T2. Voeding en Vertering
B1. Voedingsmiddelen en voedingsstoffen B2. Het aantonen van voedingsstoffen B3. Gezonde voeding
B4. Het verteringsstelsel van de mens B5. De verteringssappen
B6. De werking van de verteringsenzymen B7. Resorptie
EB8. Leren onderzoeken: Vitamine C gehalte in voedingsmiddelen EB9. Leren en werken: Levensmiddelentechnoloog
V1. Weet wat je eet
V2. De werking van alvleessap en gal V3. Leren en werken
V4. Ideeën voor onderzoek V5. Werken met de computer
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B1.
Voedingsmiddelen en voedingsstoffen• Voedingsmiddelen: alles wat je eet of drinkt.
• Voedingsstoffen: bestanddelen van voedingsmiddelen
• Ballaststoffen: voedingsvezels, niet door de mens te
verteren bestanddelen, bevorderen darmbewegingen en de stoelgang.
T2/B1.
Voedingsmiddelen en voedingsstoffen Zes groepen voedingsstoffen:1. Eiwitten (proteïnen) 2. Suikers (koolhydraten) 3. Vetten (lipiden)
4. Water
5. Mineralen (zouten) 6. Vitaminen
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B1.
Voedingsmiddelen en voedingsstoffen 1. Eiwitten: (proteïnen)Bestaat uit aan elkaar gekoppelde aminozuren Functies:
• bouwstof
• enzymen
• transporteiwit
• brandstof (bij overmaat)
• hormonen
T2/B1.
Voedingsmiddelen en voedingsstoffen67C1&2
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B1.
Voedingsmiddelen en voedingsstoffen 2. Koolhydraten (mono- , di- en poly- sachariden) Functie:• brandstof (overmaat wordt omgezet in glycogeen (lever, spieren) of in vet (onderhuids bindweefsel)
• bouwstof van het RNA en het DNA.
T2/B1.
Voedingsmiddelen en voedingsstoffen 67A123© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B1.
Voedingsmiddelen en voedingsstoffen 3. Lipiden (vetten)Functie:
• brandstof
• reservestof
• bouwstof van de celmembraan (fosfolipiden)
• bestaan uit glycerolesthers, (triglyceriden) Voorbeeld: cholesterol aderverkalking
Bouw:
• 3x (on)verzadigd vetzuur + glycerol
T2/B1.
Voedingsmiddelen en voedingsstoffen 67B12© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B1.
Voedingsmiddelen en voedingsstoffen 4. Water• bouwstof (60% v/h lichaam is water)
• oplosmiddel (voor bijv. mineralen, urine)
• transportmiddel (bloed)
T2/B1.
Voedingsmiddelen en voedingsstoffen 5. Mineralen (zouten)• bouwstof
• sporenelementen (in beperkte mate nodig) bv. Fluor (F) voor het gebit
6. Vitamines
• coënzymen: nodig om enzymen goed te laten functioneren
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B1.
Voedingsmiddelen en voedingsstoffen Gebreksziekten:Hongeroedeem: hongerbuikje Hoe zou dit ontstaan?
• Te weinig eiwitten in het bloed waardoor water in weefsels achter blijft.
T2/B2.
Het aantonen van voedingsstoffen Indicatoren:Worden gebruikt om voedingsstoffen aan te tonen, ze geven aan welke stof er in voedingsmiddelen zit. Dit gaat door
middel van kleurveranderingen van de vloeistof.
Verschillende indicatoren voor verschillende voedingsmiddelen:
De stof zetmeel toon je aan met een joodoplossing (jodium).
Let op! Dit is scheikundig een reagens en geen indicator.
De stof suiker toon je aan met fehling A en B.
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B3. Gezonde voeding
Voedingswijzer:
• Je energiebehoefte in rust is afhankelijk
van:
geslacht, leeftijd, lichaamsgewicht.
• Je energiebehoefte bij activiteit is
afhankelijk van de lichamelijke
inspanning.
T2/B3. Gezonde voeding
Het conserveren van voedsel:
Het langer houdbaar maken van voedingsmiddelen, bacteriën hebben geen kans.
• Invriezen
• Pasteuriseren: kort verhitten (72oC), minder lang houdbaar (verse melk)
• Steriliseren: verhitten tot 130-140oC, alles gedood, langer houdbaar (houdbare melk)
• Additieven: toegevoegde stoffen
• Conserveermiddelen:
– natuurlijke (zout,zuur, suiker) – onnatuurlijke
• anti- oxidanten (tegen ranzig worden)
• emulgatoren (juiste toestand te houden)
• kleur-, smaak en geurstoffen.
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B3. Gezonde voeding
Ongewilde stoffen:
• residuen: overblijvselen van medicijnen, hormonen en pesticiden.
• zware metalen
• pcb’s: gebruikt in condensatoren e.d.
• ADI: Aanvaadbare Dagelijkse Inname
• Rijksdienst voor keuring van Vee en Vlees (Slachthuizen en fabrikanten
• Keuringsdienst van Waren
T2/B4.
Het verteringsstelsel van de mens Van mond anus: “extern milieu”Waarom eten we?
Heterotroof (niet zelfvoedend)
Alle dieren eten andere organismen.
De belangrijkste stappen van het voedselproces:
• Inname (het eten van voedsel)
• Vertering (het in stukken knippen van voedingsmiddelen d.m.v. enzymen)
• Opname (de voedingsstoffen neem je op)
• Uitscheiding (het onverteerbare deel poep je uit)
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B4.
Het verteringsstelsel van de mensT2/B4.
Het verteringsstelsel van de mens Peristaltiek:© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B4.
Het verteringsstelsel van de mensT2/B4.
Het verteringsstelsel van de mens1 = 2 = 3 = 4 = 5 = 6 = 7 = 8 = 9 = 10 = 11 =
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B4.
Het verteringsstelsel van de mens1 = Mondholte 2 = Slokdarm 3 = Maag
4 = Dunne darm 5 = Dikke darm 6 = Endeldarm 7 = Anus
8 = Speekselklieren 9 = Lever
10 = Galblaas
11 = Alvleesklier (pancreas)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
T2/B4.
Het verteringsstelsel van de mensOnderdeel Functie
1. Mondholte - tanden/kiezen - speekselklieren (8) - tong
-Kauwen voedsel opp. Vergroting -Toevoegen slijm: makkelijker slikken
-Toevoegen enzym amylase dat zetmeel afbreekt.
-Voedsel naar keelholte
2. Slokdarm - Vervoeren voedsel naar maag d.m.v. peristaltische bewegingen.
3. Maag - Tijdelijke opslag voedsel en productie van maagsap - Toevoegen maagsap:
- Bevat slijm om binnenste laag van de maagwand te beschermen
- Maagportier (pylorus): voedsel naar de twaalfvingerige darm
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B4.
Het verteringsstelsel van de mensOnderdeel Functie
4. Dunne darm - Twaalfvingerige darm:
o 1e deel van de dunne darm:
o Uitmonding afvoerbuisjes van
lever (9) (galproductie)
galblaas (10) (tijdelijke opslag van gal)
alvleesklier/pancreas (11) (toevoegen alvleessap) o toevoeging verteringssappen
- Toevoegen van darmsap
- Kneden en verwerken van voedingsstoffen.
- Voedingsstoffen opnemen in de bloedbaan via actief transport.
T2/B4.
Het verteringsstelsel van de mensOnderdeel Functie
5. Dikke darm - Water- resorptie (opname van water uit de darm)
- Onverteerbare resten worden hier door bacteriën nog verder afgebroken.
- Glucose en vitamine K wordt opgenomen.
6. Endeldarm - Tijdelijke opslag van onverteerbare resten.
- Opname van stoffen (denk aan zetpillen) 7. Anus - Kringspier uitgangsportier
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B5. De verteringssappen
Niet alle voedingsstoffen moeten worden verteerd:
• monosachariden, water, mineralen en vitamines worden zo opgenomen.
Speeksel:
• Speekselklieren produceren 1 tot 1,5 liter speeksel per dag.
• Vertering van amylose/zetmeel (polysacharide) tot maltose (disacharide) m.b.v. enzym amylase.
• Werkzaam pH gebied (6-7,5), dus onwerkzaam in de maag (pH = 2)
• Gestuurd door autonome zenuwstelsel
T2/B5. De verteringssappen
Maagsap:
• In verschillende typen kliercellen in de maagwand geproduceerd
– zoutzuur – slijm
– pepsinogeen (inactief pro-enzym), geactiveerd in de maag door HCl tot pepsine. Positieve terugkoppeling doordat pepsine de aanmaak van pepsine stimuleert.
• Vertering van eiwitten door pepsine
• pH optimum = 2,5
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B5. De verteringssappen
T2/B5. De verteringssappen
Positieve terugkoppeling in de maag:
• Pepsinogeen = Inactief pro-enzym
• Geactiveerd door HCl
• Dan ontstaat pepsine (peptase)
– Afbraak van eiwitten tot polypeptiden – Werkzaam in zeer zuur milieu (pH = 2,5)
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B5. De verteringssappen
12-vingerige darm:
• pH te hoog in 12-vingerige darm? dan maagportier open
• Hierdoor daling pH in maag waardoor hormonen secretine en cholecystokinine worden afgegeven
• Produceren enzym enterokinase (activering trypsinogeen in trypsine)
T2/B5. De verteringssappen
Regeling van de maagportier
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B5. De verteringssappen
Hormoon: Secretine
• Stimuleert lever tot produceren gal
• Alvleesklier gaat natriumwaterstofcarbonaat produceren (12-vingerige darm wordt meer basisch)
Hormoon: Cholecystokinine
• Stimuleert alvleesklier:
– Afgifte pro-enzym: trypsinogeen – Afgifte enzymen:
• Peptidasen (eiwitvertering)
• Amylase (zetmeel maltose)
• Lipase (vetvertering)
• DNA-ase (splitsing DNA in nucleotiden)
• RNA-ase
– pH optimum is 8,5
• Stimuleert galblaas tot afgeven gal
T2/B5. De verteringssappen
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B5. De verteringssappen
Dunne darm
• Bij aankomst pH ongeveer 7
• Productie van darmsap met de enzymen:
– Maltase (splitsing maltose)
– Sacharase (splitsing sacharose) – Lactase (splitsing lactose)
– Peptidasen (splitsing di- en tripeptiden tot aminozuren)
T2/B5. De verteringssappen
82G Een overzicht - verteringssappen
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B5. De verteringssappen
82G Een overzicht - verteringssappen
82F Een overzicht - spijsverteringsenzymen
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B6. Werking verteringsenzymen
HYDROLYSE
– Toevoegen van water
T2/B6. Werking verteringsenzymen
Enzymen (eiwitten) E = enzym
S = substraat
Enzym eindigt vaak op -ASE
Bijv: maltose wordt afgebroken door maltase
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B6. Werking verteringsenzymen
82H Vertering koolhydraten:
T2/B6. Werking verteringsenzymen
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B6. Werking verteringsenzymen
Vertering Koolhydraten
T2/B6. Werking verteringsenzymen
82H Vertering eiwitten:
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B6. Werking verteringsenzymen
Vertering eiwitten
T2/B6. Werking verteringsenzymen
Vertering eiwitten
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B6. Werking verteringsenzymen
82H Vertering vetten:
T2/B6. Werking verteringsenzymen
Vertering lipiden (vetten)
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B7. Resorptie.
• Resorptie = opname van:
– Water
– Voedingsstoffen
– Verteringsproducten
• Groot oppervlak snellere opname
• Actief transport: kost ATP !!!!
– Tegen het concentratieverval in!
T2/B5. De verteringssappen
82D Bouw van de darm
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B7. Resorptie.
T2/B7. Resorptie.
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B7. Resorptie.
Opname glucose
• Kleurloos = extern milieu
• Lichtblauw = intern milieu
• Gele bolletjes = Na+
• Groene 6-kanten = glucose
T2/B7. Resorptie.
Opname vetten
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B7. Resorptie.
Waarheen?
• Bloedbaan lever
• Lymfevaten borstbuis
• via bloedsomloop naar alle organen in het lichaam
T2/B7. Resorptie.
Dikke darm (resorptie)
• Bacteriën die cellulase produceren (afbreken van cellulose = celwanden)
• Resorptie van:
– Water – Glucose – Vitaminen – Mineralen
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T2/B7. Resorptie.
Endeldarm
• Opslag onverteerbare resten
• Afgesloten door de anus (kringspier)
– Binnenhouden ontlasting
• Resorptie van stoffen:
– O.a. medicijnen (zetpillen)
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T5/B5. Spieren
90D Bouw van een sacromeer
•A-Band: geeft lengte van myosinefilament weer
•I-Band: gedeelte waar actine en myosine niet overlappen
•H-Band: heldere band, geen overlap actine/myosine
•Z-lijn: tussenschot
•M-lijn: middellijn
A band
T5/B5. Spieren
90D Werking van een spier
• Samentrekking van het sacromeer
• Met behulp van Ca2+. – Actiepotentiaal
zorgt ervoor dat Ca2+ de cel binnen komt.
– Het Ca2+ wordt vrijgegeven door het SR (sacroplasmatisch reticulum).
© 2009 Biosoft TCC - Lyceumstraat
T5/B5. Spieren
90D Samentrekkend sacromeer
Werking van een spier – submicroscopisch