• No results found

De Kwestie van den Dag.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De Kwestie van den Dag."

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Kwestie van den Dag.

Een woord naast dat van Prof. Dr. H. BAVINCK.

DOOR

BOS,

v . d . m . t - > „ o k k u m .

BRO 1 9 0 2 :

7

G r o n i n g e n , J A N H A A N 1 9 0 2 .

(2)
(3)

De talie ?an fa bi

Een -^oord naast dat "van

• Prof. Dr H. BAVINCK,

DOOR

Ds. T. BOS.

G R O N I N G E N . — J A N H A A N . — 1 9 0 2 .

(4)
(5)

het zijn alsof men twee verschillende geschiedenissen heeft.

Leest maar eens de geschiedenis van ons Vaderland, be­

schreven door een Gereformeerde en door een Eoomsche, en ge merkt het verschil. Zóó merken de lezers ook ver­

schil, wanneer in onzen tijd over de opleiding geschreven wordt. Geschiedenis blijft altijd geschiedenis, doch de kijk op de zaken kan zoo onderscheiden wezen. Ook doet het veel af, welke bijzonderheden in de geschiedenis worden voorbijgegaan en welke omslachtig meegedeeld; waar men het licht en waar men de schaduw op laat vallen.

Wat dan ook in Prof. Dr. BAVINCK'S brochure werkelijk historisch is, kan en mag niet tegengesproken worden; en toch gelooven wij, dat Z.H.G., gelijk ook anderen, de ge­

schiedenis eenzijdig voorstellen, waarom wij ons gedrongen gevoelen, haar eens op onze manier te vertellen, opdat de lezers de zaak meer van alle kanten kunnen bezien, en daardoor een des te meer rechtvaardig oordeel kunnen vellen.

I.

Yóór de Generale Synode.

Toen de Doleantie, of de Reformatie van '86, zulk een verloop kreeg, dat men — tegen de oorpronkelijke bedoe­

ling in — van de Hervormde Kerk en kerkelijke goederen losgemaakt werd, en vereeniging met de Christelijke Gere­

formeerden — eerst niet gewild — wenschelijk achtte, werd aanstonds de aandacht gevestigd op de Theol. School te Kampen. Die moest uit den weg geruimd, om de Vrije Universiteit tot hoogeren bloei te brengen.

En van den beginne af heeft men de eigenaardige methode gevolgd, om eerst op de Huogleeraren dier school in te

(6)

werken, voorts de pers te veroveren, om eendrachtig de Kerken te bearbeiden en te beduiden, dat een Theol. School overbodig was geworden, daar aan de Vrije Universiteit ook gelegenheid bestond om dienaren des Woords op te leiden. Sommigen deden dat wat heel hartstochtelijk, en gaven op zoo'n kerkelijk Seminarium duchtig af, roemende daarentegen de wetenschappelijke vorming aan een Univer­

siteit. Later bekoelde dat wat, toen bij de classikale examens bleek, dat Kampen ook knappe jongelui kweekte, en Amsterdam wel eens heel wat ongelukkig was.

De beschouwing over de opleiding aan de Vrije Univer­

siteit wijzigde langzamerhand naar omstandigheden. Vroeger heette het, dat men te Amsterdam de Theologie bestu­

deerde om de wetenschap zelve. Eerst in de tweede plaats kwam de opleiding ter sprake. „Wij leiden geen predikan­

ten op," zoo schreven de heeren Directeuren indertijd aan de Deputaten voor gelijkmaking van de examina - voor de Generale Synode te Middelburg - „evenmin als wij advocaten maken. Wij beoefenen de wetenschap." Aan dat opleiden en klaarmaken deed men te Kampen. Daaiom werd ook de gedachte in den beginne uitgesproken, dat de Kamper School best dienst kon doen naast de Vrije Universiteit; als n.1. op die School de praktische vakken on­

derwezen werden tot klaarmaking van dienaren des Woords, ten behoeve der Kerken, nadat zij vooraf wetenschappelijk gevormd waren aan de Universiteit.

Dat idealistisch standpunt heeft men sedert verlaten, en thans wordt alleen gesproken over opleiding en eenheid van opleiding.

Vroeger werd dapper gestreden voor „de souvereinitei der wetenschap." Zij liet geen zeggenschap toe aan de Kerken. Toezien mochten zij alleen, en op de classikale examens hun best doen. Hoe zouden de geïnstitueerde Kerken zeggenschap kunnen verkrijgen over de beoefening der wetenschap, die uitsluitend mag uitgaan van „de Kerk als organisme"! De Kerken mochten de wacht zetten bij de Belijdenis en zorgen voor de ambten. Van wetenschap

(7)

hadden zij natuurlijk geen verstand. Bij de benoeming van Prof. BIESTERVELD schreef dan ook de Heraut, dat deze be­

noeming weer bewees, dat de Kerken van die dingen geen verstand hadden. Hoe konden zij anders een gewoon pre­

dikant benoemen, die noch den doctorstitel bezat, noch aan een Hoogeschool gestudeerd had.

Daar zijn zij nu ook al over heen; want dat de Kerken ook eenig zeggenschap mogen hebben in de benoeming, en dat bij oneenigheid daarover de Kerken op de Generale Synode beslissen mogen, schijnt thans zoo goed als aller gevoelen te zijn. En die vroeger zoo gesmaadde BIESTER­

VELD kon nu aan de Vrije Universiteit naast Dr. BAVINCK benoemd worden.

Acht gevende op die verschijnselen, zouden wij haast zeggen: wacht nog maar wat, en straks geeft men zelfs toe, dat de wetenschappelijke beoefening der Heilige God­

geleerdheid, in verband met de opleiding tot dienaren des Woords, beter aan de Kerken dan aan eene Vereeniging toe te vertrouwen is.

De poging, om de Theol. School weg te krijgen of te incorporeeren (in te lijven) in de Theol. Faculteit, en zoo vast te haken aan en afhankelijk te maken van de Veree­

niging, gelukte — trots alle moeite — heel slecht. De Kerken van '86 moesten er bij de vereeniging met de .Ker­

ken van '34 wel in berusten, dat bedongen werd, dat de Kerken eene eigene Inrichting voor de opleiding tot dienaren des Woords zouden hebben, en als zoodanig werd door al de Kerken aanvaard de Theol. School te Kampen.

Onder dat beding kwam de Vereeniging der beide Ker­

kengroepen tot stand. Was dat niet toegegeven door die van '86, van de vereeniging was niets gekomen! In hare eenvoudige oprechtheid meenden nu de Kerken van '34, dat de eigene inrichting der Kerken gewaarborgd was. De leider van de Kerken van '86 verzekerde dan ook in een vertrouwelijk gesprek met de commissie der Kerken van '34, dat nu aan die Theol. School — gemeenschappelijk aanvaard — in de eerste 25 jaren niet meer getornd mocht

(8)

worden. „Een man een man, een woord een woord."

dachten de Broeders van '34. Doch hoe werden zij ont­

nuchterd, toen dat „Beding" spoedig zoo wonderlijk ver­

klaard werd. Dat wilde niet zeggen, dat de Kerken aan die afspraak na de vereeniging gebonden waren; wel neen, men kon er direct op terugkomen. En men deed het ook.

Die Theol. School der Kerken moest tot allen prijs weg;

zij had haar bestaansrecht verloren door het bestaan der Vrije Universiteit. En kon men haar niet weg krijgen, dan eerst maar vereenigd met de Vrije Universiteit. De rest zou wel volgen.

Op eenheid van opleiding werd dus aangedrongen. Daar­

voor werden zoo dikwijls en zoo vele motieven aangevoerd, dat ten slotte bijna allen met die gedachte werden verzoend.

Men had, om deze gedachte er in te krijgen, wel gezorgd, dat al de Kerkboden, met de Heraut voorop, in aller han­

den kwamen, en dat bepleit werd de „universitaiie oplei­

ding." Zoo kreeg mon de menigte onder zijn beslag. En week aan week werd aangedrongen op ééne opleiding, na­

tuurlijk niet aan de eigene Inrichting der Kerken, maar aan de Universiteit der Vereeniging. Zelfs de meest con­

servatieve voorstanders eener vrije, Kerkelijke opleiding gingen ten slotte grootendeels mee.

Intusschen hadden de Professoren aan die Inlichting dei Kerken wel gezorgd, dat de inrichting van onderwijs daar geschoeid werd op de leest eener inrichting, die de viijheid der wetenschap verkondigde, met vrije school-examens, los van de litterarische opleiding enz., opdat de eenheid van opleiding des te gemakkelijker zou worden. Er werd op de Curatoren-vergaderingen wel eerst wat tegen gepraat, doch de katheder won het ten slotte van de Kerken, en de cu­

ratoren werden gedegradeerd (vernederd) tot adviseurs bij de school-examens. Over de toelating bij de school-examens hadden zij niet meer te beslissen. Daar konden de Kei ken, als zoodanig niet over oordeelen; beslissen moesten alleen de Professoren, die immers geen Kerkelijk, maar alleen een wetenschappelijk ambt hadden. Leest maar de Dordtsche

(9)

Kerkenorde na! „De diensten zijn vierderlei: der dienaren des Woords, der Doctoren, der ouderlingen en der diakenen."

Ook aan die verandering geraakten de Kerken langza­

merhand gewoon.

Toen die verandering tot stand gekomen was, gevoelde o.a. Prof. Dr. BAVINCK zich te Kampen, volgens zijn eigen zeggen, geheel op zijn gemak, en hij was het, die eerst sedert dien tijd dapper streed voor de Theol. School te Kampen.

Hij koos die inrichting nu ver boven eene opleiding, afhanke- kelijk van eene Yereeniging. Hij viel liever in de handen der Kerken, bij mogelijk conflict, dan in de handen eener Yereeniging. De historie „Seinpost" met den Hoogleeraar DE SAVOENIN LOHMAN had hem in die overtuiging bevestigd.

Kranige stukken las men sedert van de hand van Z.H.G., ter verdediging van de Theol. School en het zeggenschap der Kerken. En dan moest men den Professor eens hooren in particuliere gesprekken! Wellicht zijn ook de studenten er — sedert 1899 — wel eens getuigen van geweest, op welk een niet erg waardeerenden toon Z.H.G. nu en dan spreken kon over de Vereeniging voor Hooger Onderwijs, in verband met haar zeggenschap over de Hoogleeraren en over de opleiding.

Geheel in denzelfden geest drukten al de Professoren aan de Theol. School zich uit in hunne „Verklaring en Stellin­

gen van de Hoogleeraren der Theologische School," 19 Maart 1901. Hoort hen op blz. 13, 14 en 15:

„Nu de Vereeniging voor Hooger Onderwijs niet geeft en (naar hare, niet naar onze overtuiging) niet geven mag en kan die waarborgen, welke de Ger. Kerken thans voor de opleiding harer dienaren en voor de beoefening der Godge­

leerde wetenschap eischen moeten, nu ligt op de Kerken de dure roeping, om de Theologische School te handhaven en te bevestigen. Zij mogen het daarom ook niet dulden, dat die School tot een practisch Seminarie of tot een aan­

hangsel van de Theol. Faculteit der Vrije Universiteit worde afgetakeld.

Nu de Vereeniging voor Geref. Hooger Onderwijs haar

(10)

oorspronkelijk standpunt handhaaft, blijve de Theol. School ongeschonden in stand, of doe men open en rond het voor­

stel, om haar van het terrein der Kerken te doen verdwijnen.

„Alles samenvattende, komen wij tot de slotsom, dat eenheid van opleiding, in den weg van samenwerking tus- schen de Geref. Kerken en de Yereeniging voor Hooger Onderwijs alleen te verkrijgen is, wanneer de Theol. Facul­

teit aan de Vrije Universiteit in dezelfde verhouding tot de Geref. Kerken kome te staan, als thans de Theol. School.

De Geref. Kerken mogen met niet minder tevreden zijn, dan dat bij haar beruste de benoeming, salariëering. schor­

sing en ontslag van de Hoogleeraren in de Godgeleerdheid."

Was geteekend:

M. NOORDTZIJ.

D. K. WLELENGA.

L. LINDEBOOM.

H. BAVINCK.

P. BIESTERVELD.

Zoo schreven in Maart 1901 al de Hoogleeraren van Kampen. En zoo bleven zij schrijven en spreken tot aan de Generale Synode to Arnhem; behalve dat Professor Dr.

BAVINCK tot twee keer toe veranderd is. Wij zullen dat den lezers duidelijk maken. Zij mogen dan zeiven oordeelen.

De eerste keer vernamen wij die verandering op de eerste vergadering te Utrecht.

De Heraut had den raad gegeven, dat de Professoren en Curatoren van de beide inrichtingen eens samen zouden komen, om de eenheid van opleiding te bespreken. Spoedig waren er een paar classes, die dat voorstel steunden en met een verzoek tot zulk een samenspreking zich officieel wendden tot de Curatoren.

Die classes hadden kennelijk het doel, om door die sa­

menspreking, zoo mogelijk, ook de principiSele verschillen, die aan de opleidings-kwestie ten grondslag lagen, uit den weg te ruimen of te vereffenen.

Ik was persoonlijk sterk tegen zulk een samenspreking, als zijnde in strijd met de besluiten, dienaangaande geno-

(11)

men op de Generale Synode te Groningen (1899). Naar mijn oordeel moest het besluit ter handhaving en bevesti­

ging der Theol. School onaangeroerd blijven, omdat toen op de Synode gebleken was, dat Amsterdam niet kon en niet wilde treden in het Voorstel-BAVINCK, daar ter tafel gebracht, in welk voorstel de eigen inrichting der Kerken was gehandhaafd met alle zeggenschap aan de Kerken, en met eenig verband van die Theol. School — tevens genie­

tende de eer en de voordeelen eener Theol. Faculteit — met de andere Faculteiten.

Men moest het er nu maar bij laten, was mijne gedachte, en aan den welstand en bloei der Theol. School, als eigene inrichting der Kerken erkend en aanvaard, rustig voort- werken. Wilden sommige Kerken op dit besluit der Synode van Groningen terugkomen. dan langs kerkelijken weg, en niet eerst door onderlinge samenspreking van Professoren en Curatoren.

Dit schreef ik toen uitdrukkelijk in een rondgaand schrij­

ven aan de Curatoren der Theol. School. De meerderheid was echter vóór zulk een samenspreking, zoowel van de Curatoren als van de Professoren.

Waarom? Omdat — zooals Prof. Dr. BAVINCK uitdruk­

kelijk later tegen mij zei — omdat van die samenspreking toch niets terecht kwam, maar het beter was, ook nu maar weer welwillendheid jegens Amsterdam te openbaren.

Anders zouden de broeders van die kant met het verwijt kunnen komen, dat de broeders van Kampen onwillige en onhandelbare menschen waren.

Vóór die samenspreking te Utrecht plaats had, confe­

reerden wijlen Prof. WIELENGA en ik met de Prof. RUT- GERS en H. H. KUYPEB over een program van werkzaam­

heden; nadat de Curatoren en Professoren te Kampen als uitgangspunt hadden vastgesteld: het volle zeggenschap der Kerken. Wij maakten een program van vragen, die ingin­

gen op de beginselen, met het doel, die te Utrecht te be­

spreken. Daar samengekomen op 10 Sept. 1901, meende de meerderheid, dat we met eene principiëele bespreking

(12)

niet klaar zouden komen, en dat een samenspreking over eene praktische oplossing meer gewenscht was. En wat bleek toen - hier lette men wel op — dat H. H. KUYPER reeds een ontwerp klaar had, en Bavinck ook! Die twee Professoren spraken nu eerst samen, om tot een ontwerp te komen. Binnen een paar uren was dat in orde, en in twee afdeelingen werd dat ontwerp besproken.

Dat ontwerp ging uit van de tweeheid: beurtelingsche benoeming: èn door de Vereeniging èn door de Kerken.

Prof. Dr. BAVINCK was dus van gedachte veranderd. Niet meer: bij de Kerken beruste de benoeming, salariSering, schorsing en ontslag, zooals al de Professoren in Maart 1901 hadden gezegd (zie boven), maar een gedeelde zeggen­

schap in de benoeming en in de salariëering.

Van die verandering van Dr. BAVINCK wisten zijne Col­

lega's niets af; althans de Prof. NOOHDTZIJ, WIELENGA en LINDEBOOM niet; en de nu reeds, helaas, wijlen Prof. WIE­

LENGA, schudde op eene hem eigenaardige wijze het hoofd en zei: daar hebt ge weer dat geknoei; waarom er niet eerst met ons over gesproken? Waarom nu in eens weer dat afwijken van onze gemeenschappelijke uitspraak in Maart 1901 en afspraak op de Curatoren-vergadering?.

Dat standpunt, nu weer door Dr. BAVINCK ingenomen, bleef te Utrecht gehandhaafd, zooals uit het ontworpen concept-contract blijkt.

En waarom zijt gij toen meegegaan, en hebt niet het standpunt van Kampen er weer opgehaald? Dat is mis­

schien mijn zwak geweest, gelijk ook van de andere broe­

ders, die anders met mij altijd nog al standvastig geweest waren. Men beschuldige ons echter niet te hard. Vooreerst weten de Curatoren van Kampen, dat er bij hen zelden eensgezindheid was inzake de eenheid van opleiding. Er waren er bij, die, ofschoon verzorgers van de Theol. School, altijd bezorgd waren over de Vrije Universiteit, en niet iets durfden besluiten, wat misschien minder gewild was bij de Vereeniging; al was het ook gewenscht voor het zeggenschap der Kerken. Die Curatoren juichten natuuilijk

(13)

de verandering van Prof. BAVINCK'S standpunt toe, en gaven daardoor steun aan hen, die opkwamen voor het zeggenschap der Vereeniging. n.1. de broeders van Am­

sterdam.

Maar dan hadden toch zij kunnen staan blijven, die waren voor het volle zeggenschap der Kerken. Het is zoo.

En misschien was het ook beter geweest; doch wat mijn persoon aangaat, heb ik er mij bij neergelegd, èn uit groote achting voor Prof. Dr. BAVINCK, èn omdat ik wel begreep, dat de Kerken altijd nog te oordeelen hadden.

"Wilden de Kerken op dien weg meegaan, dan vertrouwde ik, dat Prof. BAVINCK een waarborg zou zijn voor de toe­

komst: èn wat den inhoud van het onderwijs aangaat, èn wat voor het vervolg de handhaving betrof van het toege­

zegde zeggenschap der Kerken. En toen ik eenmaal mijn naam daarvoor gegeven had, wilde ik niets doen. wat de vrije uitspraak der Kerken kon verhinderen. Ofschoon het dus mijn standpunt niet was, wilde ik meegaan, tot op de Generale Synode bleek, wat de Kerken wilden.

En wat bleek weldra? Dat er tegen dat concept-contract door heel het land een geweldig verzet kwam. Getuige de vergadering te Utrecht op 9 April, onder leiding van Prof. NOORDTZIJ, en de besluiten der Provinciale Synoden.

Drie Provinciale Synoden stelden voor: het concept-contract

„ter zijde te leggen" (Overijsel); „niet in behandeling te nemen" (N.-Braband); „de Generale Synode verwerpe het concept-contract" (Zeeland). Terwijl N.-Braband er bijvoegde:

„te handhaven de besluiten inzake de Theol. School van de Generale Synode in 1899," en Overijsel verwees naai­

de Verklaring van de Professoren der Theol. School in Maart 1901.

Bovendien staat het voorstel van de Provinciale Synode van Groningen bijna gelijk met eene geheele verwerping van het concept-contract, want naar dat voorstel mochten de Directeuren der Vereeniging alleen een voordracht indie­

nen bij de Curatoren der Kerken, aan welke voordracht die Curatoren niet eens gebonden zouden zijn. Andere provin-

(14)

ciën brachten zulke veranderingen aan, waarvan op de ver­

gaderingen te Utrecht door Prof. RUTGEBS reeds gezegd was: daarin gaan wij nooit mee; dan komt er van de zaak niets terecht.

Men kon dus zeggen, dat het concept-contract veroor­

deeld was, eer nog de Generale Synode samenkwam. Nie­

mand heeft het dan ook op de Synode voor dat concept opgenomen. De gedachte was vrij algemeen, dat er van eenheid van opleiding niets zou komen.

II.

Op (le Synode.

Het begin der handelingen op de Generale Synode maakte reeds aanstonds een onaangenamen indruk. De benoeming van het Moderamen kenmerkte zich door een geest van partijdigheid. Op de voorgaande Synode was een der A- broeders president geweest, en werd er nu op gerekend, dat de president een der B-broeders zou worden. Zoo ge­

beurde ook, met alle stemmen op één na, uitgebracht op Ds. VAN ANDEL. Naar dienzelfden maatstaf moest de As­

sessor een van de A-broeders worden; gelijk ook de 1ste Scriba. Maar neen, dertien leden van de 40 stemden tel­

kens een B-broeber; zij schenen geen A-man in het Mode- ramen te willen hebben. Die partijdigheid stemde al aan­

stonds onaangenaam, en deed voor het vervolg niet veel goeds verwachten.

De eerste vraag was nu, of de Synode op de vraag der opleiding zou ingaan. Die vraag moest in ernstige over­

weging genomen worden, omdat drie provincies hadden voorgesteld, het niet te doen, en bovendien waren er vele bezwaarschriften tegen de behandeling der opleidingskwestie ingekomen. Over die vraag was ook verdeeldheid bij de commissie, aan wie opgedragen was, de Synode daarover te rapporteeren; sommigen dier broeders raadden het af, uit

(15)

verschillende overwegingen, en anderen wekten er toe op, uit andere overwegingen.

De Synode besloot ten slotte op de zaak in te gaan; aan welk besluit ook door mij medegewerkt is, omdat ik oor­

deelde, dat het er niet op ingaan geen vrede aanbracht, maar veeleer de onrust in de Kerken zou vermeerderen.

Het stond nu eenmaal vast, dat verreweg de meerderheid der Kerken de eenheid van opleiding wenschelijk achtten.

Ook ik wenschte dat, indien maar een voorstel gevonden kon worden, dat de algemeene goedkeuring wegdroeg. Maar ook niet anders dan met gemeene toestemming, gelijk o.a.

de Provinciale Synode van Friesland had gezegd. „Haar lag meer gelegen aan de rust en de eenheid der Kerken, dan aan de eenheid van opleiding." Zoo was ook mijn gevoelen.

Maar hoe tot zulk een voorstel te komen?

Van de zijde van hen, die heel de opleidingskwestie maar liever niet wilden behandelen, was geen bemiddelend voor­

stel te verwachten. Evenmin van hen, die het zeggenschap der Kerken tot een minimum (zoo weinig mogelijk) wilden verminderen, en voor de z.g.n. „souvereiniteit der weten­

schap" aan de Vrije Universiteit ijverden. Daar tusschen in stond de groote meerderheid der Synode. Hen eens bijeen te roepen en met elkander te spreken, werd nood­

zakelijk geacht, en zij kwamen in den avond van Woens­

dag 20 Augustus bijeen. Ook ik was uitgenoodigd.

Intusschen had ik reeds een voorstel ontworpen van den volgenden inhoud:

De Generale Synode, handelende over de opleiding tot den dienst des Woords, besluit:

1. dat de Geref. Kerken ééne inrichting zullen hebben ter beoefening van de Theologie als wetenschap en tot de theoretische en practische opleiding van dienaren des Woords, over welke inrichting zij alle zeggenschap zullen hebben, wat de aanstelling, schorsing, ontslag en salariëering der Hoogleeraren aangaat. Tot waarborg van het wetenschap­

pelijke van die inrichting benoemen de Kerken op voordracht der Hoogleeraren, en ter voorkoming van eenzijdigheid bij

(16)

de tegenwoordige gedeeldheid in de Kerken , zal die benoeming moeten geschieden met 2/3 meerderheid van de Curatoren, met recht van beroep op de Generale Synode, die alsdan beslist.

2. dat aan Directeuren der Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Geref. grondslag de vraag ter beslissing zal voorgelegd worden, of zij bovengenoemde inrichting als Theol. Faculteit in de Vrije Universiteit kunnen opnemen naast de andere Faculteiten, met zulk een verband als de eenheid der Faculteiten onafwijsbaar eischt, en ter anderer zijde geen inbreuk makende op het volle zeggenschap dei- Kerken , in punt i genoemd.

3. dat Deputaten worden benoemd, die de opdracht ontvangen, een Generale Synode naar gewoon kerkelijken regel samen te roepen , wanneer bovengenoemde Vereeni­

ging goede uitzicht geeft op het welslagen om tot ééne opleiding te komen, waarin punt 1 en 2 tot grondslag en uitgangspunt der eenheid worden vastgesteld, opdat alsdan die Generale Synode nadere stappen doe tot verdere regeling.

4. dat reeds staande deze Synode eene commissie worde benoemd om ontwerpen in gereedheid te brengen van be­

palingen, die noodzakelijk uit een eventuëele vereeniging van bedoelde inrichting met de Vrije Universiteit voort­

vloeien.

Eer dat voorstel in ernstige overweging genomen werd, nam Prof. Dr. BAVINCK het woord, en sprak - volgens zijn eigen schrijven in de brochure „Blijven of Heengaan — aldus:

le. „Teneinde eenheid te verkrijgen, is het het beste, om bij benoeming, schorsing en ontslag der Hoogleeraren in de Theologie de Vereeniging van Hooger Onderwijs er geheel buiten te laten, en alle recht in dezen aan de Ker­

ken toe te kennen. De school, door de Kerk der scheiding gesticht, heeft er aanspraak op om te blijven bestaan. De historie der scheiding, aan welke ikzelf zooveel te danken heb, moet in die school zich voortzetten. En daarbij komt, dat het in den tegenwoordigen tijd dringend noodig is, dat de Kerken bij de opleiding alle zeggenschap hebben. Want eene Vereeniging is onbetrouwbaar. Zij kan uiteenspatten,

(17)

zoodra er diep ingrijpende quaestiën aan de orde komen van politieken, socialen of wetenschappelijken aard. Wat ons dan samenbindt en samenbinden kan, dat is de Kerk alleen. En daarom is het zoo wenschelijk, om benoeming schorsing en ontslag der Hoogleeraren aan de Kerken over te laten."

Zoo sprak de Professor. Natuurlijk, geheel naar mijn hart. „Br. Bos legde er zich wel niet met zoovele woorden bij neer," schrijft Dr. BAVINCK in zijn brochure. Maar Z.

H.G. kon er gerust bij geschreven hebben: daar legde zich Ds. Bos met heel zijn hart bij neer. Dat was bijna letter­

lijk gelijk aan mijn voorstel, op die vergadering voorgelezen.

Alleen was het nog wat krasser gezegd, dan ik in mijn voorstel het geformuleerd had.

„De Vereeniging voor Hooger Onderwijs er geheel buiten laten." Dat was kras gezegd. „Benoeming, schorsing en ontslag der Hoogleeraren aan de Kerken over te laten."

Dat was juist zooals ik in mijn voorstel had uitgedrukt.

Dat was geheel gelijk aan het voorstel-BAvracK te Gronin­

gen in 1899. Dat was in overeenstemming met de Ver­

klaring der Professoren in Maart 1901. Was de Professor daar maar bij gebleven tijdens de Synode, dan waren wij klaar gekomen.

Alleen had ik in mijn voorstel er bij: de salariëering ook alleen aan de Kerken, evenals in de Verklaring der Hoog­

leeraren. En wel hierom. Wanneer de Kerken aan de Hoogleeraren ƒ3000 zouden betalen, en de Vereeniging de rest, bijv. nog ƒ 1500, dan moesten er twee kassen zijn en twee collecten: voor de Kerken èn voor de Vereeniging.

Wie betaalt heeft wat te zeggen. Daarom achtte ik beter, dat de Kerken alleen betaalden en ook alleen de kas had­

den. Bovendien was dit meer gewenscht, omdat de Ver­

eeniging zich dan vrijer kon bewegen, als eens de nieuwe wet op het Hooger Onderwijs subsidie toekende aan de Vrije Universiteit. Dat geld kwam dan in de kas der Ver­

eeniging en niet in de kas der Kerken. Ontvingen de Kerken van den Staat in hare kas geen gelden, dan bleef

(18)

ook de ééne opleidings-inrichting der Kerken geheel vrij van den Staat, en hadden zij niets te maken met mogelijke ver­

plichtingen, aan de gelden van den school verbonden. Dat was, dacht mij, veel beter, en klopte volkomen met het recht der Kerken om te benoemen, te schorsen en te ontslaan.

Overigens was ik volkomen vereenigd met het woord van den Professor in punt 1. En dat punt was hoofdzaak.

Wat het 2de punt aangaat, had ik voor mij geen over­

wegend bezwaar tegen des Professors woord. „De Keiken benoemen op voordracht der Hoogleeraren , met dien ver­

stalde zooals Dr. BAVINCK zei, „dat de Curatoren dei- Kerken daar wel van mogen en kunnen afwijken." En wat punt 3 aangaat, had ik die A- en B-broeders lievei niet afzonderlijk genoemd, zooals Dr. BAVINCK wilde, en stelde daarom voor: „ter voorkoming van eenzijdigheid bij de tegenwoordige gedeeldheid in de Kerken, zal de benoe­

ming moeten geschieden niet 2/3 meerderheid van de Cu­

ratoren , met recht van beroep op de Generale Synode, die alsdan beslist."

Principieel was er dus tusschen Prof. BAVINCK en mij toen geen verschil.

Later is mijn voorstel, naar datzelfde beginsel, uitge­

werkt tot een contract: voorstel-Bos En ook de Synode erkende, dat het voorstel-Bos principieel logisch juist uit­

gewerkt was naar zijn eerste voorstel, toen op de vergade­

ring voorgelezen, en later naast het voorstel-BAviNCK offi­

cieel op de Synode ingediend, en geheel in overeenstemming met het woord van Dr. BAVINCK, in punt 1 genoemd.

Veranderingen, later aangebracht, waren niet principieel verschillende van het uitgangspunt, waarin Dr. BAVINCK en ik op onze bijeenkomst op Woensdag 20 Aug. overeen­

stemden.

Hadden de 25 broeders, die voor hét voorstel-BAVINCK hadden gestemd, bij de laatste onderhandelingen op het voorstel-Bos amendementen willen voorstellen, zonder het uitgangspunt in art. 1 te veranderen, dan was dat best in orde gekomen. Maar neen, toen wilden die 25 van het

(19)

voorstel-Bos niets meer weten. Het was artikelsgewijze verworpen, heette het, en daarom kon men er niet meer op ingaan. En n.b.! ik had vóór die laatste onderhande­

lingen uitdrukkelijk gezegd, dat ik met de broeders, die voor het voorstel-Bos hadden gestemd, nog eens wenschte te spreken, en verzocht daarbij de 25 broeders, ons kennis te geven, als zij ons nog iets over dat voorstel hadden te zeggen. Dat was toegestemd door heel de Synode. For­

meel was het immers even onjuist amendementen voor te stellen op een voorstel dat reeds artikelsge wijze aangenomen was; zooals de 25 van ons vroegen. Nog eens: hadden de 25 broeders toen nog maar wijzigingen aangevraagd op het voorstel-Bos, er was kans van slagen geweest. En dat was hun plicht geweest, omdat het voorstel-Bos geheel overeen­

stemde met het gesprokene op Woensdag 20 Augustus door meer dan 20 broeders met sympathie beluisterd.

Doch Prof. Dr. BAVINCK wa.s sedert weer veranderd!

Den eenen dag stonden wij nog principieel gelijk (20 Aug.), en spraken we nog den volgenden dag samen, om vast te blijven staan op het standpunt van 20 Aug., en verklaarde de Professor mij uitdrukkelijk, dat mijn voor­

stel, op de bijeenkomst van 20 Aug. voorgelezen, wel aangenomen kon worden. Natuurlijk; want het was ge­

heel in overeenstemming met zijn woord, toen gesproken.

En den volgenden dag kwam de Professor met het voor- stel-BAviNCK, van een geheel ander standpunt uitgaande!

Hoe dat mogelijk was, begrijp ik nog niet.

Op den 20sten Aug. heette het: de Vereeniging moet er geheel buiten gelaten worden, en de Kerken moeten alle zeggenschap hebben; en een paar dagen daarna dient die­

zelfde Professor een voorstel in, waarin staat, dat zoowel de Vereeniging als de Kerken zullen benoemen (art. 3), en dat „de benoeming van een nieuwen Hoogleeraar in de Theologie aldus geschiedt, dat deze Hoogleeraar door de Kerken en door de "Vereeniging voor Hooger Onderwijs beide wordt aangesteld (art. 5). Ziet verder art. 7 over het traktement; art. 8 over het toezicht enz. De Vereeni-

2

(20)

ging werd er das nu weer ingehaald, die daags tevoren nog° „onbetrouwbaar" heette. Het zeggenschap gedeeld, dat geheel aan de Kerken moest zijn, en de school „die moest blijven voortbestaan," wordt alleen in art. 1, 2 en 16 ge­

noemd, bij het tot stand komen der Vereeniging; als echter de Vereeniging er eerst maar is, wordt in geen enkel ar­

tikel van de Theol. School meer gerept! Het is dan altijd door: de Theologische Faculteit en de Kerken, of de Cura­

toren der Kerken. De Theol. School is, na de "Vereeniging, weg, en er blijft alleen nog over: een contract tusschen de Theol. Faculteit der Vereeniging en de Kerken. Juist zooals het de broeders van Amsterdam altijd wilden hebben.

Daar komt nog iets bij.

Al de Professoren van Kampen verklaarden altijd bij kris en bij kras, dat zij Art. 2 van de Statuten der Ver­

eeniging nooit onderteekenden. Prof. BAVINCK stond daai bijzonder vast in. Hij dreef gewoonlijk den spot met die

„Gereformeerde beginselen," waarvan niemand eigenlijk zeggen kon, wat het was.

Zoo schreef en zoo sprak Z.H.G-. tot 20 Aug., en even daarna wordt door hem voorgesteld (art. 6), dat de Ker­

ken hem vrijheid geven mogen, dat hij het in dat art. 2 aangegeven standpunt aanvaardt. Ja, de Kerken zullen ei bij uitspreken, hoe zij dat verstaan, doch wat geeft de Vereeniging er om, wat de Kerken er van maken, als de Vereeniging maar weet, dat de heeren van Kampen het beginsel, in artikel 2 aangegeven, aanvaarden. En dat dit zoo is, blijkt ten duidelijkste hieruit, dat op de Synode nog voorgesteld werd door Ds. DE GEUS, om er tusschen te voe­

gen „en de Vereeniging"; dat dus niet alleen de Keiken, maar ook de Vereeniging verklaren zou, dat de onderteeke- ning van dat artikel hetzelfde inhoudt als wat in de onder- teekening van de Formulieren van Eenigheid door de Kei- ken geëischt wordt. Doch die tusschenvoeging werd verwor­

pen. De Vereeniging kon dus met de onderteekening blij­

ven verklaren, dat het standpunt van art. 2 was aanvaard;

wat de Kerken daarbij dachten, kon haar minder schelen.

(21)

Hoe was het toch mogelijk, dat Dr. BAVINCK ZOO ineens omkeerde: van Kampen naar Amsterdam?

Het antwoord daarop vind ik in die vergadering met Prof. RUTGERS, waarvan Prof. BAVINCK in zijn brochure spreekt op bladzijde 20. „Den volgenden dag werd die hope (der oplossing van de kwestie) versterkt. Want aan de ééne zijde liet Prof. RUTGERS er zich voor vinden."

Waarvoor liet deze geleerde zich vinden? Voor wat Prof.

BAVINCK op 20 Aug. had gezegd, en dus voor het voorstel- Bos, toen voorgelezen? Neen, maar voor hetgeen daar — in strijd met het woord van den vorigen dag was goedge­

vonden. De Professor liet zich vinden voor het standpunt, te Utrecht ingenomen: voor dat gemengde stelsel, waardoor de Vereeniging er weer ingehaald werd, de Theol. School weggemoffeld werd en de Kerken niet alle zeggenschap hadden. Het was dan ook beter uitgedrukt geweest door te zeggen: den volgenden dag liet Prof. BAVINCK zich weer vinden voor een standpunt, dat hij sedert Utrecht verlaten had en tot op 20 Aug. had verdedigd met al de welspre­

kendheid die hem zoo eigen is. Prof. RUTGERS verandert niet zoo licht van standpunt! Hij heeft wel de gave, om iemand, die niet al te vast in de schoenen staat, tot zijn standpunt over te halen. En is dat gelukt, dan is Z.H.G.

verder o zoo toegeeflijk.

Die vergadering „den volgenden dag" was een samen- spreking geweest tusschen de Professoren RUTGERS, H. H.

KUYPER, BAVINCK en BIESTERVELD. Prof. NOORDTZIJ zat er bij; doch was wel zoo voorzichtig, er zich niet mee in te laten. Daar was — dat is mijne gedachte — Dr. BAVINCK niet standvastig genoeg. De broeders van Amsterdam waren hem te machtig. Met wat toe te geven, dat niet tot de hoofdzaak behoorde, maar meer bijzaak was, lokten zij Dr. BAVINCK op hun terrein. „Dat niemand vermoedde, dat Ds. Bos niet mede zou kunnen gaan," (bladz. 20 bro­

chure BAVINCK), was toch al te onnoozel. Zij hadden Ds.

Bos er eenmaal tusschen gehad; evengoed als Dr. BAVINCK en anderen — n.1. te Utrecht; — hij was sedert met Dr.

(22)

BAVINCK ontkomen; maar nu kregen zij hem er niet weer tusschen!

Dr. BAVINCK had voorspoed op zijn nieuw standpunt, want toen het belichaamd was in het Voorstel-BAVINCK, RUTGERS, KUYPER en BIESTERVELD, vond het sympathie bij de meerderheid. Dat lag ook in den aard der zaak. De B- en B's gezinde broeders gingen natuurlijk mee. Zij die de vergadering op Woensdag 20 Aug. hadden bijgewoond, leefden nog onder den indruk van het woord, daar door Prof. BAVINCK gesproken, en snapten zeker niet zoo maar, dat dit voorstel in strijd kon zijn met het woord van toen.

En sommigen dachten zeker, dat de Vereeniging in die vier Professoren waarborg genoeg gaf voor eene rechte vereeniging der beide inrichtingen. Er waren dan ook, die mij vóór de zitting der Synode smeekten, nu mijn voorstel terug te houden. Dat deed ik echter niet, omdat ik op het standpunt van 20 Aug. meende te moeten blij­

ven staan; nog in de hoop, dat velen van die vergadeiing met mij zouden blijven staan. Dat was echter het geval niet. Slechts 14 openbaarden meer sympathie voor mijn voorstel. Met die 14 had ik tot dat oogenblik niet gespro­

ken. Er waren onder hen. die vereenigd waren met de drie provinciën, die hadden voorgesteld, op de kwestie niet in te gaan, maar te blijven bij de besluiten van de Gen.

Synode van Groningen. Nu zij echter mijn voorstel hoor­

den, dachten zij langs dien weg mee te kunnen en te mogen werken, om tot eenheid van opleiding te komen.

Na die zitting verzocht ik de Professoren om de stemge­

rechtigde leden, die vóór mijn voorstel sympathie hadden, samen te vergaderen, om te voldoen aan het verzoek, op de Synode uitgesproken, dat ik het voorstel tot een con­

tract zou uitwerken. Zelf begon ik daar eerst mee, en een paar dagen later werkten wij samen, om mijn voorstel verder uit te werken, geheel naar de volgorde en artikelen­

gang van het voorstel-BAviscK. Toen wij het voorstel-Bos indienden bij de Synode, werd erkend, dat het geheel logisch uitgewerkt was naar het standpunt, in mijn voorstel, punt

(23)

1, neergelegd. Meer dan één sprak het openbaar uit, dat de beide voorstellen principiëeel verschilden, en niet wel te vereenigen waren. Prof. KUTGERS, scherp van inzicht als hij is, zeide direct: „dat voorstel-Bos is ten eenemale onaannemelijk." Of Z.H.G. dus begreep, dat Dr. BAVINCK — naar het voorstel-BAviNCK — nu wat anders voorstond, dan op 20 Aug., waar zijn woord geheel met mijn voorstel klopte!

Artikelsgewijze werd het voorstel-BAviNCK aangenomen.

Vóór de eindstemming kwam, verzocht ik opschorting der Synode, om nog eens met de voorstanders van het voorstel- Bos te spreken, en gelegenheid te geven aan de andere broeders, wanneer zij ons nog iets te zeggen hadden. Be­

reidwillig werd het verzoek ingewilligd, en meteen kennis gegeven, dat ook de voorstanders van het voorstel-BAviNCK

onderling zouden samenkomen.

Wat moeite toen gedaan werd, om van de 17 (2 Profes­

soren en 15 leden) over te halen tot de andere partij, behoeft niet in bijzonderheden gemeld. Onze mede-afgevaar­

digde uit Friesland, ouderling VAN DER VEEN, ZOU U kunnen vertellen wat aanvallen op hem gedaan werden. En dat de voorstanders van het voorstel-BAVINCK niet allen even vast stonden, bleek uit het feit, dat broeder VAN ANDEL daags vóór de eindstemming nog tegen Ds. SCHOLTEN zei:

ik doorzie het voorstel-BAviNCK; het is principieel gelijk aan het oude concept-contract; ik ga met u mee. En den volgenden dag — nadat de 25 's avonds samen geweest waren — zei hij tot denzelfden broeder: wij moeten toe­

geven en met Dr. BAVINCK meegaan, anders vrees ik, dat wij dien Professor voor Kampen verliezen. Men zou uit dat gezegde haast opmaken, dat op de vergadering van de 25 gedreigd is met het heengaan van de Professoren BAVINCK en BIESTERVELD, om het voorstel-BAviNCK er door te krijgen.

Van de onderhandeling tusschen de beide groepen kwam niets terecht. Geen van beide partijen had plan, tot een ander standpunt over te gaan. Het voorstel-BAviNCK werd dus aangenomen met 25 stemmen.

(24)

Vóór echter de eindstemming plaats had, las Ds. Bos, namens hem en anderen, de volgende verklaring af:

V E R K L A R I N G .

Wij ondergeteekenden , leden en adviseerencle leden der Generale Synode, achten ons voor den Heere en voor de Kerken verplicht, tot motiveering van onze stem bij deze eindstemming, te verklaren:

dat wij niet kunnen stemmen voor het VooI'Ste 1 -1!Av INC K c.s., omdat dit voorstel, naar onze overtuiging, niet in overeenstemming is met het door alle vereenigde Kerken in 1891-92 aanvaarde beding, betreffende eene «eigene inrichting ter opleiding voor den dienst des Woords" en tevens niet voldoende rekent met het recht, de vrijheid en den vrede der Kerken, en dat wij derhalve ook niet op ons kunnen nemen de mede-verantwoordelijkheid voor dit voor­

stel, als het, onverhoopt, besluit mocht worden.

Wij verzoeken opneming van deze onze verklaring in de Acta dezer Synode.

A r n h e m , 2 9 A u g . 1 9 0 2 . T. üos, v. d. m.

W. BOSCH, V. d. m.

L. BOUMA, v. d. m.

G. BRANDERHORST Joliz., ouderling.

H. ELEVELD , ouderling.

G. ELZENGA , v. d. m.

M. DE JONGE , ouderling.

W. N. DE LEEUW , ouderling.

A. LITTOOY, v. d. m.

II. SCIIOLTEN, v. d. m.

L. SMILDE , v. d. m.

K. E. VAN DER VEEN, ouderling.

K. VAN DER VEGTE , ouderling.

M. VELTHUIS , ouderling.

J. WESTERHUIS, V. d. m.

L. LINDEBOOM, Hoogl. a./d. Theol. School.

M. NOORDTZIJ , » » » » Nadat daarop Ds. VAN ANDEL een ernstig woord gesproken had, namens de 25, motiveerde Ds. VAN SCHELVEN zijne stem aldus:

(25)

„Ondergeteekende, geplaatst voor de keuze tusschen het voorstel-Bos c.s. en het voorstel-BAvmcK c.s., meent onder de tegenwoordige omstandigheden te moeten stemmen voor het voorstel-BAviNCK c.s., doch met het bepaalde voorbehoud, dat hij daarmede niet geacht wil worden te laten varen zijne besliste bezwaren, met name tegen de regeling in art.

5 en de verklaring in art. 6."

Die broeder wilde dus het zeggenschap der Kerken nog verminderen, en hield bij de onderteekening van Art. 2 der statuten der Vereeniging — genoemde broeder is Curator der Vrije Universiteit - vast aan de oorspronkelijke opvat­

ting, wat de Kerken daarbij ook mochten verklaren.

Na de eindstemming werd nog door den president de vraag gedaan, of de 15 zich — zij het dan ook schoor­

voetend — met de meerderheid zouden kunnen conformeeren (vereenigen), om zóó nog tot eene eenparige beslissing te komen. Wij waren op zulk een vraag niet voorbereid, en hadden dus ook niet afgesproken, wat op zulk een vraag te antwoorden. Mijn antwoord was ongeveer aldus:

Alle broederen zullen wel gelooven, dat deze gedeeldheid ons een oorzaak is van smart. De eenheid is niet ver­

kregen. Den uitslag konden wij berekenen.

Mij is geen opdracht gegeven, namens de andere broeders te spreken. Ik herinnerde er verder aan, dat meer dan ééne Prov. Synode hare leden in last gegeven had, niet over te gaan tot uitvoering van een besluit, waartegen eene aanzienlijke minderheid over stond. Daarom bedenke de meerderheid, dat zij niet doorga. Aan der broederen over­

weging geven wij het over; niet tot de uitvoering en ver­

werkelijking van het besluit over te gaan. Prof. BAVINCK schrijft van dat woord in zijn brochure: „Dit antwoord was kalm, bezadigd, waardig, maar het sprak toch duidelijk genoeg."

Daarop werd door Dr. VAN GOOK voorgesteld, onverwijld tot uitvoering van het aangenomen besluit voort te varen;

doch het voorstel van VAN SCHELVEN werd aangenomen, luidende: „De Generale Synode, lettende op den gang van

(26)

zaken, lettende op het oordeel der meeste Provinciale Synodes, om, zelfs indien een voorslag goed werd gekeurd, niet tot de uitvoering over te gaan, zoo daaruit schadelijke gevolgen voor de rust en den vrede der kerken zouden voortvloeien, acht het niet raadzaam, in de gegeven om­

standigheden de Vereeniging van de Theol. School met de Theol. Faculteit der Vrije Universiteit tot stand te brengen."

En zoo had de Synode dan, op voorstel van een lid der meerderheid, besloten om den toestand te laten zooals die was vóór de Synode.

Toch vond de meerderheid het wel goed, iets te doen, wat eene afwijking was van den toestand vóór de Generale Synode. Een tweede collecte voor de Theol. School werd alleen toegestaan, onder voorwaarde dat ook tweemaal voor de Theol. Faculteit gecollecteerd werd. Daarmee werd dus aangenomen wat vóór de Synode nog nooit toegegeven was, namelijk dat de Theol. Faculteit dezelfde flnanciëele rechten op de Kerken had als de Theol. School, die aanvaard was als de eigene inrichting der Kerken. De Theol. Facul­

teit wil dus wel de gelden der Kerken, doch voor haar zeggenschap is men wat bevreesd. Dit kwam op eigen­

aardige wijze uit. Ik stelde n.1. voor, de twee collecten voor de Theol. Faculteit toe te staan onder voorwaarde, dat de Vereeniging, ter dechargeering, rekening en verant­

woording zou doen aan de Kerken, in Generale Synode vergaderd.

Dat voorstel werd verworpen. Dus men wilde wel het geld van de Kerken, maar rekening en verantwoording doen aan de Kerken, opdat officiëel bewezen werd dat de gelden, voor de Theol. Faculteit gegeven, ook werkelijk en uitsluitend voor die Faculteit gebruikt werden, wilde men niet. Ja, in de bladen wilde men publiceeren hoeveel de collecten opgebracht hadden; evenals men dat lezen kan van de collecten en giften voor allerlei inrichtingen die geheel buiten de Kerken om werkzaam zijn. Maar meer niet. De Kerken hebben met de huishouding van de Ver­

eeniging niets te maken. Zij wil niet staan onder controle

(27)

van de Kerken. Zij wil vrij zijn: souverein in eigen kring.

Het geld wil de Vereeniging echter wel. En of nu de ge­

collecteerde gelden zoo precies alleen voor de Theol. Facul­

teit gebruikt worden, daar ligt de Kerken niet aan gelegen.

Zij geven maar, in goed vertrouwen! Met de Theol. School is dat wat anders. Dan moeten de boeken nauwkeurig nagezien worden, en de commissie brengt rapport uit op de Synode, waarbij zij zich de vrijheid veroorlooft — des

vereischt — opmerkingen of aanmerkingen te maken.

En toch, zoowel de Vereeniging, geheel vrij in haar beheer, moet evengoed twee collecten hebben van de Kerken, waaraan zij niet verbonden is, als de Theol. School, die als eigene inrichting der Kerken in 1891/92 is aanvaard door al de Kerken.

Of de Kerken zich alle bij dat besluit zullen neerleggen, zal de vraag zijn. Wanneer nu met dit besluit der Generale Synode gehandeld wordt als met een voorgaand besluit, wordt het bedenkelijk. Toen immers de Generale Synode van Groningen besloot: twee collecten voor de Theol. School en een voor de Theol. Faculteit, waren er tal van Kerken die zich aan dat besluit niet stoorden, en eenvoudig voor beide inrichtingen ieder een collecte hielden, of de beide collecten in twee gelijke deelen verdeelden: voor ieder de helft. Zelfs durfde men openbaar schrijven en op classes beweren, dat zulk een besluit niet verbindend was. Ieder Kerk kon dat doen, zooals zij zelve goed vond.

Men zie eens in het Curatoren-Verslag na, hoe het staat met de collecten voor de Theol. School.

III.

Na de Synode.

Na de Synode kwamen de monden en pennen druk in beweging. En geen wonder.

Dat mijn naam daarbij bijzonder in opspraak kwam,

(28)

ligt in de omstandigheid, dat het voorstel, door de Gene­

rale Synode verworpen, mijn naam droeg.

Friesland ging daarin zóó ver, dat de classis Leeuwarden een motie aannam, dat veel gelijkt op een motie van wantrouwen. Die motie werd publiek in de ,Friesche Kerkbode" geplaatst, waarom ik meende daarop mij ook publiek in dat zelfde blad te moeten verdedigen.

Die verantwoording luidt aldus:

Aan de Geref. Kerken der Classis Leeuwarden.

WelEerw. en Eerw. Broeders!

Mij is officieel kennis gegeven van een voorstel, op de classis Leeuwarden aangenomen, waarin uitdrukkelijk mijn naam genoemd wordt, en waarover ik mij zeker publiek mag verantwoorden, nu dit aangenomen voorstel is ge­

publiceerd :

»Van oordeel, dat de houding, ter Generale Synode aangenomen door Ds. T. Bos, die ter Provinciale Synode een ander standpunt innam, en op dien grond met ver­

trouwen naar de Generale Synode kon afgevaardigd wor­

den, niet wel te verklaren en te verdedigen is, gevoelt zich genoopt over dit een en ander haar leedwezen uit te spreken.«

Zóó luidt het aangenomen voorstel, wat mijn naam aangaat.

Ter verantwoording diene het volgende:

Ie. Het komt mij voor, broeders, dat gij van oordeel zijt, dat een deputaat ter Generale Synode niet gezonden wordt, omdat hij geacht wordt gaven en ervaring te hebben, om ter Generale Synode afgevaardigd te worden, maar dat alleen gelet moet worden op een standpunt, in­

genomen inzake de opleiding. Het innemen van een zeker standpunt in die zaak schijnt naar het oordeel der broeders te beslissen, of iemand y>met vertrouwend naar de Generale Synode kan afgevaardigd worden.

Mijne opvatting verschilt daarin van die der broedeis.

2e. Het komt mij verder voor, dat de broeders meenen,

(29)

dat een deputaat naar de Generale Synode niet van stand­

punt of inzicht over eene zaak mag veranderen tijdens de Generale Synode, maar stokstijf moet staan blijven bij het inzicht of standpunt op de Provinciale Synode, wat op zulk een Generale Synode ook wordt gezegd of voorvalt.

Wie tijdens een Generale Synode van standpunt of inzicht over eene zaak verandert, verbeurt het vertrouwen.

Ook daarin meen ik van de broeders te moeten ver­

schillen.

3e. Het komt mij eindelijk voor, dat de broeders meenen, dat ik daarom naar de Generale Synode moest afgevaardigd worden, om in den strijd over de opleiding dienst te doen als bemiddelaar, om hen die öf tegen de eenheid van opleiding mochten spreken, öf het niet eens waren met het concept-contract van VAN ANDEL c.a., zelfs niet, gewijzigd in den geest van de Provinciale Synode van Friesland, om hen, zeg ik, tot een ander stand­

punt of inzicht over te halen. Ds. SIKKEL schreef: »om de sympathie van de achterhoede te winnen.« Dus ik moest naar de Generale Synode om een partij — mij anders niet gunstig gestemd — te dienen. Waarom ook later een der broeders tegen mij zei dat — vanuit Amster­

dam aangeraden was, mij te kiezen. En waar ik dat op de Generale Synode niet deed, maar zelfstandig met een eigen voorstel durfde komen, tegen het gevoelen der partij in, die ik had moeten dienen, is het vertrouwen in mijn persoon geschokt. Wie dus een zeker partij niet onvoor­

waardelijk wil dienen, is veroordeeld.

Ik heb mij altijd een eenigszins andere voorstelling ge­

maakt van het deputeeren naar een Generale Synode, waar men in den Naam des Heeren samenkomt: niet om een partij te dienen, maar om alle voorkomende zaken, naar zijn beste meening, zóó mee te behandelen, als hij in zijn geweten voor God verantwoorden kan, en gelooft dat het voor de Kerken het meest nuttig is: onpartijdig en zelfstandig daarin oordeelende en besluitende.

En wat nu mijn standpunt aangaat, waarin de broeders oordeelen dat ik op de Generale Synode anders stond dan op de Provinciale Synode

'le. Mijn standpunt was en bleef en is nog, om zoo

(30)

mogelijk tot eenheid van opleiding te komen. Daarom heb ik ook altijd op alle kerkelijke vergaderingen gesproken en gestemd tegen hen die niet wilden ingaan op een voor­

stel om tot eenheid van opleiding te komen: zoo op de Provinciale Synode als op de Generale Synode.

2e. Met het concept-contract van VAN ANDEL c.a, hen ik meegegaan, niet omdat ik daarin de uitdrukking vond van wat mij het meest gewenscht voorkwam, maar om te zien of het langs dien weg tot eenheid van opleiding kon komen, met gemeene toestemming der Kerken. Hierin stond ik te Utrecht niet alleen, want bijna niemand kreeg daar zijn zin; zooals o. a. èn door Prof. RUTGERS èn door mij uitdrukkelijk is gezegd; zij het dan ook, dat wij dat in juist tegenovergestelden zin bedoelden.

3e. Tegen het concept-contract heb ik mij op de kerke­

lijke vergaderingen nooit willen verzetten, omdat ik meende dat wij tot aan de Generale Synode moesten meewerken in die richting, om intusschen te zien en te hooren wat de Kerken ervan zouden maken. Die meewerking echter kon van mij niet sterk zijn, en is ook nooit sterk geweest.

Veeleer heb ik de bezwaren, op de vergaderingen gebracht, in 't licht gesteld: zoo op de classis als op de Provinciale Synode.

Werden er voorstellen ter tafel gebracht, die naar mijn gevoelen het concept-contract verbeterden, dan was mij dat tot vreugde. Vandaar dat ik met veel meer vrijmoe­

digheid met het voorstel-Leeuwarden kon meegaan, dan met dat van Utrecht.

4e. Op de Generale Synode bleek, èn uit de Agenda èn uit de ingekomen Missieven:

a. dat verreweg de meeste Provinciale Synoden het niet eens waren met het concept-contract van VAN ANDEL c.a.;

b. dat de meeste Provinciale Synoden zulke wijzi­

gingen wilden, als het zeggenschap der Kerken vermeerderden;

c. dat velen, zoo Kerkeraden als leden, op den in­

geslagen weg niet wilden voortgaan, maar heel de kwestie liever onbesproken lieten, en den be­

staancien toestand wilden bestendigen; en

(31)

d . dat DRIE Provinciale Synoden, waaronder ook die van Friesland, besloten hadden niet tot eenheid van opleiding over te gaan, wanneer een voorstel niet met gemeene toestemming kon genomen worden, en vrees voor scheuring ontstond, omdat »meer gelegen lag aan de eenheid der Kerken dan aan eenheid van opleiding." Zoo sprak de Provinciale Synode van Friesland.

Wat nu te doen ?

Voorop sta, dat de onderteekenaren van het concept­

contract algemeen van oordeel waren, zooals Prof. RUTGERS het uitdrukte, dat wij nu op de Generale Synode niet meer gebonden waren aan ons concept-contract, maar dat nu ieder naar omstandigheden en naar zijn beste meening kon oordeelen, adviseeren en besluiten in zake de eenheid van opleiding.

Ik nam toen de vrijheid — wat zeker niemand mij zal betwisten — om een voorstel te ontwerpen, verschillend van het uitgangspunt, in het concept-contract neergelegd, en meer in overeenstemming met het uitgangspunt in het voorstel-BwiNCK, op de Generale Synode te Groningen 1899 ingediend.

Dat voorstel, met zulk een uitgangspunt, vond kennelijk sympathie bij de vele broeders, met wie ik er over sprak.

Ook bij mijn mede-afgev. Ds. DE GEUS en bij Prof. BAVINCK.

In het vooruitzicht mij reeds verheugende, dat zulk een voorstel bijna aller goedkeuring zou wegdragen, kwam

— zonder mijn weten — Prof. BAVINCK in eens met een voorstel, uitgaande van een ander beginsel, meer naar het concept-contract, doch tegen mijn ontwerp, dat reeds veel bijval had gevonden.

Toen ik daarop mijn kort ontwerp officieel tegen het Voorstel-BAVINCK indiende, in de hoop, dat zij die verklaard hadden met mijne hoofdgedachte het eens te zijn, daarbij zouden blijven , bleek dat velen van gedachte waren ver­

anderd , en nu met het voorstel-BAViNCK meegingen. Veer­

tien , met wie ik nog in het geheel niet gesproken had, toonden meer sympathie voor mijn voorstel te hebben, zoodat ten slotte 25 op het Voorstel-BAVINCK en 15 op dat van Bos stemden.

(32)

Wie nu veranderd waren, laat ik aan de beoordeeling der broederen over.

Hadden Prof. Dr. BAVINCK en de zijnen geen ander voorstel ingediend, dan was mijn voorstel, gelijk te verwachten was, met bijna alle stemmen aangenomen, en hadden de broeders zeker even luide mijne houding op de Generale Synode geprezen, als zij nu openbaar hunne afkeuring er over te kennen geven.

Maar gij hadt toch ten slotte moeten meewerken om tot eenstemmigheid te komen, zeggen de broeders. En dat deedt gij niet.

Waarom niet ?

Ie. Omdat ik oordeelde, dat het voorstel-Bos — wezenlijk gelijk aan dat van Prof. Dr. BAVINCK in 1899 — èn de eenheid van opleiding wilde, door mij voorgestaan, èn handhaafde de afspraak dienaangaande gemaakt in 1891-92.

2e. Omdat ik wist, dat niet alleen zij die vóór het voorstel-Bos hadden gestemd, maar vele kerkeraden en leden door heel het land er zich over verblijdden.

3e. Omdat ik vreesde, dat het meegaan met het voorstel- BAVINCK scheuringen in de Kerken zoude veroorzaken , en

4e. Omdat ik beter oordeelde, in gegevene omstandig­

heden eerst eens al de Kerken te hooren over die twee voorstellen, die zij nog niet besproken hadden, en omdat ik mij overtuigd hield, dat de meeste Kerken, bij goed nadenken en kalme bespreking, aan het voorstel-Bos de voorkeur zouden geven, als zijnde tot nu toe altijd de bovendrijvende richting geweest, gelijk op de Generale Synode te Groningen nog duidelijk was gebleken, en zelfs dit jaar nog, omdat tegen het concept-contract van VAN ANDEL c.a. in, meerderheden van provinciën en groote min­

derheden van andere provinciën het niet met de grond­

gedachte van dat concept eens waren.

Het was dan ook mijne vaste overtuiging, na te Arnhem op de Synode alles gehoord te hebben, dat verreweg de meeste leden der Synode met het voorstel-Bos meegegaan waren, had niet de naam van Prof. BAVINCK voor het andere voorstel een overwegend gewicht in de schaal gelegd.

En nog zouden de meeste Kerken vóór dat voorstel stem­

men, was men niet ten deele moedeloos geworden door

(33)

de overhaastige benoeming en beslissing van de Professoren B.WINCK en BIESTERVELD. NU beginnen sommigen te zeggen : het is toch een hopelooze zaak; van welke moedelooze stemming handig gebruik gemaakt wordt door de partij die — vooral in Friesland •— al het mogelijke doet om de Vrije Universiteit er op te krijgen; zij het ten koste van de Theol. School en met opoffering van personen en Kerken.

Was het dan ook niet beter geweest, broeders, eerst eens de Kerken te laten spreken en oordeelen over de beide voorstellen, dan door de wijze waarop de classis Leeuwarden handelt, en straks wellicht door andere classes gevolgd, broederen te grieven en de onrust in de Kerken te ver- grooten ?

Het spijt ook mij , dat de zaken zoo geloopen zijn. Maar moet men daar mij nu juist een verwijt van maken?

Meenen dan de broeders, dat de twee Professoren en de 14 stemgerechtigde leden van de Generale Synode schapen waren, die ik naar mijn wil kon leiden, en geen mannen van oordeel, overtuiging en beginsel?

Wil men mij in Friesland alleen gebruiken als een wil­

loos wezen, die een partij moet dienen, en anders op zijde gezet moet worden als onbruikbaar, als niet te vertrouwen, dan verklaar ik den broeders, dat het mij een eer zal zijn, nooit meer een deputaatschap te ontvangen.

Doe wie dat wil, maar daarvoor leen ik mij niet!

Ik wensch in het belang der Kerken, in de kracht des Heeren te werken, zoolang en waar mij dat wordt gegund, doch ik hoop dat te doen, niet als oogendienaar en om menschen te behagen, maar als voor het aangezicht van mijnen Zender. Moet ik dan uw vertrouwen missen, broe­

ders, het zal mij genoeg zijn, de goedkeuring mijns Heeren en Zaligmakers te mogen wegdragen.

T. Bos.

Zoo schreef ik ter verantwoording, met het verzoek aan den redacteur van de „Friesche Kerkbode," den WelEerw.

Zeergel. heer Dr. A. KUYPER Jr., het te plaatsen. Ik ver­

trouw dat het ook geplaatst zal worden in het eerstvolgend nummer van Zaterdag 2 November.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Zijn insteek die hierboven de vraag opriep naar de ruimte voor de werkelijk- heid van de gemeente verhindert hem dus niet om de gemeente aan te spreken op de plaats waar zij zich

Bij elk van de activiteiten die nodig zijn om een beeld te krijgen van de financiële situatie na pensionering geeft 34 tot 39 procent van alle ondervraagden aan dit nog niet te

W.P. Gerritsen en A.G. van Melle, Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst.. Alexander

Wat valt er te verwachten en wat voor effect heeft de stemming op het tot stand komen van de akkoorden.. De algemene verwachting is dat het congres, in lijn met

Indien de betrokkene niet meer behoort tot de cate- gorie van werknemers, waartoe hij behoorde op het ogenblik van de verkiezingen, tenzij de vakorganisatie die de kandidatuur heeft

Het decreet betreff ende de bodemsanering en de bodem- bescherming (DBB).. Twee rechtsgronden