• No results found

Vraag nr. 243 van 14 augustus 2002 van mevrouw SONJA BECQ

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 243 van 14 augustus 2002 van mevrouw SONJA BECQ"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 243

van 14 augustus 2002

van mevrouw SONJA BECQ

Zorgregio's – Overlegstructuren en werkingsgebie-den

In het raam van de stroomlijning van overleg en dienstverlening (?) wordt een ontwerp van decreet op de zorgregio's voorbereid. Dit richt zich in hoofdzaak op de gezondheidssector, maar heeft zeker implicaties voor de welzijnssector. D e n k maar aan de centra voor algemeen welzijnswerk ( CAW ) , de centra voor geestelijke gezondheids-zorg (CGG), de palliatieve netwerken, de samen-werkingsinitiatieven thuiszorg (SIT) en de integra-le jeugdzorg.

Diverse overleg- en afspraakstructuren zijn nu al aanwezig in het veld. Het is in het ontwerpdecreet niet altijd duidelijk in hoeverre hiermee rekening wordt gehouden.

1. Welke overlegstructuren/werkingsgebieden lig-gen reeds vast ? Graag een overzicht per sector binnen Welzijn/Gezondheid met aanduiding van het overlegniveau/werkingsgebied.

2. In hoeverre stemt de in het ontwerp gemaakte regioafbakening overeen met de regio's voor de diverse sectoren vermeld in vraag 1 ? Waar lig-gen de verschillen ? Graag een aanduiding op het niveau van gemeente, regio en provincie ?

Antwoord

De werkingsgebieden van de voorzieningen en sa-menwerkingsverbanden en de organisatie van de overlegstructuren in de gezondheids- en welzijns-zorg vertonen momenteel een heterogeen beeld met zeer uiteenlopende geografische omschrijvin-gen.

Enerzijds is dit grotendeels het gevolg van het feit dat de ruimtelijke afbakening van de werkingsge-bieden veelal werd ingegeven door een aanbodge-stuurde visie, anderzijds berusten samenwerkings-verbanden en overlegstructuren vaak veeleer op s t r a t e g i s c h e, filosofische of zelfs opportunistische overwegingen dan op een effectieve behoefteana-lyse en de gerichtheid van de bevolking.

Het huidig landschap is daardoor verwarrend, zowel voor verwijzers en zorgverleners als voor pa-tiënten en cliënten : nu eens behoort een gemeente (of een deel daarvan) tot de ene overlegstructuur en dan weer tot een andere, eenzelfde voorziening

kan voor verschillende aspecten van haar zorgaan-bod verschillende gebiedsomschrijvingen hebben, twee voorzieningen met een gelijkaardig of een complementair zorgaanbod in eenzelfde gemeente behoren soms tot verschillende overlegstructuren met een verschillende gebiedsomschrijving, e n z o-v o o r t . Daarenboo-ven o-vertonen sommige werkings-gebieden ook nog eens een overlapping, zodat een-zelfde populatie verschillende keren in rekening wordt gebracht bij het omschrijven van het (poten-tieel) patiënten- of cliëntenareaal voor eenzelfde dienstverlening.

Met het ontwerp van decreet m.b. t . de zorgregio's wordt een instrument gecreëerd dat de overheid moet helpen om dit landschap bij te sturen en beter af te stemmen op de reële behoeften van de bevolking.

Het biedt hiervoor een generiek model aan dat toelaat om aan de hand van een reeks objectieve i n d i c a t o r e n , gemeten en geanalyseerd in een een-duidig ruimtelijk kader, de zorgbehoeften en het zorgaanbod in kaart te brengen, teneinde een dy-namische zorgstructuurplanning te kunnen uitwer-ken die een optimale spreiding van de voorziening w a a r b o r g t . Het is niet de bedoeling om de burger een of andere zorgvoorziening op te dringen, w é l om op de diverse niveaus van zorgverlening een optimaal aanbod te verzekeren in een regio waarin hij zich spontaan beweegt.

De voordelen van het in het ontwerp van decreet vooropgestelde model zijn het generiek karakter, waardoor in een eenduidig ruimtelijk kader een planning mogelijk wordt van eerstelijnszorg tot zeer gespecialiseerde zorg, en het feit dat de indica-toren die daarvoor nodig zijn op alle niveaus van het model kunnen worden geaggregeerd en geana-l y s e e r d , vertrekkende van cijfers verzamegeana-ld op het gemeentelijk niveau.

1. Een gedetailleerde beschrijving geven van de ruimtelijke afbakening van alle werkingsgebie-d e n , samenwerkingsverbanwerkingsgebie-den en overlegstruc-turen die in de gezondheids- en welzijnszorg be-s t a a n , ibe-s onbegonnen werk. Sommige zijn veel-eer informeel, andere zveel-eer lokaal, nog andere berusten veeleer op de samenlopende aspiraties en zorgaanbieders voor een welbepaald initia-tief dan op een ruimtelijke afbakening.

(2)

fusie-structuren) (LOGO : lokaal gezo n d h e i d s ov e r l e g – red.). Om een vergelijking van deze werkings-gebieden mogelijk te maken, werd voor elke Vlaamse gemeente aangegeven tot welk wer-kingsgebied zij voor de verschillende structuren b e h o o r t . Daarnaast werd voor elke gemeente ook aangegeven tot welk bestuurlijk arrondisse-ment zij behoort en tot welke hiërarchische zorgregioniveaus volgens het ontwerp van de-creet.

Voor de welzijnszorg worden in tabel 2, als b i j-l a g e, de werkingsgebieden van de CAW's weer-g e weer-g e v e n . Aanweer-gezien eenzelfde CAW voor ver-schillende aspecten van zijn werking verschil-lende werkingsgebieden kan hebben, is de tabel anders gestructureerd en wordt vertrokken van het CAW, met daarnaast de vermelding van het werkingsgebied voor zijn verschillende functies. Wat de integrale jeugdzorg betreft, steunt de in-deling op de gerechtelijke arrondissementen. E r zijn momenteel drie proefregio's, r e s p e c t i e v e l i j k gevormd door het gerechtelijk arrondissement A n t w e r p e n , de gerechtelijke arrondissementen Hasselt en Tongeren en het gerechtelijk arron-dissement Gent.

2. De afbakening van de zorgregio's in het ont-werp van decreet is gebaseerd op jarenlang we-tenschappelijk onderzoek inzake ruimtelijke or-dening en sociale relaties tussen gemeenten, u i t-gevoerd door het Instituut voor Sociale en Eco-nomische Geografie van de KU Leuven (prof. d r. E . Van Hecke) (KU Leuven : K a t h o l i e k e Universiteit Leuven – red.).

Daarbij werden de opeenvolgende centra in kaart gebracht waarmee de inwoners van de ge-meenten relaties onderhouden voor een zeer brede waaier van functies. Het daaruit afgeleid hiërarchisch model wordt aldus gevormd door centra waar verschillende diensten of opeenvol-gende specialisatieniveaus daarvan worden aan-geboden en waarop fluxen van "consumenten" zijn gericht. In dit model staat de "kleinstedelij-ke invloedsfeer" centraal, aangezien dit het ni-veau is waarop de centra hun aantrekkings-kracht uitoefenen voor functies die weliswaar het gemeentelijk niveau overstijgen, maar toch nog vrij courant zijn.

Voor meer occasionele of gespecialiseerde dien-sten moet de burger zich al eens naar een ver-der gelegen centrum wenden en ook deze fluxen werden door professor Van Hecke uitge-breid onderzocht.

Zij vormen de basis voor de omschrijving van de "regionale invloedssferen", waarin de klein-stedelijke gebieden kunnen worden geaggre-g e e r d . Anderzijds behoeven sommigeaggre-ge zeer cou-rante functies niet het draagvlak van een klein-stedelijk gebied of kunnen de afstanden binnen een kleinstedelijke invloedssfeer voor sommige laagdrempelige functies te groot zijn. C o n c r e e t betekent dit dat er binnen deze invloedssferen nog in een opsplitsing diende te worden voozien ("subniveaus van 1ste of 2de orde"). D a a r-voor werd gekeken naar de secundaire relaties tussen gemeenten voor de meest courante func-t i e s. In een aanfunc-tal kleinsfunc-tedelijke gebieden kon-den op die manier subgebiekon-den workon-den onder-scheiden rond enkele beter uitgeruste gemeen-t e n . De gemeengemeen-ten die gemeen-togemeen-t een dergelijk subge-bied behoren, hebben met elkaar gemeen dat ze alle in de eerste plaats op het hoofdcentrum zijn g e r i c h t , maar daarnaast ook onderlinge relaties vertonen die weliswaar zwakker en vaak minder eenduidig zijn.

(3)

z o r g r e g i o ' s. Het lijkt mij echter logisch dat er van meet af aan rekening mee wordt gehouden bij nieuwe regelgeving of bij de introductie van nieuwe structuren (bv. de samenwerkingsinitia-tieven voor eerstelijnszorg – SEL), terwijl de in-deling progressief wordt uitgebreid naar be-staande sectoren en voorzieningen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit debat wordt gebaseerd op wetenschappelij- ke gronden en op de besluiten die uit de eerste ervaringen bij de opstart van de Vlaamse zorg- verzekering kunnen worden

O m evenwel ook aan alle andere opvangvoorzienin- gen de nodige ondersteuning te kunnen bieden, start Kind en Gezin vanaf 2002 een project voor de uitbouw van de netwerking

Aan de bepalingen zoals ze vandaag omschre- ven zijn in hoofdstuk IV van het thuiszorgde- creet werd inderdaad vooralsnog geen uitvoe- ring gegeven.. Na de evaluaties van

In antwoord op een vraag van mevrouw Yo l a n- de Avontroodt van 13 februari 2001 heeft de fe- derale minister bevoegd voor Maatschappelijke I n t e g r a t i e, de heer Johan

Enkele maanden geleden diende ik samen met een aantal CD&V-collega's een voorstel van decreet in tot opheffing van de leeftijdsgrens voor de hulp- middelen in het kader van

Na de beslissing van de Vlaamse regering om het Bloso-centrum in Dilbeek af te stoten, b e- vestigde de gemeente bij brief van 2 februari 1998 ook haar principiële interesse voor

Vlaams minister van Financiën en Begroting, I n n o- vatie, Media en Ruimtelijke Ordening.

Als bijlage 2 vindt de Vlaamse volksvertegen- woordiger de lijst van alle Vlaamse gemeenten met de verhouding van het aantal sociale huur- woningen ten opzichte van het