Stage bij het MENA-‐team van de Directie
Internationaal Ondernemen binnen het
Ministerie van Buitenlandse Zaken
12 februari – 10 augustus 2018
Emma Wind S2908468
Index
Inleiding ... 3
2 Oriëntatie ... 3
Wat voor stage? ... 3
Reageren op vacatures ... 4
Sollicitatiegesprekken ... 5
3. Voorbereiding ... 7
Leerdoelen: inhoudelijk ... 8
Leerdoelen: capaciteiten ... 8
4. Directie internationaal ondernemen: MENA-‐team ... 9
Context van het ministerie ... 9
Directie Internationaal Ondernemen ... 11
Economische diplomatie in context ... 12
Actuele situatie binnen de afdeling ... 13
Bedrijfscultuur ... 14
5. Werkzaamheden ... 14
Eerste weken ... 15
Inkomende Missie Vrouwelijk Ondernemerschap uit Saudi Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten ... 16
North Africa Business Dialogue ... 18
Economische Strategie-‐VK ... 21
Overige werkzaamheden ... 23
Laatste weken ... 24
6. Sociale leven + Huisvesting ... 25
7. Reflectie op leerdoelen ... 26
Leerdoelen: inhoudelijk ... 26
Leerdoelen: Capaciteiten ... 27
8. Algemene reflectie ... 29
Begeleiding ... 29
Transitiefase bij DIO ... 31
Overkoepelende persoonlijke doelen ... 32
9. Reflectie binding studie en stageplek ... 32
10. Carrière-‐oriëntatie en toegevoegde waarde van de stage ... 34
11. Conclusie ... 35
12. Tips voor een stage zoeken en lopen bij DIO/BZ ... 36
Inleiding
In het kader van mijn master in Internationale Betrekkingen en Internationale Organisaties aan de Rijksuniversiteit Groningen heb ik gekozen stage te lopen bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ), bij de Directie Internationaal Ondernemen (DIO). Omdat ik mijn bacheloropleiding in het Verenigd Koningrijk heb gedaan was dit geen verplicht onderdeel van mijn master, maar heb ik toch gekozen om stage te lopen. Dit omdat ik graag relevante ervaring op wilde doen op het gebied van de combineerde hulp en handel agenda en mijn Nederlands wilde verbeteren door in Nederland stage te lopen. De ervaring heeft mij op veel vlakken verrijkt.
In dit verslag zal ik mijn werkzaamheden, indrukken, leerervaringen en alle andere relevante ervaringen uiteenzetten. Het verslag is als volgt opgebouwd: in hoofdstuk 2 zal ik
omschrijven waarom en hoe ik bij DIO ben gekomen als Midden Oost en Noord Afrika (MENA)-‐stagiair. In hoofdstuk 3 licht ik kort de leerdoelen toe die ik heb opgesteld voor aanvang van mijn stage. Hoofdstuk 4 zal uitéénzetten wat DIO en het DIO MENA-‐team in het bijzonder doet binnen de context van BZ en economische diplomatie. Ook zal ik de actuele situatie en de bedrijfscultuur binnen DIO uitleggen. In hoofdstuk 5 leg ik uit welke
werkzaamheden ik heb ondernomen en reflecteer ik over wat ik daarvan heb geleerd. Hoofdstuk 6 legt kort uit hoe ik huisvesting en het sociale leven in Den Haag heb gevonden. In hoofdstuk 7 denk ik na over mijn leerdoelen en in hoofdstuk 8 over mijn bredere
leerproces binnen DIO. In hoofdstuk 9 en 10 sluit ik af met mijn toekomstperspectief.
2 Oriëntatie
Wat voor stage?De doelen van een stage zoeken waren tweedelig, zowel om mijn Nederlands te verbeteren als om inhoudelijk betrokken te zijn bij de praktische uitvoering van de gecombineerde hulp en handel agenda.
Een van de belangrijkste persoonlijke doelen die ik heb gesteld tijdens mijn master in
Nederland was om te zien of ik hier op langere termijn zou willen en kunnen blijven werken. Omdat ik in het buitenland ben opgegroeid heb ik altijd op Engelstalige scholen gezeten en daarna ook mijn bachelor studie in Engeland gevolgd. Tijdens mijn master in Nederland heb ik ervoor gekozen om mijn beheersing van het Nederlands te verbeteren door een
onderzoekscollege in het Nederlands te volgen en deel te nemen aan een Nederlandstalig bestuur. Het lopen van stage in het Nederlands vormde voor mij een belangrijke vervolgstap voor mij het proces van mijn ‘inburgering’.
Een tweede doel dat ik wilde halen uit mijn stage was mezelf op praktische (in plaats van academische) wijze te verdiepen in de hulp en handel agenda. Als deel van mijn master volgde ik het onderzoekscollege Nederlands Buitenlands Beleid. Tijdens dit vak heb ik gehoord over de gecombineerde hulp en handel agenda van het Ministerie van BZ,
waarmee het Nederlandse bedrijfsleven wordt gepositioneerd om ook ontwikkelingsdoelen te bereiken. Deze agenda trok mij aan omdat ik vanuit mijn achtergrond in Antropologie interesse had in ontwikkelingssamenwerking, en tijdens mijn master in Groningen was begonnen mezelf te verdiepen in multinationale ondernemingen en hun invloed op de wereld (onderzoekscollege multinationale ondernemingen). Ik had tijdens mijn bachelor geleerd dat er in veel van ontwikkelingssamenwerking de scheve machtsverhouding tussen westerse en niet-‐westerse landen in stand wordt gehouden terwijl het doel juist zou
moeten zijn om deze machtsverhouding recht te trekken. De gecombineerde hulp en handel agenda probeert juist een meer evenredige machtsverhouding te creëren door te
investeren in landen op een manier waar Nederlandse belangen worden behartigd, zowel als hulp wordt geboden aan ontwikkelingslanden zonder dat het als een gift naar een ontwikkelingsland wordt ervaren. Om te zien hoe dit theoretische idee in werkelijkheid wordt gerealiseerd ontstond al snel een concreet doel dat ik wilde bereiken in het zoeken van een stage. Hierdoor wist ik dat ik op het gebied van ontwikkelingssamenwerking of handel stage wilde lopen bij het Ministerie van BZ.
Reageren op vacatures
Ik was geïnteresseerd om stage te lopen bij het Ministerie van BZ en heb daarom de site www.werkenvoornederland.nl nauwlettend in de gaten gehouden. Ondanks mijn interesse in de hulp en handel agenda was het wel moeilijk om af te bakenen bij welke directies ik moest solliciteren om met de hulp handel agenda in aanraking te komen. Tijdens het sollicitatieproces heb ik met een paar mensen gesproken die stage hebben gelopen bij het Ministerie van BZ en ambassades. Aan de lijst van plekken waar ik heb gesolliciteerd valt af te zien hoe ik langzamerhand heb afgebakend welke plekken mij het meest aanspraken. Dit
waren de ontwikkelingssamenwerking en handel afdelingen, in plaats van Brexit en migratie afdelingen. Aan de hand hiervan heb ik ook de tip gehad om een open sollicitatie te sturen naar een directie dat normaal geen stagiairs aannam, de IOB. Hoe meer het duidelijk was wat ik leuk vond hoe makkelijker het ook was om uitgenodigd te worden voor een gesprek.
Ik heb gesolliciteerd op de volgende functies, in chronologische volgorde: -‐ Brexit Taskforce – niet uitgenodigd voor gesprek
-‐ Directie Mensenrechten en Multilaterale Instellingen – Sociaal en Economische zaken – niet uitgenodigd voor gesprek
-‐ Taskforce migratie – niet uitgenodigd voor gesprek
-‐ Directie Stabiliteit en Humanitaire Hulp -‐ Migratie en ontwikkelingsamenwerking – uitgenodigd voor gesprek
-‐ Inclusieve Groene Groei – uitgenodigd voor gesprek
-‐ IMVO bij Internationale Marktordening en Handelpolitiek – uitgenodigd voor gesprek
-‐ Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie – aangenomen. Hier heb ik een open sollicitatiebrief naartoe gestuurd, omdat zij normaal geen stagiairs aannemen. Ik was gelijk naar aanleiding van deze sollicitatie aangenomen. -‐ Directie Internationaal Ondernemen – aangenomen na sollicitatiegesprek
Het schrijven van sollicitatiebrieven ging mij niet heel makkelijk af, omdat het een
flexibiliteit in taalbeheersing vergde die ik niet had. Ik moest leren mezelf goed op papier te zetten wat ik kon inbrengen in de positie en waarom ik er enthousiast over was. Door mijn brieven met veel mensen te delen heb ik langzamerhand geleerd hoe je een goede brief schrijft.
Sollicitatiegesprekken
Ook sollicitatiegesprekken waren iets waar ik beter in werd naarmate ik het vaker deed. In het begin merkte ik dat ik vaak simpelweg niet goed genoeg was voorbereid op het gesprek, en niet onder woorden kon brengen waarom ik stage wilde lopen op deze directie en wat ik dacht dat de wekelijkse werkzaamheden zouden zijn. Dit zal ook hebben gelegen aan het feit dat mijn Nederlands mij soms terughield. Oefening baart kunst en dus heb ik geleerd
mezelf goed in te lezen over de stageplek en de actuele ontwikkelingen die relevant zijn voor de stage.
Terwijl ik eerst het gevoel had nergens aan de bak te komen, had ik binnen een week ineens twee gesprekken gehad waar ik voor beide werd aangenomen. De twee gesprekken waren bij DIO en bij IMH, in het IMVO-‐cluster. Ter voorbereiding van de twee sollicitaties had ik mezelf goed ingelezen over de werkzaamheden van deze directies, en had ik ook een duidelijke uitleg van waarom ik graag stage wilde lopen bij DIO en IMH voorbereid. Ook heb ik op advies van iemand die daar stage had gelopen het rapport Buijink gelezen. Dit rapport gaat over het vergroten van het Nederlandse verdienvermogen in het buitenland, en is geschreven voor de Directie Internationaal Ondernemen. Hier is uiteindelijk niet veel over gevraagd in mijn sollicitatiegesprek, maar heeft mij wel geholpen om context te geven aan de plek waar ik solliciteerde.
Het gesprek verliep erg soepel, en ik had meteen een goed gevoel bij de man die mij interviewde. Hij stelde een paar standaardvragen over mijn sterke en zwakke punten, mijn interesse in de stage en mijn CV die ik voor mijn gevoel goed kon beantwoorde. Dit
ontwikkelde zich redelijk snel tot een gesprek minder gerelateerd aan de sollicitatie voor de stage maar over oriëntalisme en de verschillen tussen bedrijfscultuur in het VK en
Nederland. Achteraf weet ik dat dit een goed teken was, omdat hij vrij snel wist dat ik een geschikte stagiair was en daarna oprechte interesse toonde in mijn achtergrond en mijn mening over de wereld. Aan het einde van het gesprek heeft hij mij meteen een plek aangeboden. Ook vroeg hij waar ik mezelf graag mee bezig zou willen houden bij DIO. Dit is omdat er standaard 6 stagiairs worden aangenomen bij DIO, en ze na ze aangenomen zijn worden geplaatst in de clusters van de afdeling. Ik heb aan gegeven dat ik interesse had in handel met ontwikkelingslanden, en meer wilde leren over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen in economische diplomatie. Ook heb ik verteld dat ik in Oman en Qatar heb gewoond, dus dat de MENA-‐regio mij aantrok. Ik werd daarom geplaatst in het Midden-‐ Oosten en Noord-‐Afrika (MENA).
Dezelfde dag als mijn gesprek met DIO had ik ook een gesprek met directie IMH, op de IMVO-‐afdeling. Dit gesprek ging ook goed, met vergelijkbare vragen, zowel als over mijn
scriptie dat over IMVO-‐convenanten ging. Ik gaf wel meteen aan dat ik die ochtend een aanbod had gekregen van DIO, en of ze mij redelijk snel antwoord zouden kunnen geven. Die avond hebben ze mij teruggebeld om te zeggen dat ze het een prettig gesprek vonden, maar ze toch voor iemand anders hadden gekozen. Dezelfde avond kreeg ik ook een email van directie IOB, waar ik een open sollicitatie naar had gestuurd dat ik daar ook aan de slag kon.
Het overwegen van of ik de positie bij de IOB of bij DIO ging accepteren vond ik destijds moeilijk. Bij IOB ging ik een evaluatie schrijven van de effectiviteit van de IMVO-‐
convenanten en van de gecombineerde hulp en handel agenda. Dit sloeg dus goed perfect aan bij mijn interesses. Echter was de IOB een directie die evaluaties schreef en dus redelijk ver weg stond van de praktische uitvoering van beleid. Als student die al jaren het
equivalent van beleidsevaluaties aan het schrijven was, wilde ik tijdens mijn stage uitvinden of ik goed was en plezier had in het werken op een meer uitvoerende positie. Het voordeel van DIO was dat het directoraat juist erg uitvoerend werk deed, tijdens het organiseren van handelsmissies en communiceren met het bedrijfsleven. Ik vond het ook belangrijk dat ze mij hadden ontmoet en wisten wat ze van mij konden verwachten, dit was bij de IOB niet zo geweest. Het nadeel was dat DIO wel meer aan de handel kant zat van de hulp en handel agenda, wat juist de kant is waar ik minder van af wist. Uiteindelijk heb ik de positie bij DIO aangenomen omdat het mij zou uitdagen om uit mijn “comfort zone” te komen van de academische en analytische wereld naar de uitvoerende en omdat het mijn kennis van de hulp en handel agenda juist zou verdiepen in een nieuwe richting.
3. Voorbereiding
Ik vond het voorafgaand aan de stage erg moeilijk om verwachtingen uit te spreken over hoe het bij DIO zou zijn. In het algemeen was ik vooral erg benieuwd naar hoe het zou zijn om op het Ministerie van BZ rond te lopen en om te leren hoe het er aan toegaat in de machinekamer van één van de organisaties die ik op academisch vlak zo vaak had geanalyseerd.
Specifiek hoopte ik inhoudelijk veel te leren over hoe economische diplomatie zich voltrok in de praktijk en hoopte ik in contact te komen met veel beleidsmatige kwesties en
overwegingen over hoe hulp en handel goed gecombineerd zouden kunnen worden. Ik dacht ook dat ik veel in contact zou komen met IMVO. Ik verwachte ook dat ik veel zou gaan schrijven, in de vorm van kamerbrieven en memo’s, en veel te praten met andere
afdelingen en ambassades uit andere landen.
Voorafgaand aan de stage had ik een paar inhoudelijke leerdoelen, en een paar capaciteiten die ik wilde ontwikkelen in mijn tijd bij DIO. Veel van de specifieke verwachtingen die ik had zijn ook terug te vinden in mijn leerdoelen. Deze zal ik hieronder kort toelichten.
Leerdoelen: inhoudelijk
Learn to understand the role of the Dutch government in helping Dutch companies abroad. Ik wist dat dit het onderliggende doel was van de directie waar ik stage ging lopen, maar ik kon me concreet nog niet zo goed voorstellen hoe het ministerie dit deed. Ik vroeg me ook af hoe dit doel zich vertaalde tot dagelijkse werkzaamheden.
Understand how DIO motivates companies to employ corporate social responsibility when investing in developing countries.
Omdat ik een scriptie aan het schrijven was over maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) vond ik het erg interessant om erachter te komen hoe de bedrijven waar DIO mee samenwerkt in de praktijk gemotiveerd werden om IMVO in te zetten. Dit vooral omdat het initiatief vaak uit de overheid moet komen; bedrijven zijn ingesteld om winst te maken en zien MVO vaak als een belemmering. Dit leerdoel past ook in het kader van de hulp en handel agenda, omdat bedrijven met MVO-‐beleid kunnen bijdragen aan
ontwikkelingsdoelen.
Gain a better idea of whether I would like to continue to work the government after this internship.
Dit leerdoel paste in het grotere kader van uitzoeken of ik in Nederland zou willen blijven en kunnen werken. Één van de plekken waar ik al heel lang heb willen werken is de overheid, omdat het werken met maatschappelijke kwesties mij aantrekt.
Leerdoelen: capaciteiten
Mijn Nederlands verbeteren was één van de belangrijkste redenen dat ik überhaupt een Nederlandstalige stage wilde vinden. De overheid stond voor mij ook bekend om het
schrijven van veel beleid, speeches en memo’s in formele en/of ambtelijke taal. Dit was een vaardigheid waar ik heel graag voortgang wilde boeken.
Learn how to network and interact with people in a working environment.
Omdat ik nooit echt in een formele werkomgeving was geweest en ik wist dat dit een belangrijk deel van het werkende leven was, wilde ik hieraan werken. Ook speelde mee dat omgangsvormen in Nederland anders zijn dan in het VK.
Learn to prioritise tasks that I am set and work efficiently at them.
Dit was een leerdoel voor mij omdat ik het tijdens mijn studie soms erg moeilijk heb gevonden op de juiste manier prioriteit te geven aan verschillende taken, vooral op de momenten dat ik veel op mijn bord had. Als student kan je dan langer in de UB zitten en je tijd geheel voor jezelf indelen. Tijdens een stage ben je gebonden aan vaste werktijden en dit leek mij dus een geschikte plek om dit te leren.
Improve my ability to present in front of colleagues and superiors.
Dit is een leerdoel dat ook verbonden is met het bijspijkeren van mijn Nederlands.
Presenteren op de universiteit is mij altijd vrij makkelijk afgegaan, omdat dit in het Engels was en ik mij op me gemak voel bij presenteren. In het Nederlands merkte ik dat ik minder op de voorgrond durfde te treden en het spannend vond om veel te zeggen. Ik wilde dus graag meer presenteren op BZ om de spanning er af te halen en mijn Nederlandse presentatievaardigheden oefenen.
4. Directie internationaal ondernemen: MENA-‐team
In dit onderdeel van mijn stageverslag licht ik toe wat de werkzaamheden van DIO en het MENA-‐cluster specifiek zijn. Ik ga ook de bredere context van het Ministerie en het speelveld van economische diplomatie waar DIO zich in bevindt. Hierna licht ik de huidige context en de bedrijfscultuur binnen DIO toe.
Context van het ministerie
De kern van het werk dat een ambtenaar of beleidsmedewerker doet op BZ is het maken en uitvoeren van beleid dat past in het kader van het huidige regeerakkoord en de doelen van
de regering. Het Ministerie van BZ is de overheidsinstantie die formeel het buitenlands beleid van het regeerakkoord van de huidige regering uitvoert. Elk ministerie staat onder leiding van één (of meerdere) minister(s), die de schakel is/zijn tussen de overheid en het kabinet. Een regeerakkoord wordt vertaald naar beleid, en formeel zou de overheid geen verandering of eigen aanpak mogen hanteren. Een minister kan ook nieuw of ander beleid opvragen; dit gebeurt meestal in overleg met het kabinet. In werkelijkheid is er wel enige flexibiliteit in het mandaat binnen ministeries om eigen invulling te geven over beleid. Het Ministerie van BZ is bijvoorbeeld verantwoordelijk voor de Nederlandse reactie op
gebeurtenissen in het buitenland, waar Nederland niet altijd controle op uit kan uitoefenen. Dit betekend dat beleid soms wordt opgesteld in reactie op een veranderend buitenlands klimaat.
Het Ministerie van BZ voert dit beleid uit op 4 terreinen met twee ministers. Om deze 4 terreinen te bestrijken is het ministerie onderverdeeld in 4 verschillende directoraten-‐ generaal (DG). Binnen elk DG bevinden zich een aantal verschillende directies. De DGs zijn:
-‐ DG Politieke Zaken (DGPZ)
-‐ DG Europese Samenwerking (DGES) -‐ DG Internationale Samenwerking (DGIS)
-‐ DG Buitenlandse Economische Betrekkingen (DGBEB)
De Minister van Buitenlandse Zaken (Stef Blok) wordt bediend voor DGPZ en DGES, maar als minister ‘van’, draagt hij ook verantwoordelijkheid voor het gehele ministerie. De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) (Sigrid Kaag) wordt bediend door DGIS en DGBEB, en heeft daarmee ook de gecombineerde hulp en handel agenda onder haar verantwoordelijkheid. DGIS is verantwoordelijk voor
ontwikkelingssamenwerkingsbeleid uitvoeren, en reageren op actuele
ontwikkelingsuitdagingen. De DGBEB is verantwoordelijk voor het handelsgedeelte van deze agenda. Een van de meest belangrijke taak van de BHOS-‐minister is om deze twee agenda’s elkaar te laten aanvullen.
De DGBEB is in de eerste plaats verantwoordelijk voor: het bevorderen van een sterke Nederlandse concurrentiepositie, een open wereldeconomie en duurzame globalisering. Het
is onder andere verantwoordelijk voor economische diplomatie, internationale
handelspolitiek en internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ook is de DGBEB de nieuwste DG binnen het Ministerie van BZ, omdat het tot 2011 onderdeel was van het ministerie van Economische Zaken (EZ). Hierdoor zijn er veel collega’s met een EZ-‐ achtergrond en minder collega’s met de ‘traditionele’ BZ-‐achtergrond.
Directie Internationaal Ondernemen
Directie Internationaal Ondernemen (DIO), is onderdeel van de DGBEB. DIO is de afdeling die zich bezighoudt met economische diplomatie. DIO is verantwoordelijk voor het behartigen van de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven in het buitenland en het voor het ondersteunen van het Nederlandse bedrijfsleven om (duurzaam) te
internationaliseren. Dit betekent dat DIO een duidelijke achterban heeft die het bedient: het Nederlandse bedrijfsleven. DIO heeft als einddoel altijd dat het Nederlandse verdien-‐
vermogen (op een duurzame wijze) in het buitenland omhoog gaat.
Wat dit concreet betekend voor de werkzaamheden is dat er veel inkomende en uitgaande handelsmissies worden georganiseerd. Dit is dan ook het meest zichtbare en tastbare werk dat de directie doet. Inkomende missies betekenen dat een minister (soms met bedrijven) naar Nederland toe komt en langs een paar bedrijven gaat om te zien wat de Nederlandse private sector te bieden heeft. Het einddoel is om ervoor te zorgen dat hier zakelijke kansen uit komen voor het Nederlandse bedrijfsleven. Een uitgaande missie bestaat vaak uit een Nederlandse topambtenaar/minister die op pad gaat met een groep bedrijven naar het buitenland. Op deze missies zijn er uitgebreide programma’s waarin Nederlandse bedrijven op bezoek gaan bij overheden en bedrijven van het land. Deze missies kunnen veel
verschillen in schaal; van een kleine delegatie van de directeur van directie DIO tot een bezoek van de Premier met 4 andere ministers en 200 bedrijven. Een derde grote
werkzaamheid voor DIO is om een economische bijdrage leveren aan andere meer politieke inkomende en uitgaande missies.
Overige minder zichtbare (maar net zo belangrijke) taken zijn het bedienen en
ondersteunen en contact houden met het Nederlandse bedrijfsleven. Dit betekent dat bedrijven vaak contact opnemen met DIO om te vragen over politieke situaties in landen.
Een goed voorbeeld hiervan is dat toen er weer sancties op Iran werden gelegd in mei, veel bedrijven bij DIO aanklopten om te vragen wat de concrete gevolgen zouden zijn. Ook organiseert DIO evenementen waar bedrijven algemene informatie op kunnen doen over zakendoen in bepaalde regio’s en houdt het structureel contact met de grootste en belangrijkste bedrijven in Nederland.
De werkzaamheden van DIO zijn onderverdeeld in regio’s. Binnen DIO vonden de meeste van mijn werkzaamheden plaats voor het MENA-‐team. DIO MENA is verantwoordelijk voor het bedienen van Nederlandse bedrijven in de MENA-‐regio en die interesse hebben in de MENA-‐regio, en het uitvoeren van economische diplomatie in en voor de MENA-‐regio. De MENA-‐regio is, naar mijn mening, erg interessant om economische diplomatie op uit te voeren. Dit is omdat je vaak met een groot verschil in cultuur te maken hebt en/of landen waar de publieke sector nog erg groot en belangrijk is. Omdat deze landen erg overheid georiënteerd zijn, is het organiseren van een handelsmissie onder leiding van een minister van veel toegevoegde waarde voor deze landen. De aanwezigheid van een topambtenaar kan veel deuren openen voor bedrijven, vooral in vergelijking met landen zoals Duitsland waar dat eerder een belemmering is. Hierbij komt dat het helpen van bedrijven het
bewustzijn van lokale maatschappelijke uitdagingen en politieke gevoeligheden te begrijpen belangrijk is.
Economische diplomatie in context
Economische diplomatie en het bevorderen van het bedrijfsleven in het buitenland gebeurt niet alleen binnen DIO. Een van de taken van DIO is dan ook contact houden met de andere instanties die zich bezighouden met economische diplomatie. Hieronder noem ik een paar van de belangrijkste. Veel van deze organisaties kom ik in het volgende hoofdstuk op terug.
Andere overheidsinstanties
-‐ De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland: is een onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken, en is verantwoordlelijk voor contact houden met en het stimuleren van het Nederlandse bedrijfsleven. De RVO heeft ook veel subsidies voor Nederlandse bedrijven.
-‐ Andere ministeries: ministeries zijn verantwoordelijk voor bepaalde sectoren in het binnenland, wat betekend dat vaak zij ook veel kennis hebben over Nederlandse bedrijven. Wanneer er een uitgaande economische missie wordt opgetuigd gaan er soms ook andere ministers mee, bijvoorbeeld van Infrastructuur en Waterstaat of van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Deze ministeries hebben vaak ook veel contacten binnen hun sector in het bedrijfsleven.
Semi-‐overheid
-‐ Topsectoren: topsectoren zijn publieke private samenwerkingen tussen de overheid, kennisinstellingen en bedrijven in bepaalde sectoren. Deze organisaties organiseren zelf handelsmissies en komen vaak ook mee met DIO-‐handelsmissies.
Bedrijfsleven
-‐ VNO-‐NCW; de organisatie dat die belangen van het Nederlandse bedrijfsleven nationaal en internationaal behartig vanuit de private sector. Zij werken vaak mee aan het organiseren van evenementen en handelsmissies.
-‐ Brancheorganisaties; brancheorganisaties zijn een bundeling van bedrijven uit een branche, of sector. Deze organisaties gingen vaak mee op handelsmissies.
-‐ NL-‐MENA business Council; een organisatie dat contact onderhoud met Nederlandse bedrijven in het Midden-‐Oosten en informatieavonden organiseert.
-‐ Netherlands Africa Business Council (NABC): Is een organisatie die Nederlandse bedrijven in Afrika ondersteund en vice versa. Ook organiseren zij soms
handelsmissies.
-‐ Nederlandse bedrijven; deze zijn zelf ook verantwoordelijk voor het
internationaliseren van hun organisatie, of voor het initiatief daartoe. Hierin
ondersteunen DIO en veel van de bovengenoemde organisaties hen. Vaak dragen zij ook kennis over landen die relevant is voor DIO. Om deze reden heeft DIO vaak direct contact met Nederlandse bedrijven.
Actuele situatie binnen de afdeling
Het moment dat ik begon bij DIO kan gekarakteriseerd worden als een overgangsperiode. Het ministerie was net onder leiding van twee nieuwe ministers, en werd er een nieuw
ministerie-‐breed beleid opgesteld. De BHOS nota stelde het beleid op dat DGIS en de DGBEB gingen leiden, en dus ook DIO. Deze nota was halverwege mijn stage af. Binnen DIO was het gehele managementteam, op één persoon na, ook nieuw. In dit kader was DIO bezig met een nieuwe prioritering van de regio’s en landen waar DIO op zou focussen. Toen ik weg ging in augustus was er bijna een handelsbrief naar de kamer, waar specifiek in werd uitgedrukt waar de directie zich de volgende 4 jaar op zou focussen.
Bedrijfscultuur
De bedrijfscultuur binnen BZ is over het algemeen gekarakteriseerd als hiërarchisch. Dit vond ik ook terug binnen DIO, alhoewel ik het minder hiërarchisch ervaarde dan ik wellicht had verwacht. Er was een erg duidelijke rangorde en een protocol omtrent het schrijven en afstemmen van beslissingen en teksten dat begon bij de stagiair en eindigde bij de directeur van de afdeling. Om het werk van DIO zichtbaar te maken was het belangrijk om zo veel mogelijk contact te hebben met de ministers en de DGBEB. Zo was het inplannen van een momentje met de minister tijdens een handelsmissies vaak een doel op zich, zonder dat er een specifieke inhoudelijke toegevoegde waarde aan vast zat. Ook merkte ik langzamerhand dat medewerkers die zich willen profileren het ook belangrijk vonden om veel te praten met mensen in relatief hogere posities binnen BZ. Ondanks deze hiërarchie, heb ik contact met alle collega’s binnen en buiten DIO altijd als erg aangenaam ervaren. Ik had geen problemen in het op mensen afstappen binnen de afdeling of daarbuiten. Medewerkers stonden altijd open voor vragen en vonden het leuk om te vertellen waar ze zich mee bezig hielden. Dit gold ook met mensen in het managementteam, waar je ook op af kon stappen met een relevante vraag.
5. Werkzaamheden
Omdat DIO over het algemeen vrij projectmatig werkt is de omschrijving van mijn
werkzaamheden gebaseerd op de drie grootste projecten waar ik bij betrokken was. Verder omschrijf ik kort het verloop van mijn eerste en laatste paar weken, omdat ik vind dat dit mooi laat zien hoe ik ben gegroeid in mijn rol en werkzaamheden. Er zijn een aantal thema’s die project overschrijdend waren; hier zal ik op ingaan in het hoofdstuk ‘algemene
reflecties’.
Eerste weken
Taken
De eerste weken stonden vooral in het teken van oriënteren. Er wordt ook niet veel van je verwacht in de eerste paar weken, behalve dat je de tijd neemt om jezelf goed in te lezen en kennis maakt met de afdeling. Dit heb ik gedaan door missie dossiers te lezen en veel koffie te drinken met medewerkers binnen en buiten DIO. Ook ben ik op mensen in het MENA-‐ team opgestapt om te vragen om een kopje koffie te drinken, en om te vragen of ik ze ergens mee kon helpen.
Qua werkzaamheden heb ik in de eerste paar weken een medewerker ondersteund in het organiseren van de East Africa Business Dialogue. Dit is een evenement waar ondernemers die interesse hebben in de regio Oost Afrika naartoe kunnen voor informatiesessies over verschillende zakelijke kansen in de regio. Sari (de begeleider) gaf mij taken omtrent de Business Dialogue die zij checkte en aanpaste. Ik heb voor dit project meegeholpen met het schrijven van factsheets over zakendoen in de Oost Afrikaanse landen op mij genomen. Dit hield in dat ik de factsheets van vorig jaar moest updaten en herschrijven, en ook contact moest opnemen met de desbetreffende Nederlandse ambassades in Oost Afrika om het stuk met ze af te stemmen. Ook heb ik een wervingstekst voor het evenement, een social media toolkit, en uitnodigingen voor de Oost-‐Afrikaanse ambassades in Den Haag
geschreven. Alles dat ik schreef werd ook gecheckt door mijn project begeleider.
Reflectie
De eerste paar weken op stage merkte ik dat ik het moeilijk vond om mijn plek te vinden bij DIO, omdat ik geen taken had gekregen en ook niet een intakegesprek had gehad met iemand (hier meer over in algemene reflecties). Ik kwam er wel snel achter dat veel van het werk van DIO projectmatig is, wat betekend dat het niet makkelijk is om wekelijkse taken op te pakken omdat het afhangt van de missies en evenementen die op dat moment lopen.
Door mee te draaien met de East Africa Business Dialogue heb ik heel veel geleerd over de basis van het werk bij DIO, en ook hoe een business dialogue wordt georganiseerd. Dit kwam later erg goed uit, omdat ik later zelfstandig een vergelijkbaar project heb georganiseerd. Door de factsheets te schijven heb ik inhoudelijk veel geleerd over zakendoen in Oost-‐Afrikaanse landen. Door te communiceren met de Nederlandse
ambassades heb ik ook veel geleerd over hun werkzaamheden. Mijn schriftelijk Nederlands werd altijd verbeterd en vaak helemaal herschreven. Dit geld ook voor e-‐mails die ik stuurde naar ambassades (deze moest ik eerst via Sari sturen). Dit vond ik in het begin soms een beetje confronterend, maar heeft er wel voor gezorgd dat ik een hele snelle leercurve ervaarde in het schrijven van e-‐mails en stukken. Ook werd ik hierdoor bewust van het feit dat ik meer secuur kon zijn in mijn Nederlands door alles wat ik schreef niet één maar meerdere keren door te lezen. Het meewerken aan deze business dialogue gunde mij ook de kans om mee te doen aan de dagelijkse werkzaamheden van DIO terwijl ik in de werkelijkheid helemaal geen verantwoordelijkheid droeg voor het evenement.
Inkomende Missie Vrouwelijk Ondernemerschap uit Saudi Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten
Taken
Een van de projecten waar ik aan heb gewerkt was een inkomende missie van 12 vrouwelijke ondernemers uit het Koninkrijk van Saudi Arabie (KSA) en de Verenigde Arabische Emiraten (VAE). DIO organiseerde een inhoudelijk programma met meerdere persoonlijke en gezamenlijke bedrijfsbezoeken, een paar diners en een meeting met de Minister van BZ. Het bredere beleidsmatige en maatschappelijke doel van deze missie was om in te zetten op de positieve ontwikkelingen op het gebied van vrouwelijke
arbeidsparticipatie in deze regio.
Deze missie is het eerste project bij DIO waarin ik vanaf begin tot einde heb meegedraaid. Dit betekent dat ik veel zowel inhoudelijke als logistieke taken heb kunnen vervullen. Hieronder vielen bijvoorbeeld het schrijven van een speech voor de Plaatsvervangende DGBEB, een uitnodiging vanuit het ministerie die naar de deelnemers van de missie werden gestuurd en een gespreksfiche voor de Minister van BZ. Deze werden allemaal gecheckt door Tiest, mijn project begeleider. Het meeste werk dat ik zelfstanding heb ondernomen was het zoeken, contact opnemen en coördineren van bedrijven voor een aantal op maat gesneden bedrijfsbezoeken. Zo heb ik bijvoorbeeld voor een vrouw die in het bestuur van Dammam Airport zat contact opgenomen met Schiphol om te vragen of zij tijd hadden voor een afspraak. Dit is uiteindelijk gelukt met de COO van Schiphol. Voor deze afspraak heb ik geput uit bestaande contacten binnen DIO. Ook heb ik contact opgenomen met voor DIO onbekende bedrijven. Voor een vrouwelijke manager die haar eigen productiebedrijf heeft
ben ik op zoek gegaan en heb ik gebeld met een paar productiebedrijven, om te vragen of zij open zouden staan voor een meeting. Dit is gelukt bij ContentXperience in Arnhem. Ook heb ik op organisatorisch vlak een lunchlocatie gevonden, het programma geschreven en
begeleiders voor de vrouwen gevonden en gecoördineerd voor de bedrijfsbezoeken.
Reflectie
Op het vlak van verbinding tussen theorie en praktijk was dit een erg interessant project om aan mee te werken. Ik had in zowel mijn bachelor als master veel geleerd over de economie en de politiek van de KSA. Ook heb ik in de regio gewoond, dus kende ik de cultuur goed. Omdat ik op de hoogte was van het feit dat de Saudische afhankelijkheid van olie, de grote publieke sector in Saudi en de lage vrouwelijke arbeidspartipatie kon ik snel inhoudelijke projecten oppakken. Om deze reden heb ik veel kansen gekregen van Tiest om stukken te schrijven. In deze speeches heb ik dan ook geschreven over economische diversificatie en de rol van vrouwen hierin. Door deze speeches te schijven heb ik geleerd hoe speeches werden opgebouwd, en de soort taal dat gebruikt werd op BZ. Één van de problemen waar ik tegen aan liep was dat ik de stukken die ik had geschreven aan Tiest gaf ik vaak geen feedback kreeg. Wel zag ik dat hij vaak veel had aangepast voor dat hij het doorstuurde naar de DGBEB of de minister. De eerste keer dat dit gebeurde heb ik gevraagd of hij in de toekomst mij meer feedback zou kunnen geven, omdat ik graag beter wilde worden in schrijven. Dit begreep hij heel goed en vanaf dit moment heb ik wel altijd meer feedback van hem
gekregen. Ik merkte wel dat hij het moeilijk vond om daar te tijd voor te vinden en echt in te gaan op specifieke verbeterpunten. Achteraf had ik hier wellicht meer op door moeten vragen om betere feedback te krijgen.
Het tweede grote leerpunt tijdens dit project was het contact leggen met bedrijven voor de op maat gesneden bedrijfsbezoeken. Hier moest ik zowel mailen als bellen met bedrijven. Om een mail naar een bedrijf te sturen moet ik goed verwoorden wie ik was, waar ik mee bezig was, wat ik van het bedrijf nodig had en waarom het voor hen van toegevoegde waarde was. De opbouw van zo’n mail vroeg dus inhoudelijke kennis over de VAE en KSA en het bedrijf waarmee ik mailde, zowel als en schriftelijke overtuigingskracht. Achteraf gezien is het sturen van dit soort mails de manier waarop mijn Nederlands in grote stappen is verbeterd, in plaats van in het schrijven van speeches. Ook heb ik veel bedrijven gebeld. Het bellen van iemand in een taal waar je niet helemaal in thuis voelt is moeilijk omdat je niet
afhankelijk kan zijn van lichaamstaal en ook niet de tijd kan nemen om na te denken, zoals met schrijven. Om zeker te weten dat ik mijn argument goed bracht heb ik vaak een paar bullets voor mezelf opgeschreven voor dat ik ging bellen. Aan de hand van veel en vaak met mensen bellen ben ik hier steeds minder afhankelijk van geworden en heb ik geleerd dat bellen bijna altijd de efficiëntste manier was om iemand te overtuigen om mee te doen aan de handelsmissie.
North Africa Business Dialogue
Taken
De North Africa Business Dialogue was een evenement waar ondernemers die interesse hebben in de regio Noord-‐Afrika naartoe konden voor informatiesessies over verschillende zakelijke kansen in de regio. Dit evenement zou ik samen met Mark (een
beleidsmedewerker) organiseren, maar hij bleek hier geen tijd voor te hebben omdat hij ook 2 andere missies aan het coördineren was. Hierdoor heb ik de kans gekregen om het organiseren van dit evenement zelfstandig op te pakken. Om dit evenement te organiseren heb ik veel samen gewerkt met de medewerker die contacten onderhoudt met Nederlandse Bedrijven in Noord-‐Afrika binnen de RVO.
Het evenement bestond uit een plenaire sessie met een welkomstwoord van directeur DIO, een keynote speech, een Q&A sessie met een aantal ondernemers die in algemene zin vertelden over Noord Afrika en hoe het is om daar zaken te doen. Dit werd gevold door een aantal pitches die ingingen op landen in de regio of sectoren die belangrijk zijn in de Noord-‐ Afrika door Nederlandse bedrijven die daar actief waren. De middag eindigde met een netwerksessie waar er sector tafels en landen tafels waren waar bedrijven langs konden gaan om te vragen te stellen aan expert over de belangrijkste sectoren in de regio en land-‐ specifieke zakelijke kansen. De landentafels waren bemand door Handelsmedewerkers van de lokale Nederlandse medewerkers en sector tafels door brancheorganisaties en
topsectoren. Ook was er een financieringstafel bemand door de RVO.
De werkzaamheden die ik heb verricht om dit evenement te organiseren zijn als volgt: -‐ Contact opgenomen met de ambassades om te vragen of zij capaciteit hadden om
-‐ Uitnodigingen, wervingsteksten en social media toolkits geschreven. -‐ Een logo bedacht en laten maken door vrienden
-‐ Factsheets opgevraagd en afgestemd met ambassades -‐ Noord Afrikaanse ambassades uitgenodigd
-‐ Sprekers benaderd en gevonden voor een keynote speech (NL-‐MENA business council)
-‐ Sprekers benaderd en gevonden voor een aantal break-‐out sessies over landen en sectoren, in samenwerking met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. -‐ Brancheorganisaties, topsectoren en de NABC benaderd en gevonden om sector
tafels te bemannen
-‐ Een welkomstwoord geschreven door Directeur DIO en een presentatie gemaakt voor de keynote speech
-‐ Badges, factsheets en banners laten drukken in samenwerking met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
-‐ Zalen, catering en techniek geboekt -‐ Een budget opgesteld en afgestemd -‐ Een draaiboek geschreven
-‐ Op de dag zelf de sprekers gecoördineerd, met de catering en de technische ondersteuning samengewerkt
-‐ Een evaluatieformulier gemaakt en een evaluatie geschreven (met aanbevelingen) van het evenement aan de hand van de evaluatieformulieren en feedback van sprekers.
Reflectie
De beleidsmatige beredenering achter dit evenement was een interessant voorbeeld van het verschil tussen de theorie en de praktijk in de gecombineerde hulp en handel agenda. Dit was de eerste Business Dialogue die werd georganiseerd voor de regio Noord-‐Afrika. Noord-‐Afrika is beleidsmatig een belangrijke regio voor BZ, omdat het een regio is waar veel migranten en vluchtelingen naar Europa binnen komen. Één van de manieren waarop BZ deze stroom wil verminderen is door in te zetten op economische ontwikkeling in de regio. In de praktijk blijkt het echter heel moeilijk om Nederlandse bedrijven te enthousiasmeren voor de regio, omdat er meerdere zeer onstabiele landen zijn. Een Business Dialogue is een
laagdrempelige manier om wel in te zetten op Nederlandse bedrijven in de regio. Deze context maakte het echter wel moeilijk om veel bedrijven te werven om deel te nemen aan dit evenement. Twee weken voor aanvang van het evenement hadden we maar 25
aanmeldingen. Door om dit moment de ambassades (in Noord-‐Afrika en Den Haag), brancheorganisaties, topsectoren, de RVO aan te sporen om het evenement te promoten hebben we aanmeldingen wel naar 120 weten te trekken. Uiteindelijk waren er inclusief ambtenaren 150 aanwezigen op het evenement.
Dit project is het meest logistiek uitdagende en netwerk-‐gerichte project dat ik heb ondernomen. Dit omdat er veel mensen geworven moesten worden om te spreken op dit evenement. Ik heb tijdens de organisatie hierdoor geleerd snel en kundig te mailen en bellen met relevante contactpersonen van DIO en via-‐via contacten gelegd. In het begin vond ik het moeilijk om te weten waar ik moest beginnen, maar naar mate ik meer
contacten legde werd dit proces makkelijker. Zo heb ik bijvoorbeeld de medewerker bij de RVO gevraagd of hij een bedrijf kende dat actief was in Tunesie. Op deze manier heb ik Agrocare gevonden om een pitch te geven. Ook is er via de ambassades iemand bij Argos Security gevonden die actief was in Libië. Daarbij komt dat ik ook contact heb opgenomen met veel topsectoren door ze op te bellen en uit te leggen waar ik mee bezig was. Hierdoor heb ik ook sector tafel vertegenwoordigers kunnen vinden.
Hoewel dit project op eerste inzicht erg organisatorisch van aard was vergde het van mij ook enige politiek gevoeligheid. Een voorbeeld hiervan was het logo dat ik had ontworpen. Er zijn verschillen van mening tussen Marokko en Nederland over de landgrenzen tussen de Westelijke Sahara en Marokko. Dit had ik bedacht in het maken van mijn logo, en daarom grenzen tussen landen niet aangegeven op de kaart. Ook had ik de namen van landen op alfabetische volgorde gezet om geen voorkeur aan te geven. Zelfs de buitengrenzen
aangeven bleek echter nog steeds te gevoelig te zijn, volgends de Marokkaanse ambassade. Hierdoor heb ik mijn logo nog een keer aangepast en een gradiënt gebruikt (zie figuur 1 en 2). Hier waren ze blij mee. Politieke gevoeligheden waren er ook wat betreft het schrijven van de factsheets over de landen in Noord-‐Afrika, waar nadat alles was goedgekeurd toch nog een paar zinnen waren uitgehaald over de politieke instabiliteit in de regio. Er werd mij wel verteld dat het stuk verder heel goed was, en dat deze inschatting moeilijk te maken
was voor een stagiair. Hierdoor werd het mij ook duidelijk dat gevoel krijgen voor politieke gevoeligheden beter wordt naar aanleiding van ervaring op BZ.
Figuur 1 en 2
Ik heb een prettige samenwerking gehad met Mark. Hij heeft aan het begin van het proces verteld dat hij het hele evenement naar mij toe vertrouwde en verwachtte dat als ik ergens mee vast liep dat ik aan de bel trok. Dit heb ik af en toe gedaan om te vragen wat een goede aanpak was voor het werven van sprekers en of een tekst in een factsheet goed genoeg was. Het meest belangrijke impact van deze losse begeleiding heeft mij geforceerd om heel secuur te worden in het schrijven van e-‐mails naar ambassades en bedrijven.
Economische Strategie-‐VK
Taken
Naar aanleiding van een kopje koffiedrinken met de beleidsmedewerker verantwoordelijk voor het VK heb ik de kans gekregen om mee te schrijven met een meerjarenstrategie voor economische diplomatie voor het VK. Melanie (mijn project begeleider) had besloten dat, in
het kader van de Brexit en het nieuwe regeerakkoord en BHOS nota, een nieuwe strategie gepast zou zijn voor het VK. Wij hebben een paar keer bij elkaar gezeten om te bespreken welke onderwerken hierin zouden moeten staan. Dit kwam erop neer dat het stuk
uiteenzette wat de marktkansen waren in het VK en waar Nederlandse bedrijven op in kunnen zetten en wat van toegevoegde waarde zou kunnen zijn. Dit wilde ze dan beperken tot een lijst van thema’s en sectoren waar zij economische missies omheen zou kunnen organiseren. Na dit gesprek heeft ze gevraagd of ik een opzetje voor haar kon doen.
Ik heb een opzet geschreven aan de hand van het lezen van een paar stukken van
verschillende topsectoren, het opvragen van informatie van de RVO over de vragen die zij krijgen van Nederlandse bedrijven over het VK en door de Brexit monitor van het CBS te lezen. Omdat ik vrij visueel ben ingesteld heb ik de strategie ook vertaald naar een paar diagrammen (figuur 3). Ik kwam op de thema’s sustainable blue growth, smart cities en innovatie green growth. Hieronder heb ik sectoren gespitst die van belang waren binnen dit thema zowel voor de lokale markt, als uit interesse vanuit het Nederlandse bedrijfsleven. Verder heb ik ook Sustainable Development Goals opgenomen in de strategie. Dit omdat in het kader van het nieuwe BHOS-‐beleid gevraagd werd dat economische diplomatie ook ging inzetten op de sustainable development goals.
figuur 3