actieve rekrutering of zelfrekrutering zoals dit gedaan wordt door Sageman en Hoffman of door het PET- en het NYPD-model.

Afsluitend kan worden gesteld dat het RCM een geschikt model is om Al Qaeda’s mondiale rekrutering te analyseren omdat een complex en dynamisch fenomeen als Islamitische radicalisering – en daarmee Al Qaeda’s rekrutering – zo volledig moet worden geanalyseerd. Het RCM voorziet in deze volledigheid van analyse door Islamitische radicalisering zo veelomvattend mogelijk te onderzoeken op verschillende analyseniveaus en te kiezen voor een combinatie van actieve rekrutering en zelfrekrutering.

(23)

23

3. Al Qaeda en haar leden

In dit derde hoofdstuk wordt door middel van de beantwoording van de volgende eerste deelvraag geanalyseerd wat Al Qaeda tegenwoordig inhoudt en hoe Islamitische terroristen zich hier tot kunnen verhouden: Wat is het tegenwoordige Al Qaeda en op welke wijzen kunnen Islamitische terroristen zich hier tot verhouden?

Er bestaat onduidelijkheid en onenigheid over de tegenwoordige inhoud van Al Qaeda, ook in wetenschappelijke kringen. Het gaat daarbij met name om de volgende aspecten van Al Qaeda: de organisatiestructuur, de ideologie en de doelstellingen.

3.1. Al Qaeda27

Organisatiestructuur

Ten tijde van het ontstaan van Al Qaeda in 1988 was de organisatie te typeren als een terroristische organisatie met een duidelijke hiërarchische organisatiestructuur. De piramidevormige structuur was noodzakelijk om tegen de Sovjet-bezetters te kunnen opereren in de Afghaanse oorlog. De acties tegen de vijand, die destijds nog de ‘nabije vijand’ genoemd werd, werden centraal gepland en gestuurd.28

Nadat de Sovjet-bezetters zich hadden terugtrokken uit Afghanistan veranderden de doelen van Al Qaeda. De nadruk werd steeds meer gelegd op het bestrijden van de ‘verre vijand’ (het Westen en met name de VS) als een poging om de Islamitische wereld te bevrijden van Westerse dominantie. Al Qaeda ontwikkelde zich in de jaren negentig van een hiërarchische organisatie naar een netwerkorganisatie. Dit was nodig om wereldwijde doelen effectief aan te kunnen grijpen.

Met de oprichting van het ‘Islamitisch Wereldfront voor de Jihad tegen Joden en Kruisvaarders’ in 1998 is Al Qaeda tot en met de aanslagen van ‘9/11’ in 2001 te typeren als een volledige netwerkorganisatie.29 Dit betekende de consolidatie van de wereldwijde Jihad tegen de ongelovige VS. Andere gelijksoortige netwerken vielen nu onder de organisatie Al

27 Een gedeelte van deze paragraaf is eerder gepubliceerd in: ‘De strijd tegen Al Qaeda: een allesbeslissende slag

om de steun van de moslimgemeenschap’, Aanraad, N. (2010)

28

Mishal, S. & Rosenthal, M. (2005), ‘Al Qaeda as a Dune Organisation: Toward a Typology of Islamic Terrorist Organizations’, p. 278. In: Studies in Conflict & Terrorism, 28: p. 275-293

(24)

24

Qaeda. In de acties van de organisaties die onder Al Qaeda vielen, voorzag Al Qaeda in training, werving en logistieke en financiële steun. De aanslag van ‘9/11’ werd echter wel centraal gepland en gestuurd door Al Qaeda zelf. Dit was mogelijk omdat de kern van Al Qaeda nog wel de hiërarchische organisatievorm kende in tegenstelling tot de rest van Al Qaeda.

Een netwerkorganisatie heeft de eigenschap dat deze geneutraliseerd kan worden door belangrijke schakels of personen te vernietigen.30 De jacht op kopstukken van Al Qaeda die zich na ‘9/11’ ontketende was dus een ernstige bedreiging voor het overleven van Al Qaeda als netwerkorganisatie. Al Qaeda wist zich echter goed aan te passen aan deze situatie, waardoor de organisatie vandaag de dag nog steeds in staat is haar acties te ontplooien. Er is echter geen eenduidige omschrijving van de huidige organisatiestructuur van Al Qaeda aanwezig. Ook in wetenschappelijke kringen zijn de meningen hierover verdeeld.

Sageman beweert bijvoorbeeld dat Al Qaeda niet meer actief rekruteert voor haar acties en dat de ware terroristische dreiging daarom niet uitgaat van de organisatie maar van een wereldwijde ‘leiderloze Jihad’. Al Qaeda geeft volgens Sageman geen ‘top down’ sturing meer aan deze wereldwijde Jihad maar deze Jihad wordt vooral zelfstandig ontplooid door individuele moslims of groeperingen.31

Bruce Hoffman beweert als kritiek op Sageman dat Al Qaeda wel degelijk ‘top-down’ rekruteert en dat de terroristische dreiging wel degelijk uitgaat van de organisatie Al Qaeda. De kern van Al Qaeda is volgens Hoffman nog steeds in staat operaties centraal te plannen en ‘top-down’ te rekruteren.32

Zoals vermeld wordt in dit onderzoek uitgegaan van interactieve rekrutering dat ruimte biedt voor zowel actieve- als zelfrekrutering.

De Israëlische onderzoekers Shaul Mishal en Maoz Rosenthal geven een alternatieve typering van de organisatiestructuur. Zij beschrijven Al Qaeda als een ‘Duinorganisatie’ met een strategie van gelijktijdige institutionele aanwezigheid en verdwijning om te voorkomen dat de operaties van de GWOT invloed hebben op de organisatie. Deze verschuiving van een netwerkorganisatie naar een ‘Duinorganisatie’ voorkomt dat Al Qaeda’s geneutraliseerd kan worden door belangrijke schakels of personen te vernietigen. De term duinorganisatie verwijst

30

Ibid., p. 279

31

Sageman, M.(2008), ‘Leaderless Jihad’, p. 66-70, 143

32 Hoffman, B. (2008), ‘The Myth of Grassroots Terrorism’, p.134-138. In: Foreign Affairs, Vol. 87:3, p.

(25)

25

naar Al Qaeda als een organisatie met een duinachtige dynamiek. Dit betekent dat Al Qaeda beschouwd wordt als los zand dat ergens terecht komt en ‘duinen’ vormt, maar net zo gemakkelijk weer door de wind wordt meegenomen en elders weer neervalt.33 Hierdoor is Al Qaeda in staat zich willekeurig te verplaatsen van de ene naar de andere plek om vervolgens weer verassend toe te slaan. Al Qaeda is in deze zin een snel bewegende ongrijpbare beweging die relaties aangaat en afbreekt met lokale groeperingen en toch wereldwijd kan opereren. Binnen deze duinorganisatie worden aanslagen uitgevoerd door zowel de organisatie zelf als door gelijkgestemde groeperingen. Al Qaeda oefent hierbij geen supervisie en controle uit op de groeperingen en de communicatie met de groeperingen gebeurt via een Al Qaeda ‘commandant’ die zelfstandig opereert. Het is een aanname van Mishal en Rosenthal dat de kern van Al Qaeda de agenda en de doelstellingen bepaalt.34

Deze typering van Mishal en Rosenthal lijkt een passende beschrijving van de huidige complexe en moeilijke te karakteriseren organisatiestructuur van de wereldwijde organisatie Al Qaeda. De Israëlische onderzoekers gaan echter niet in op de rol van ideologie. Volgens Marc Sageman en Jason Burke speelt deze toch een belangrijke rol omdat door middel hiervan wereldwijd aanslagen kunnen worden gepleegd uit naam van Al Qaeda. Burke vindt dat Al Qaeda beter getypeerd kan worden als een ideologie dan een organisatie. Er kan volgens hem beter gesproken worden van ‘Al Qaedaisme’ of ‘Jihadi International’ dan van de organisatie Al Qaeda.35

Al Qaeda is in dit licht het meest volledig te typeren zoals Edwin Bakker en Leen Boer dit doen. Volgens hen laat Al Qaeda zich organisatorisch het meest juist omschrijven als een ‘los netwerk van netwerken, bijeengehouden door een ideologie’. Dit netwerk is fluïde, het gaat gelegenheidsallianties aan en is soms weinig samenhangend.36

In een ander werk van Jason Burke is echter te lezen dat het netwerk van netwerken uiteengevallen is na 2001 en dat alleen de ideologie daardoor nog over is gebleven. Al Qaeda is hierdoor volgens Burke te typeren als een ‘principe’. Hij bedoelt hiermee dat Al Qaeda

33 Bakker, E. & Boer, L. (2006), ‘Al Qaida vijf jaar na ‘9/11’: vulkaan of veenbrand?, p. 420. In: Internationale Spectator, Jrg.60, nr. 9, p.419-425

34Mishal, S. & Rosenthal, M. (2005), ‘Al Qaeda as a Dune Organisation: Toward a Typology of Islamic Terrorist

Organizations’, p. 278-279. In: Studies in Conflict & Terrorism, 28: p. 280, 282-183, 290

35

Burke, J.(2004), ‘Al Qaeda: Think Again’, p.18. In: Foreign Policy, mei/juni 2004, p. 18-26

(26)

26

niets meer is dan een idee of een zienswijze van de wereld. Je bent volgens Burke daarom lid van Al Qaeda als je zegt dat je dat bent.37

Bakker en Boer refereren in een later werk naar Burke’s ‘principe’ en passen dit toe op een eigen analyse. Volgens Bakker en Boer is er door de tegenwoordige mondiale verspreiding van Al Qaeda’s ideologie – met name door het internet - en de geïndividualiseerde samenleving op dit moment sprake van ‘knip-en-plak Al Qaedaisme’. Dit leidt tot nieuwe vormen van Jihadistisch gedachtegoed waarin Al Qaeda’s ideologie slechts één van de ingrediënten is. Dit in verband met de selectieve overname van Al Qaeda’s ideologie in plaats van een gehele overname van Al Qaeda’s ideologie. De combinatie met delen van andere ideologieën maakt het moeilijker om groeperingen als ‘Al Qaedaistisch’ te typeren. Het is denkbaar dat Al Qaeda aan het fragmenteren en aan het differentiëren is als gevolg van het ‘knip-en-plak Al Qaedaisme’. Dit betekent dat Al Qaeda zich op dit moment mogelijk in een nieuwe organisatorische fase van fragmentatie bevindt en dat de beweging niet meer als ‘principe’ te typeren is.

Wel benadrukken Bakker en Boer dat de organisatievorm van Al Qaeda per regio verschilt. Met name in Europa vindt de fase van fragmentatie plaats terwijl in Iraq en Saudi Arabië nog duidelijk gesproken kan worden van Al Qaeda als een ‘principe’. Al Qaeda is in het Afghaans-Pakistaans grensgebied zelfs nog aanwezig als een netwerkorganisatie met een hiërarchische kern, zoals geheel Al Qaeda voor 2001 nog te typeren was.38

Er wordt geen eenduidige organisatorische omschrijving van Al Qaeda als werkconcept voor deze scriptie geformuleerd vanwege de onduidelijkheid over Al Qaeda’s organisatiestructuur en het snelle tempo waarmee deze evolueert, wordt. Wel kan gesteld worden dat Al Qaeda in de loop der tijd (deels) is ontwikkeld van een hiërarchische organisatie naar een netwerkorganisatie, vervolgens naar een netwerk van netwerken en uiteindelijk naar een principe of een ideologie. Mogelijk is het ‘Al Qaeda als principe’ op dit moment aan het fragmenteren. Tussen alle fasen bestaat duidelijke overlap. Deze overlap bestaat zelfs in zo’n grote mate dat in sommige regio’s Al Qaeda nog als een combinatie van een hiërarchische en een netwerkorganisatie bestaat. De organisatiestructuur van Al Qaeda is dus veranderlijk en regioafhankelijk.

37

Burke, J.(2004), ‘Al Qaeda: the True Story of Radical Islam, p. 290

38 Bakker, E. & Boer, L (2007), ‘The Evolution of Al-Qaedaism: ideology. Terrorists and appeal’, p. 24

Toegankelijk via http://www.clingendael.nl/publications/2007/20071200_cscp_csp_bakker_boer.pdf

(27)

27 Ideologie en doelstellingen

Net als Al Qaeda’s organisatiestructuur kunnen ook de ideologie en de doelstellingen van Al Qaeda op verschillende wijzen geïnterpreteerd worden. Dit heeft er onder andere toe geleid dat Al Qaeda’s ideologie binnen de denkwijze van een breed moslimpubliek past, wat weer een bepaalde grootte van de achterban mogelijk maakt. Ook het eerder beschreven ‘knip-en-plak Al Qaedaisme’ wordt vergemakkelijkt door Al Qaeda’s ideologie die op vele wijzen kan worden uitgelegd. Dit geldt ook voor Al Qaeda’s doelstellingen die afgeleid kunnen worden uit deze ideologie. Overigens vindt in wetenschappelijke kringen de discussie plaats of Al Qaeda’s ideologie en doelstellingen nu voornamelijk een religieus karakter hebben of dat ze meer politiek-strategisch van aard zijn. Zo stelt Ballard bijvoorbeeld dat de Islam gebruikt wordt als platvorm voor politieke en sociale mobilisatie.39 Kortom, over de betekenis van Al Qaeda’s doelstellingen en ideologie bestaat geen eenduidigheid.

Wel worden de belangrijkste elementen van Al Qaeda’s ideologie geformuleerd, evenals Al Qaeda’s belangrijkste doelstellingen. Vervolgens wordt benoemd wat deze ideologie nu betekent voor Al Qaeda’s tegenwoordige organisatiestructuur en haar voortbestaan in het algemeen.

De ideologieën van het tegenwoordige Islamitisch terrorisme hebben volgens van der Pligt de visie waarin de verdwijning of de vernietiging van de overheerser centraal staat. Dit wordt gevolgd door de terugkeer naar een gemeenschap gebaseerd op de ‘zuivere’ principes die in een vorig tijdperk de orde bepaalden. Daarnaast wordt een grote meerderheid van, zo niet alle, op dat moment aanwezige sociale- en economische problemen toegeschreven aan de dominantie van de heersende macht.40 De ideologie van Al Qaeda wordt beschreven als Salafistisch Jihadisme. Het Salafisme refereert naar de eerste generatie moslims die leefden ten tijden van de profeet Mohammed en het ‘ware Islamitische geloof’ aanhingen. Zij werden de Salaf genoemd. Vanwege de grote omvang van het toenmalige Islamitische rijk wordt de betreffende periode de ‘gouden eeuw’ genoemd. Het Salafisme wordt gekenmerkt door de

39 Veldhuis, T. & Staun, J. (2009), ‘Islamist Radicalisation: A Root Cause Model’, p. 42. Toegankelijk via http://www.diis.dk/graphics/_IO_indsatsomraader/Religion_og_social_konflikt_og_Mellemosten/Islamist%20R adicalisation.Veldhuis%20and%20Staun.pdf geraadpleegd op 10 maart 2010

40 Pligt, J. van der, Koomen, W. (2009), ‘Achtergronden en Determinanten van Radicalisering en Terrorisme’, p.

(28)

28

oproep tot een terugkeer naar het ware geloof en naar de ‘gouden eeuw’. De overtuigingen van Salafisten kunnen echter uiteenlopen van gematigd tot zeer extreem en gewelddadig.41

Al Qaeda valt binnen de gewelddadige categorie omdat haar ideologie naast Salafistisch ook Jihadistisch is. Het Jihadistische element in Al Qaeda’s ideologie wordt uitgelegd aan de hand van twee sleutelfiguren die een belangrijke rol hebben gespeeld in het ontstaan hiervan. De eerste sleutelfiguur is de Egyptische anti-Westerse filosoof Sayyid Qutb. In zijn gedachtegoed ligt de oorsprong van het tegenwoordige Jihadisme en hiermee van de ideologie van Al Qaeda. De belangrijkste elementen van Qutb’s gedachtegoed zijn het concept Jahiliyya, de Jihad en het martelaarschap. Met Jahiliyya verwijst Qutb naar de dierlijke staat van ongelovigheid die bestond voor de komst van Islam. De VS, de Sovjet Unie en Egypte onder leiding van Nasser, beschreef Qutb als de belichaming van deze dierlijke staat en deze moeten bestreden worden door middel van de Jihad. Het martelaarschap, het opgeven van het leven voor de Jihad, is hierin het hoogste doel.42 De broer van Qutb gaf Bin Laden en Al-Zawahiri les in het gedachtegoed van Sayyid Qutb en de geschriften van Qutb zouden later als kerngeboden rond het bestuur van Al Qaeda gevestigd worden.43

Een ander belangrijk sleutelfiguur in het ontstaan van Al Qaeda’s ideologie was Abdullah Azzam, Bin Laden’s invloedrijke mentor in zijn periode in Afghanistan en een leerling van Qutb. Azzam hield Qutb’s Jihadisme staande door met name de strijd ter verdediging van het moslimterritorium specifieker te beschrijven. Na het geloven op zich is het verdedigen van het moslimterritorium volgens Azzam de belangrijkste plicht voor een moslim. Volgens Azzam kan het moslimterritorium door middel van offensieve Jihad44 en defensieve Jihad45 worden verdedigd. Hierin is defensieve Jihad het belangrijkst. De

41 Atwan, A.B.(2007), ‘De Geheime Geschiedenis van Al-Qaida’, p. 73-74 42 Loboda, L.(2004), ‘The Thought of Sayyid Qutb’, p.4, 18, 23. Toegankelijk via

http://www.ashbrook.org/publicat/thesis/loboda/home.html geraadpleegd op 8 januari 2010

43

Atwan, A.B.(2007), ‘De Geheime Geschiedenis van Al-Qaida’, p. 80

44 Offensieve Jihad: ‘het voeren van strijd tegen ongelovige vijanden buiten het moslimterritorium wanneer dit

moslimterritorium niet bezet wordt door de vijand. Minstens één keer per jaar moet een moslimleger de vijand terroriseren buiten de eigen landsgrenzen door middel van de offensieve Jihad’. Bron: Azzam, A., ‘Defense of Muslimlands’, H. 1. Toegankelijk via http://www.islamistwatch.org/texts/azzam/defense/chap1.html

geraadpleegd op 8 januari 2010

45

Defensieve Jihad: ‘het voeren van strijd tegen ongelovige vijanden die het moslimterritorium bezetten of dreigen dit te zullen doen. In tegenstelling tot de offensieve Jihad is het de plicht van iedere moslimman om deel te nemen aan deze strijd’. Bron: Azzam, A., ‘Defense of Muslimlands’, H. 1. Toegankelijk via

(29)

29

tegenwoordige strijd tegen het onderdrukkingsregime van de VS is volgens Bin Laden een legitieme vorm van defensieve Jihad.

Na deze beschrijving van Al Qaeda’s ‘algemene’ ideologie worden Al Qaeda’s recente kernboodschappen uiteengezet. Naarmate de organisatiestructuur van Al Qaeda na 2001 meer fluïde werd, werd ook Al Qaeda’s ideologie ‘vager’ doordat Al Qaeda’s boodschappen aan de wereld op verschillende wijzen uit te leggen werden. Desondanks is er een aantal duidelijke en constante kernboodschappen te herkennen in Al Qaeda’s berichtgeving vanaf 2001. De eerste kernboodschap is volgens Bakker en Boer dat alleen de pure vorm van Islam dient aangehangen te worden. Hieruit volgt dat de Sharia, Allah’s wetgeving, de enige juiste wetgeving is en dat het conformeren aan een andere wetgeving getuigt van ongelovigheid.

Een andere kernboodschap is dat Al Qaeda het recht heeft om te beoordelen of moslims en leiders van Islamitische landen het juiste ‘pure’ Islamitische geloof aanhangen. Een regime dat niet het de ‘pure’ Islam als religie heeft, mag omvergeworpen worden.46

Deze afvallige Arabische regimes en staten zijn de zogenaamde ‘nabije vijand’. De voornaamste nabije vijanden zijn Egypte en Saudi-Arabië en zij zijn in staat zich te handhaven door de steun van de ‘verre vijand’.

De verre vijand wordt ook wel de alliantie van de Joden en de Kruisvaarders genoemd. De voornaamste verre vijanden zijn de VS, Israel en Rusland. Zij dienen bestreden te worden om de Islamitische wereld te bevrijden van de Westerse dominantie.47 De bemoeienis van de verre vijanden in moslimlanden is volgens Al Qaeda immers de oorzaak van de erbarmelijke situatie in bepaalde moslimlanden. Westerse waarden tasten nog steeds de mogelijkheid tot het ‘pure’ Islamitische geloof aan in moslimlanden. Om deze reden worden Christenen en Joden niet geaccepteerd en moeten ze uitgesloten worden van het moslimgrondgebied.48

De doelstellingen van Al Qaeda zijn in de bovenstaande beschrijving van Al Qaeda’s ideologie en kernboodschappen gepasseerd. De voornaamste doelstelling van Al Qaeda kan

46 Bakker, E. & Boer, L (2007), ‘The Evolution of Al-Qaedaism: ideology. Terrorists and appeal’, p. 52-53.

Toegankelijk via http://www.clingendael.nl/publications/2007/20071200_cscp_csp_bakker_boer.pdf

geraadpleegd op 10 maart 2010

47 Mishal, S. & Rosenthal, M. (2005), ‘Al Qaeda as a Dune Organisation: Toward a Typology of Islamic

Terrorist Organizations’, p. 276-277. In: Studies in Conflict & Terrorism, 28: p. 275-293

48

Bakker, E. & Boer, L (2007), ‘The Evolution of Al-Qaedaism: ideology. Terrorists and appeal’, p. 53. Toegankelijk via http://www.clingendael.nl/publications/2007/20071200_cscp_csp_bakker_boer.pdf

(30)

30

als volgt beknopt beschreven worden: het bevrijden van de Oemma49 van alle vormen van onderdrukking door het voeren van een langdurige wereldwijde Jihad, waardoor het Kalifaat50 in ere hersteld zal worden.51 In het bereiken van deze doelstelling is het belangrijke onderscheid te maken tussen de ‘nabije’ en ‘verre’ vijand die aangegrepen moet worden.

Naast de duidelijkheid van deze doelstellingen en deze constante kernboodschappen in Al Qaeda’s ideologie zijn hierin ook onduidelijkheden te onderkennen. De vraag kan bijvoorbeeld gesteld worden wat de werkelijke doelstelling van Al Qaeda is: tot waar komen de grenzen van het beoogde pan-Islamitische kalifaat? Daarnaast bestaat er ook geen duidelijkheid over de wijze waarop dit transnationale kalifaat bereikt moet worden: hoe moet de wereldwijde Jihad georganiseerd worden? Ook kan men zich afvragen in hoeverre Al Qaeda haar doelstellingen als realistisch beschouwd. Het lijkt immers onwaarschijnlijk dat een mondiaal kalifaat bereikt wordt. Voert Al Qaeda’s leiding deze propaganda bewust ten behoeve van achterliggende politieke doelstellingen of zijn de ideologie en de doelstellingen daadwerkelijk van religieuze aard?

Het is voorstelbaar dat Al Qaeda’s ideologie bewust gepresenteerd wordt op een wijze waardoor deze op verschillende manieren uit te leggen is. Dit leidt tot de mogelijkheid om onduidelijkheden binnen de ideologie op een eigen wijze in te vullen, wat weer een positief effect heeft op Al Qaeda’s rekrutering. De duidelijke maar tegelijkertijd op verschillende wijzen uit te leggen ideologie van Al Qaeda speelt daarom een belangrijke rol voor de organisatorische ontwikkeling naar ‘Al Qaeda als een principe’ en voor de mogelijke ontwikkeling naar de ‘fragmentatie fase’.

3.2. Al Qaeda’s ‘leden’

Al Qaeda’s gerekruteerde ‘leden’ zijn niet altijd direct verbonden met Al Qaeda en daarom worden ze hier benoemd als Islamitische terroristen. Dit impliceert overigens niet dat alle Islamitische terroristen ter wereld gerelateerd zijn aan Al Qaeda. Alleen de Islamitische terroristen die door Al Qaeda gerekruteerd worden, zijn het onderwerp in dit onderzoek.

49

Oemma: de Islamitische gemeenschap

50

Kalifaat: het Islamitische rijk dat bestuurd wordt door een Kalief, ofwel een opvolger van de Profeet Mohammed

(31)

31

In wetenschappelijke kringen bestaat geen eenduidige visie over de verhouding tussen Islamitische terroristen en Al Qaeda. Een veelomvattende visie is de indeling van Al Qaeda’s Islamitische terroristen in de volgende vier categorieën: Al Qaeda’s leiderschap(1), erkende verwanten van Al Qaeda(2), door zichzelf verwant verklaarden van Al Qaeda(3) en groepen en individuen die geïnspireerd zijn door Al Qaeda maar er geen connectie mee hebben(4).52

Al Qaeda’s leiderschap

Het doel van Al Qaeda’s leiderschap is het bewerkstelligen van een mondiale Islamitisch kalifaat. Op het gebied van rekrutering is het niet waarschijnlijk dat gerekruteerde Islamitische terroristen direct in Al Qaeda’s leiderschap terechtkomen. Als er al gerekruteerd wordt voor Al Qaeda’s leiderschap, dan vindt dit waarschijnlijk plaats onder leden die al enige tijd binnen Al Qaeda actief zijn en zichzelf hebben bewezen.

Wel is het noemenswaardig dat sinds de onduidelijkheid in Al Qaeda’s organisatiestructuur, er een wetenschappelijke discussie plaatsvindt over de tegenwoordige functie van Al Qaeda’s leiderschap. De discussie betreft de vraag of tegenwoordige terroristische acties van Al Qaeda nog steeds centraal gepland en gecoördineerd worden door Al Qaeda’s leiderschap zoals dit het geval was bij ‘9/11’. Hetzelfde geldt voor de rol van Al Qaeda’s leiderschap in de rekrutering van Al Qaeda’s leden. Een voorbeeld van een aspect uit deze discussie is het eerder benoemde debat tussen Marc Sageman en Bruce Hoffman, dat deels in het blad Foreign Affairs gevoerd werd.53

Erkende verwanten

Er zijn vier verschillende netwerken te onderkennen als ‘erkende verwanten’ van Al Qaeda. Deze netwerken opereren in: Irak, Saudi-Arabië, de Maghreb54 en Afghanistan. De namen van deze organisaties luiden respectievelijk: Al Qaeda in the Land of the Two Rivers, the Organization of Al Qaeda in the Arabian Peninsula,The Al Qaeda Organization in the Islamic Maghreb en Al Qaeda in Afghanistan. De netwerken worden erkend als deel van Al Qaeda

52 Bakker, E. & Boer, L (2007), ‘The Evolution of Al-Qaedaism: ideology. Terrorists and appeal’, p. 16.

Toegankelijk via http://www.clingendael.nl/publications/2007/20071200_cscp_csp_bakker_boer.pdf

geraadpleegd op 10 maart 2010

53

Hoffman, B. (2008), ‘The Myth of Grassroots Terrorism’, p.134-138. In: Foreign Affairs, Vol. 87:3, p. 133-138

(32)

32

door het leiderschap van Al Qaeda. Desondanks opereren de netwerken grotendeels zelfstandig in de eigen regio. De erkende verwanten hebben vaak concrete politieke doelen op het nationale niveau van afzonderlijke Islamitische landen. Het bestrijden van non-Islamitische ‘indringers’ is hierin het belangrijkst. 55

Door zichzelf verwant verklaarden

Deze Islamitische terroristen verhouden zich op indirecte wijze met Al Qaeda’s leiderschap. De betreffende groepen of netwerken beschouwen zich, of worden door anderen beschouwd, als opererend onder het ‘label’ Al Qaeda en opereren nagenoeg volledig autonoom. De ‘door zichzelf verwant verklaarden’ zijn te vinden in: het Midden-Oosten, Zuid-Oost Azië, Afrika en Europa. Met name in het Midden-Oosten ontstaan tegenwoordig nog veel van deze nieuwe ‘verwanten’ van Al Qaeda. Ook deze categorie heeft vaak concrete politieke doelen op het nationale niveau.56

Geïnspireerden

Sinds de ontwikkeling van Al Qaeda’s organisatiestructuur na 2001 is Al Qaeda een meer fluïde organisatie geworden. Ideologie is hierin een belangrijke bindende factor en bepaalde groeperingen of individuen raken geïnspireerd door deze gemakkelijk toegankelijke ideologie. Hierdoor bestaat Al Qaeda tegenwoordig voor een deel uit (potentiële) Islamitische terroristen die geïnspireerd zijn door Al Qaeda, maar die geen directe connectie met Al Qaeda’s leiderschap hebben. Soms bestaat er helemaal geen connectie, ook geen indirecte. Een voorbeeld van een groepering die (deels) geïnspireerd is geraakt door Al Qaeda, maar geen connectie heeft met Al Qaeda, is de Nederlandse Hofstadgroep57.

Islamitische radicalen ideeën worden tegenwoordig opgedaan uit verschillende ideologieën en niet alleen uit Al Qaeda’s ideologie. Dit zogenaamde ‘knip-en-plak-Al Qaedaisme’ leidt ertoe dat de laatst beschreven categorie mijns inziens is op te delen in twee subcategorieën: ‘geïnspireerden door Al Qaeda alleen’ en ‘geïnspireerden door Al Qaeda en anderen’. De doelen van beide subcategorieën zijn minder concreet en liggen meer op het

55 Bakker, E. & Boer, L (2007), ‘The Evolution of Al-Qaedaism: ideology. Terrorists and appeal’, p. 17-20, 71.

Toegankelijk via http://www.clingendael.nl/publications/2007/20071200_cscp_csp_bakker_boer.pdf

geraadpleegd op 10 maart 2010

(33)

33

lokale en het persoonlijke niveau.58 De recentelijke groei in de subcategorieën, leidt ertoe dat de connectie van Islamitische terroristen met Al Qaeda steeds ‘vager’ en moeilijker te definiëren wordt.

Een relevant aspect om te onthouden uit deze paragraaf is dat de verhouding van Islamitische terroristen met Al Qaeda uiteenloopt van een directe en intensieve connectie tot een geheel afwezige connectie. Dit verschil toont overeenkomsten met het verschil in Al Qaeda’s organisatiestructuur per regio. Het is daarom aannemelijk dat naarmate de organisatiestructuur minder hiërarchisch wordt en richting een principe of een ideologie gaat, de connectie van Islamitische terroristen met Al Qaeda steeds minder direct wordt. Omdat Al Qaeda’s organisatiestructuur per regio verschilt, wordt in deze scriptie aangenomen dat de directheid van de connectie tussen Al Qaeda en Islamitische terroristen ook per regio verschilt.

Vanwege bovenstaande aanname is in dit onderzoek gekozen voor de vier categorieën in de verhouding van Islamitische terroristen met Al Qaeda. Mijns inziens zijn het zelfs vijf categorieën in verband met het onderscheid in de twee subcategorieën binnen de ‘geïnspireerden’. Deze categorisering vertoont een scherp contrast met een meer ‘zwart-witte’ visie zoals die van Sageman of Hoffman.

Sageman betoogt dat Al Qaeda louter ‘bottom-up’ rekruteert en dat Al Qaeda’s leden te beschrijven zijn als niets meer dan ‘a bunch of guys’ die een connectie hebben omdat ze kennissen of familie van elkaar zijn.59 Zoals vermeld wordt in dit onderzoek uitgegaan van een interactieve combinatie van ‘bottom-up’ en ‘top-down’ rekrutering. Ondanks deze definiëring van rekrutering ligt Al Qaeda’s rekrutering in bepaalde gevallen dichter bij ‘bottom-up’ dan bij ‘top-down’ rekrutering of andersom. Voornamelijk bij de laatst beschreven categorie van Islamitische terroristen, de ‘geïnspireerden’, ligt Al Qaeda’s rekrutering het dichtst bij ‘bottom-up’ rekrutering. Desondanks is er nog steeds sprake van een interactief proces.

Hoewel de categorie van ‘geïnspireerden’ van steeds grotere invloed is op Al Qaeda’s veranderende organisatiestructuur en op Al Qaeda’s voortbestaan in het algemeen, ben ik van mening dat Sageman’s visie te ‘zwart-wit’ is. Ondanks dat de ‘geïnspireerden’ een steeds grotere rol spelen, blijft Al Qaeda deels een netwerkorganisatie en in een enkele regio zelfs

58 Ibid., p. 71

(34)

34

een hiërarchische organisatie. Vooral de ‘erkende verwanten’ van Al Qaeda hebben een directe connectie met Al Qaeda’s leiderschap en kunnen daarom niet getypeerd worden als ‘a bunch of guys’ die louter handelen omdat ze geïnspireerd worden door Al Qaeda’s ideologie. ‘Top-down’ rekrutering speelt in de categorie ‘erkende verwanten’ een grotere rol dan in de categorie ‘geïnspireerden’. Ook hier geldt dat rekrutering echter een interactief proces is.

Een visie die lijnrecht tegenover Sageman’s visie staat, is er één die mijns inziens ook te ‘zwart-wit’ is. Als reactie op Sageman’s visie betoogt Hoffman dat Al Qaeda voornamelijk ‘top-down’ rekruteert en dat er absoluut geen sprake is van ‘a bunch of guys’ die Al Qaeda voorstellen. Ook deze visie is enigszins steekhoudend voor slechts een gedeelte van Al Qaeda. Namelijk voor: ‘het leiderschap’, de ‘erkende verwanten’ en mogelijk deels voor de ‘door zichzelf verwant verklaarden’. Hoffman’s visie biedt echter geen verklaring voor groepen en individuen die geïnspireerd worden door Al Qaeda’s vrij toegankelijke ideologie.

De twee standpunten van Sageman en Hoffman zijn kort door de bocht omdat er geen eenduidige wijze is waarop Islamitische terroristen zich tot Al Qaeda verhouden. Juist omdat Al Qaeda’s ‘ledenbestand’ complex is door de verschillende wijzen waarop Islamitische terroristen zich tegenwoordig tot Al Qaeda verhouden, zijn de standpunten van Sageman en Hoffman niet steekhoudend. Om deze reden is gekozen voor de meeromvattende visie op de verhouding van Islamitische terroristen met Al Qaeda: de vier beschreven categorieën door Bakker en Boer. Het lijkt er wel op dat Al Qaeda’s rekrutering meer richting ‘bottom-up’ rekrutering verplaatst naarmate de directheid afneemt van de relatie tussen Al Qaeda en ‘haar leden’.

3.3. Conclusie

Door dit hoofdstuk beknopt samen te vatten wordt een antwoord gegeven op de volgende eerste deelvraag:

Wat is het tegenwoordige Al Qaeda en op welke wijzen kunnen Islamitische terroristen zich hier tot verhouden? Mijn analyse leidt tot het volgende antwoord:

(35)

35

hiërarchische organisatie, naar een netwerk organisatie, vervolgens naar een netwerk van netwerken en uiteindelijk naar een principe of een ideologie. Het huidige ‘Al Qaeda als principe’ is mogelijk aan het fragmenteren door selectieve overname van Al Qaeda’s ideologie, ofwel ‘knip-en-plak Al Qaedaisme’.

Tussen Al Qaeda’s organisatorische fasen bestaat duidelijke overlap. Daarnaast verschilt de organisatorische fase waarin Al Qaeda zich bevindt per regio. Met de organisatorische ontwikkeling van Al Qaeda is een verschuiving in het ‘ledenbestand’ van Al Qaeda gepaard gegaan. Islamitische terroristen kunnen zich op de volgende vier wijzen verhouden tot Al Qaeda: ‘het leiderschap’, de ‘erkende verwanten’, de ‘door zichzelf verwant verklaarden’ en de ‘geïnspireerden’. Van deze categorieën loopt de verhouding met Al Qaeda uiteen van direct tot vrijwel geheel afwezig

(36)

36

Figuur 6: organisatorische fasen, categorieën van verhouding, regio’s, rekrutering

In deze tabel is af te lezen dat Al Qaeda zich op dit moment in verschillende organisatorische fasen bevindt. De nummers één tot en met vijf duiden op de chronologie van het ontstaan van de fasen. Fase één is als eerst ontstaan en fase vijf als laatst. Dit betekent niet dat de fasen elkaar opvolgen en uitsluiten want de fasen komen tegenwoordig nog tegelijkertijd voor. Er bestaat dus overlap tussen de organisatorische fasen.

Organisatorische fase

Categorie van Directheid verhouding verhouding Regio Rekrutering 1. Hiërarchische organisatie Al Qaeda’s leiderschap Direct Indirect tot afwezig Afghanistan, Pakistan Voornamelijk top-down

2. Netwerk organisatie Erkende verwanten Irak, Saudi-Arabië, de Maghreb, Afghanistan 3. Netwerk van netwerken Door zichzelf verwant verklaarden Midden-Oosten, Europa, Afrika, Zuid-Oost Azië

Geïnspireerden door Al Qaeda alleen

4. Principe / ideologie Mondiaal

5. Eventuele fragmentatie Geïnspireerden door Al Qaeda en anderen Mondiaal

(maar met name in Europa)

Voornamelijk

(37)

37

Het grootste gedeelte van Al Qaeda bevindt zich in de laatste twee fasen. Daarnaast is af te lezen dat Islamitische terroristen zich op verschillende wijzen tot Al Qaeda kunnen verhouden. De directheid van deze verhouding lijkt af te nemen naarmate Al Qaeda zich organisatorisch verder ontwikkeld. Er wordt aangenomen dat de regio’s die volgens Bakker en Boer te koppelen zijn aan de categorieën van verhouding, ook te koppelen zijn aan de organisatorische fasen van Al Qaeda.

Ook valt het op dat de betreffende regio groter wordt naarmate Al Qaeda’s organisatiestructuur meer fluïde wordt, of zelfs aan fragmentatie onderhevig raakt, en de connectie van Al Qaeda’s leden minder direct wordt.

Al Qaeda’s rekruteringsvorm is een ander element dat in de tabel is terug te zien. Al Qaeda’s rekrutering is een interactief proces dat bestaat uit een combinatie van ‘top-down’ en ‘bottom-up’ rekrutering. Desondanks verschilt de mate waarin Al Qaeda’s rekrutering ‘top-down’ of ‘bottom-up’ plaatsvindt soms per fase. In de tabel is te zien dat Al Qaeda’s rekrutering meer ‘bottom-up’ wordt naarmate: de organisatievorm meer fluïde of losser wordt, de verhouding van Al Qaeda’s leden meer indirect wordt en naarmate de grootte van de regio toeneemt.

Ondanks dat de indeling van de tabel berust op aannames wordt de tabel gebruikt als werkconcept in deze scriptie. Dit heeft voornamelijk het doel om de relaties inzichtelijk te maken tussen Al Qaeda’s organisatiestructuur, haar ‘ledenbestand’ en haar rekruteringsvorm. De ‘regio’s’ vormen een beeld van de geografische spreiding van Islamitische terroristen en bieden inzicht in het mondiale karakter van het Islamitische terrorisme uit naam van Al Qaeda.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De cijfers in de A/C-groep liggen lager dan in de B-groep, want de boxplot van de A/C-groep ligt.. links van de boxplot van

Uw persoonsgegevens worden door GMHC opgeslagen ten behoeve van bovengenoemde verwerking(en) gedurende de looptijd van de overeenkomst en daarna alleen in de financiële

- Geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor ze zijn verstrekt;.. - Op de hoogte zijn van uw rechten

Dat heeft maar één lokaal waar Engels en computerles gegeven wordt; voor de andere lessen gaan de leerlingen naar een andere school..

Duidelijke uitleg Na het maken van de eindtoets had ruim een derde van de leerlingen recht op heroverweging van het schooladvies.. De meeste leraren realiseren de voorwaarden

Deze trend toont zich in het Vlaams, het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en is dus niet regio

Roelof Bos erkent dat er al veel goede punten worden aangepakt, maar er moet een goed en volledig jaarplan zijn dat ieder jaar kan worden bijgesteld en daarom stelt hij voor door

In deze casus was het mijns inziens verstandiger geweest als de rechter juist géén zelfstandig gebruik had gemaakt van de rapportage van het Pieter Baan Centrum ten aanzien van