• No results found

Tentamen spm1520 20 April 2012

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Tentamen spm1520 20 April 2012"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

spm1520 Tentamen 20 April 2012

Tentamen spm1520 20 April 2012

14-17 uur

Aanwijzingen:

• U mag gebruik maken van:

schrijfmateriaal rekenmachine

formuleblad en periodiek systeem (afgedrukt achteraan dit tentamen).

• Lees de vragen vooraf door en deel de beschikbare tijd in voor beantwoor- ding van de vragen.

Antwoordvel meerkeuzevragen aan ommezijde. LEVER DIT VEL IN.

Dit tentamen bevat 23 vragen, op 9 pagina’s.

Daaronder zijn 20 meerkeuzevragen (45 punten).

Het totaal aantal te behalen punten is 100. U start met 10 punten.

Pagina: 1 2 3 4 5 6 Totaal:

Punten: 9 12 15 9 15 30 90

Score:

Met de BONUSVRAAG kunt u 10 extra punten verdienen.

Toelichting meerkeuzevragen

• Bij elke deelvraag is slechts ´e´en antwoord juist.

• Een foute keuze geeft aftrek van1/3van het puntenaantal.

• Aanvinken van meer dan ´e´en vakje per vraag wordt gescoord als een foute keuze

• Als u het antwoord niet weet en D – blanco kiest, volgt g´e´en puntenaftrek!

(2)

spm1520 Antwoordvel meerkeuzevragen tentamen spm1520 20 April 2012 Naam:

Studienummer:

Vraagstuk A B C D punten score

1     1

2     3

3     2

4     1

5     2

6     2

7     2

8     2

9     3

10     3

11     2

12     3

13     1

14     3

15     2

16     2

17     2

18     3

19     3

20     3

Totaal     45

(3)

spm1520 Tentamen 20 April 2012

MEERKEUZEVRAGEN

1. (1 punt) Het Wereldgebruik aan aardolie is de afgelopen jaren ongeveer A. 86 miljoen TOE

B. 86 miljoen vaten per dag C. 86 miljard vaten per jaar D. blanco

De nog beschikbare wereldvoorraad aardgas was zowel op 1 januari 2009 als op 1 januari 2010 gelijk aan 187 triljoen [Nm3]. Echter, de R/P -ratio is in het jaar 2009 gedaald – van 63 op 1 januari 2009 naar 53 op 1 januari 2010 (bron: BP Statistical Review 2011).

2. (3 punten) Dit is te verklaren als in het jaar 2009:

A. zowel de voorraadschatting aardgas als de hoeveelheid geproduceerd aardgas per jaar zijn verlaagd

B. zowel de voorraadschatting aardgas als de hoeveelheid geproduceerd aardgas per jaar zijn verhoogd

C. de voorraadschatting aardgas is verhoogd, terwijl de hoeveelheid geproduceerd aardgas per jaar is verlaagd

D. blanco

3. (2 punten) Een R/P -ratio voor aardgas op 1 januari 2010 van 53 betekent

A. dat de op 1 januari 2010 verwachte jaarproductie voor 2010 ongeveer 3.5 triljoen [Nm3] was

B. dat de werkelijke jaarproductie in 2009 ongeveer 3.5 triljoen [Nm3] was C. zowel a) als b) zijn onjuist

D. blanco

4. (1 punt) In Nederland wordt voor elektriciteitsopwekking NIET als brandstof gebruikt:

A. biomassa en ruwe aardolie B. biomassa en huishoudelijke afval C. bruinkool en ruwe aardolie D. blanco

5. (2 punten) Een complete decompositie van de infrastructuur voor elektriciteit heeft als sys- teemelementen

A. thermische centrales, warmte-kracht centrales en windparken B. (warmte-kracht)centrales, hoogspanningsnet en schakelstations

C. elektriciteitsproductie-eenheden, transportnet, schakelstations, distributienetten D. blanco

(4)

spm1520 Tentamen (vervolg) 20 April 2012 6. (2 punten) Wereldwijd worden drie typen waterkrachtcentrales toegepast – “hydroelectric dam”, “pumped-storage” en “run-of-river”. De volgende uitspraak is JUIST ten aanzien van technische realisatie van een waterkrachtcentrale in Nederland:

A. Elk van deze typen kan niet technisch gerealiseerd worden in Nederland B. Voor een zuiver “run-of-river” systeem zijn de condities in Nederland gunstig C. Onder meer door de aanleg van een 12 m hoge dijk rond het IJsselmeer zou een

“pumped-storage” systeem in Nederland technisch te realiseren zijn D. blanco

7. (2 punten) In berekeningen voor warmteoverdracht wordt gebruik gemaakt van het Prandtl getal. Dit is een dimensieloos getal, dat gegeven wordt door P r = Cp· µ

κ . Hierin is Cpde warmtecapaciteit in [kg·KJ ], en µ de dynamische viscositeit in [Pa·s]. 1 [Pa] = 1 [m·skg2].

De dimensie van κ is dus A. [mW2]

B. [m·KW ] C. [m·sW ] D. blanco

8. (2 punten) In een mengsel van 50 gew.% water (H2O) en 50% alcohol (H3C–CH2OH) A. is het mol% alcohol kleiner dan het mol% water

B. is het mol% alcohol gelijk aan het mol% water C. is het mol% alcohol groter dan het mol% water

9. (3 punten) De LHV van methaan, CH4 , is 50 [MJ/kg], die van methanol, CH3OH, is 20 [MJ/kg]. We bepalen de CO2 uitstoot [kg] bij verbranding per [MJ] vrijkomende warmte.

Voor de CO2-uitstoot ([MJ/kg brandstof] voor methanol t.o.v. methaan geldt:

A. deze is 2,5 maal zo groot B. deze is 1,25 maal zo groot C. deze is 0,8 maal zo groot D. blanco

10. (3 punten) Grafiet en diamant zijn beide een vorm van zuiver koolstof C. Gegeven de volgende reacties:

C(grafiet) + O2→ CO2; ∆Hreactie= −394[kJ]

C(diamant) + O2→ CO2; ∆Hreactie= −396[kJ]

Dan is de enthalpieverandering ∆Hreactievan de conversie van grafiet naar diamant A. 0 [kJ]

B. 2 [kJ]

C. −2[kJ]

D. blanco

pag. 2 van 9

(5)

spm1520 Tentamen (vervolg) 20 April 2012 11. (2 punten) de verbranding van grafiet en de conversie van grafiet naar diamant zijn res-

pectievelijk:

A. exotherm en endotherm B. exotherm en exotherm C. endotherm en exotherm D. blanco

12. (3 punten) Het gewichtspercentage koolstof, waterstof en zuurstof in alcohol, ethanol CH3CH2OH is:

A. 60 gew.% koolstof, 11 gew.%, waterstof en 29 gew.% zuurstof B. 56 gew.% koolstof, 12 gew.%, waterstof en 32 gew.% zuurstof C. 52 gew.% koolstof, 13 gew.%, waterstof en 35 gew.% zuurstof 13. (1 punt) De volgende uitspraak over de vormingsenthalpie ∆H0is juist:

A. de ∆H0 van zowel CO2als H2O is gelijk aan 0 B. de ∆H0 van elk zuiver element is gelijk aan 0 C. de ∆H0 van all´e´en edelgassen is gelijk aan 0 D. blanco

14. (3 punten) Stel dat de vormingsenthalpie ∆H0 (in [kJ/mol]), van stof A = 10, stof B = 20 en stof C = −30. Dan geldt voor de reactie A → B + C dat de reactieenthalpie ∆Hr (in [kJ/mol]) gelijk is aan

A. 10 B. 0 C. −10 D. blanco

15. (2 punten) De volgende grootheden zijn toestandsgrootheden:

A. warmte, enthalpie en druk B. enthalpie, temperatuur en arbeid C. druk, temperatuur en enthalpie D. blanco

16. (2 punten) De volgende energietransformatie treedt NIET op in een steenkoolcentrale A. Potenti¨ele energie chemische bindingen→ warmte

B. Arbeid → kinetische energie C. Warmte Tlaag→ warmte Thoog D. blanco

17. (2 punten) de Tweede Hoofdwet van de Thermodynamica luidt A. Warmte kan niet voor 100% geconverteerd worden in kracht

B. De energie van het universum is constant

C. Energie kan noch worden gecre¨eerd, noch worden vernietigd D. blanco

pag. 3 van 9

(6)

spm1520 Tentamen (vervolg) 20 April 2012

Figuur 1: Representatie van Linolzuur (bron:Wikipedia)

18. (3 punten) Een bekend meervoudigd onverzadigd vetzuur is linolzuur.

E´en molecuul linolzuur bevat 18 koolstofatomen (zie ook figuur 1). De structuurformule van linolzuur is CH3(CH2)4CH=CHCH2CH=CH(CH2)7COOH. E´en kilogram linolzuur be- vat

A. ongeveer 2,5 mol linolzuur B. ongeveer 3,5 mol linolzuur C. ongeveer 4,5 mol linolzuur D. blanco

19. (3 punten) Linolzuur zit ook in afgewerkt frituurvet dat tegenwoordig wordt verbrand met energieterugwinning. Met behulp van de gegevens in vraag 18 is de verbrandingsre- actie voor linolzuur uit te schrijven. Bij volledige verbranding van linolzuur is voor 1 mol linolzuur nodig

A. 18 mol zuurstof (O2) B. 20 mol zuurstof (O2) C. 21 mol zuurstof (O2) D. blanco

20. (3 punten) Ruw biogas bestaat gemiddeld uit 50 vol.% CH4en 50 vol.% CO2. De LHV van CH4is 55 [MJ/kg]. Daaruit volgt dat de LHV van ruw biogas [MJ/kg] gegeven wordt door

A. 44

(16 + 44) × 55

B. 50

(50 + 50) × 55

C. 16

(16 + 44) × 55 D. blanco

pag. 4 van 9

(7)

spm1520 Tentamen (vervolg) 20 April 2012

Open vragen

21. (15 punten) Biobrandstof

Regels uit Brussel schrijven voor dat benzine vanaf 2005 voor 2% uit biobrandstof moet be- staan, vanaf 2010 is dat 6%. In benzine kan bio-ethanol worden bijgemengd. Alle moderne benzine-auto’s zijn geschikt om op benzine/ethanol mengsels van genoemde samenstel- lingen te rijden. Het omzettingsrendement van de motor blijft daarbij gelijk. In Nederland rijden +/- 4 miljoen benzine-auto’s die gemiddeld 17.000 [km/jaar] rijden.

In Nederland zijn de laatste jaren een aantal bio-ethanolfabrieken gebouwd om aan de verwachte vraag te kunnen voldoen. Zoals bekend kunnen in water opgeloste suikers en zetmeel met behulp van micro-organismen gefermenteerd worden tot alcoholhoudende dranken zoals wijn en bier. De micro-organismen die de fermentatie uitvoeren sterven echter af als het alcohol-percentage groter dan 15% wordt. Een bio-ethanol fabriek bevat daarom altijd een grote zuiveringsinstallatie om uit het ruwe fermentatie product met 15%

alcohol (bio-ethanol) zo goed als zuivere bio-ethanol te maken. Druivesuiker en zetmeel, beide met de verhoudings formule C6H12O6, reageren tijdens de fermentatie tot slechts (bio)-ethanol, H3C–CH2OH, en CO2. In Nederland wordt veelal melasse als grondstof voor bio-ethanol gebruikt. Melasse bestaat voor 50% uit druivesuiker/zetmeel, voor 50%

uit water.

(a) Onderbouw en bereken een ‘eerste-orde’ schatting van de hoeveelheid bio-ethanol die voor de Nederlandse benzinemarkt moet worden geproduceerd vanaf 2010 volgens de Brusselse regels.

(b) Schrijf de (kloppende) reactievergelijking uit voor de fermentatie van druivesui- ker/zetmeel.

(c) Teken een systeemdiagram voor een bio-ethanolfabriek die 100.000 ton industri¨ele bio- ethanol per jaar produceert uit melasse bruikbaar voor beantwoording van de vol- gende twee deelvragen

(d) Stel dat de melasse per binnenvaart tankers met een laadvermogen van 1500 ton wordt aangevoerd. Bereken en onderbouw uw schatting hoeveel tankers er dan jaarlijks no- dig zijn.

(e) Bereken en onderbouw uw schatting (i) hoeveel water jaarlijks aan de fermentatie wordt toegevoegd; en (ii) hoeveel water in de zuivering weer wordt verwijderd.

pag. 5 van 9

(8)

spm1520 Tentamen (vervolg) 20 April 2012 22. (30 punten) Concentrating Solar Power

Wereldwijd is Spanje koploper in de ontwikkeling van van Concentrating Solar Power (CSP) installaties. Hieronder staat een principeschema van de huidige generatie CSP – elektriciteitscentrales die draaien op zonlicht. In een CSP wordt zonlicht geconcentreerd en omgezet in warmte, die in een Rankine-cyclus wordt omgezet in elektriciteit. Opslag van warmte maakt het mogelijk stroom te produceren tot enkele uren na zonsondergang.

Het “Powerblock” in het bovenste schema is een eenvoudige Rankine cyclus, zoals die ook gebruikt wordt in een steenkoolcentrale.

Op dit moment is een installatie in aanbouw die 50 MW elektrisch vermogen aan het net zal gaan leveren overdag ´en tot vier uur na zonsondergang. De zonne-instraling ter plaatse is zo’n 2000 [kWh/(m2*jaar)]. Het overall rendement van de installatie (instraling zonne- energie per [m2]→ elektriciteit) wordt 20%. Het gebruikte collectorsysteem zal 80% van de zonnestraling invangen voor gebruik in de installatie. De werktemperatuur van het warmtemedium wordt 600C .

De warmteopslag (“Thermal Storage”) maakt gebruik van gesmolten zout met een warm- tecapaciteit Cpvan 1560 [J/(kg*K)]. Om te zorgen dat het zout gesmolten (vloeibaar) blijft, is in de opslag/afgifte cyclus de laagste temperatuur 160C , de hooogste temperatuur 540

C .

Figuur 2: Concentrated Solar Power (bron:IEA) (a) Concentrating Solar Power (CSP)

i. In een CSP kunnen verschillende typen collectorsystemen (in het diagram “Solar Field” genoemd) worden gebruikt. Noem er ten minste twee en beschrijf ze kort.

ii. Geef een correcte formulering van de Eerste Hoofdwet van de Thermodynamica iii. Beschrijf de Rankine Cyclus kort en licht kort toe

(b) Maak een systeemdiagram voor de beschreven Spaanse CSP-installatie. Lees eerst de onderstaande deelvragen om een zinvolle keuze te kunnen maken t.a.v. weer te geven systeemelementen en massa- en energiestromen voor beantwoording van on- derstaande deelvragen

(c) Inputs en outputs van de centrale

i. Stel een energiebalans op voor de centrale t.b.v. beantwoording onderstaande deelvragen

pag. 6 van 9

(9)

spm1520 Tentamen (vervolg) 20 April 2012 ii. Bereken onder gebruikmaking van de gegeven informatie en de voorgaande deelantwoorden een schatting van het benodiged oppervlak voor het collector- systeem (“Solar Field”) van de centrale.

iii. Bereken een schatting van de hoeveelheid weggekoelde restwarmte (d) Het rendement van de centrale

i. Leg uit waarom het rendement (zon → elektriciteit) van de CSP slechts 20% be- draagt.

ii. Met hoeveel procentpunten verschilt het rendement van het “Power Block”

(warmte → elektriciteit) tussen dag- en avondbedrijf?

(e) Het warmteopslag subsysteem

i. Bereken een schatting voor de hoeveelheid warmte die per dag moet worden opge- slagen

ii. Hoe veel zout is daarvoor nodig?

23. (10 punten (bonus)) Energievoorziening 21ste eeuw. Terwijl de Nederlandse energie- voorziening nog voor ruim 90% op fossiele energiedragers draait, wordt in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk sterk ingezet op wind en zon – in 2050 moet 50% CO2-vrij worden geproduceerd, in 2080 zelfs 80%. Critici stellen dat elektriciteit uit wind en zon beschik- baar komt op de verkeerde plaats, het verkeerde tijdstip en tegen een veel te hoge prijs.

Voorstanders zeggen dat het stroomnetwerk moet worden uitgebreid en dat eenmaal ge- bouwd, wind en zon jarenlang (bijna) gratis stroom zullen leveren. Geef kort uw analyse van en beargumenteerde visie op “verduurzaming” van de Nederlandse energievoorzie- ning in relatie tot wind, zon ´en ons aardgas; licht kort toe of u de aanstaande doorbraak van elektrisch vervoer – auto’s die kunnen worden opgeladen uit het stopcontact – ziet als een kans of juist bedreiging voor deze verduurzaming.

pag. 7 van 9

(10)

spm1520 Tentamen (vervolg) 20 April 2012

Formuleblad

• Energie [J]:

Ekin= 12m · v2 Q = Cp· m · ∆T Wmax= Qh·(Th− Tc)

Th

Qc= Qh− Wmax = Qh· Tc

Th E = 2, 31 · 10−19·Q1.Q2

r

• Avogadro [moleculen/mol]:

NAvogadro= 6, 022 ∗ 1023

• Straling:

S = k · T4[W/m2])

k = 5, 67 · 10−8[W/m2/K−4] λpiek = c

Tpiek ν = c/λ[s−1J]

c = 3, 000 · 108[m/s]

E = h · ν[J]

h = 6, 62608 · 10−34[J · s]

• Heisenberg:

∆x · ∆(m · v) ≥ h 4π

• Ideaal gas:

P · V = n · R · T

R = 8, 31451[J/(K · mol)]

pag. 8 van 9

(11)

spm1520 Tentamen (vervolg) 20 April 2012

118 1A8A 12 H21314151617He 1.0082A3A4A5A6A7A4.003 345678910 LiBeBCNOFNe 6.9419.01210.8112.0114.0116.0019.0020.18 1112131415161718 NaMgAlSiPSClAr 22.9924.31345678910111226.9828.0930.9732.0735.4539.95 192021222324252627282930313233343536 KCaScTiVCrMnFeCoNiCuZnGaGeAsSeBrKr 39.1040.0844.9647.8850.9452.0054.9455.8558.9358.6963.5565.3869.7272.5974.9278.9679.9083.80 373839404142434445464748495051525354 RbSrYZrNbMoTcRuRhPdAgCdInGeSbTeIXe 85.4787.6288.9191.2292.9195.94(98)101.1102.9106.4107.9112.4114.8118.7121.8127.6126.9131.3 555657727374757677787980818283848586 CsBaLaHfTaWReOsIrPtAuHgTlSnBiPoAtRn 132.9137.3138.9178.5180.9183.9186.2190.2192.2195.1197200.6204.4207.2209(209)(210)(222) 878889104105106107108109110111112 FrRaAcUnqUnpUnhUnsUnoUneUunUuuUub (223)226(227) 5859606162636465666768697071 CePrNdPmSmEuGdTbDyHoErTmYbLu 140.1140.9144.2(145)150.4152.0157.3158.9162.5164.9167.3168.9173.0175.0 90919293949596979899100101102103 ThPaUNpPuAmCmBkCfEsFmMdNoLr 232.0(231)238.0(237)(244)(243)(247)(247)(251)(252)(257)(258)(259)(260)

Figuur 3: Periodiek systeem der Elementen

pag. 9 van 9

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Zet op elk vel dat je inlevert je naam, het nummer van je collegekaart en bij voorkeur ook de naam van je werkcollegeleider (Arjen Baarsma, Sebastiaan Janssens, Janne Kool of

Een verder gezonde 60-jarige vrouw komt op het spreekuur van de dermatoloog in verband met een pijnlijke wond aan de mediale zijde van haar linker onderbeen (zie

Een 25-jarige vrouw komt met een, sinds enkele dagen bestaande, pijnlijke zwelling van haar rechter onderooglid op het spreekuur van de huisarts.. Bij onderzoek ziet deze een

Vraag: Welke uitslag maakt bij deze patiënte het beste onderscheid tussen dehydratie en SIADH Urinenatriumgehalte zal verhoogd zijn vanwege het gebruik van diureticum (immers

De status mentalis wordt beoordeeld tijdens het psychiatrisch onderzoek. Hiervoor is het belangrijk dat de arts goed observeert, en waar nodig deze observatie uitbreidt met een

(b) Teken een systeemdiagram voor de installatie voor vergisting en ontwatering van zuiveringsslib tot biogas voor de beantwoording van onderstaande deelvragen (c)

De overblijvende restwarmte kan worden weggekoeld naar de lucht door verdamping van schoon industriewater in een koeltoren, of wordt (deels) geleverd aan het stadsverwarm- ingsnet

Hoeveel steenkool met LHV=28 [MJ/kg] is per uur nodig voor de centrale als deze het hele uur op vollast draaitD. (2 punten) Aardgas en kolenprijzen liggen normaliter veel verder