T4. VOEDING & VERTERING - AANTEKENINGEN B1. Voedingsmiddelen en voedingsstoffen.
Voedingsmiddelen: alles wat je eet of drinkt.
- Voedingsstoffen: bestanddelen van voedingsmiddelen
- Ballaststoffen: voedingsvezels, niet door de mens te verteren bestanddelen, bevorderen darmbewegingen en de stoelgang.
6 groepen voedingsstoffen:
1. Eiwitten (proteïnen)
Bestaat uit aan elkaar gekoppelde aminozuren - bouwstof
- enzymen - transporteiwit
- brandstof (bij overmaat) - hormonen
2. Koolhydraten (mono- , di- en poly- sachariden)
- brandstof (overmaat wordt omgezet in glycogeen (lever, spieren) of in vet (onderhuids bindweefsel) - bouwstof van het RNA en het DNA.
3. Lipiden (vetten)
- brandstof - reservestof
- bouwstof van de celmembraan (fosfolipiden) - bestaan uit glycerolesthers, (triglyceriden) - vb. cholesterol aderverkalking
- (on)verzadigd vetzuur
4. Water - bouwstof (60% v/h lichaam is water) - oplosmiddel (voor bijv. mineralen, urine) - transportmiddel (bloed)
5. Mineralen (zouten)
- bouwstof
- sporenelementen (in beperkte mate nodig) bv. Fluor (F) voor het gebit
6. Vitamines - coënzymen: nodig om enzymen goed te laten functioneren
Gebreksziekten:
Hongeroedeem: hongerbuikje te weinig eiwitten in het bloed waardoor water in weefsels achter blijft.
T4. VOEDING & VERTERING - AANTEKENINGEN B2. Het aantonen van voedingsstoffen.
Indicatoren: worden gebruikt om voedingsstoffen aan te tonen, ze geven aan welke stof er in voedingsmiddelen zit. Dit gaat door middel van kleurveranderingen van de vloeistof.
Verschillende indicatoren voor verschillende voedingsmiddelen:
De stof zetmeel toon je aan met een joodoplossing (jodium).
Let op! Dit is scheikundig een reagens en geen indicator.
De stof suiker toon je aan met fehling A en B.
T4. VOEDING & VERTERING - AANTEKENINGEN B3. Gezonde voeding.
Voedingswijzer: (afb. 17)
- Variatie: uit elke groep op één dag iets eten!
- Voldoende vocht: minimaal 1,5L op één dag!
- Niet te veel/weinig: BMI- index (Quetelet index).
Je energiebehoefte in rust is afhankelijk van: geslacht, leeftijd, lichaamsgewicht.
Je energiebehoefte bij activiteit is afhankelijk van de lichamelijke inspanning.
Het conserveren van voedsel:
Het langer houdbaar maken van voedingsmiddelen, bacteriën hebben geen kans.
Invriezen
Pasteuriseren: kort verhitten (72oC), minder lang houdbaar (verse melk)
Steriliseren: verhitten tot 130-140oC, alles gedood, langer houdbaar (houdbare melk) Additieven: toegevoegde stoffen
- Conserveermiddelen:
o natuurlijke
zout
zuur
suiker o onnatuurlijke
anti- oxidanten (tegen ranzig worden)
emulgatoren (juiste toestand te houden)
kleur-, smaak en geurstoffen.
Ongewilde stoffen:
residuen: overblijvselen van medicijnen, hormonen en pesticiden.
zware metalen
pcb’s: gebruikt in condensatoren e.d.
ADI: Aanvaadbare Dagelijkse Inname
Rijksdienst voor keuring van Vee en Vlees (Slachthuizen en fabrikanten Keuringsdienst van Waren
T4. VOEDING & VERTERING - AANTEKENINGEN
B4. Het verteringsstelsel van de mens. - Van mond anus: “extern milieu”
Waarom eten we?
Heterotroof (niet zelfvoedend) Alle dieren eten andere organismen.
De belangrijkste stappen van het voedselproces:
1. Inname (het eten van voedsel)
2. Vertering (het in stukken knippen van voedingsmiddelen d.m.v. enzymen) 3. Opname (de voedingsstoffen neem je op)
4. Uitscheiding (het onverteerbare deel poep je uit)
T4. VOEDING & VERTERING - AANTEKENINGEN B4. Het verteringsstelsel van de mens. –
Van mond anus: “extern milieu”
1
2
3
4
5
6
7
8
9 10
11
T4. VOEDING & VERTERING - AANTEKENINGEN B4. Het verteringsstelsel van de mens.
Onderdeel Functie
1. Mondholte - tanden/kiezen - speekselklieren (8)
- - tong
- Kauwen voedsel opp. vergroting - Toevoegen slijm: makkelijker slikken
- Toevoegen enzym amylase dat zetmeel afbreekt.
- Voedsel naar keelholte
2. Slokdarm - Vervoeren voedsel naar maag d.m.v. peristaltische bewegingen.
3. Maag - Toevoegen maagsap:
- Bevat slijm om binnenste laag van de darmwand te beschermen
- Maagportier (pylorus): voedsel naar de twaalfvingerige darm
4. Dunne darm - Twaalfvingerige darm:
o 1e deel van de dunne darm:
o Uitmonding afvoerbuisjes van
lever (9) (galproductie)
galblaas (10) (tijdelijke opslag van gal)
alvleesklier/pancreas (11) (toevoegen
alvleessap)
o toevoeging verteringssappen - Toevoegen van darmsap
- Kneden en verwerken van voedingsstoffen.
- Voedingsstoffen opnemen in de bloedbaan via actief transport.
5. Dikke darm - Water- resorptie (opname van water uit de darm) - Onverteerbare resten worden hier door bacteriën nog
verder afgebroken. Glucose en vitamine K wordt opgenomen.
6. Endeldarm - Tijdelijke opslag van onverteerbare resten.
- Opname van stoffen (denk aan zetpillen) 7. Anus - Kringspier uitgangsportier
T4. VOEDING & VERTERING - AANTEKENINGEN B5. De verteringssappen
Niet alle voedingsstoffen moeten worden verteerd:
- monosachariden, water, mineralen en vitamines worden zo opgenomen.
Speekselklieren:
- Produceren 1 tot 1,5 liter speeksel per dag.
- Vertering van amylose/zetmeel (polysacharide) tot maltose (disacharide) m.b.v.
enzym amylase.
- Werkzaam pH gebied (6-7,5), dus onwerkzaam in de maag (pH = 2) - Gestuurd door autonome zenuwstelsel
Maagsap:
- In verschillende typen kliercellen in de maagwand geproduceerd o zoutzuur
o slijm
o pepsinogeen (inactief pro-enzym), geactiveerd in de maag door HCl tot pepsine. Positieve terugkoppeling doordat pepsine de aanmaak van pepsine stimuleert.
- Vertering van eiwitten door pepsine - pH optimum = 2,5
Eigen tekening!
T4. VOEDING & VERTERING - AANTEKENINGEN B5. De verteringssappen (vervolg)
Alvleessap:
- Koolhydraatvertering: amylase (omzetting zetmeel maltose)
- Eiwitvertering:
trypsine (omzetting lange polypeptiden korte peptiden)
peptidasen (omzetting korte polypeptiden dipeptiden en tripeptiden)
- Vetvertering: lipase (vetzuurmoleculen glycerol + 3 vetzuurmoleculen)
- pH optimum: 8
Darmsap:
- Koolhydraatvertering: maltase, sacharase en lactase (omzetten disachariden monosachariden)
- Eiwitvertering: peptidasen (omzetten di- en tripeptiden aminozuren) Zie ook afbeelding 41 en afbeelding 42 in het boek.
Hier zie je de volledige vertering van zetmeel (koolhydraat) en een eiwit
T4. VOEDING & VERTERING - AANTEKENINGEN B6. Resorptie: Opname van stoffen uit de darm Tekening: Bouw van de dunne darm
Sterk geplooide wand: oppervlakte vergroting Darmplooien darmvlokken microvilli
Stoffen uit de darm worden via actief transport opgenomen in de bloedbaan. Er vindt dus veel dissimilatie plaats. (kost veel energie).
Poortader: Het verzamel bloedvat van maag t/m dikke darm dat naar de lever toe stroomt.