De actio negatoria : een studie naar de rechtsvorderlijke zijde van het
eigendomsrecht
Es, P.C. van
Citation
Es, P. C. van. (2005, October 5). De actio negatoria : een studie naar de rechtsvorderlijke
zijde van het eigendomsrecht. Meijers-reeks. Wolf Legal Publishers, Nijmegen. Retrieved
from https://hdl.handle.net/1887/4301
Version:
Corrected Publisher’s Version
License:
Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the
Institutional Repository of the University of Leiden
Downloaded from:
https://hdl.handle.net/1887/4301
Inhoudsopgave
WOORD VOORAF XV
LIJST VAN AFKORTINGEN XIX
DEEL I – DE ACTIO NEGATORIA IN HETROMEINSE RECHT 1
1 Inleidende opmerkingen 3
· ‘Het’ Romeinse recht 3
· De samenhang tussen Romeins procesrecht en materieel recht 4
2 Procesrecht in vogelvlucht 5
2.1 Het verloop van het proces per formulas 5 2.2 Persoonlijke en zakelijke acties 7 2.3 Medewerking van de gedaagde aan een proces 9 2.4 Dwangmiddelen tegen een onwillige gedaagde bij de actio in rem 9
· Roerende zaken 19
· Onroerende zaken 10
2.5 De clausula arbitraria 11
3 De actio negatoria in het Romeinse recht 15 3.1 Inhoud en oorsprong van de actio negatoria 15 3.2 De formulae van de actio negatoria 18 3.3 De actio negatoria als zakelijke actie 19 3.4 Wat kon de eiser met de actio negatoria bereiken? 21 a. Beëindiging van een met het eigendomsrecht strijdige toestand 22 b. Het voorkomen van (verdere) inbreuken op het eigendomsrecht 23 c. Afgifte van de zaak en de vruchten 25 d. Vergoeding van de na het tijdstip van de litis contestatio geleden
schade 26
e. Betaling van een geldsom (quanti ea res erit) 28 f. Het verkrijgen van een declaratoir vonnis 28 g. Stuiting van de verkrijgende verjaring van een erfdienstbaarheid of
een recht van vruchtgebruik 29
3.5 De actio negatoria en het ontbreken van de verplichting voor de gedaagde
om een zakelijk proces te voeren 30
· De actio ad exhibendum en het niet ingaan op de actio negatoria 31 · Het interdictum quem fundum (utile) en het niet ingaan op de actio
negatoria 32
VIII Inhoudsopgave
3.7 Passieve legitimatie tot de actio negatoria 38 · De op het eigendomsrecht inbreukmakende handeling of toestand 39
· De persoon van de gedaagde 48
3.8 De actio negatoria ingesteld door een eigenaar tegen een
mede-eigenaar 49
3.9 De verhouding tussen de actio negatoria en de actio confessoria 52 3.10 De bewijslast bij de actio negatoria 55 3.11 De verhouding tussen de actio negatoria en de revindicatie 58 · Rechtsmiddelen tegen de ‘eigen’ vruchtgebruiker 60
a. de cautio usufructuaria was niet afgelegd terwijl de eigenaar
erkende dat het vruchtgebruik bestond 61 b. de cautio usufructuaria was niet afgelegd en de eigenaar erkende
dat het vruchtgebruik had bestaan, maar beriep zich erop dat het
inmiddels was beëindigd 62
c. de gedaagde wierp zich op als vruchtgebruiker in naam van de eiser zelf, terwijl de eiser ontkende dat de gedaagde ooit
vruchtgebruiker was geweest 64
· Rechtsmiddelen tegen degene die een recht van vruchtgebruik in naam van een ander dan de eiser uitoefende 65 · Conclusie met betrekking tot de verhouding tussen de actio
negatoria en de revindicatie 65 3.12 De verhouding tussen de actio negatoria en de actio legis Aquiliae 66 3.13 Enige andere rechtsmiddelen die de eigenaar ten dienste stonden in
het geval van een niet met depossedering gepaard gaande inbreuk op het eigendomsrecht en hun verhouding tot de actio negatoria 68
3.13.1 Actio iniuriarum 69
3.13.2 Actio aquae pluviae arcendae 70
3.13.3 Cautio damni infecti 72
3.13.4 Operis novi nuntiatio 76
3.13.5 Interdictum uti possidetis 80 3.13.6 Interdictum quod vi aut clam 83 3.13.7 Interdicta de arboribus caedendis 88
4 Conclusie 89
DEEL II – DE ONTWIKKELING VAN DE ACTIO NEGATORIA VANAF DE RECEPTIE VAN HETROMEINSE RECHT TOT AAN DE TOTSTANDKOMING VAN§ 1004BGB 91
5 Inleiding 93
6 De ontwikkelingen in het gerecipieerde Romeinse recht 97
6.1 De te hanteren werkwijze 97
6.2 Erfdienstbaarheid, vruchtgebruik en servituut; enige terminologische
opmerkingen 97
6.3 De actio negatoria bij Accursius 98 · Conclusie over het rechtskarakter van de actio negatoria en iets over
de bewijslast 104
Inhoudsopgave IX
6.5 De school van Orléans: Jacques de Révigny en Pierre de Belleperche 107 6.5.1 De actio negatoria bij De Révigny 107 6.5.2 De actio negatoria bij De Belleperche 111 6.6 De actio negatoria bij Bartolus 113 6.7 De actio negatoria bij Donellus 115 6.8 Twee juristen uit de Republiek der Verenigde Nederlanden:
Voet en Huber 119
6.8.1 De actio negatoria bij Voet 120 6.8.2 De actio negatoria bij Huber 121 6.9 De actio negatoria in het Zuid-Afrikaanse recht 123
6.10 Conclusie 124
7 Het zeventiende- en achttiende-eeuwse natuurrecht 127 8 Het ontstaan van de moderne actio negatoria 131
8.1 De Pandektist Puchta 131
8.2 De weg terug vanaf Puchta: de invloed van het zich mede in het natuurrecht ontwikkelende eigendomsbegrip op het ontstaan van de
moderne actio negatoria 132
8.3 De weg terug vanaf Puchta: enkele vroeg negentiende-eeuwse Duitse
schrijvers 133
8.4 Verdere ontwikkelingen in de Duitse literatuur 135
· Afwijkende meningen 137
· Conclusie 138
9 Ontwikkelingen in de negentiende-eeuwse Duitse rechtspraak 141
9.1 Inleiding 141
9.2 Analoge toepassingen van de in D. 8,5,8,5-7 (Ulpianus) beschreven
gevallen 141
9.3 De grens tussen de geoorloofde uitoefening van het eigen
eigendomsrecht en de ongeoorloofde uitoefening van dat recht die
een inbreuk vormt op andermans eigendomsrecht 144 9.4 Toepassingen van de actio negatoria als algemene eigendomsactie 145 9.5 Grenzen aan de toepassing van de actio negatoria 146 9.6 De bewijslast bij de actio negatoria 148 9.7 § 26 Gewerbeordnung van 21 juni 1869 150 9.8 De actio negatoria en de mogelijkheid om schadevergoeding te
vorderen, mede in het licht van § 26 Gewerbeordnung 151 10 De totstandkoming van § 1004BGB 155
10.1 Het ontwerp Johow 155
· De actio negatoria als Feststellungsklage 156 · De passieve legitimatie tot de actio negatoria 158 · De strikte scheiding tussen de actio negatoria en de
schadevergoedingsvordering 158
10.2 Behandeling van het ontwerp Johow door de ersteBGB-Kommission 160 · De grondslag van de actio negatoria 160 · De verhouding tussen de actio negatoria en de
schadevergoedings-vordering 160
X Inhoudsopgave
10.3 § 943 in de Entwurf eines bürgerlichen Gesetzbuches für das Deutsche
Reich, Erste Lesung 1888 (erster Entwurf), alsmede de toelichting hierop
in de Motive 161
· De aard van de actio negatoria en de mogelijkheid om met de actio
negatoria schadevergoeding te vorderen 162 · De bewijslast bij de actio negatoria 163 · De passieve legitimatie tot de actio negatoria 163 · De actieve legitimatie tot de actio negatoria 164 10.4 Inhoud en betekenis van § 1004BGBin het huidige Duitse recht 164
11 Conclusie 169
DEEL III – DE ACTIO NEGATORIA IN HETNEDERLANDSE RECHT VANAF1838 171
12 Inleiding 173
13 De actio negatoria onder vigeur van hetBWvan 1838 175 13.1 De actio negatoria in het burgerlijk wetboek van 1838 175 13.2 De actio negatoria in de rechtswetenschap 177 13.3 De actio negatoria in de rechtspraak 181
· De klassieke actio negatoria 181
· De moderne actio negatoria 183
13.4 Conclusie 187
14 De moderne actio negatoria in het huidige burgerlijk recht en het nut van de
term ‘moderne actio negatoria’ 189
14.1 De moderne actio negatoria in het huidige burgerlijk recht 189 14.2 Het nut van de term ‘moderne actio negatoria’ 191 15 De verhouding tussen de moderne actio negatoria en de
onrechtmatige-daadsvordering van art. 6:162BW 193
15.1 Het bestaan van de moderne actio negatoria naast de vordering uit
onrechtmatige daad van art. 6:162BW 193 15.2 De zelfstandige rol van de moderne actio negatoria ten opzichte van de
onrechtmatige-daadsvordering van art. 6:162BW 196 15.3 ‘Herstel in de vorige toestand’: het verschil tussen vergoeding van
schade en ongedaanmaking van een onrechtmatige toestand 198
15.4 Conclusie 199
16 De verhouding tussen de moderne actio negatoria en de revindicatie 201
16.1 Algemeen 201
16.2 De samenloop van de moderne actio negatoria en de revindicatie in
verband met HR 17 april 1970,NJ1971, 89 (Amotie) 202 16.3 De moderne actio negatoria en de revindicatie; één op het
eigendomsrecht gebaseerde rechtsvordering? 204 16.4 Een nadere opmerking over de term ‘niet met depossedering gepaard
gaande inbreuk op het eigendomsrecht’ 204 17 Nadere afbakening van de grenzen van het toepassingsgebied van de
moderne actio negatoria 207
17.1 Inleiding 207
Inhoudsopgave XI
17.2.2 De betekenis van het ‘gebruik maken’ van de zaak in art. 5:1
lid 2BW 209
17.2.3 De verwijzing naar wettelijke voorschriften in art. 5:1 lid 2BW 210 17.2.4 De verwijzing naar het ongeschreven recht in art. 5:1 lid 2BW 210 17.2.5 HR 25 september 1981,NJ1982, 315 (Gemeente Breda/Nijs):
een nadere toetsing aan de zorgvuldigheidsnorm? 212 17.2.6 Andere vormen van inbreuk op het eigendomsrecht 215 17.3 Het vereiste van voldoende belang 215 17.4 Misbruik van eigenaarsbevoegdheid 216 17.5 Afwijzing van een verbod op grond van zwaarwegende
maatschappelijke belangen (art. 6:168BW) 218 18 Toepassingen van de moderne actio negatoria 221
18.1 Inleiding 221
18.2 De moderne actio negatoria in verband met het leerstuk van hinder 221 18.2.1 De functies van art. 5:37BW 221 18.2.2 Hinder als leerstuk dat de grenzen van het eigendomsrecht
bepaalt 224
18.2.3 Het toebrengen van ongeoorloofde hinder als inbreuk op het
eigendomsrecht 225
18.2.4 HR 10 maart 1972,NJ1972, 278 (Vogelplaag) 226 18.2.5 Concretisering van de grens tussen geoorloofde en
ongeoorloofde hinder 228
· De aard van de hinder 230
· De ernst van de hinder 230
· De duur van de hinder 230
· De toegebrachte schade 231
· De omstandigheden waaronder de hinder plaatsvindt 231 a. De belangen aan de zijde van de veroorzaker van de
hinder 231
b. Plaatselijke omstandigheden/anterieure hinderlijke
activiteit 233
c. Het tijdstip van de hinder 234 d. Bijzondere gevoeligheid voor hinderlijke activiteiten 234 e. De mogelijkheid om maatregelen te nemen ter voorkoming
of vermindering van de hinder 235 f. De publiekrechtelijke situatie 235 18.2.6 Hinder toegebracht door of aan een ander dan de eigenaar
van een onroerende zaak 237
18.2.7 Hinder met betrekking tot roerende zaken 238 18.2.8 Afsluitende opmerkingen over de plaats van het leerstuk van
hinder in het vermogensrecht 239 18.3 De toepassing van de moderne actio negatoria in verband met concrete
normen in het burenrecht 241
18.3.1 Inleiding 241
18.3.2 De toepassing van de moderne actio negatoria in verband met burenrechtelijke bepalingen die het gebruik van het eigen erf
op concrete wijze reguleren 243
XII Inhoudsopgave
· Hoe hard zijn de ‘harde’ normen van art. 5:42BWen art.
5:50BW? 245
· Vensters en balkons of bomen en planten buiten de verboden zones van art. 5:50BWen art. 5:42BW 246 · De wonderlijke toelichting van Meijers bij art. 5:42BW 247 18.3.3 De toepassing van de moderne actio negatoria in verband met
burenrechtelijke bepalingen waaraan het recht ontleend kan
worden om andermans erf te gebruiken 248 18.4 De toepassing van de moderne actio negatoria in verband met de
aanwezigheid van een zaak op andermans erf 249
18.4.1 Inleiding 249
18.4.2 HR 7 mei 1982,NJ1983, 478 (Trechsel/Laméris) en HR 4
november 1988,NJ1989, 854 (Schols-Pelzers/Heijnen) 250 · HR 7 mei 1982,NJ1983, 478 (Trechsel/Laméris) 250 · HR 4 november 1988,NJ1989, 854 (Schols-Pelzers/Heijnen) 251 18.4.3 Nuancering van de regel uit HR 7 mei 1982,NJ1983, 478
(Trechsel/Laméris) en HR 4 november 1988,NJ1989, 854 (Schols-Pelzers/Heijnen), in het geval waarin een voorwerp op de bodem van een vaarwater terecht is gekomen; HR 14
oktober 1994, 720 (Staat/August de Meijer B.V.) 254
18.4.4 Derelictie 256
18.4.5 De regel uit HR 7 mei 1982,NJ1983, 478 (Trechsel/Laméris) en HR 4 november 1988,NJ1989, 854 (Schols-Pelzers/Heijnen) en aansprakelijkheid voor bodemverontreiniging 258 18.4.6 De moderne actio negatoria in verband met de aanwezigheid van
een onroerende zaak andermans erf; horizontale en
verticale natrekking 259
18.4.7 Legalisatie van een op het eigendomsrecht inbreukmakende
toestand op grond van art. 5:54BW 262 18.4.8 Eigenrichting in het geval van overhangende beplantingen of
doorschietende wortels 264
18.5 Het zich begeven op andermans erf; art. 5:22 en 5:23BW 266 18.6 De moderne actio negatoria in het geval van zaakbeschadiging 268 19 Actieve legitimatie, passieve legitimatie en verjaring 271
19.1 Inleiding 271
19.2 Actieve legitimatie tot de moderne actio negatoria 271 19.2.1 De positie van de mede-eigenaar en de appartementseigenaar 272 a. De positie van de mede-eigenaar 272 b. De positie van de appartementseigenaar 272 19.2.2 De positie van de beperkt goederenrechtelijk gerechtigden 273 19.2.3 De positie van de persoonlijk gerechtigden 276 19.2.4 De positie van de bezitter niet-eigenaar 282 19.3 Passieve legitimatie tot de moderne actio negatoria 282
19.3.1 De passieve legitimatie in het geval van een inbreukmakende
Inhoudsopgave XIII
19.3.2 De passieve legitimatie in het geval van een inbreukmakende
toestand 283
· Inleiding 283
· De positie van de beperkt goederenrechtelijk gerechtigden 285 · De positie van de persoonlijk gerechtigden 287 · De positie van de bezitter niet-eigenaar 290 19.4 De verjaring van de moderne actio negatoria 290
19.4.1 Inleiding 290
19.4.2 Een blik in de parlementaire geschiedenis 291 19.4.3 De vertroebeling van het onderscheid tussen incidentele
inbreuken op het eigendomsrecht en een onrechtmatige
toestand 296
SAMENVATTENDE SLOTBESCHOUWING 299
ZUSAMMENFASSUNG 313
VERKORT AANGEHAALDE LITERATUUR 329 BRONNEN-EN WETTENREGISTER 345
RECHTSPRAAKREGISTER 351
TREFWOORDENREGISTER 355