• No results found

Ministerie van Buitenlandse Zaken, Directie Internationaal Ondernemen, 23/01/2017- 21/07/2017 Stageverslag

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ministerie van Buitenlandse Zaken, Directie Internationaal Ondernemen, 23/01/2017- 21/07/2017 Stageverslag"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Stageverslag

Ministerie van Buitenlandse Zaken, Directie

Internationaal Ondernemen, 23/01/2017-

21/07/2017

Flin Veenstra, S2012073

(2)

Inhoud

1. Aanleiding ... 1

2. Oriëntatie en voorbereiding ... 1

2.1 Waarom het ministerie van Buitenlandse Zaken en de Directie Internationaal Ondernemen? .. 1

2.2 Reageren op vacatures ... 2

2.3 Sollicitatieprocedure ... 2

2.4 Aanvang stage en financiële vergoeding ... 2

2.5 Huisvesting en omgeving ... 3

2.6 Verwachtingen voorafgaand aan de stage ... 3

3. De Directie Internationaal ondernemen binnen het ministerie ... 4

4. Werkzaamheden tijdens stage en persoonlijke leerproces ... 6

4.1 Eerste weken ... 6

4.2 Startupdossier ... 6

4.1.1 Leerproces... 7

4.2 Modernisering Economische Diplomatie ... 8

4.2.2 Feedback en lering ... 10

4.3 RVO-Opdracht ... 10

4.3.1 Feedback en lering ... 12

4.4 Overige werkzaamheid tijdens stage: StageCommissie van BZ ... 13

5. Reflectie op de stageperiode en de verwachtingen voorafgaand... 14

5.1 Persoonlijke ontwikkelingsdoelen ... 15

6. Reflectie over verbinding tussen stageplek en studie ... 16

7. Carrière-oriëntatie en toegevoegde waarde van de stage ... 17

(3)

1

1.

Aanleiding

In het kader van mijn IRIO master European Integration aan de Rijksuniversiteit Groningen heb ik van 23 januari tot 21 juli 2017 stage gelopen in Den Haag bij het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) op de Directie Internationaal Ondernemen. Deze stage was het laatste onderdeel van mijn mastercurriculum, nadat ik alle vakken en mijn scriptie reeds afgerond had. In dit verslag zal ik mijn werkzaamheden, indrukken, leerervaringen en alle andere relevante ervaringen uiteenzetten. Voor nu kan ik zeggen dat ik terugkijk op een erg leerzame en leuke stageperiode en de opgedane ervaringen bieden veel

aanknopingspunten voor mijn professionele ontwikkeling.

Het verslag is als volgt opgebouwd: In hoofdstuk 2 zal ik terugblikken op mijn oriëntatie en voorbereiding. Hierin zal ik uiteenzetten hoe de sollicitatieprocedure verliep, hoe ik mij hier op heb voorbereid, waarom ik de Directie Internationaal Ondernemen (DIO) heb uitgekozen, maar zal ik ook meer praktische zaken omtrent huisvesting en stagevergoeding bespreken. Hoofdstuk 3 is vrij kort en is bedoeld om een beeld te geven van de plek van DIO binnen het ministerie van Buitenlandse Zaken. In hoofdstuk 4 zal ik mijn werkzaamheden nader toelichten, samen met de belangrijkste lessen die ik hieruit heb getrokken. Dit hoofdstuk is verdeeld in vier secties. Eén voor elk van de drie dossiers waar ik aan gewerkt heb, plus een sectie over de StageCommissie waarin ik actief in ben geweest. In hoofdstuk 5 zal ik reflecteren op de stageperiode en op de persoonlijke leerdoelen die ik voorafgaand aan de stage had opgesteld. Hoofdstuk 6 staat vervolgens in het teken van de verbinding tussen de stage en het masterprogramma. Hoofdstuk 7, als een-na-laatste, bespreekt de toegevoegde waarde van de stageperiode voor mijn carrière-oriëntatie. Tot slot zal ik in hoofdstuk 8 enkele tips geven voor

toekomstige stagezoekers. Ik hoop dat dit verslag een goed beeld geeft van mijn stageperiode bij DIO.

2.

Oriëntatie en voorbereiding

2.1

Waarom het ministerie van Buitenlandse Zaken en de Directie Internationaal Ondernemen?

Tijdens mijn master European Integration volgde ik het onderzoekscollege Nederlands Buitenlands Beleid van prof. Jochem Wiers, die vanuit BZ als bijzonder hoogleraar is aangesteld, en hierdoor werd ik erg enthousiast om hier stage te lopen. Ik wilde namelijk graag ervaring op doen met beleidsvorming en tegelijkertijd de eerste stappen zetten om een professioneel netwerk op te bouwen in deze sector. Om deze redenen besloot ik dan ook een stage te zoeken op het departement in Den Haag en niet op een ambassade. Ik begreep namelijk van meerdere mensen, waaronder mijn scriptiebegeleider en prof. Wiers, dat voor het opdoen van beleidservaring en een groot netwerk Den Haag de uitgelezen plek is.

(4)

2

2.2

Reageren op vacatures

Ik was voornemens om stage te lopen bij het ministerie van Buitenlandse Zaken en hield daarom nauwlettend de site www.internationalefuncties.nl (inmiddels is deze verplaatst naar

www.werkenvoornederland.nl) in de gaten voor vacatures. Ik begon in oktober, tijdens het schrijven van mijn masterscriptie, al met solliciteren, omdat ik graag in januari/februari wilde beginnen met een stage. Mijn voorkeur ging uit naar een economische stage, maar omdat ik niet zeker was over mijn kansen, heb ik uiteraard breder gesolliciteerd. Ik heb op de volgende vacatures gereageerd:

- Het Nederlandse Consulaat-Generaal te Chicago (hoewel ik liever in Den Haag stage liep, sprak deze functie mij erg aan omdat het over startups ging). Hier werd ik helaas afgewezen

- Directie Mensenrechten en Multilaterale Instellingen (BZ). Hier ben ik op gesprek geweest, maar vervolgens werd ik afgewezen.

- Taskforce Migratie (BZ). Hier kon ik aan de slag, maar heb ik vervolgens bedankt omdat ik liever bij DIO begon.

- Directie Stabiliteit en Humanitaire Hulp. Hier werd ik afgewezen.

- Permanente Vertegenwoordiging bij de Organisatie voor Vrede en Stabiliteit in Europa te Wenen. Hier ben ik uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek, maar ook hier heb ik voor bedankt omdat ik bij mijn huidige stage aan de slag ging.

- Directie Internationaal Ondernemen. Hier heb ik mijn stage gelopen.

2.3

Sollicitatieprocedure

De sollicitatieprocedure verliep eigenlijk vrij eenvoudig. Anderhalve week nadat ik een brief had

gestuurd, kreeg ik een mailtje met daarin een uitnodiging om op gesprek te komen. Dit gesprek was met de stagecoördinator van DIO en een beleidsmedewerker. Op dat moment werkte het systeem bij DIO met betrekking tot het aannemen van stagiairs als volgt: beleidsmedewerkers konden bij de

stagecoördinator een verzoek doen voor een stagiair(e). Vervolgens selecteerde de stagecoördinator een aantal sollicitanten en plande hier gesprekken mee in. Hier kon een beleidsmedewerker dan bij aansluiten en vervolgens was het go of no go. Vanaf dit jaar (2017) is het systeem echter veranderd en wordt eerst een groep stagiairs aangenomen en vervolgens verdeeld over de verschillende clusters binnen de Directie.

De voorbereiding voor het gesprek vond ik redelijk lastig. De vacature was namelijk vrij algemeen, omdat er in totaal zes stagiairs werden gezocht voor verschillende clusters binnen de Directie. Ik heb mij daarom vooral ingelezen in recente Kamerbrieven over economische diplomatie en natuurlijk gezorgd dat ik mijn sollicitatiebrief kon onderbouwen met voorbeelden. Het sollicitatiegesprek verliep overigens vrij rommelig, omdat de stagecoördinator voortdurend werd gebeld door het

secretariaat van de Minister. Al met al ging het gesprek voornamelijk over mijn motivatie en over mijn cv, maar werd er weinig ‘kennis getest’.

2.4

Aanvang stage en financiële vergoeding

(5)

3 natuurlijk een goede indruk maken. Achteraf was dit geen handige keuze, omdat het vervolgens niet goed was doorgegeven aan de personeelszakenafdeling. Hierdoor had ik de eerste anderhalve week geen laptop, geen account en geen toegangspas om het gebouw binnen te komen. Vanaf de

oorspronkelijke ingangsdatum van mijn contract kreeg ik dit allemaal wel en toen was alles prima geregeld. Bij BZ wordt sterk op flexwerken ingezet en daarom gebruikt iedereen een laptoptablet waarmee je overal 4G-internet hebt. Deze laptoptablet mag je eveneens privé gebruiken en kan je dus ook gebruiken om een dag thuis te werken of wat eerder weg te gaan om in de trein te werken.

Wat betreft de financiële vergoeding kan ik kort zijn. Dit is goed geregeld bij BZ: als stagiair krijg je €560 stagevergoeding en daarnaast reiskosten of een woonkostenvergoeding. Omdat ik vanuit Groningen naar Den Haag ben verhuisd, kreeg ik maandelijks €350 woonkostenvergoeding (ook al had ik mijn kamer in Groningen opgezegd). Mijn stagevergoeding bestond dus uit ruim €900 en daarmee mocht ik zeker niet klagen! Overige gemaakte kosten tijdens de stage kon je altijd keurig declareren.

2.5

Huisvesting en omgeving

Omdat Groningen niet heel gunstig gelegen ligt ten opzichte van Den Haag, was het noodzakelijk om voor mijn stage tijdelijk te verhuizen. Al met al vind ik Den Haag een prettige stad om in te wonen en zal ik nu kort een en ander uiteenzetten over het zoeken naar een kamer en hoe BZ gelegen is in de stad.

Ik begon mijn zoektocht naar een kamer via Facebook, maar hier vond ik weinig geschikts. Via via kwam ik in contact met een andere stagiair van BZ die de stad zou verlaten en wiens appartementje ik wellicht over zou kunnen nemen. Uiteindelijk is dit niet gelukt, maar hij gaf me wel het nummer van zijn makelaar. Via deze makelaar kwam ik vervolgens aan een klein appartementje dat ik voor een half jaar kon huren en dat met huursubsidie prima te betalen was. Het was gelegen op 10/15 minuten fietsen van het centrum en het strand.

Het ministerie was tot juli 2017 gehuisvest aan de Bezuidenhoutseweg 67, pal naast het Centraal station en daarna is het verhuisd naar de Rijnstraat 8, de andere kant van het station. In de omgeving zijn tal van tentjes om te lunchen en na een werkdag heb ik vaak een borrel gedaan met collega’s op het Plein of aan de Theresiastraat. Het is hier erg duidelijk dat de horeca veel baat heeft bij alle ambtenaren die op de verschillende ministeries werken, alle internationale organisaties en politieke partijen. Het is hier altijd druk en gezellig en er wordt dan ook veel geborreld (onder meer om te

netwerken).

2.6

Verwachtingen voorafgaand aan de stage

(6)

4 werkzaamheden betrekking had op interne projecten, waardoor ik veel interne bijeenkomsten bij heb gewoond en georganiseerd, maar juist weinig externe.

Wat betreft persoonlijke ontwikkeling stelde ik voorafgaand aan de stage de volgende doelen op:

- I would like to improve my concise writing and learn how to write in an “ambtelijke” manner - I would like to experience how to work under professional pressure and in an

- hierarchical surrounding and develop my capability for this

- I would like to increase my knowledge of economic diplomacy and how society influences the goals of the department

- I would like to improve my ability to distinguish and set priorities.

- I would like to learn how to present in front of ‘superiors’ (instead of fellow students as was the case during my bachelor and master)

- I would like to increase my networking skills, both inside and outside my department

Na enkele weken was voor mij duidelijk dat ik deze doelstellingen niet allemaal zou kunnen bereiken vanwege de aard van de werkzaamheden. Hierdoor heb ik sommige doelstellingen laten varen en andere toegevoegd. Dit heb ik dan ook in mijn tussentijdse stageverslag gezet. Ik zal hier later in dit verslag op terugkomen.

3.

De Directie Internationaal ondernemen binnen het ministerie

Het departement in Den Haag van het ministerie van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingshulp is verdeeld in verschillende directoraten-generaal (DG) en een aantal losse directies. Er zijn 4 DG’s, namelijk:

- DG Politieke Zaken (DGPZ)

- DG Europese Samenwerking (DGES) - DG Internationale Samenwerking (DGIS)

- DG Buitenlandse Economische Betrekkingen (DGBEB) - Een aantal ‘losse’ directies

Elk DG is weer verdeeld in verschillende directies. Ik liep stage bij DGBEB bij de Directie Internationaal Ondernemen (DIO). Daarnaast zijn er binnen de DGBEB nog twee directies, te weten de Directie Internationale Marktordening en Handelspolitiek (IMH) en de Directie Economische Advisering en Beleidsontwikkeling (EAB).

De DGBEB is in de eerste plaats verantwoordelijk voor: het bevorderen van een sterke Nederlandse concurrentiepositie, een open wereldeconomie en duurzame globalisering. Het is onder andere

(7)

5 - Versterking van het internationale handelssysteem ten behoeve van duurzame handel en

investeringen, met aandacht voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen - Versterking van de Nederlandse handels- en investeringspositie en economische

naamsbekendheid

- Versterking van de private sector en het investeringsklimaat in ontwikkelingslanden

Binnen de DGBEB is DIO verantwoordelijk de bevordering van duurzame economische ontwikkeling door het versterken van duurzame internationale handel en investeringen en de economische

naamsbekendheid van Nederland. Het verdienvermogen van de Nederlandse economie staat hierbij centraal. DIO is een directie met een brede blik op de economische functie van het buitenland beleid. Daarnaast vervult DIO een dienstverlenende functie voor EZ voor de buitenlandse economische betrekkingen. DIO draagt hieraan bij door:

- economische diplomatie en het verdiepen van de bilaterale economische relaties met de focuslanden.

- het hebben van een visie op de economische relatie met de rest van de wereld. - het faciliteren van MKB-ers bij hun internationalisering.

- een actief accountmanagement voor (multinationale) Nederlandse ondernemingen.

- het analyseren van de ontwikkelingen op (derde) markten en het wegnemen van marktfalen. - het versterken van het internationale financieringsaanbod voor bedrijven.

- het voeren van een samenhangend bedrijfsleveninstrumentarium ter ondersteuning van de internationalisering van NL bedrijven.

- actief mee te werken aan de totstandkoming van internationaliseringsagenda’s van de topsectoren.

- het mede vormgeven van de transitie van overgangslanden van een OS naar een economische relatie.

- IMVO actief te vertalen in ons handelen, zowel richting bedrijfsleven als in de eigen uitvoering van de taken.

Interessant aan de DGBEB is dat het tot 2011 onderdeel was van het ministerie van Economische Zaken (EZ). Hierdoor zijn er veel collega’s met een EZ-achtergrond en minder collega’s met de

‘traditionele’ BZ-achtergrond. Hierdoor wordt de DGBEB wel eens gezien als de vreemde eend in de bijt bij BZ. Er wordt zeer weinig hiërarchisch onderscheid gemaakt onder collega’s en ook de kledingstijl is wat minder formeel in vergelijking met andere directies. Als stagiair heb ik dit heel prettig ervaren, omdat collega’s heel benaderbaar waren. Dit geldt voor zowel beleidsmedewerkers als de directeur.

(8)

6

4.

Werkzaamheden tijdens stage en persoonlijke leerproces

Hopelijk heeft bovenstaande een goed beeld gegeven van mijn voorbereiding en de praktische informatie daarom heen. Nu is het tijd om in te gaan op mijn werkzaamheden en, allerbelangrijkst, de persoonlijke ontwikkeling die ik ondergaan heb tijdens mijn stage.

Ik heb tijdens mijn stage voor drie verschillende ‘begeleiders’ taken uitgevoerd en dus aan meerdere dossiers gewerkt. Ik heb gewerkt aan het startupdossier, in het projectteam ‘Modernisering Economische Diplomatie’ en aan de coördinatie van de DGBEB-opdracht die de uitvoeringsorganisatie Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voor de DGBEB (waar DIO onderdeel van is) uitvoert. Ik zal hieronder per dossier uiteenzetten wat deze inhoudt, wat mijn werkzaamheden waren en wat ik geleerd heb door aan deze dossiers te werken. Hier zal ik enkel de verbeterpunten bespreken die mijn begeleiders genoemd hebben. Mijn sterke punten worden genoemd in de beoordelingsformulieren en het lijkt mij overbodig om deze in dit verslag te bespreken. Vervolgens zal ik reflecteren op de

persoonlijke leerdoelen die ik voorafgaand aan de stage opgesteld heb. Maar ik zal beginnen met een korte beschrijving van de eerste weken.

4.1

Eerste weken

Zoals gezegd verliep de eerste week niet helemaal zoals gepland. Personeelszaken was niet op de hoogte dat ik anderhalve week eerder zou beginnen en daarom was mijn account en dergelijke niet geactiveerd. Hierdoor moest ik vanaf het account van een van de secretaresses werken. Deze periode heb ik vooral gebruik om me goed in te lezen en zo veel mogelijk overleggen bij te wonen. De eerste 2 weken wordt er dan ook niet heel veel van je verwacht: je wordt gestimuleerd om je zoveel mogelijk in te lezen in alle relevante materie, om kennismakingsgesprekken met directe collega’s in te plannen en om een beeld van de Directie te krijgen. Vervolgens heb je op een gegeven moment door hoe alles een beetje werkt en dan kun je zelfstandig aan de slag. Ik zal nu de verschillende dossiers bespreken waar ik aan gewerkt heb.

4.2

Startupdossier

Sinds enkele jaren zet het BZ zich actief in om het Nederlandse startupecosysteem te versterken. Dit gebeurt in samenwerking met andere ministeries, zoals EZ, en met publiek-private partijen zoals StartupDelta, dat onder leiding van Prins Constantijn staat. Ik werkte aan dit dossier met een beleidsmedewerker uit het ‘diplomatenklasje’.

Het belangrijkste onderdeel waar ik aan meegewerkt heb, is het ontwerpen van en focus aanbrengen in het startupbeleid van BZ. Dit beleid schreven we in de vorm van een

PowerPointslidedeck. Op deze manier is het mogelijk om complexe materie relatief eenvoudig te visualiseren. Hier gebruikten we onder andere een theory of change voor. Om deze zo sterk mogelijk te maken, hebben we een aantal sessies gehouden waarbij we dit op conceptueel niveau zo goed mogelijk probeerden uit te denken, om vervolgens te brainstormen over de concrete invulling ervan. Dit was erg interessant om te doen.

(9)

7 gebruikte maakte van de data die worden gebruikt door DIO om focus aan te brengen in de landen die economisch het belangrijkste zijn voor Nederland. Deze data heb ik heb ik vervolgens gecombineerd met data over startupecosystemen wereldwijd om zo tot een specifieke startupranking te komen van prioriteitslanden. Vervolgens hebben we per land gekeken op welk gebied dit land interessant voor Nederland kan zijn (bijvoorbeeld om startups van daar naar hier te lokken, Nederlandse startups te helpen zich daar te vestigen, investeerders aan te trekken of om te leren van het beleid). Deze ranking en de daaruit volgende doelstellingen zullen worden gebruikt om de inzet van economische missies te bepalen.

Naast het beleidsmatige werk heb ik bijdragen aan een aantal andere taken. Zo heb ik verschillende ‘calls’ met ambassades georganiseerd om de coördinatie van het startupbeleid door te spreken en best practices uit te wisselen. Daarnaast heb ik tijdens het begin van mijn stage tijdens de Ambassadeursdagen (een week waarin alle ambassadeurs naar Den Haag komen) een aantal netwerk evenementen georganiseerd. Voorts heb ik mij beziggehouden met het bijwerken en fine-tunen van het beleidsslidedeck en verschillende ‘ad-hoc’ klusjes.

4.1.1 Leerproces

Mijn begeleider op dit dossier is pas twee jaar werkzaam bij BZ (vanuit het diplomatenklasje), daarvoor was hij twee jaar werkzaam in de consultancy. Voor mij was dit erg leerzaam, omdat hij met zijn bedrijfskundige achtergrond een andere kijk op zaken heeft dan vele collega’s. Zo was hij op onze Directie de enige beleidsmedewerker die de strategie voor zijn dossier in een PowerPointslidedeck bijhield. Zijn aanpak was vaak gericht op snelheid, precisie en altijd doelgericht. Hij werkt altijd vanuit de gedachte om bij alles wat hij doet meteen na te denken waarom hij het doet, wat hij er aan heeft en of het noodzakelijk is.

Voor mij was dit bijzonder leerzaam, omdat deze manier van werken erg anders is dan de minder snelle en meer theoretische academische aanpak. Om mij te helpen een dergelijke aanpak aan te leren kreeg ik bij het opstellen van memo’s, mails en notulen altijd nuttige feedback. Voorbeelden van opmerkingen en vragen die hij vaak naar voren bracht zijn onder meer:

 Is een bepaalde zin echt noodzakelijk? Wat wil je er mee zeggen en kan het ongewenste vragen oproepen?

 Vermijd het gebruik van woorden als ‘beter’, omdat je dan impliceert dat voorgaande collega’s het niet goed gedaan hebben;

 Bij het noemen van inbreng van collega’s moet je diegene die je verwacht het meest nodig te hebben altijd eerst noemen;

 Ga bij elke collega na wat je van hem of haar nodig hebt en in de toekomst nodig zult hebben en pas hieraan je benadering aan;

 Schrijf altijd in de actieve zin en vermijd onnodige woorden, dubbellingen of wat dan ook;  Schrijf altijd zo ‘smart’ mogelijk.

(10)

8 omdat ik gezien heb hoe erg collega’s (inclusief leidinggevenden) onder de indruk waren van zijn

slidedeck.

Wat betreft feedback zijn er twee onderdelen waaraan ik moet werken. Allereerst kan mijn werk nog preciezer. Mijn begeleider wilde dat ik alles ‘client-ready’ afleverde en dit lukte mij niet altijd. Dit komt omdat ik niet elke keer een volledige check deed om te kijken of alles echt 100% af was, waardoor ik bepaalde details mistte. Hier ben ik mij van bewust en tijdens mijn studie ook tegen aangelopen. Dit is dus zonder meer een verbeterpunt.

Een tweede punt van feedback is omtrent organisatiesensiviteit. Dit houdt in dat je weet hoe de hazen lopen binnen de organisatie: wie heeft welke belangen, welke hiërarchie bestaat er, wie heb je het meest nodig etc.? Uiteraard kun je dit niet volledig doorgronden als je een half jaar als stagiair binnen een organisatie bent, maar mijn begeleider vond dat ik in bepaalde situaties meer op de

voorgrond had moeten treden. Zo noemde hij dat ik mijn onderzoek over de startupranking had kunnen presenteren in het managementoverleg, als ik hier het initiatief voor had genomen. Hier was ik

inderdaad wat te afwachtend in. Ik merk dat ik in nieuwe omgevingen mijzelf soms te bescheiden opstel en hierdoor kansen laat lopen om mij te profileren. Zeker bij een stage van zes maanden is het juist zaak om je zo snel mogelijk te profileren. Mijn stagebegeleider maakte hierover een interessante analogie naar startups: op dit moment lijk ik op een Nederlandse startup en hij op een Amerikaanse startup. Waar Nederlandse startups vaak niet snel genoeg groeien omdat ze eerst de Nederlandse markt proberen te veroveren en dan pas internationaal gaan (maar dan vaak al failliet zijn omdat ze niet snel genoeg groeien), zijn Amerikaanse startups vanaf seconde 1 al van plan de ‘wereld te veroveren’. Ik ben zeker van plan te gaan werken aan beide punten.

Omgekeerd heb ik mijn begeleider ook feedback gegeven. Ik vond halverwege de stage namelijk dat ik niet voldoende werd betrokken bij het dossier. Waar andere begeleiders mij goed op de hoogte hielden door mij in mails te cc’en en overige mails te forwarden, deed deze begeleider dat minder. Hierdoor was ik vaak niet op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen en was het soms moeilijk om initiatief te nemen. Nadat ik aangaf graag meer betrokken te worden, ging het wel wat beter. Toch vind ik achteraf dat ik nog meer uit dit dossier had kunnen halen, als ik meer betrokken was geweest. Dit heb ik aangegeven aan mijn begeleider en hij was tot de zelfde conclusie gekomen.

4.2

Modernisering Economische Diplomatie

Het project Modernisering Economische Diplomatie is gestart in 2014 met als doel: het creëren van een slagvaardig(er) publiek netwerk (BZ/ambassades, RVO en EZ) voor economische dienstverlening en diplomatie in een steeds veranderende wereld. Binnen dit projectteam van zes personen (BZ en RVO) was ik projectsecretaris en daarnaast medewerker in de, uit dit project voortvloeiende, pilot waarin BZ en de RVO Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen faciliteren om nieuwe businesscases te

ontwikkelen voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken in het buitenland. Hiervoor waren een aantal landen geselecteerd en ik werkte mee in het team dat over Polen ging.

Als projectsecretaris had ik verschillende verantwoordelijkheden binnen het team. Allereerst was ik verantwoordelijk voor de planning, agenda en verslaglegging van de wekelijkse vergaderingen. Hiervoor kreeg ik de taak om een nieuwe modus voor het teamoverleg te vinden, omdat de

(11)

9 om te ‘landen’ (even kort bijpraten etc), vergaderpunten alleen vooraf of tijdens het vragenrondje indienen, niet meer wachten op laatkomers (mag niet beloond worden), strakke tijdsplanning en zo nu en dan op een andere locatie vergaderen. Deze aanbevelingen werden overgenomen en kwamen de kwaliteit van de vergaderingen ten goede. Verder was ik binnen de projectgroep een soort manusje-van-alles voor uiteenlopende vragen en werkzaamheden. Inhoudelijk gezien vond ik de rol van

projectsecretaris niet zo heel interessant, maar het heeft mij wel een goed beeld gegeven van de werkzaamheden van alle collega’s binnen het projectteam. Alle vergaderonderwerpen liepen via mij, waardoor ik altijd goed op de hoogte was van wat iedereen deed. Voor een stagiair is dit uiteraard zeer interessant, omdat je zo veel verschillende dingen leert.

Maatschappelijke Uitdagingen Labs

Naast projectsecretaris was ik medewerker in een projectteam dat is voortgevloeid uit het pilot programma Modernisering Economische Diplomatie: het Maatschappelijke Uitdagingen Lab. Het doel van dit project is om op een drietal thema’s (circular economy, health, food security) te werken aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen in ontwikkelingslanden en transitielanden. Het project werd getrokken door de RVO en het ministerie van Infrastructuur en Milieu. De ambassades in de

desbetreffende landen waren er ook bij betrokken. Ik maakte deel uit van het projectteam voor circulaire economie in Polen.

Werkwijze Labs

Kort gezegd is de werkwijze van de labs als volgt: De ambassade in land X signaleert een maatschappelijke uitdaging op een van de drie thema’s en geeft dit door aan de RVO. Het

desbetreffende projectteam probeert deze uitdaging vervolgens concreet te maken en scherp te stellen (eventueel in samenwerking met experts uit de private sector). Vervolgens maakt het projectteam gebruik van het instrumentarium van de RVO voor handelsbevordering om deze uitdagingen

aantrekkelijk te maken voor het Nederlandse bedrijfsleven. Gedacht kan worden aan het organiseren van kansenseminars, business fora, economische/beleidsmissies, financieringsconstructies (voor in de latere fase) etc. Het beoogde doel is uiteindelijk om hulp, handel en innovatie te combineren: hulp door de inzet van de overheid, handel door bedrijven te helpen de kansen te benutten en innovatie doordat het gefocust is op de drie genoemde innovatieve thema’s.

Mijn betrokkenheid bij de labs

(12)

10 Ik vond dit proces erg interessant en heb hierdoor veel geleerd over samenwerkingsvormen,

cultuurverschillen binnen organisaties en over de wijze waarop een organisatiecultuur creativiteit kan beperken.

Naast deze procesbetrokkenheid heb ik meegewerkt aan het inhoudelijk voorbereiden en organiseren van een kansenseminar voor Nederlandse bedrijven over circulaire kansen in Polen, Roemenië en Bulgarije. Hoewel het leerzaam was om mee te krijgen hoe het is om een event voor zo’n 70 ondernemers te organiseren, kreeg ik (logischerwijs) wel veel stagiairtaakjes zoals het plannen van de vergaderingen, uitwerken van het draaiboek in Excel en verwerken van enquêteresultaten. Zeer jammer was dat ik de seminar niet kon bijwonen, omdat ik op dezelfde dag vanuit een ander dossier een andere workshop had georganiseerd. Hier was ik een van de twee organisatoren en uiteraard verdiende deze mijn voorkeur.

4.2.2 Feedback en lering

Met mijn begeleidster had ik een wekelijkse bijpraat en hierin hebben we een aantal keer gesproken over mijn functioneren. Een verbeterpunt dat naar voren kwam was dat ik mijzelf meer op de voorgrond mocht plaatsen. We hebben vervolgens uitgebreid gesproken over de reden waarom ik dit niet doe, zoals onzekerheid, drang naar vertrouwen en het gevoel dat je eerst je ‘positie moet verdienen’. Mede dankzij deze gesprekken heb ik goed ingezien dat ik mij hier niet te veel moet laten leiden en mijzelf dus meer kan profileren. Dit punt werd ook genoemd door mij begeleider op het startupdossier en is hierboven dus al besproken. Andere punten van feedback waren voornamelijk op inhoudelijk gebied, dus over het schrijven van documenten etc. Tijdens mijn stage was ik bezig met het solliciteren naar functies voor na mijn stage en mijn begeleidster, met al haar ervaring, heeft mij veel nuttige feedback gegeven over mijn cv en sollicitatie-aanpak.

Dankzij dit dossier heb ik veel inhoudelijke en organisatorische kennis opgedaan. Enkele

voorbeelden zijn kennis over publiek-private samenwerking, economische diplomatie, verandertrajecten (vanuit Modernisering Economische Diplomatie) en overheidscultuur. Omdat het LAB-project werd getrokken door een collega van de RVO heb ik veel mensen leren kennen binnen deze organisatie, hetgeen uiteraard goed is voor mijn netwerk. Tot slot had ik geluk dat mijn begeleider vrij hoog ingeschaald zit binnen de overheid en daardoor ook goed op de hoogte is van wat er gebeurt op directieniveau. Van haar heb ik dan ook veel geleerd over hoe het er daar aan toegaat. Erg interessant!

4.3

RVO-Opdracht

Voor de ‘RVO-opdracht’ heb ik mij voornamelijk met twee onderdelen bezig gehouden tijdens mijn stage. Ik zal hieronder eerst wat context geven, vervolgens mijn werkzaamheden binnen dit dossier bespreken en weer reflecteren op hetgeen ik hiervan geleerd heb.

Veel handelsbevorderende middelen en instrumenten die BZ aanbiedt, worden door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) uitgevoerd en een groot deel daarvoor is in opdracht van de DGBEB, waar DIO onder valt. Hier schrijft de RVO ieder jaar een offerte voor waarin per

(13)

11 subsidie aan een bedrijf te geven, maar dat dankzij de subsidies een x aantal contracten zijn getekend. De aanname is dat dit vervolgens weer bijdraagt aan de economische groei en werkgelegenheid in Nederland. Op deze wijze kan er meer op resultaten gestuurd worden. De uitdaging zit hem echter in het ontwikkelen van indicatoren waarmee de beoogde resultaten gemeten kunnen worden. Over mijn bijdrage hieraan volgt later meer.

Het tweede onderdeel waar ik veel aan heb meegewerkt is het bedenken en organiseren van drie zogenaamde portfolioschouwen. Een portfolioschouw is bedoeld om een portfolio aan

instrumenten/projecten (in dit geval dus het RVO-instrumentarium) tegen het licht te houden en te evalueren. Hieruit kunnen aanbevelingen komen die gebruikt kunnen worden om het instrumentarium te verbeteren. Ik heb meegewerkt aan het hele traject hiervan en zal dit hieronder nader bespreken.

Taken resultaatsturing

Binnen de DGBEB was mijn stagebegeleider op dit dossier coördinator van alles wat met de RVO-opdracht te maken heeft en dus ook de resultaatsturing. Om de bovengenoemde indicatoren te kunnen ontwikkelen hebben we in samenwerking met de verantwoordelijke collega’s van de RVO in totaal acht workshops georganiseerd. Het instrumentarium is verdeeld in vier resultaatgebieden met daarin een aantal instrumenten en voor elk resultaatgebied hebben we twee workshops georganiseerd. Aan de hand van een zogenaamde MERC (Monitor Effectmeting Resultaat Circel) werd per instrument gekeken wat de legitimiteit van een bepaald instrument (en dus overheidsingrijpen) is, welke middelen hiervoor worden ingezet, tot welke activiteiten dit leidt, welke resultaten worden verwacht en wat voor effect dit heeft. Aan elke workshop namen de verantwoordelijken per instrument deel van zowel BZ als de RVO. Het doel is om, na de zomer, aan de hand van de opbrengsten van deze workshops de indicatoren te ontwikkelen waarmee de effectiviteit per instrument kan worden gemeten.

Binnen de resultaatsturingwerkgroep was ik betrokken bij de voorbereiding en planning van de workshops. Hierbij dacht ik mee aan de invulling van de workshops en het uitwerken van de resultaten. Verder was ik het aanspreekpunt voor onduidelijkheden collega’s binnen DIO over de workshops. Omdat het MERC-model vanuit de koker van de RVO kwam, waren collega’s bij BZ hier veel minder bij betrokken. Ik heb dan ook voorafgaand aan de workshops collega’s vaak moeten bijpraten en

ondersteunen bij de voorbereiding.

Taken portfolioschouw

Toen ik begon met mijn stage, had mijn begeleider de opdracht gekregen van de directeur om een portfolioschouw te organiseren om de verschillende instrumenten die de RVO namens DIO aanbiedt om het Nederlandse bedrijfsleven te ondersteunen tegen het licht te houden. Binnen de Directies die zich bezighouden met ontwikkelingshulp worden veel portfolioschouwen uitgevoerd over de verschillende projecten die in ontwikkelingslanden worden uitgevoerd. Hierbij wordt intern gekeken of de werkwijze goed is, de doelstelling juist zijn geformuleerd en of deze voldoende behaald zijn. Omdat de RVO zo’n 20 verschillende instrumenten voor DIO uitvoert, was het niet haalbaar om per instrument een

(14)

12 Binnen DIO was nog nooit een portfolioschouw gehouden en hierdoor kreeg ik de opdracht van mijn begeleider om allereerst goed uit te zoeken hoe dit bij de ontwikkelingshulpdirecties werd gedaan. Hiervoor heb verschillende afspraken gemaakt met collega’s van desbetreffende directies gemaakt om te horen wat hun aanpak was en hoe wij hier eventueel gebruik van konden maken. Hierna kwamen mijn begeleider en ik tot de conclusie dat het interessant zou zijn om drie sessies te organiseren: een sessie met vertegenwoordigers van brancheorganisaties die namens hun achterban spreken, een sessie met ondernemers die direct gebruik maken van de verschillende instrumenten en een sessie met DIO en RVO collega’s die met de instrumenten werken. Deze laatste sessie heeft uiteindelijk plaats gevonden binnen een grote bijeenkomst die ik samen met mijn begeleider heb georganiseerd voor zo’n 50

collega’s van de DGBEB en de RVO over alle vorderingen die in het eerste halfjaar van 2017 zijn gemaakt met betrekking tot de samenwerking tussen de DGBEB en de RVO.

In het kader van de portfolioschouw heb ik van begin tot eind veel werkzaamheden verricht, onder meer omdat alle sessies door mijn begeleider, een collega van de RVO en mij werden

georganiseerd. Omdat het team zo klein was, kreeg ik veel verantwoordelijkheden. Ik heb meegewerkt aan de invulling van de opzet en het formuleren van de vragen aan de hand waarvan we het

instrumentarium hebben geëvalueerd. Daarnaast heb ik de sessies georganiseerd, de verslagen voor het management geschreven, de selectie van de deelnemende ondernemers gemaakt (niet alle soort bedrijven zijn even relevant), de financiering voor de deelnamevergoeding van de ondernemers geregeld en een onderdeel van de sessie met de ondernemers geleid. Tot slot heb ik een document geschreven met daarin alle relevante aanbevelingen die uit de sessies zijn gekomen, dat na goedkeuring en aanvulling van mijn begeleider is verspreid binnen het ministerie, de RVO, het postennetwerk en naar alle deelnemers aan de sessies.

Overige werkzaamheden

Naast de resultaatsturing en de portfolioschouw heb ik nog een aantal andere werkzaamheden verricht binnen dit dossier. Zo heb ik twee workshops voor DIO collega’s georganiseerd over het gebruik van het Customer Relations Management systeem dat wordt gebruikt door de ambassades en de RVO om al het contact met bedrijven in te loggen. Dit zou ook door collega’s van DIO gebruikt moeten worden, maar de ervaring heeft geleerd dat weinigen dit doen. Veel collega’s gaven namelijk aan het systeem

omslachtig te vinden. Om deze drempel te verlagen heb ik in samenwerking met de beheerder van het systeem twee workshops gegeven. Verder was ik verantwoordelijk voor de verslaglegging van het Management overleg van DIO en de RVO, wat voor mij interessant was omdat ik hierdoor een goed beeld kreeg van alles wat er speelde. Tot slot heb ik enkele ad-hoc klussen voor mijn begeleider verricht.

4.3.1 Feedback en lering

(15)

13 weer erg gewaardeerd door mijn begeleider. Ook heb ik van deze begeleider veel geleerd over de dossiers waar ik niet inhoudelijk bij betrokken was. Zo is ze dossierhouder voor de economische

diplomatie met betrekking tot de overzeese gebiedsdelen en schroomde ze niet om mij op de hoogte te houden van alle ontwikkelingen daar.

Naast deze inhoudelijke kennis en vele contacten heb ik in dit dossier veel geleerd over het organiseren van goede inhoudelijke workshops met het oog op het verzamelen van informatie. Door het veelvuldig organiseren van dergelijke sessies heb ik ervaringen opgedaan met het vinden van de juiste vraagstelling, het efficiënt plannen van sessies en het modereren ervan. Ik denk dat dit zeer waardevol kan zijn. Daarnaast heb ik mijn netwerkvaardigheden verbeterd, voornamelijk omdat veel sessies georganiseerd werden in samenwerking met de RVO. Hierdoor heb ik ervaring opgedaan met het benaderen van collega’s buiten de directe werkomgeving en met het gebruik maken van de contacten die je directe collega’s hebben. Zo voorkom je dat je het wiel opnieuw uitvindt en tegelijkertijd zorg je dat meer mensen je kennen.

Wat betreft feedback op mijn werkzaamheden en werkhouding had ik misschien zelf assertiever kunnen zijn, omdat mijn begeleider hier niet direct zelf het initiatief in nam. Ik denk dat dit in de eerste plaats komt omdat ik de eerste stagiair was die zij heeft begeleid. De feedback was voornamelijk beperkt tot suggesties en verbeteringen in geschreven teksten, niet zo zeer gericht op mijn

werkhouding. Hoewel ik het idee heb dat mijn begeleider zeer tevreden was over functioneren, hetgeen ook ondersteund wordt door mijn beoordeling, had ik achteraf wat beter kunnen doorvragen naar verbeterpunten. Bij gesprekken over mijn functioneren benadrukte mijn begeleider graag de punten die goed gingen en gaf ze aan dat er geen dingen waren die slecht gingen. Desalniettemin kan er natuurlijk altijd iets beter en daar heb ik niet goed genoeg op doorgevraagd.

4.4

Overige werkzaamheid tijdens stage: StageCommissie van BZ

(16)

14

5.

Reflectie op de stageperiode en de verwachtingen voorafgaand

Ik vond het moeilijk om van te voren een goed beeld te scheppen van hoe de stageperiode zou verlopen. Toen ik begon wist ik nog niet precies wat mijn werkzaamheden zouden zijn, maar enkel dat het met startups en Modernisering Economische Diplomatie te maken zou hebben. In de tweede week kwam hier nog een derde dossier bij, namelijk de RVO-opdracht. Ik zal hieronder eerst een aantal algemene observaties over de stage delen en vervolgens ingaan op de persoonlijke leerdoelen die ik voorafgaand aan de stage had gesteld.

Allereerst viel het mij op dat de dossiers waar ik aan werkte weinig te maken hadden met de studie Internationale Betrekkingen. Uiteraard is dit deels te verklaren, omdat ik op een economische directie zat en niet een politieke. De meeste inhoudelijke kennis had ik over startups, maar dat was omdat ik daar tijdens mijn master een extra-curriculair onderzoek naar had gedaan. Desalniettemin ben ik hier totaal niet teleurgesteld over. Zo was het een bewuste keuze om te solliciteren bij een

economische directie, omdat ik mijn expertise wilde verbreden. Dit is goed gelukt. Daarnaast heb ik veel vaardigheden opgedaan die juist ontbreken tijdens een studie: het inhoudelijk voorbereiden en

organiseren van workshops en evenementen, netwerken, projectplannen schrijven, strategieën opstellen etc. Mijns inzien is dit dan ook de toegevoegde waarde van een stage, namelijk het leren van meer praktische zaken.

Een ander opvallend aspect was dat de begeleiding zeer losjes is. Ik had verwacht dat er meer structuur in de stageperiode zou zitten. Als stagiair word je snel in het diepe gegooid en het is echt aan jou om iets van je stage te maken. Je moet assertief zijn jegens je begeleiders en als je het idee hebt dat je aan meer dossiers kan werken, moet je naar de stagecoördinator gaan en daar om vragen. Hetzelfde geldt voor de begeleiders: de ene vond het erg belangrijk om wekelijks bij te praten over hoe het ging, terwijl de andere zulke bijpraatmomenten vaak moest afzeggen in verband met andere

werkzaamheden. Het was dan je eigen verantwoordelijkheid om je begeleider eraan te herinneren de bijpraat alsnog op een alternatief moment te laten plaatsvinden. Verder, om de directeur te citeren, staat er bij DIO geen premie op aanwezigheid. Als je een keer eerder naar huis wilde, was het geen probleem. Omgekeerd werd je er ook niet op aangesproken als je tot 18:30 op kantoor zat (en dus meer werkt dan je als stagiair mag werken). Ik vond deze vrijheid erg prettig en heb het idee dat ik hier goed mee om kan gaan. Wel heb ik de stagecoördinator aangegeven dat ik mij kan voorstellen dat dit systeem niet voor iedereen werkt. Zo zaten enkele andere stagiairs soms dagen niets te doen, omdat er geen werk voorhanden was binnen hun dossiers. Klaarblijkelijk missen zij het vermogen tot het nemen van initiatief en gebeurde er niet veel. Ik ben van mening dat hier ook een verantwoordelijkheid ligt bij de ‘stage-gever’ en dat er niet té veel moet worden overgelaten aan eigen verantwoordelijkheid. Van mede-stagiairs op andere directies weet ik dat het daar veel minder los is. Maar goed, ik was erg blij met de losse aanpak en ruimte voor initiatief.

(17)

15 Directie die zich bezig hield met de Brexit een stuk geschreven over de standpunten van de Italiaanse Centrale Bank hierover (als bachelor heb ik Italiaans gestudeerd en speelde de taalbarrière dus geen rol). Deze input gebruikte zij vervolgens weer voor een memo aan de Minister. Daarnaast heb ik voor weer andere collega’s een ‘Economic Review’ geschreven over een landenrapport dat door de OESO was gepubliceerd. Deze review werd met enkele aanpassingen doorgestuurd naar de Nederlandse

permanente vertegenwoordiger bij de OESO. Naast dat deze opdrachten leerzaam waren, heeft het er ook voor gezorgd dat collega’s van andere directies beter wisten wie ik was. Zo kon ik omgekeerd makkelijker bij hen terecht als ik hun expertise nodig had en kan ik hen in de toekomst makkelijker aanspreken voor netwerk gerelateerde zaken.

5.1

Persoonlijke ontwikkelingsdoelen

Voorafgaand aan de stage had ik een aantal persoonlijke leerdoelen gesteld, die ik hieronder zal bespreken. Van een aantal merkte ik al snel dat deze niet echt van toepassing waren, daarom heb ik in mijn tussentijdse verslag een en ander aangepast. Tot slot zal ik een tweetal ontwikkelingsdoelen bespreken waar ik bij mijn volgende stage/traineeship aan wil werken.

- I would like to improve my concise writing and learn how to write in an “ambtelijke” manner Hoewel ik tijdens mijn stage niet veel dossiers heb geschreven, heb ik wel veel mailcontact

onderhouden en verslagen geschreven.. Ik kan met zekerheid stellen dat ik tijdens mijn stage heb geleerd bondiger en vlotter te schrijven.

- I would like to experience how to work under professional pressure and in an hierarchical surrounding and develop my capability for this

Dit leerdoel was bij nader inzien niet erg relevant. DIO is zoals gezegd niet echt hiërarchisch en de RVO, waar ik ook vaak werk, helemaal niet. Tevens werkte ik weinig aan projecten die onder een zware tijdsdruk stonden of ‘zomaar’ opeens konden veranderen. De meesten waren ofwel strategisch van aard of ‘experimenteel’, waardoor tijdsdruk niet van toepassing was. Tijdsdruk speelt denk ik een grotere rol bij handelsmissies of staatsbezoeken, maar hier hield ik mij niet mee bezig.

- I would like to increase my knowledge of economic diplomacy and how society influences the goals of the department

Ik heb zonder twijfel een veel beter inzicht gekregen in economische diplomatie, de rol van de overheid en de wijze waarop de overheid de verschillende maatschappelijke belangen dient af te wegen alvorens tot een besluit te komen.

- I would like to improve my ability to distinguish and set priorities.

Ik denk dat ik er goed in ben geslaagd om verschillende taken te prioriteren. Hierbij moet ik zeggen dat ik vaak het idee had dat er redelijk losjes werd omgesprongen met deadlines. Dingen werden dan ook snel over het weekend getild als het op, bijvoorbeeld, donderdag niet afkwam.

(18)

16 Het geven van presentaties is geen onderdeel geweest van mijn stagewerkzaamheden.

- I would like to increase my networking skills, both inside and outside my department

Dit heb ik zeker weten te verbeteren tijdens mijn stage en tevens heeft mijn stage onmiskenbaar het belang laten zien van netwerken. Het scheelt veel tijd en moeite als je dingen gedaan wilt krijgen binnen een organisatie als BZ als je de juiste mensen kent (of de mensen kent die de juiste mensen kennen). In mijn tussentijdse stageverslag heb ik het volgende leerdoel toegevoegd:

- I would like to be more self-confident with regard to my performances. Hier schreef ik de volgende toelichting bij:

Ik merk dat ik tot nog toe te vaak op zoek ben naar een soort tussentijdse bevestiging van, bijvoorbeeld, mijn begeleider om te horen dat wat ik tot dan toe gedaan heb, ook goed is. Liever zou ik willen dat ik een opdracht in één keer af maak en geen tussentijdse bevestiging meer nodig heb. Hier zal ik dus meer aan moeten werken.

Hoewel ik in de tweede helft van mijn stage hier meer op ben gaan letten, heb ik het ook met mijn begeleiders besproken. Een gaf expliciet aan dat zij dergelijke tussentijdse bevestiging juist een prettige manier van werken vindt, omdat je dan nog tijdig kunt veranderen. Wel is het zo dat een onderdeel van dit leerdoel voor mij een belangrijk leerdoel in de toekomst is:

- Ik wil nauwkeuriger te werk gaan, zodat wanneer mijn werk af is, het ook echt af is- en dus zonder slordigheden.

Dit punt werd dan ook door mijn begeleider in het startupdossier opgebracht, door te benadrukken dat ik moet zorgen dat mijn werk ‘client-ready’ is wanneer ik het aflever.

Een ander leerdoel dat ik mee wil nemen voor de toekomst is:

- Wanneer ik in een nieuwe (professionele) omgeving kom, wil ik sneller werken aan mijn ‘exposure’ door mijzelf minder bescheiden op te stellen

Zoals hierboven al staat genoemd, merkten meerdere stagebegeleiders op dat ik af en toe meer op de voorgrond had mogen treden. Dit wil ik in de toekomst dan ook zeker doen.

6.

Reflectie over verbinding tussen stageplek en studie

(19)

17 beleidsmedewerkers elke vier jaar van functie wisselen en men dus als generalist wordt opgeleid in plaats van specialist. Er is één vak van mijn master dat wel goed aansluit op de stage, namelijk het onderzoekscollege Nederlands Buitenlands Beleid. Dit is dan ook een erg ‘praktisch’ vak, i.t.t. andere meer theoretische georiënteerde vakken, en het ministerie van Buitenlandse Zaken staat hier dan ook centraal in.

Wat betreft het interdisciplinaire karakter van IR vind ik het moeilijk om een oordeel te vellen. Dit komt omdat ik de IR bachelor niet gevolgd heb. Ik kan mij wel goed voorstellen dat de meer economische vakken die tijdens de bachelor worden gegeven mogelijk beter aansluiten bij mijn stage.

Ondanks dat de inhoud van mijn master niet heel relevant was voor mijn stage, denk ik dat de stage en de master elkaar heel goed aanvullen. Waar de master voornamelijk theoretisch georiënteerd is, heb de stage als veel meer praktijkgericht ervaren. Hoewel ik enkele (kleine) onderzoeken heb gedaan, bestond het leeuwendeel van de werkzaamheden uit sessies organiseren, strategieën bedenken en plannen schrijven of uitvoeren. Daarnaast was mijn stage erg economisch georiënteerd, terwijl mijn master voornamelijk politiek van aard was. Zoals ik reeds heb gezegd, was dit een bewuste keuze om mijn profiel breder te maken.

7.

Carrière-oriëntatie en toegevoegde waarde van de stage

Ik denk dat mijn stage bij het ministerie van Buitenlandse Zaken bij de Directie Internationaal Ondernemen van zeer grote waarde is voor mijn carrièreoriëntatie. Deze toegevoegde waarde is op verschillende vlakken. Allereerst heeft de stage mij een goede inkijk gegeven in het dagelijkse reilen en zeilen van een grote overheidsorganisatie. Deze praktijkkennis kun je uiteraard niet in de collegebanken opdoen. Daarnaast heb ik enorm veel inhoudelijke kennis opgedaan over economische diplomatie, de rol van de overheid, het Nederlandse bedrijfsleven en de waarde van het Nederlandse

ambassadenetwerk. Met deze kennis op zak is het voor mij makkelijker om te bedenken wat ik zelf wil bereiken. De stage heeft mij ook erg veel contacten opgeleverd. In een netwerkorganisatie als BZ wordt geacht dat je met veel mensen samenwerkt, over de grenzen van je directe team heen. Hierdoor heb ik veel mensen ontmoet en mee samengewerkt. Voorts heb ik vanuit verschillende dossiers veel met de RVO gewerkt en zijn er weken geweest dat ik meer daar was dan bij BZ. Ook dit heeft een schat aan contacten opgeleverd. Dankzij deze stage heb ik zeker een ambitie om een carrière na te streven bij een ministerie als BZ of EZ of in het veld van (internationale) publiek-samenwerking op economisch gebied. Tijdens mijn stage kwam ik in contact met een teammanager van VNO-NCW en vanaf september kan ik daar vijf maanden aan de slag in het team Internationaal Ondernemen. Na al een geproefd te hebben van de publieke kant van economische diplomatie, biedt dit de uitgelezen kans om vanuit de private kant mijn eerste ervaringen op te doen.

(20)

18

8.

Tips voor stagezoekers

- Hoewel een stage bij een ambassade aantrekkelijk is vanwege de buitenlandcomponent, denk ik dat de werkzaamheden in Den Haag diverser zijn en meer mogelijkheden bieden om een goed netwerk in Nederland op te bouwen

- Wees assertief en vraag om extra werk, maar ook om feedback! - Praat met zoveel mogelijk mensen en voeg iedereen op Linkedin toe - Wordt actief in de StageCommissie (als bij BZ gaat stage lopen)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We bevelen de minister van BZK aan om na te gaan op welke wijze het gebruik van de Berichtenbox door aanbieders en Logius verder kan worden gestandaardiseerd ten einde de

De minister gaat in zijn reactie in op de onvolkomenheid in de sturing van de informatiebeveiliging, het financieel bewustzijn bij de beleidsdirecties en onze de conclusies over

De minister van SZW laat dit niet duidelijk zien in zijn jaarverslag, want daarin legt hij geen relatie tussen de uitgaven aan re-integratie en wat UWV heeft gedaan aan

Bij het bovenstaande moet nog een kanttekening gemaakt worden: ook in geval het Bergermeerveld niet als ondergrondse gasopslag gebruikt wordt, bestaat er een risico dat er nogmaals

Zeker van- daag, bij zijn eerste begrotingsbehandeling, zullen we deze minister van Buitenlandse Zaken ook nog wel eens herinne- ren aan dat Kamerlid Koenders, dat op een

Naar ons oordeel geven deze financiële overzichten een getrouw beeld van de uitkomsten van de begrotingsuitvoering van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over 2017

Aangezien mijn medestagiaire Thijs van de Meerendonk en ik beiden een ontwerp hebben ge- maakt voor deze Knowledge and Advice Base, en beiden ontwerpen elementen bevatten die de

De conferentie werd georganiseerd door een projectgroep die onder regie stond van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken.. Naast politici uit 53 landen werden er