• No results found

MENSELIJKE AARDE ANDY GOLDSWORTHY: LAND ART KUNSTENAAR IN HET ANTROPOCENE TIJDPERK

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "MENSELIJKE AARDE ANDY GOLDSWORTHY: LAND ART KUNSTENAAR IN HET ANTROPOCENE TIJDPERK"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MENSELIJKE AARDE

ANDY GOLDSWORTHY: LAND ART KUNSTENAAR IN HET ANTROPOCENE TIJDPERK

Bachelor eindwerkstuk Kunstgeschiedenis | Universiteit Utrecht Student: Noralie Brandsma | Studentnummer: 5747708 Begeleider: Dr. L. S. Boersma | Tweede Lezer: Dr. P. Van Rossem

Titel: Menselijke aarde

Ondertitel: Andy Goldsworthy, land art kunstenaar in het Antropocene tijdperk Aantal woorden: 8043

Datum: 18-01-2019

(2)

Inhoudsopgave

Samenvatting………..………..………2

Inleiding………..3

Vraagstelling en structuur………….……….4

Hypothese……….………...5

Hoofdstuk 1: Duurzaamheid………..……….…………6

Duurzaamheid en kunst……….……….………6

Land art….……….……….…….……….………9

Conclusie van dit hoofdstuk……….……….……….…..11

Hoofdstuk 2: Antropoceen………12

De Antropoceen-discussie……….……….13

Conclusie van dit hoofdstuk……….….16

Hoofdstuk 3: Goldsworthy……….17

Andy Goldsworthy………18

Land art in het Antropoceen………..……….……….20

Conclusie van dit hoofdstuk………..………22

Conclusie………..….23

Reflectie en vervolgonderzoek………..……….25

Afbeeldingenlijst………..…27

Bronnenlijst……….………..…..34

Boeken en artikelen……….………34

Websites………..35

Overige bronnen………36

(3)

Samenvatting

In de jaren 1980 verscheen er een nieuwe term in het duurzaamheidsdebat: ‘Antropoceen’.

Deze term werd geïntroduceerd door de Amerikaanse bioloog Eugene Stoermer (1934-2012) en is inmiddels niet meer weg te denken uit het actuele duurzaamheidsdebat. Met de term

‘Antropoceen’ of ‘het antropocene tijdperk’ wordt een nieuw geologisch tijdperk aangeduid dat zich kenmerkt door de meetbare invloed van de mens op de aarde.

Land art kunstenaars hebben een unieke positie in het duurzaamheidsdebat. Zowel land art als het Antropoceen worden gekenmerkt door het ingrijpen van de mens in de natuur. In dit spannende gebied - waar mens en natuur, wetenschap en kunst elkaar ontmoeten - is de Britse land art kunstenaar Andy Goldsworthy (1956) werkzaam.

De hoofdvraag van dit onderzoek is: Hoe verhoudt Andy Goldsworthy zich als land art kunstenaar in het antropocene tijdperk tot het duurzaamheidsdebat? Hieruit vloeien drie deelvragen voort: Wat is duurzame kunst en hoe verhoudt land art zich tot dit begrip? Wat is het antropocene tijdperk en welke plaats heeft het in het duurzaamheidsdebat? Wat

betekent het voor een land art kunstenaar als Andy Goldsworthy om in het Antropoceen werkzaam te zijn?

Om tot een antwoord op de hoofdvraag te komen doe ik literatuuronderzoek, aangevuld met een visuele analyse van Goldsworthy’s oeuvre. Ik onderzoek wat de begrippen ‘duurzame kunst’ en ‘land art’ inhouden, hoe deze begrippen zich tot elkaar verhouden en welke plaats Goldsworthy’s werk hierin heeft. Vervolgens onderzoek ik waar de Antropoceen-discussie inhoudt en welke plaats deze discussie heeft in het

duurzaamheidsdebat. In de conclusie wordt duidelijk op welke manier Andy Goldsworthy zich verhoudt tot de Antropoceen-discussie en het duurzaamheidsdebat.

(4)

Inleiding

Het duurzaamheidsdebat is al tientallen jaren gaande en vindt plaats over de hele breedte van de maatschappij. Ook delen van de kunstwereld nemen hieraan deel.1 Kunstenaars reageren met hun werk inhoudelijk op duurzaamheidsproblemen, maken kunst van afval of werken met gerecyclede materialen.2 In de jaren 1980 verscheen er een nieuwe term in het duurzaamheidsdebat: ‘Antropoceen’. Deze term werd geïntroduceerd door de Amerikaanse bioloog Eugene Stoermer (1934-2012) en veroverde in 2000 zijn plaats in het duurzaamheidsdebat.3 Met de term ‘Antropoceen’ of ‘het antropocene tijdperk’ wordt een nieuw geologisch tijdperk aangeduid dat zich kenmerkt door de meetbare invloed van de mens op de aarde. Land art kunstenaars, waarover meer in het eerste hoofdstuk, hebben een unieke positie in het duurzaamheidsdebat. Zowel land art als het Antropoceen worden gekenmerkt door het ingrijpen van de mens in de natuur. In dit spannende gebied - waar mens en natuur, wetenschap en kunst elkaar ontmoeten - is de Britse land art kunstenaar Andy Goldsworthy (1956) werkzaam. Al veertig jaar werkt hij in en met de natuur, waarover hij samen met de Duitse filmmaker Thomas Riedelsheimer (1963) twee documentaires maakte.4

Er is veel literatuur beschikbaar over duurzaamheid en het Antropoceen.5 Een belangrijke bron is Art and Sustainability (2011) van Sacha Kagan, omdat Kagan de visies van verschillende onderzoekers op duurzaamheid en kunst kritisch analyseert en vergelijkt.6 Opvallend is dat veel onderzoeken naar kunst in het Antropoceen een eenzijdig beeld geven van wat het betekent om als kunstenaar werkzaam te zijn in dit tijdperk.7 In deze literatuur worden vrijwel uitsluitend kunstenaars geïncludeerd die activistische ‘klimaatkunst’ maken.

Wat hieraan ontbreekt is een kritische en genuanceerde analyse van de verhouding van

1 Kagan. Art and Sustainability, 347.

Bepaalde stromingen binnen de kunstwereld nemen deel aan het duurzaamheidsdebat, zoals de ‘ecological art’. Andere stromingen zijn er helemaal niet bij betrokken.

2 Kagan. Art and Sustainability, 18, 347.

Voorbeelden van kunstenaars die met hun werk reageren op het duurzaamheidsdebat, werken met afval en/of gerecyclede materialen zijn Jackie Brookner, Christo en Jeanne Claude en Mary Mattingly.

3 Revkin, “Confronting the “Anthropocene””.

4 Riedelsheimer. Rivers and Tides.

Riedelsheimer. Leaning into the Wind.

5 Bijvoorbeeld de theorieën van Kagan, Stoermer, Crutzen, Steffen.

6 Kagan. Art and Sustainability.

7 Bijvoorbeeld: Turpin. Art in the Anthropocene.

Demos. Against the Anthropocene.

(5)

minder activistische land art kunstenaars tot het duurzaamheidsdebat en de Antropoceen- discussie. Goldsworthy’s werk is niet overduidelijk activistisch en reageert niet direct op het duurzaamheidsdebat. Toch neemt hij door land art te maken automatisch deel aan dit debat. Gezien de actualiteit van het antropocene duurzaamheidsdebat en het succes van Goldsworthy, is dit een relevante ingang voor een onderzoek.

Vraagstelling en structuur

De hoofdvraag van dit onderzoek is: Hoe verhoudt Andy Goldsworthy zich als land art kunstenaar in het antropocene tijdperk tot het duurzaamheidsdebat?

Dit onderzoek wordt afgebakend door een aantal factoren. De keuze om specifiek een land art kunstenaar te onderzoeken in plaats van een andere niet-activistische kunstenaar, is gemaakt omdat het duurzaamheidsdebat en Antropoceen-debat met name relevant zijn voor kunstenaars die met de aarde werken. Omdat het duurzaamheidsdebat zeer uitgebreid en tevens interdisciplinair is en slechts een deel hiervan relevant is voor dit onderzoek, wordt in dit onderzoek enkel dat deel van het duurzaamheidsdebat betrokken dat zich richt op kunst. De term ‘duurzaamheid’ heeft in dit onderzoek betrekking op klimaat-gerelateerde kwesties. Duurzaamheid op andere gebieden (bijvoorbeeld sociale duurzaamheid) wordt buiten beschouwing gelaten, omdat dit minder relevant is in combinatie met de Antropoceen-discussie. In dit onderzoek wordt er vanuit gegaan dat we in het antropocene tijdperk leven.8

Uit de hoofdvraag vloeien drie deelvragen voort: 1) Wat is duurzame kunst en hoe verhoudt land art zich tot dit begrip? 2) Wat is het antropocene tijdperk en welke plaats heeft het in het duurzaamheidsdebat? 3) Wat betekent het voor een land art kunstenaar als Andy Goldsworthy om in het Antropoceen werkzaam te zijn? Elk van deze vragen zal aan de orde komen in een apart hoofdstuk. Het eerste hoofdstuk gaat over duurzame kunst en land art. Dit hoofdstuk is relevant voor het beantwoorden van de hoofdvraag omdat hiermee land art in de bredere context van duurzaamheid en duurzame kunst wordt geplaatst. Het tweede hoofdstuk gaat over het Antropoceen; wat houdt deze term in en wat is hierover geschreven? Hoe verhoudt de land art zich tot het antropocene tijdperk? Dit is relevant voor het beantwoorden van de hoofdvraag, omdat het duurzaamheidsdebat veranderd is sinds

8 Gebaseerd op de argumentatie van Crutzen en Stoermer, “The “Anthropocene””. Discussie die hier eventueel over bestaat wordt niet betrokken in dit onderzoek.

(6)

de introductie van de term ‘Antropoceen’, en hiermee vermoedelijk ook de verhouding van kunstenaars tot het duurzaamheidsdebat. In het derde hoofdstuk wordt de relevantie van de Antropoceen-discussie voor de land art besproken. Dit hoofdstuk bevat een visuele analyse van Goldsworthy’s oeuvre.

Om de onderzoeksvragen te beantwoorden doe ik literatuuronderzoek, waarbij ik relevante studies uit het duurzaamheids- en Antropoceen-debat analyseer en vergelijk.

Tevens analyseer ik Goldsworthy’s werkwijze en belangrijke thema’s in zijn oeuvre, door interviews en lezingen te bestuderen en een visuele analyse van zijn oeuvre te maken.

Hierbij ligt de aandacht op Goldsworthy’s werk in de 21e eeuw, omdat in deze periode de Antropoceen-discussie het meest levendig is.

Hypothese

Dat de wetenschap beweert dat de invloed van de mens op de aarde zo groot is geworden dat er gesproken kan worden van een nieuw geologisch tijdperk, is zeer interessant voor kunstenaars als Goldsworthy. Zijn werk maakt de verwevenheid van natuur en cultuur, van de aarde en de mens, zichtbaar. Het feit dat hij in de natuur en met de natuur werkt, maakt hem al onderdeel van de Antropoceen-discussie. Daarnaast maakt zijn werk zichtbaar wat er al is: hij werkt met materialen die al aanwezig zijn in het landschap en laat deze door de wijze waarop hij ze ordent en vormgeeft meer opvallen. Hierdoor kan hij de toeschouwers van zijn werk aspecten van de natuur laten ervaren die ze anders niet zouden ervaren. Op deze manier kan er een nieuwe verhouding van de mens tot de natuur ontstaan. In de veertig jaar die Goldsworthy werkzaam is als kunstenaar, lijken er geen fundamentele veranderingen te hebben plaatsgevonden in zijn werkwijze en thematiek. Hij lijkt zich niet met het duurzaamheidsdebat te bemoeien, en ook sinds het ontstaan van de Antropoceen- discussie zijn er geen opvallende veranderingen in zijn oeuvre waar te nemen. Hij richt zich op zijn eigen relatie met het landschap. Naast zijn eigen doel, speelt ook de opvatting van de toeschouwer een rol. Al reageert Goldsworthy met zijn werk niet bewust op het duurzaamheidsdebat, toch kan zijn werk opgevat worden als een reactie hierop. Wanneer de toeschouwer zich bewust is van het duurzaamheidsdebat en de Antropoceen-discussie, wordt zijn werk in deze context geplaatst.

(7)

Hoofdstuk 1: Duurzaamheid

Steeds opnieuw komen ze terug in Andy Goldsworthy’s oeuvre: zijn ‘rain shadows’

(afbeelding 1).9 Als het begint te regenen gaat hij liggen; op een grote steen, een boomstam, een berg takken of midden in de stad op een plein of stoep. Daar blijft hij liggen tot hijzelf en alles om hem heen doorweekt is, waarop hij opstaat en een droog silhouet achterlaat op de plaats waar hij lag. Zodra hij is opgestaan, begint het silhouet te verdwijnen. Dit is een van de vele soorten zeer tijdelijke kunstwerken die Goldsworthy maakt. Dit onderzoek naar hoe Andy Goldsworthy zich verhoudt tot het duurzaamheidsdebat, begint met onderzoeken wat er wordt verstaan onder ‘duurzame kunst’. De vraag die centraal staat in dit hoofdstuk is:

Wat is duurzame kunst en hoe verhoudt land art zich tot dit begrip?

Afbeelding 1: Andy Goldsworthy, Rain Shadow, 2014, Cuenca, Spanje (Afbeelding via: http://www.artnet.com/artists/andy- goldsworthy/, geraadpleegd 16 januari 2019).

Duurzaamheid en kunst

Duurzaamheid is een complex begrip dat in verschillende gebieden van de maatschappij wordt gebruikt.10 Vanaf de jaren 1970 verschijnt het steeds vaker in de kunstwereld, als

9 Al in het begin van zijn carrière maakte Goldsworthy ‘rain shadows’. Hij blijft deze werken maken tot op heden, zoals te zien is in Leaning Into the Wind (2017) en in Goldsworthy. Ephemeral Works, 334-335.

10 Brown, “Global sustainability: Toward definition,” 713.

(8)

reactie op de niet-duurzame heersende cultuur.11 Er ontstaat een beweging van kunstenaars die in en met de natuur werken, waarvan sommigen op kritische wijze klimaatproblematiek aan de orde stellen.12 Zo maakte land art kunstenaar Robert Smithson in 1970 het werk Spiral Jetty (afbeelding 2, zie afbeeldingenlijst) in een door de olie-industrie vervuild meer in Utah, om aandacht te vragen voor de vervuiling.13 In 1980-83 maakten kunstenaars Christo en Jeanne-Claude het werk Surrounded Islands (afbeelding 3), waarbij elf van de eilanden in de Biscayne Bay omgeven werden door een rand roze geweven afvalplastic, dat op het water dreef.14 Tijdens het maakproces van dit werk hebben de kunstenaars veertig ton afval uit het water gehaald. Naast het directe positieve effect op het milieu door het schoonmaken van het water, vraagt het kunstwerk ook aandacht voor het afvalprobleem waar de wereld mee kampt. Is dit wat duurzame kunst is, met plastic afval als werkmateriaal aandacht vragen voor de klimaatproblematiek?

Een concrete en inclusieve definitie van ‘duurzame kunst’ is lastig te geven gezien de complexiteit van de duurzaamheidsproblematiek, aldus Dr. Sacha Kagan.15 Kunst die duurzaamheidsproblematiek aan de orde stelt zou volgens Kagan vooral als doel moeten hebben een gevoelige plek bij mensen te raken. Land art heeft de mogelijkheid mensen weer de verbinding met de natuur te laten ervaren die iedereen van nature voelt, maar die soms versluierd is geraakt. Wat Kagan hierbij benadrukt is dat er van lokaal naar globaal gedacht moet worden: kunst kan mensen verbinden met de natuur om hen heen, maar de hele planeet moet in beschouwing worden genomen. Zo wordt ook de complexiteit van het probleem duidelijk. Een van de taken van duurzame kunst kan dus zijn: de verbinding tussen mens en natuur herstellen en hiermee bewustzijn creëren van de persoonlijke invloed op klimaatverandering.

11 Weintraub. To life!, 56.

Naast kunst die klimaatproblematiek aan de orde stelt, werd er ook veel werk gemaakt wat reageerde op de consumptiemaatschappij. Voorbeeld: Chip Lord, Hudson Marques en Doug Michels, Cadillac Ranch, Texas 1974-heden.

12 Alfrey, Daniels en Sleeman, “To the ends of the earth”.

Deze kunstenaars zijn niet te scharen onder één term, ze worden naast land art kunstenaars ook wel eco- kunstenaars, environmental artists of climate artists genoemd.

13 Voorbeeld: Robert Smithson, Spiral Jetty, 1970.

In de rest van de tekst verwijs ik met ‘zie afbeelding…’ altijd naar de afbeeldingenlijst. Sommige afbeeldingen zijn ook ingevoegd in de tekst.

14 Website Christo en Jeanne-Claude.

15 Kagan. Art and Sustainability, 267.

(9)

Kunstenaars als Andy Goldsworthy en Robert Smithson laten zien hoe verweven natuur en cultuur zijn.16 Samenlevingen hebben altijd een zekere verbinding met de natuur gehad. Tegenwoordig is er vrijwel geen natuur meer die volledig ongerept is. Meer dan de helft van de wereldbevolking woont in de stad of in een stedelijk gebied.17 Omdat er in de meeste steden weinig natuur te vinden is, zorgt dit voor afstand tot de natuur. De invloed van de mens op de natuur is daarentegen enorm, en sterk toegenomen in de afgelopen decennia. Filosoof en socioloog Edgar Morin noemt de mens copiloot van de natuur.18 Piloot van de natuur kan de mens zich volgens Morin echter niet noemen – de mens kan de natuur nooit echt besturen, slechts gedeeltelijk beïnvloeden. Ook ecologie en esthetiek zijn onlosmakelijk met elkaar verweven, aldus kunsthistoricus en kunstenaar Jale Erzen.19 Bij zowel de natuur als kunstwerken kunnen we esthetische ervaringen hebben. De ervaring van een kunstwerk is vaak echter fundamenteel anders dan van de natuur, wat zowel te maken heeft met de zintuigen die worden geprikkeld - in de natuur zijn dit vaak vrijwel alle zintuigen, bij kunst een selectie: ogen bij beeldende kunst, oren bij muziek - als met de intentie die voelbaar is in kunstwerken. In kunstwerken is de mens veel meer aanwezig dan in de natuur – hoewel de mens in de natuur ook steeds zichtbaarder wordt.20 Hoewel duurzame kunst dus lastig te definiëren is, is er een aantal pogingen gedaan.

Cultuurwetenschapper Hildergard Kurt heeft enkele kenmerken opgesteld waaraan deze

‘ecologische esthetiek’ ofwel duurzame kunst te herkennen zou zijn:21

● Het zoekt naar een nieuwe verhouding tot materiaal: conceptuele kunst, spaarzaam met materiaal omgaan en/of alternatieve materialen gebruiken (zoals afval of natuurlijke materialen).

● Het prikkelt de toeschouwer tot een respectvolle manier van omgang met de omgeving.

● Het brengt de ‘vergeten natuur’ opnieuw onder de aandacht: verwevenheid van natuur en cultuur, en op welke manier onze cultuur onderdeel is van de natuur.

16 In de volgende hoofdstukken zal dieper worden ingegaan op de verwevenheid en cultuur en natuur.

17 Website World Data Bank.

18 Kagan. Art and Sustainability, 193.

19 Ibid., 221.

20 Ibid.

21 Ibid., 346. De geboortedatum van Kurt is onbekend.

(10)

● Het herinnert mensen aan het sociale aspect van duurzaamheid:

Betrokkenheid is een wezenlijk onderdeel van duurzame kunst.

Curator Linda Weintraub omschrijft duurzame kunst met het woord ‘ecocentric’.22 Kunstenaars zijn ‘ecocentric’ wanneer ze zich respectvol verhouden tot hun niet-menselijke omgeving en werk maken dat harmonieus in de omgeving past. Het woord ‘ecocentric’ is tevens een reactie op het Antropoceen: Weintraub ziet dit als het tegenovergestelde van

‘anthropocenic’. Kunstenaars kunnen eco-gericht werken, of antro-gericht (mensgericht).23 Kunst levert volgens Weintraub een belangrijke, verdiepende bijdrage aan het duurzaamheidsdebat, omdat het een dimensie aan dit debat toevoegt waar wetenschap niet toe in staat is: verbeeldingskracht, expressie, emotie, noodzaak en betekenisgeving op symbolisch niveau. Ook maakt duurzame kunst het duurzaamheidsdebat zichtbaar:

ontwikkelingen en inzichten vanuit het debat kunnen via de kunst zichtbaar worden in de samenleving. Op deze manier kan kunst een drijvende kracht achter maatschappelijke veranderingen zijn. Weintraub benadrukt hierbij hoe wetenschap en kunst elkaar aanvullen, en samen meer kunnen bereiken dan alleen - ook omdat beide een ander publiek bereiken.

De wetenschap onderzoekt hoe de duurzaamheidsproblematiek werkt en op te lossen is, kunst houdt zich bezig met waarom dit belangrijk is.

Ondanks alle kenmerken waar duurzame kunst aan zou moeten voldoen, moeten dit vooral geen strenge voorwaarden worden volgens Kagan, omdat de kunstwereld bij uitstek een veld is waar geëxperimenteerd kan worden.24 Hoewel er kenmerken zijn die de ene vorm van kunst feitelijk duurzamer maken dan een andere vorm, werkt een beperkende omgeving de vrijheid om te experimenteren tegen, en daarmee wellicht het ontstaan van nieuwe vormen duurzame kunst.

Land art

Sacha Kagan definieert land art in zijn boek Art and Sustainability (2011) als ‘all art that activates the land, however temporarily.’25 Dit is een brede definitie en het woord ‘activates’

is niet letterlijk te vertalen door ‘activeert’. Het suggereert een wederzijdse invloed: de

22 Weintraub, “Avant Guardians”.

23 Ecocentrisme gaat over meer dan enkel kunst, mensen kunnen de wereld eco-gericht of mensgericht benaderen. Voor dit onderzoek betrek ik het begrip ‘ecocentrisme’ op de kunst.

24 Kagan. Art and Sustainability, 399-400.

25 Ibid.

(11)

kunstenaar maakt gebruik van het land en heeft hiermee invloed op het land, en het land vormt samen met de kunstenaar het kunstwerk. Binnen de land art onderscheidt Kagan de vormen ‘earthworks’, ‘environmental art’ en ‘ecological art’.

Onder de term ‘earthworks’ categoriseert hij grootschalige, permanente kunstwerken die vaak gesitueerd zijn op open plekken waardoor ze in het oog springen. Voorbeelden hiervan zijn de eerdergenoemde Spiral Jetty (1970, afbeelding 2) van Robert Smithson en Double Negative (1969-1970) van Michael Heizer (afbeelding 4). De twee andere door Kagan genoemde categorieën binnen de land art gaan over het algemeen meer op in het landschap en zijn minder permanent. De lijn tussen ‘environmental art’ en ‘ecological art’ is vaag: beide werken met de natuur, in de natuur. Een mogelijk onderscheid volgens Kagan is dat

‘ecological art’ zich richt op aandacht vragen voor klimaatproblematiek en duurzaamheid, waardoor het een activistisch karakter krijgt. ‘Environmental art’ gebruikt de natuur vooral als medium zonder hiermee een probleem aan de orde te stellen. Hoewel deze twee categorieën in elkaar verweven zijn en uit elkaar voortvloeien, is het belangrijk dit onderscheid te maken omdat dit de verschillende uitgangspunten van land art duidelijk maakt.

Zoals de naam al aangeeft wordt bij ‘environmental art’ gebruik gemaakt van de omgeving: de natuur. ‘Environment’ verwijst ook naar ‘milieu’, daarom worden kunstwerken die aandacht vragen voor milieuproblematiek vaak onder deze categorie geschaard.

Kunstwerken in deze categorie zijn echter minder groot dan earthworks zijn. Een voorbeeld is The Blued Trees Symphony (2015-heden) van Aviva Rahmani, waarbij als aanklacht tegen het aanleggen van pijpleiding bomen werden beschilderd met een mengsel van melk en blauw natuurlijk pigment (afbeelding 5).26 Met dit kunstwerk wil Rahmani aandacht vragen voor het probleem van het aanleggen de pijpleiding en bescherming vragen voor het betreffende gebied. Naast dit soort werken, wordt ook kunst die niet tot de land art behoort maar zich wel met milieuproblematiek bezighoudt, vaak ‘environmental art’ genoemd.27 De derde categorie is ‘ecological art’. Kunstwerken in deze categorie werken op een natuurlijke manier samen met de natuur en versterken de karakteristieken van de omgeving, zoals bij Sycamore leaves edging the roots of a sycamore tree (2013) van Andy Goldsworthy

26 Het mengsel dat werd gebruikt is geïnspireerd op een Japanse techniek en zorgde voor de groei van verschillende soorten mossen. Website A Blade of Grass.

27 Martinique, “The Era of Environmental Art”.

(12)

(afbeelding 6). Voor dit kunstwerk maakte hij een rand van gele, oranje en roodbruine bladeren rondom de wortels van een boom. Hoewel de boom er al stond en de bladeren er ook lagen, worden beide meer zichtbaar door de manier waarop Goldsworthy ze ordent.

Naast dit model van Kagan bestaan er uiteraard andere manieren van categoriseren, die de verschillende begrippen op een andere manier definiëren.28

Conclusie van dit hoofdstuk

De centrale vraag in dit hoofdstuk was: Wat is duurzame kunst en hoe verhoudt land art zich tot dit begrip? Hoewel er geen heldere definitie bestaat van ‘duurzame kunst’, zijn er verschillende kenmerken genoemd door Hildegard Kurt en Linda Weintraub. Duurzame kunst is volgens Kurt kunst die zoekt naar een nieuwe verhouding tot materiaal, kunst die de verwevenheid van natuur en cultuur benadrukt en mensen herinnert aan hun verantwoordelijkheid in betrokkenheid tonen en met respect omgaan met de omgeving.

‘Land art’ is een veelomvattende vorm van kunst, waartoe alle vormen van kunst behoren die in en in samenwerking met de natuur worden gemaakt. Binnen de land art zijn verschillende categorieën te onderscheiden, die in elkaar overlopen. Tot de land art art behoren zowel kunstwerken met een activistische boodschap als kunstwerken die dit niet hebben. Land art wordt altijd gemaakt in de natuur en vrijwel altijd met natuurlijke materialen. Goldsworthy zoekt in zijn kunst ook naar een nieuwe verhouding tot materiaal, door vergankelijke materialen te gebruiken en met zijn eigen lichaam en schaduw als

‘materiaal’ te werken. Zijn ‘rain shadows’ zijn hier een voorbeeld van. Een van Weintraubs voorwaarden van duurzame kunst is een harmonieuze relatie met de omgeving, iets waar Goldsworthy’s tijdelijke werken absoluut aan voldoen. Het materiaal van deze werken vergaat en wordt weer opgenomen in de kringloop van de natuur.29 Ondanks de complexiteit rondom de begrippen ‘land art’ en ‘duurzame kunst’, kan geconcludeerd worden dat de meeste land art gerekend kan worden tot de duurzame kunst, maar dat er tevens land art is die hier niet toe behoort.

In het volgende hoofdstuk komt het antropocene tijdperk en een gedeelte van de discussie hierover aan de orde.

28 In deze tekst wordt de definitie van Kagan van de begrippen ‘land art’, ‘environmental art’, ‘ecological art’ en

‘earthworks’ aangehouden.

29 Hierover meer in hoofdstuk 3.

(13)

Hoofdstuk 2: Antropoceen

‘People also leave presence in a place even when they are no longer there.’30 - Andy Goldsworthy

In 2010 maakte Andy Goldsworthy een meanderende lijn van sneeuw op een bevroren meer (afbeelding 7). Toen het ging dooien, smolt het ijs op de plek van de meander trager dan op de rest van het meer. Op het moment dat alle sneeuw en ijs in de omgeving al gesmolten waren, dreef op de plek van de meander nog steeds een plaat ijs. Zo veroorzaken al zijn kunstwerken een verandering in het landschap, hoe klein ook.

Afbeelding 7: Andy Goldsworthy, titel onbekend, 2011, beschrijving door de kunstenaar: ‘Lake ice. Thick enough to walk on. Fresh-fallen powder snow. Scraped into a line with my feet. Thawing and freezing on several days. Eventually becoming a detached piece of ice that floated around the like before melting completely.’ Dumfriesshire, Schotland (afbeelding via: Ephemeral Works, 136-141).

In dit hoofdstuk gaat het onderzoek naar Andy Goldsworthy’s verhouding tot het duurzaamheidsdebat verder met onderzoek naar het antropocene tijdperk. De aarde wordt gedomineerd door de mens, maar is de invloed van de mens op de aarde zo groot dat we kunnen spreken van een nieuw geologisch tijdperk? De vraag die centraal staat in dit

30 Quote via de website van The Art Story.

(14)

hoofdstuk is: Wat is het antropocene tijdperk en welke plaats heeft het in het duurzaamheidsdebat?

De Antropoceen-discussie

Ruim elfduizend jaar geleden begon het Holoceen.31 Tijdens het Holoceen is de invloed van de mens op de aarde zo groot geworden, dat er in de wetenschap wordt gesproken over de aanvang van een nieuw tijdperk.32 Volgens sommige wetenschappers kan dit nieuwe tijdperk gelijktijdig met het Holoceen bestaan, volgens anderen betekent dit het einde van het Holoceen.33 Vanaf de twintigste eeuw eeuw zijn er verschillende termen voorgesteld om het

‘tijdperk van de mens’ mee aan te duiden.34 De Russische geoloog Vladimir Vernadsky (1963) gebruikte bijvoorbeeld de term ‘Noosphere’ en vanaf de jaren 1980 werd de term

‘Antropoceen’ gebruikt door bioloog Eugene Stoermer (1934-2012).35 Hoewel Stoermer de term jarenlang bleef gebruiken, werd deze nauwelijks overgenomen door andere wetenschappers, tot Stoermer in 2000 met Paul Crutzen (1933) The “Anthropocene” schreef.

Vanaf dit moment won de term aan bekendheid en populariteit en werd het de term om het

‘tijdperk van de mens’ mee aan te duiden.

Er wordt pas gesproken van een nieuw geologisch tijdperk wanneer de kenmerken die periode tot in de aardlagen, en dus blijvend, zichtbaar zijn. Die veranderingen in de aardlagen zouden in het geval van het Antropoceen gevolg zijn van veranderingen in ecosystemen onder invloed van de mens.36 Het discours rondom het Antropoceen onderzoekt met name of het waar is dat de mens zoveel invloed heeft op de aarde dat er gesproken kan worden van een nieuw geologisch tijdperk, en wanneer dit tijdperk dan zou zijn begonnen. Hierbij wordt gekeken naar wanneer de mens is begonnen met het beïnvloeden en reguleren van ecosystemen. Tevens wordt onderzocht welke factoren en culturele ontwikkelingen van invloed zijn en zijn geweest op de positie die de mens nu heeft, en de neiging van de mens zijn omgeving in zijn eigen belang te veranderen. Aan dit laatste thema kan in dit onderzoek helaas weinig aandacht worden besteed.

31 Waters en Zalasiewicz. “The Anthropocene.”

32 Crutzen en Stoermer, “The “Anthropocene”,” 21.

33 Ibid.

34 Revkin, “Confronting the “Anthropocene””.

35 Ibid.

36 Smith en Zeder, “The onset of the Anthropocene,” 9.

(15)

Vrijwel al het onderzoek naar het beginpunt van het antropocene tijdperk is gericht op het beantwoorden van vier vragen, die sterk met elkaar verweven zijn.37 De vragen betreffen: 1) welke data gebruikt zou moeten worden voor onderzoek naar het Antropoceen, 2) in hoeverre dezelfde protocollen en criteria gevolgd kunnen worden als bij het onderscheiden van eerdere geografische tijdperke, 3) de mate waarin de mens in staat moet zijn het milieu de beïnvloeden om te kunnen spreken van een ‘antropoceen tijdperk’

en 4) hoe groot het gedeelte aardoppervlak dat gereguleerd wordt door de mens moet zijn om te kunnen spreken van een ‘antropoceen tijdperk’.38

Als resultaat van vele onderzoeken zijn er verschillende beginpunten van het antropocene tijdperk voorgesteld, die onderling erg uiteenlopen. Crutzen en Stoermer benadrukken dat een beginpunt van een nieuw tijdperk uiteraard een lange aanloop heeft waarin dingen geleidelijk veranderen. Dit maakt het markeren van een beginpunt van tijdperk zo ingewikkeld en zorgt ervoor dat voorstellen van beginpunten door verschillende onderzoekers duizenden jaren uiteen kunnen liggen. In veel van de onderzoeken wordt gereageerd op Crutzen en Stoermer, volgens wie het beginpunt van het Antropoceen in de achttiende eeuw ligt.39 De industriële revolutie zorgde samen met de agrarische revolutie vanaf 1750 voor een drastische verandering in de manier waarop de mens gebruik maakt van de aarde. Ontbossing, industrialisatie, vervuiling door gebruik van fossiele brandstoffen en intensivering van de landbouw en veehouderij hebben vanaf de achttiende eeuw geresulteerd in een verhoogde uitstoot van broeikasgassen.40 Deze uitstoot van broeikasgassen heeft opwarming van de aarde tot gevolg.

Een van de vroegste potentiële beginpunten van het antropocene tijdperk is voorgesteld door de Amerikaanse paleoklimatoloog William F. Ruddiman (1943), die het niet eens is met de theorie van Stoermer en Crutzen.41 Volgens hem zou het Antropoceen begonnen zijn rond 5000 v. Chr., omdat toen de invloed van de mens op de aarde al

37 Ibid.

38 De protocollen en criteria voor het onderscheiden van verschillende geografische periodes zijn opgesteld voor het International Commission on Stratigraphy (ICS). Uit: Smith en Zeder, “The onset of the Anthropocene,”

9.

39 Crutzen en Stoermer, “The “Anthropocene”,” 21.

40 Smith en Zeder, “The onset of the Anthropocene,” 10.

Crutzen en Steffen, “How long have we been,” 251-257. Het C02 gehalte is gestegen met meer dan 30% en het CH4 gehalte met meer dan 100%.

41 Ruddiman, “The Anthropogenic greenhouse era began,” 261.

(16)

zichtbaar werd. Het methaan- en C02-gehalte in de atmosfeer is sinds die tijd verhoogd, waarvan vroege vormen van (rijst)landbouw, veehouderij en de hiermee samenhangende ontbossing de oorzaak zouden zijn. Bodemonderzoekers Giacomo Certini en Riccardo Scalenghe staan hier kritisch tegenover.42 De atmosfeer zou volgens hen niet voldoende informatie verschaffen over de invloed van de mens op de aarde. In plaats daarvan zou het bewijs voor het Antropoceen in de aardbodem te vinden zijn. Uit bodemonderzoek hebben zij geconcludeerd dat de invloed van het jarenlange bewerken van de aarde (door gebruik van kunstmest, landbouwgiffen, het machinaal bewerken van de aarde, intensieve landbouw) heeft gezorgd voor ‘Anthropocenic Soils’: een bodem waarin de invloed van de mens zichtbaar is in de vorm van uitputting en vervuiling.43

Volgens biologen Bruce Smith en Melinda Zeder ligt het beginpunt later dan Crutzen en Stoermer beweren, namelijk halverwege de twintigste eeuw.44 Rond 1950 vond de ‘great acceleration’ plaats. De groei van de wereldbevolking, industrialisatie en economie die in gang werd gezet met de industriële revolutie nam rond 1950 sterk toe, evenals de hiermee samenhangende massaconsumptie. Het grootschalige gebruik van plastic sinds deze tijd wordt gezien als een belangrijke indicator voor het begin van het Antropoceen.45 Hoewel er op dit gebied toenemend duurzaamheidsbewustzijn is, blijft plastic een centrale functie houden in de hedendaagse maatschappij. Nu plastic op veel plaatsen in de aardbodem te vinden is, wordt het naast een menselijk afvalproduct ook onderdeel van de kringloop van grondstoffen in de aarde.46

Ook zijn er wetenschappers die het Antropoceen niet zien als een op zichzelf staand tijdperk, maar een grens tussen twee tijdperken. Wat na de grens komt is anders dan wat er voor de grens was. Socioloog Donna Haraway ziet het als de opdracht van de mens om dit grensgebied zo dun mogelijk te maken, door de afdruk die de mens achterlaat op de aarde zo snel mogelijk te verkleinen.47

Ondanks alle verschillende theorieën en uitkomsten, blijft de theorie van Stoermer en Crutzen het centrum van de Antropoceen-discussie. Wetenschappers positioneren hun

42 Scalenghe en Certini (redactie), Soils: Basic concepts and future challenges, 1.

43 Ibid, p. 23.

44 Smith en Zeder, “The onset of the Anthropocene,” 10.

Zalasiewicz, Waters e.a., “The geological cycle of plastics,” 4-17.

45 Ibid.

46 Ibid.

47 Haraway, “Anthropocene, Capitalocene, Plantationocene, Chthulucene,” 159-165.

(17)

uitkomsten veelal ten opzichte van de theorie dat het Antropoceen begonnen zou zijn in de achttiende eeuw.48 Dit gegeven gecombineerd met het feit dat Stoermer de grondlegger is van het concept ‘Antropoceen’, en het artikel dat hij schreef met Crutzen de basis legde voor de Antropoceen-discussie in de 21e eeuw, maakt dat hun theorie mijn uitgangspunt is in dit onderzoek. Sinds de theorie van Stoermer en Crutzen is de Antropoceen-discussie een wezenlijk onderdeel geworden van het duurzaamheidsdebat. Het grootschalig in gebruik nemen van de term ‘Antropoceen’ heeft daarnaast als gevolg dat het debat over dit onderwerp gecentreerd wordt: Alle onderzoeken naar de invloed van de mens op de aarde gebruiken nu dezelfde terminologie.

Conclusie van dit hoofdstuk

De centrale vraag in dit hoofdstuk was: Wat is het antropocene tijdperk en welke plaats heeft het in het duurzaamheidsdebat? Sinds The “Anthropocene” (2000) van Crutzen en Stoermer is de term ‘Antropoceen’ niet meer weg te denken uit het duurzaamheidsdebat.

Het verandert niets aan de klimaatproblematiek, maar onderstreept wel de urgentie ervan.

Theorieën over wanneer het Antropoceen begonnen zou zijn lopen sterk uiteen. Toch hebben ze allemaal hetzelfde uitgangspunt: aantonen wanneer de mens substantiële invloed op ecologische processen kreeg.

Sporen op de aarde achterlaten is niet per definitie slecht, zo zeggen Crutzen en zijn collega Will Steffen in “How long have we been in the Anthropocene?” (2003). Als mensheid hebben we de macht om processen op aarde te beïnvloeden. Die macht brengt een verantwoordelijkheid met zich mee. Het antropocene tijdperk wordt vaak verbonden aan de klimaatcrisis, maar volgens Crutzen kan het tijdperk een positieve wending nemen als mensen hun macht op een verantwoordelijke manier gebruiken om dat wat binnen hun macht ligt, in goede banen te leiden.49 Goldsworthy verandert met ieder kunstwerk iets in het landschap, zoals door het maken van een sneeuwlijn op een bevroren meer.

In het volgende hoofdstuk wordt de relevantie van de Antropoceen-discussie voor land art kunstenaars als Andy Goldsworthy onderzocht.

48 Crutzen en Stoermer, “The “Anthropocene”,” 42.

Crutzen en Steffen, “How long have we been,” 251-257.

49 Ibid.

(18)

Hoofdstuk 3: Goldsworthy

Andy Goldsworthy en zijn dochter Holly zitten aan de rand van beek. Holly bekleedt met meesterlijke precisie de rechterhand van haar vader met rode bladeren, zijn andere hand heeft hij daarvoor zelf bekleedt. Zodra beide handen bedekt zijn, lijkt het kunstwerk af te zijn. Of begint het nu pas echt? Andy Goldsworthy staat op en stapt de rivier in, om vervolgens zijn handen in het water

te laten zakken. De bladeren blijven nog even aan zijn handen kleven en worden dan meegevoerd met de stroming: rode confetti versiert de rivier. Alle aandacht en zorgvuldigheid waarmee de bladeren op zijn handen zijn gelegd, zijn binnen een paar seconden verdwenen in het water (afbeelding 8). In Leaning into the wind, een documentaire die in 2017 werd gemaakt over Goldsworthy’s werk, is het ontstaan en vergaan van dit kunstwerk in beeld gebracht.50 Het trage, aandachtige maakproces en

de kwetsbaarheid en

vergankelijkheid van de materialen die Goldsworthy kiest, zijn typerend voor zijn werk. Bij zijn werk op verschillende continenten en in de meest uiteenlopende klimaten, kwam hij steeds de kleur rood tegen: in stenen, in water, in bladeren, in de aarde. Het is deze kleur die Goldsworthy de diepe verbondenheid van mens en natuur heeft doen inzien, omdat zowel bloed als het rood in de aarde door ijzer worden gekleurd.

50 Riedelsheimer. Leaning Into the Wind. Website Leaning Into the Wind.

Afbeelding 8: Andy Goldsworthy, titel onbekend, jaartal onbekend. Schotland. Afbeelding bestaat uit twee stilstaande beelden uit Leaning into the Wind (2017).

Afbeelding 8: Andy Goldsworthy, titel onbekend, jaartal onbekend, rode boombladeren natgemaakt, op handen gelegd, daarna handen in de beek gedompeld, Schotland (afbeelding bestaat uit twee beelden uit Leaning into the Wind).

(19)

In dit hoofdstuk wordt het onderzoek naar Andy Goldsworthy’s verhouding tot het duurzaamheidsdebat vervolgd met de vraag: Wat betekent het voor een land art kunstenaar als Andy Goldsworthy om in het Antropoceen werkzaam te zijn?

Andy Goldsworthy

Het oeuvre van Andy Goldsworthy is grofweg te verdelen in twee categorieën:

(semi)permanente werken en tijdelijke werken.51 De permanente werken vergen veel voorbereiding en vaak ook hulp van instrumenten, machines en assistenten.52 Ook al is de Andy Goldsworthy die enkel de natuur en zijn eigen lichaam nodig heeft om kunst te maken wellicht bekender dan de Andy Goldsworthy die kunstwerken van te voren uitdenkt en berekent, de wereld over vliegt, machines huurt en assistentie in dienst neemt - beide vormen van kunstenaarschap zijn onderdeel van hem en zijn oeuvre. Dat hij geen behoefte heeft aan een geromantiseerd beeld van zijn kunstenaarschap, liet hij weten tijdens een lezing in het Saint-Louis Art Museum.53 Steeds opnieuw wil hij echtheid laten zien.

Zijn permanente werken beginnen pas met bestaan wanneer ze af zijn.54 Dan lopen er mensen doorheen, worden ze aangeraakt, doorstaan ze weer en wind: het werk gaat leven. Het publiek maakt dus gedeeltelijk het kunstwerk.De tijdelijke werken daarentegen, bestaan tijdens het maakproces en beginnen al aan hun ondergang zodra het werk klaar is, zoals het geval is bij de met bladeren bekleedde handen. Een voorbeeld van zijn permanente werken is Storm King Wall (1997-78), een bijna 700 meter lange muur die tussen bomen door meandert (afbeelding 9).55 De muur is gebouwd op resten van een oude, door boeren gebouwde muur en bestaat uit keien uit de omgeving. Hoewel Goldsworthy geassisteerd werd door een team en in opdracht van Storm King Art Centre werkte, werkt hij ook bij dit werk samen met de natuur en bouwt hij letterlijk en figuurlijk voort op de geschiedenis van de plek. Een groot verschil tussen zijn tijdelijke en permanente werken, is de rol die

risico nemen speelt. Hierover zegt hij:

51 Vanaf nu worden in deze tekst de semi-permanente werken ‘permanente werken’ genoemd.

52 Goldsworthy. Andy Goldsworthy talks about his life’s work.

53 Ibid.

54 Barkham, “Branching out”.

55 Website Storm King Art Centre.

(20)

‘The ephemeral work is made in the spirit of – I make mistakes, things fall down.

With the permanent works, they must not fail.’56

Het opzoeken van het spannende gebied tussen het slagen of instorten van een werk, speelt een belangrijke rol bij zijn tijdelijke werken. Zo belangrijk, dat hij een werk enkel mislukt acht wanneer het te veilig is.57 Bij permanente werken kan daarentegen nauwelijks risico genomen worden. Deze twee soorten werken hebben dus een totaal ander uitgangspunt.

Een langdurig project van Goldsworthy is een door storm omgevallen boom in de buurt van zijn huis, in Schotland. Hier heeft hij al tientallen tijdelijke kunstwerken mee gemaakt. 58 Toen Goldsworthy de boom aantrof, waren de sporen van de storm nog zichtbaar in de stam. Het scherpe en ruige karakter dat de boom hierdoor had, werd door Goldsworthy versterkt in verschillende kunstwerken. Hij omrande de scheuren met helder gekleurde bladeren, waardoor de zwarte diepte die de bladeren omrandden benadrukt werd. Toen er sneeuw viel, vulde hij de scheuren met sneeuw. Gedurende de maanden en jaren daarna werden de scheuren en spleten minder zichtbaar, verloor de boom zijn bast en veranderde de boom onder invloed van weer en wind langzaam van karakter. Goldsworthy blijft al jarenlang terugkeren naar deze plek om te werken, waarbij hij zich iedere keer laat inspireren door de toestand van de boom.

Steeds terugkeren naar dezelfde plek doet Goldsworthy vaker. Hoewel hij in vele landen en op vele continenten heeft gewerkt, werkt hij meestal in Schotse natuur in zijn eigen woonomgeving. Hij werkt in alle seizoenen, in alle weertypen en met de materialen die hij tegenkomt. Zo werkt hij met steen, kalk, sneeuw, ijs, water (watervallen, beken, rivieren, de zee, regen), modder, zand, klei, wind, bladeren, bloemen en bloemblaadjes, gras en planten, bomen en takken, zon en schaduw. Ook maakt hij werken waarbij hij door bosjes, heggen, stenen, bladeren of gemaaid gras kruipt.59 Zijn tijdelijke werken worden intuïtief gemaakt en noemt hij de bron waaruit de rest voort kan komen: zijn permanente werken, werken in opdracht, boeken en documentaires zouden er niet zijn zonder de tijdelijke werken.60

56 Barkham, “Branching out”.

57 Goldsworthy. Andy Goldsworthy talks about his life’s work.

58 Riedelsheimer. Leaning Into the Wind.

59 Ibid.

60 ZCZ Films. Andy Goldsworthy.

(21)

Naast de kunstwerken zelf, is ook de documentatie ervan onderdeel van zijn werk. Hij maakt zelf foto’s en laat zijn werk en het maakproces door anderen vastleggen op foto’s en film. Ondanks de tijdelijke aard van een groot deel van zijn oeuvre, leeft het op deze manier voort. Er zijn meerdere documentaires over hem gemaakt en hij heeft diverse boeken uitgegeven.61 In 2015 is Ephemeral Works: 2004-2014 gepubliceerd, een boek waarin een groot gedeelte van Goldsworthy’s tijdelijke kunstwerken uit deze eeuw zijn gedocumenteerd.62 Hierin wordt de wisselwerking tussen Goldsworthy en de natuur opnieuw zichtbaar: Goldsworthy’s kunstwerken worden gevormd door de materialen die op dat moment, op die plaats aanwezig zijn, en Goldsworthy beïnvloedt met zijn kunstwerken de natuur op die plaats. De materialen die hij gebruikt symboliseren vaak een groter thema, zoals kracht, vitaliteit, groei, tijdelijkheid, herinnering of verval.63 De tijdelijkheid die steeds terugkomt in deze werken zoekt hij niet alleen op in de materialen maar ook door de timing van zijn werk: hij maakt een werk van sneeuw vlak voor het gaat dooien, een werk op het strand vlak voor het weer vloed wordt.64 Hij wordt in zekere zin gestuurd door de natuur, zijn werk moet af zijn voor het gaat regen, vriezen, dooien of waaien.

Land art in het Antropoceen

Wat betekent het om land art kunstenaar te zijn in het Antropoceen? Een logische associatie met kunst in het Antropoceen, is kunst die actief reageert op het duurzaamheidsdebat.65 Begrippen als ‘Antropoceen’ onderstrepen de urgentie van het duurzaamheidsdebat, en de vraag is hoe kunstenaars hierop reageren.66 Andy Goldsworthy is al veertig jaar werkzaam en gaat vrijwel iedere dag de natuur in om te werken. Hij wordt niet gemotiveerd door activisme, wel door een verlangen naar echtheid.67 Hij wil werken met natuur die niet van hem is, waar alles kan gebeuren, waar een houthakker zijn lievelingsboom om kan zagen of een boer de muur waaraan hij werkt kan afbreken. Hij wil de geschiedenis van iedere plek

61 Documentaires: o.a. BBC. Stone, wood, water. Riedelsheimer. Rivers and Tides. BBC. Forest, Field & Sky.

Riedelsheimer. Leaning Into the Wind.

Boeken: o.a. Goldsworthy. Parkland, 1988. Goldsworthy. Black Stones, Red Pools: Dumfriesshire Winter 1994- 95, 1995. Goldsworthy. Projects, 2017.

62 Goldsworthy. Ephemeral Works.

63 Ibid, 1.

64 Ibid, 58-59.

65 McLean-Ferris, “The Great Acceleration”.

66 McIntyre-Mills, Romm en Corcoran-Nantes (redactie), Balancing individualism and collectivism, 12.

67 Goldsworthy. Andy Goldsworthy talks about his life’s work.

(22)

erkennen en hier aan bijdragen met zijn werk. Door iets moois te maken draagt hij bij aan de geschiedenis van de plek, ook al is het kunstwerk snel weer vergaan.

In Leaning Into the Wind (2017) wordt Goldsworthy gefilmd tijdens het maken van de serie Sleeping stones (2014, afbeelding 10). Voor deze serie maakte hij holtes in grote platte stenen, in de vorm van een silhouet of een ovaal ter grootte van een mens. Bij de silhouetten lijkt er een mens in de steeds te slapen, die langzaam is verdwenen.

Voorbijgangers kunnen ook daadwerkelijk in de steen gaan liggen. Goldsworthy herkent de aanwezigheid van de mens in de natuur, maar brengt de mens nog meer in de natuur met werken als deze. Net als de materialen, bevatten ook de vormen die Goldsworthy creëert symboliek. Hij maakt veel holtes, ingangen, cirkels - waar het oog onmiddellijk naartoe getrokken wordt (afbeelding 11). De aandacht van de toeschouwer gaat de cirkel in en hierdoor de natuur in. In het zwart van het gat wordt volgens Goldsworthy de energie van de aarde zichtbaar.68 Op deze manier reflecteert hij het antropocene tijdperk waar hij onderdeel van is.

Goldsworthy zegt specifiek dat hij geen klimaatproblematiek aan wil spreken met zijn werk, omdat het dan alle betekenis verliest:

‘If I was thinking: ‘I’m going to make a work that’s going to address an environmental or ecological issue,’ I wouldn’t make a great work. It would be the wrong premise.

The day I start preaching through my work is the day it stops having any meaning.’69

In plaats daarvan richt hij zich op zijn persoonlijke relatie tot het landschap. Door met de natuur te werken, leert hij het landschap en zichzelf kennen. Toch gaat er een zeker activisme schuil in zijn slow art, of minstens een tegenbeweging: decennialang werken met dezelfde boom druist in tegen het tempo en karakter van de hedendaagse maatschappij. Al heeft Goldsworthy geen activistisch doel; betekenisgeving komt deels vanuit de toeschouwer. Het toenemende duurzaamheidsbewustzijn en kennis over de klimaatcrisis, veranderen wellicht de manier waarop naar Goldsworthy’s werk gekeken wordt. Over reacties op zijn werk is helaas weinig gedocumenteerd.

68 Website CO2*[art + sustainability].

69 Barkham, “Branching out”.

(23)

In het eerste hoofdstuk kwam Linda Weintraubs ‘ecocentrisme’ aan de orde.

Kenmerken van een ‘ecocentric’ kunstenaar zijn volgens Weintraub: de omgeving met respect behandelen, kunstwerken maken die in harmonie zijn met de omgeving, en het aannemen van een eco-perspectief in plaats van een menselijk perspectief. In hoeverre Goldsworthy ‘ecocentric’ te noemen is, blijkt minder eenduidig dan verwacht. De eerste twee kenmerken zijn van toepassing op Goldsworthy: zoals eerder genoemd is zijn werk in harmonie met de omgeving. Respect voor de omgeving komt sterk naar voren in Leaning Into the Wind.70 In deze documentaire had Goldsworthy op een ochtend afgesproken met de cameraman om het maakproces van een werk te gaan filmen. Hij had voorbereidingen getroffen en assistentie geregeld, maar eenmaal op locatie bleken er tegen verwachting in geen losse stenen te zijn. In het moedergesteente hakken wil Goldsworty principieel niet, dus kon het plan niet doorgaan. Het derde kenmerk volgens Weintraub is het hebben van een ‘eco’-perspectief. Hoewel Goldsworthy natuurlijk met de natuur werkt en zich laat inspireren door de natuur, zoekt hij ook altijd het menselijke in de natuur en ziet hij de natuur als een ‘sociale omgeving’: de geschiedenis is voelbaar, de bomen zijn hout, de schapen zijn wol, de koeien zijn vlees.71

Conclusie van dit hoofdstuk

De centrale vraag in dit hoofdstuk was: Wat betekent het voor een land art kunstenaar als Andy Goldsworthy om in het Antropoceen werkzaam te zijn? Het gehele oeuvre van Goldsworthy gaat over de verhouding tussen mens en natuur, het landschap doorgronden en bijdragen aan de geschiedenis van het landschap. Dit raakt aan de kern van het Antropoceen-debat. Hoewel Goldsworthy’s kunst geen activistisch karakter heeft en zich niet met het duurzaamheidsdebat bezig lijkt te houden, is hij door het werk dat hij maakt toch onderdeel van het duurzaamheidsdebat. Op een duurzame manier bijdragen aan de wereld is een stille manier van opstaan tegen de niet-duurzaamheid.

70 Riedelsheimer. Leaning Into the Wind.

71 Goldsworthy. Andy Goldsworthy talks about his life’s work.

(24)

Conclusie

In de inleiding werd de hoofdvraag van dit onderzoek gesteld: Hoe verhoudt Andy Goldsworthy zich als land art kunstenaar in het antropocene tijdperk tot het duurzaamheidsdebat? Om tot een antwoord te komen op deze vraag zijn er drie deelvragen gesteld. In het eerste hoofdstuk kwam de eerste vraag aan de orde: Wat is duurzame kunst en hoe verhoudt land art zich tot dit begrip? Vanaf de jaren 1970 verschijnt het thema

‘duurzaamheid’ steeds meer in de kunstwereld. Kunstenaars als Robert Smithson stelden met hun land art milieuvervuiling aan de orde. Tijdens deze periode studeerde Goldsworthy aan de kunstacademie in Schotland en maakte hij zijn eerste land art. Het boek Art en Sustainability (2001) van Sacha Kagan heeft verschillende definities van duurzame kunst op een rijtje gezet. Kagans visie op duurzame kunst is dat het de verbinding tussen mens en natuur zou moeten herstellen, of een poging hiertoe zou moeten doen. Vanuit deze herstelde (of ontsluierde) verbinding met de natuur kan bewustzijn ontstaan over persoonlijke verantwoordelijkheid in het duurzaamheidsprobleem. Ook de voorwaarden die cultuurwetenschapper Hildergard Kurt heeft opgesteld gaan over verbinding tussen mens en natuur: duurzame kunst zet mensen aan tot een respectvolle omgang met de omgeving, herinnert mensen aan de verwevenheid van natuur en cultuur en hun eigen verantwoordelijkheid betrokken te zijn, en zoekt naar een nieuwe verhouding tot materiaal.

Curator Linda Weintraub ziet duurzame kunst als tegenhanger van het Antropoceen, en geeft het de naam ‘ecocentric art’. Ecocentrische kunst is gericht op de natuur (ecocentric) in plaats van op de mens (anthropocentric), verhoudt zich respectvol tot de natuur en is in harmonie met de omgeving.

Hoe past land art binnen deze definities van duurzame kunst? Land art is alle kunst waarbij er een wederzijdse invloed is tussen de kunstenaar en het landschap: de kunstenaar werkt met het land en heeft hiermee invloed op het land, en het land inspireert de kunstenaar zijn werk op een bepaalde manier vorm te geven. Binnen de land art onderscheidt Kagan drie categorieën. De eerste categorie is ‘earthworks’, waar grote, vaak permanente kunstwerken toe behoren. De tweede categorie is ‘environmental art’, waar de activistische kunst toe behoort. De derde categorie is ‘ecological art’. Deze kunstwerken zijn vaak tijdelijk en versterken karakteristieken van het landschap. De meeste land art kunstwerken kunnen gerekend worden tot de duurzame kunst, maar niet alle. Grootschalige

(25)

land art projecten kunnen bijvoorbeeld vervuilend zijn en er is activistische kunst die niet tot de land art gerekend wordt.

In het tweede hoofdstuk kwam de tweede deelvraag aan de orde: Wat is het antropocene tijdperk en welke plaats heeft het in het duurzaamheidsdebat? Sinds het jaar 2000 is ‘Antropoceen’ de term die wordt gebruikt in duurzaamheidsdebat om het tijdperk aan te duiden waarin we nu leven: het tijdperk waarin de mens grote impact heeft op processen op aarde. De discussie over het Antropoceen betreft voornamelijk wanneer het begonnen zou zijn, en aan welke factoren dit meetbaar is. Volgens onderzoek van Eugene Stoermer en Paul Crutzen ligt de aanvang van dit tijdperk in de achttiende eeuw. Andere onderzoeksresultaten variëren van 5000 v. Chr., tot de twintigste eeuw als beginpunt.

Hoewel de onderzoeksresultaten dus zeer uiteenlopend zijn, komt het debat steeds terug bij Stoermer en Crutzen.

In het derde hoofdstuk kwam de derde deelvraag aan de orde: Wat betekent het voor een land art kunstenaar als Andy Goldsworthy om in het Antropoceen werkzaam te zijn? Literatuur over kunst in het Antropoceen richt zich met name op activistische kunstenaars, waar Goldsworthy niet toe lijkt te behoren. Goldsworthy wil door het maken van zijn werk het landschap leren kennen, zowel de aarde zelf als het sociale aspect van het landschap. Door middel van zijn kunst draagt hij bij aan de geschiedenis van het land. Zoals eerder genoemd, is sporen op de aarde achterlaten niet per definitie slecht. Het antropocene tijdperk wordt vaak verbonden aan de klimaatcrisis, maar volgens Crutzen kan het tijdperk een positieve wending nemen als mensen hun macht op een verantwoordelijke manier gebruiken om dat wat binnen hun macht ligt, in goede banen te leiden. Goldsworthy beïnvloedt door zijn werk voortdurend processen in de natuur. Dit doet hij uiteraard op veel kleinere schaal dan waarover gesproken wordt in het duurzaamheidsdebat. Door met keien te werken in een beek gaat het water anders stromen, door sneeuwballen te maken blijft de sneeuw langer bestaan: zo is hij co-piloot in die processen.

Het antwoord op de vraag ‘hoe verhoudt Andy Goldsworthy zich als land art kunstenaar in het antropocene tijdperk tot het duurzaamheidsdebat?’ luidt als volgt. Kunst heeft het vermogen wetenschappelijke theorieën te ‘vertalen’ en zichtbaar te maken in de maatschappij, aldus Weintraub. De samenwerking tussen kunst en wetenschap is daarom heel belangrijk. Deze twee domeinen kunnen op een heel ander niveau tot de samenleving doordringen en een andere doelgroep bereiken. Goldsworthy heeft als land art kunstenaar

(26)

het vermogen wetenschappelijke ideeën en theorieën die met duurzaamheid te maken hebben zichtbaar te maken in de samenleving. Hij maakt samen met andere land art kunstenaars en activistische kunstenaars het duurzaamheidsdebat zichtbaar en voelbaar. De manier waarop Goldsworthy dit doet, is door duurzaam te werken. Dit betreft zijn materiaalgebruik (natuurlijke materialen die meestal zeer vergankelijk zijn), zijn omgang met het landschap (de natuur willen begrijpen en niet-destructief werken) en de traagheid van zijn werkwijze (steeds opnieuw met hetzelfde landschap werken). Deze duurzaamheid en vertraging staan haaks op de duurzaamheidsproblematiek en de 24-uurs economie die zo kenmerkend zijn voor deze tijd. Op die manier is Goldsworthy wellicht toch te beschouwen als een activistische kunstenaar in het antropocene tijdperk. Hij maakt het duurzaamheidsdebat zichtbaar in de maatschappij door in zijn werk steeds opnieuw de niet- destructieve verbinding tussen mens en te tonen. Achter zijn zoektocht naar het menselijke in de natuur vinden en de natuur in de mens vinden, lijkt een mensgerichte visie te zitten.

Toch zou ik hem een ‘ecocentric’ kunstenaar noemen en geen ‘anthropocentric’ kunstenaar, omdat hij de natuur echt probeert te doorgronden en hierin een geweldloze houding en werkwijze heeft.

Mijn hypothese was dat Goldsworthy’s werk gezien kan worden als een reactie op het duurzaamheidsdebat, maar dat deze betekenis vooral door de toeschouwer in zijn werk wordt gelegd. Omdat we in het antropocene tijdperk leven, vatten we zijn werk op als een reactie hierop. Hier ben ik het nog gedeeltelijk mee eens. Zoals al genoemd werd in het derde hoofdstuk is er helaas weinig informatie beschikbaar over hoe Goldsworthy’s werk ontvangen wordt. Daarnaast is het niet enkel de toeschouwer die Goldsworthy’s werk interpreteert als een reactie op de Antropoceen-discussie; het werk zelf en Goldsworthy’s intentie dragen hier ook aan bij.

Reflectie en vervolgonderzoek

De methode die ik heb gebruikt voor dit onderzoek, was een literatuuranalyse. In de literatuur bleek ik echter weinig informatie te kunnen vinden over hoe Goldsworthy’s werk ontvangen en geïnterpreteerd wordt, wie zijn publiek is en hoe zij op het werk reageren. Om deze informatie wel te vinden had ik een andere onderzoeksmethode moeten includeren, bijvoorbeeld interviews afnemen met opdrachtgevers, musea, mensen waar Goldsworthy mee heeft samengewerkt of Goldsworthy zelf. Het onderzoek zou dan ook een grotere

(27)

omvang hebben gekregen.

Uit mijn onderzoek is gebleken hoe belangrijk de samenwerking tussen kunst en wetenschap is. Omdat kunst het vermogen heeft wetenschappelijke en maatschappelijke discussies zichtbaar te maken in de maatschappij, dringt zich de vraag op in hoeverre dit een verantwoordelijkheid is die ze ook op zich moet nemen. Hoewel het negentiende-eeuwse idee van kunst als volksopvoeder niet passend is in de huidige tijd, is het voor een

vervolgonderzoek een interessant vraagstuk hoe deze verantwoordelijkheid vorm kan krijgen in de 21e eeuw.

(28)

Afbeeldingenlijst

- Afbeelding 1: Andy Goldsworthy, Rain Shadow, 2014, Cuenca, Spanje (Afbeelding via:

http://www.artnet.com/artists/andy-goldsworthy/ , geraadpleegd 16 januari 2019).

- Afbeelding 2: Robert Smithson, Spiral Jetty, 1970, 4,6m x 460m, Great Salt Lake, Utah, Verenigde Staten, (afbeelding via: https://smarthistory.org/robert-smithson- spiral-jetty/, geraadpleegd 16 januari 2019).

- Afbeelding 3: Christo en Jeanne-Claude, Surrounded Islands, 1980-83, roze geweven plastic omringt eilanden, Biscayne Bay, Miami, Florida (afbeelding via:

https://christojeanneclaude.net/projects/surrounded-islands, geraadpleegd 16 januari 2019).

(29)

- Afbeelding 4: Michael Heizer, Double Negative, , 1969-70, ryoliet en zandsteen, Nevada, Verenigde Staten (foto door Tom Vinetz via:

https://www.moca.org/visit/double-negative, geraadpleegd 16 januari 2019).

- Afbeelding 5: Aviva Rahmani, The Blued Trees Symphony, 2015-heden, boom beschilderd met melk en ultramarijn pigment, Virginia (afbeelding via:

http://www.abladeofgrass.org/fellows/aviva-rahmani/, geraadpleegd 16 januari 2019).

(30)

- Afbeelding 6: Andy Goldsworthy, Seymore leaves edging the roots of a seymore tree, 2013, seymorebladeren, Hampshire (afbeelding via:

https://everwideningcircles.com/2016/07/08/environmental-artist-andy- goldsworthy/, geraadpleegd 16 januari 2019).

- Afbeelding 7: Andy Goldsworthy, titel onbekend, 2011, beschrijving door de

kunstenaar: ‘Lake ice. Thick enough to walk on. Fresh-fallen powder snow. Scraped

(31)

into a line with my feet. Thawing and freezing on several days. Eventually becoming a detached piece of ice that floated around the like before melting completely.’

Dumfriesshire, Schotland (afbeelding via: Ephemeral Works, 136-141).

- Afbeelding 8: Andy Goldsworthy, titel onbekend, jaartal onbekend, rode boombladeren natgemaakt, op handen gelegd, daarna handen in de beek gedompeld, Schotland (afbeelding bestaat uit twee beelden uit Leaning into the Wind).

(32)

- Afbeelding 9: Andy Goldsworthy, Storm King Wall, 1997-98, keien, +/-695m, Storm King Art Center bij de Hudson rivier, New York (afbeelding via:

https://stormking.org/wp-

content/uploads/2015/05/GoldsworthyA_Wall_2013_01_03.1-1024x683.jpg, geraadpleegd 16 januari 2019).

(33)

- Afbeelding 10: Andy Goldsworthy, Sleeping stones, Cuenca, Spanje 2014.

Foto via: https://www.nonfictionfilm.com/news/5-questions-with-director-of- leaning-into-the-wind-new-doc-on-land-artist-andy-goldsworthy.

- Afbeelding 11: Andy Goldsworthy, Sticks stacked in a dome, leaving a hole within a hole in rock, Glenmarlin Falls Dumfriesshire 1991. Foto via:

https://www.mutualart.com/Artwork/Sticks-Stacked-in-a-Dome--Leaving-a- Hole/1BB7D74D5EB2A345.

(34)
(35)

Bronnenlijst

Boeken en artikelen:

- Alfrey, N., S. Daniels en J. Sleeman, “Tot he Ends of the Earth: Art and Environment,”

Tate Papers 17 (2012).

https://web.archive.org/web/20190117130448/https://www.tate.org.uk/research/p ublications/tate-papers/17/to-the-ends-of-the-earth-art-and-environment

(geraadpleegd 16 januari 2019).

- Barkham, Patrick. “Branching out: why artist Andy Goldsworthy is leaving his comfort zone,” The Guardian 2018.

- Brown, B.J. e.a., ‘Global sustainability: Toward definition’ Environmental Management 11(1987)6.

- Crutzen P.J. en W. Steffen, “How long have we been in the Anthropocene era” Climate Change 61(2003).

- Crutzen, P.J. en E.F. Stoermer, “The “Anthropocene”. Global Change Newsletter 2000.

- Demos, T.J. Against the Anthropocene: Visual Culture and Environment Today. Berlijn 2017.

- Goldsworthy, A. Black Stones, Red Pools: Dumfriesshire Winter 1994-95. New York 1995.

- Goldsworthy, A. Ephemeral Works: 2004-2014. New York 2015.

- Goldsworthy, A. Parkland. Engeland 1988.

- Goldsworthy, A. Projects. New York 2017.

- Haraway, D. “Anthropocene, Capitalocene, Plantationocene, Chthulucene: Making kin,” Environmental Humanities 6(2015).

- Kagan, S. Art and Sustainability: Connecting Patterns for a Culture of Complexity.

Lüneburg 2011.

- Martinique, E. “The Era of Environmental Art,” 2016.

https://web.archive.org/web/20190117135515/https://www.widewalls.ch/environm ental-art/ (geraadpleegd 9 januari 2019).

- McIntyre-Mills, J., N. Romm en Y. Corcoran-Nantes (redactie), Balancing individualism and collectivism: social and environmental

justice. Cham 2018.

(36)

- McLean-Ferris, L., “The Great Acceleration: Art in the Anthropocene,” Art Agenda (2015). https://web.archive.org/web/20190117150306/http://www.art-

agenda.com/reviews/the-great-acceleration-art-in-the-anthropocene/ (geraadpleegd 5 januari 2019).

- Revkin, A.C. “Confronting the “Anthropocene”.” New York Times 2011.

https://web.archive.org/web/20190117110813/https://dotearth.blogs.nytimes.com/

2011/05/11/confronting-the-anthropocene/ (geraadpleegd 16 januari 2019).

- Ruddiman, W.F. “The Anthropogenic greenhouse era began thousands of years ago,”

Climatic Change 61 (2003).

- Turpin e.a. Art in the Anthropocene: Encounters Among Aesthetics, Politics, Environments and Epistemologies. Los Angeles 2015.

- Scalenghe, R. en G. Certini (redactie). Soils: Basic concepts and future challenges, New York 2006.

- Smith, B.D. en M.A. Zeder, “The onset of the Anthropocene” Elsevier (4 juni 2013).

- Waters, C.N. en J. Zalasiewicz. “The Anthropocene is functionally and stratigraphically distinct from the Holocene” Science 351 (2016).

- Zalasiewicz, J., C. N. Waters e.a., “The geological cycle of plastics and their use as a stratigraphic indicator of the Anthropocene” Elsevier 13(2016).

- Weintraub, L. “Avant Guardians: ‘Textlets’ on art and ecology,” New York 2014.

https://web.archive.org/web/20190117134055/http://avant-guardians.com (geraadpleegd 10 januari 2019).

- Weintraub, L. To life! Eco Art in Persuit of a Sustainable Planet, Californie 2012.

Websites:

- A Blade of Grass: http://www.abladeofgrass.org/fellows/aviva-rahmani/

(geraadpleegd 16 januari 2019).

- Art Net: http://www.artnet.com/artists/andy-goldsworthy/ (geraadpleegd 16 januari 2019).

- Christo en Jeanne-Claude, Surrounded Islands:

www.christojeanneclaude.net/projects/surrounded-islands#.U8Q8g42MYao (geraadpleegd 5 januari 2019).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

schuilt echter wel een gevaar in het niet geheel rijp oogsten, want bij het handelssortiment is het stadium van rijpheid al zeer moeilijk te bepalen; bij Honey Dew is dit

Daardoor kunnen personen die verantwoordelijk zijn voor wet- en regelgeving, doordrongen raken van de bete- kenis van de rol die vrijwilligersorganisaties en hun vrijwilligers

[r]

De chaos rond de Nederlandse Spoorwegen is niet van gisteren. Sinds de NS verzelfstandigd zijn, zijn zij een speelbal geworden van ver- schillende belanghebbenden.

Een kansrijke richting van innovatie is het vervangen van huidige productiesystemen door duurzame en gesloten kas- en logistieke systemen, waarbinnen verschillen

noemen, omdat deze nog steeds bij het BRGM te koop zijn (vele ontslui- tingen worden hierin beschreven, vaak met uitgebreide soortlijsten van de. aldaar

Deze afzet- tingen zijn voornamelijk na de Romeinse Tijd gevormd en worden tot de Betuwe Formatie gerekend.. De stuifzandkomplexen van de Oude IJssel en Babberich

Cliteur, ‘Vrijheid van expressie na Charlie Hebdo’, in: Nederlands Juristenblad, 2015, afl... Kaptein, ‘Reactie op Paul Cliteur, ‘Vrijheid van expressie na Charlie