• No results found

Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 11 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 11 · dbnl"

Copied!
195
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Genootschap 11

bron

Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 11. Cyriel Buysse Genootschap, Gent 1995

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_med006199501_01/colofon.php

© 2014 dbnl

(2)

Inleiding

In de vorige aflevering van de Mededelingen konden we zowel in de Inleiding als in de Kroniek al aankondigen dat de zoektocht naar Buysses medewerking aan het Nederlandse maandblad Dierenbescherming een onbekend verhaaltje, ‘Tray’, had opgeleverd. Deze zoektocht werd inmiddels uitgebreid en met succes bekroond. Het lag immers voor de hand het spoor te volgen van de werkzaamheden van Cyriel Buysses zus Alice, die zoals bekend zeer actief was in tal van liefdadige instellingen en ook zeer lang voorzitster is geweest van de Koninklijke Maatschappij tot

Bescherming der Dieren te Gent. Dat deze vereniging een eigen tijdschrift heeft uitgegeven was bekend; het bleek alleen niet zo eenvoudig om een exemplaar ervan te pakken te krijgen. De opdracht werd toevertrouwd aan Sibylle de Borchgrave als onderwerp van haar licentieverhandeling (Universiteit Gent, 1995). Haar speurwerk heeft alle verwachtingen overtroffen: het leverde niet alleen twee verhalen op van Cyriel Buysse zelf (waaronder trouwens ook het ontroerende ‘Tray’) maar bracht ook aan het licht dat zus Alice de leden van de Vereniging regelmatig toesprak met tal van mededelingen en bovendien ook vergastte op korte verhaaltjes in het Nederlands en in het Frans. Deze tot dusver onbekend gebleven teksten van Alice en Cyriel Buysse worden hierna integraal opgenomen, voorafgegaan door een toelichting van Sibylle de Borchgrave.

In deze elfde aflevering van de Mededelingen vindt de lezer vervolgens de voortzetting van de publikatie van de jaarlijkse Kroniek over de Vlaamse literatuur die door Emile de Laveleye en Paul Fredericq werd verzorgd voor het Engelse maandblad Athenaeum. Deze overzichten werden vanaf 1892 (na de dood van De Laveleye) uitsluitend door Paul Fredericq geschreven. Tot 1904 ging hij jaarlijks in op de produktie van de Nederlandstalige literatuur in België, waarbij hij niet naliet nadrukkelijk en steeds in lovende bewoordingen aandacht te vragen voor het werk van Virginie Loveling. Pauls vader Cesar Fredericq was een halfbroer van de gezusters Loveling (vgl. de stamboom van de familie in Mededelingen X, p. 33). Ook voor zijn (half)neef Cyriel Buysse werd plaats ingeruimd, zij het niet steeds zonder terughoudendheid of kritiek. Maar alvast naar aanleiding van Het recht van de sterkste had hij het profetisch over een auteur ‘full of promise of good work in the future’ en ook berichtte hij zeer positief over de opvoering van Het gezin Van

Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 11

(3)

Paemel in 1903. Deze kronieken bieden waardevol materiaal voor de studie van de literatuur in Vlaanderen aan het eind van de 19de eeuw. Het materiaal wordt hier door Marysa Demoor (onderzoeksleider van het NFWO, RUG, Vakgroep Engels) verder toegankelijk gemaakt door toevoeging van een uitgebreid register. We ronden deze Mededelingen af met een register op de inhoud van de afleveringen I-X en met de gebruikelijke Kroniek.

We kunnen 1995 opnieuw afsluiten met de organisatie van een colloquium, op 6 december, in het majestueuze gebouw van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde in Gent. Sprekers zijn Yvan de Maesschalck over de

oorlogsthematiek in het werk van Buysse en Prof. Johan Taeldeman over het Gents in Buysses Levensleer. Op het colloquium zullen ook de hier al afgedrukte onbekende teksten van Alice en Cyriel Buysse aan het publiek worden voorgesteld.

Voor de volgende aflevering van de Mededelingen zullen de teksten van de lezingen van de heren De Maesschalck en Taeldeman worden gevraagd. Ook zullen we uitvoerig terugkomen op de correspondentie Loveling-Fredericq (Mededelingen IX en X), waarop we dank zij de hulp van Daniël Vanacker, journalist bij De Gentenaar, een aanvulling zullen kunnen brengen. Onze vraag om aanvullingen en suggesties was dus niet tevergeefs. We stellen ze graag opnieuw. Met dank voor uw reacties.

DE REDACTIE

(4)

Dierenliefde en -leed bij Alice en Cyriel Buysse Een onderzoek naar hun rol in de Koninklijke Maatschappij tot Bescherming der Dieren door Sybille de Borchgrave

Inleiding

Door het omvangrijke onderzoek heen is meer dan eens gebleken dat Cyriel Buysse een grote dierenvriend was en dat er in zijn oeuvre talrijke aangrijpende echo's te vinden zijn van deze liefde. Een licentieverhandeling over het dierbeeld bij Buysse - waarvan u hier de eerste twee hoofdstukken ontdekt - lag dan ook voor de hand.

Minder evident was de benadering via de Koninklijke Maatschappij tot

Bescherming der Dieren waarvan Cyriels zus Alice jarenlang voorzitster was aan het begin van deze eeuw. De moeizame zoektocht naar documentatie over deze vereniging werd echter, mede dankzij de enthousiaste hulp van Mevrouw Claudine Vander Haeghen, de dochter van de huidige voorzitster van het Gentse dierenasiel, met succes bekroond. Niet alleen konden wij aan de hand van de tijdschriftjes van de vereniging, het literaire talent van Alice Buysse bevestigen

(*)

, ook ontdekten wij dat Cyriel zich vrij vaak met hart en ziel voor de dierenbescherming inzette. Naast enkele van zijn mooiste schetsen en verhalen waarin hij zijn bewondering en liefde voor de dierenwereld vastlegde, verschenen er ook regelmatig artikeltjes van de hand van de auteur in het blaadje van de KMBD. Hierbij kwamen bovendien twee tot nu toe onbekende verhaaltjes aan het licht die voortaan aan het blijvend boeiende en nog steeds verrassende werk van Cyriel Buysse toegevoegd kunnen worden.

Wij nodigen u nu uit deze interessante vondsten van naderbij te ontdekken.

(*) We waren tot nu toe reeds op de hoogte van het bestaan van één verhaal van Alice Buysse, nl. De berechting, gepubliceerd in de bloemlezing Literaire Benevelingen. Anderhalve eeuw literatuur in Nevele, ed. Marie-Louise Loman, Jan Luyssaert en Johan Taeldeman, s.l., Pimpernel, Vereniging ter emancipatie en integratie van gehandicapten, 1981, p. 53-54.

Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 11

(5)

1. Alice Buysse 1.1. Korte biografie

Alice Buysse werd op 8 juli 1868 te Nevele geboren als derde kind uit het huwelijk van Pauline Loveling met Louis Buysse. Zij was het eerste en meteen ook enige meisje in het gezin en haar komst verwekte de grote vreugde, zowel van haar ouders als van haar broers Arthur en Cyriel.

Alice bracht haar jeugd gedeeltelijk door aan de oevers van de Poekebeek, in de tuin van haar grootmoeder langs moederszijde, Marie Comparé

(1)

, een intelligente en erg ontwikkelde vrouw die veel liefde koesterde voor de natuur en de dieren.

Opgevoed volgens de liberale principes, liep zij school in het Institut de Kerckhove en startte zij in 1926 een 25-jarige loopbaan in de Gemeenteraad van Gent. In 1892 trouwde zij met de Heer Edmond De Keyser.

Dankzij haar onuitputtelijke energie en sterke gezondheid kon Alice Buysse talrijke functies uitoefenen en verantwoordelijkheden opnemen. Zij was inderdaad niet alleen de bekende en geliefde voorzitster van de Gentse Maatschappij voor

Dierenbescherming, maar zetelde ook in verscheidene liefdadigheidsinstellingen en kommissies

(2)

. Voor dit prachtige levenswerk kreeg zij menig ereteken

(3)

.

Alice Buysse overleed te Gent op 25 januari 1963.

(6)

1.2. De fervente dierenbeschermster

Wie het indertijd ook maar over Alice Buysse had, vermeldde haar grote liefde voor de dieren. Deze was haar van jongs af bijgebracht door haar ouders, die hiermee een typische karaktertrek van de familie voortzetten. Arthur, Cyriel en Alice leerden eerbied op te brengen voor alle levende wezens en zij maakten in hun respectievelijke loopbanen van elke gelegenheid gebruik om zowel mens als dier te helpen en te verdedigen.

In een interview met La Flandre Libérale

(4)

legde Alice zelf een grote nadruk op de traditie waarin haar broers en zijzelf opgroeiden.

J'ai fait ce que j'ai pu. Je me suis occupée des pauvres et des animaux toute ma vie. Dès l'enfance on nous inculqua le respect de tout être vivant. Jamais on n'a renvoyé un pauvre, un mendiant, sans leur donner une aumône, un petit secours. (...) Quand je me suis occupée de bonnes oeuvres,

parallèlement avec ma présence au Conseil Communal - Commission d'Assistance publique, vieillesse abandonnée, Société protrectrice des animaux, je n'ai fait que continuer la tradition familiale. Et c'est dans cette doublé tradition de l'amour des bêtes et des pauvres gens, que mon frère Cyriel a pensé les pages les plus touchantes, les plus sensibles de son oeuvre.

In deze geest is het dan ook helemaal niet verwonderlijk dat de energieke Alice op 19 februari 1897 medestichtster en eerste voorzitster werd van de Maatschappij voor Dierenbescherming te Gent. De vereniging, waarvan de activiteiten zich over de provincie Oost-Vlaanderen uitstrekte, was oorspronkelijk gevestigd op de Botermarkt, later in de Plantentuin en sinds 1956 op het huidige adres: P. Bergmansdreef 2, in het Citadelpark. Aanvankelijk was de vereniging Franstalig, later tweetalig en vanaf 1968 volledig Nederlands. Na een 25-jarig bestaan kreeg ze van Koning Albert I met decreet van 5 januari 1923, de titel: ‘Koninklijke Maatschappij voor

Dierenbescherming’.

(4) ‘Portrait de la semaine: Madame De Keyzer-Buysse. Une gerbe de souvenirs, politiques, littéraires et familiaux’, in La Flandre Libérale, samedi 5 et dimanche 6 novembre 1960.

Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 11

(7)

Het doel van de vereniging is sinds de stichting nooit veranderd en artikel 5 van de statuten wordt nog steeds stipt nageleefd en toegepast. Zij streeft ernaar om:

- de goedheid en de liefde jegens de evenmens uit te breiden door gevoelens van medelijden en bescherming jegens de dieren te verspreiden;

- de medemensen op hun plichten tegenover de dieren te wijzen;

- de eigenaars van dieren erop te wijzen welk belang ze erbij hebben hun dieren goed en menselijk te behandelen;

- steun te verlenen om maatregelen te doen aannemen door de Wetgevende Macht om alle onmenselijke spelen of gevechten met (of van) dieren te doen verbieden of afschaffen;

- aan eenieder en voornamelijk aan de schoolgaande jeugd te doen aanleren en hen te overtuigen dat men met dieren zacht en medelijdend moet zijn en in het bijzonder de dieren die ons soms veel diensten bewijzen - en deze die ten onrechte als onnuttig worden beschouwd;

- de misdadige onoverwogen en onverantwoorde vernietiging der nuttige dieren aan de kaak stellen en bestrijden;

- de personen belonen die er op een of andere wijze toe bijdragen tot het aan het licht brengen (sic) en het bestrijden van misdadige gebruiken en handelingen;

- de angetijde (sic) feiten ter kennis brengen van de gerechtelijke overheid, teneinde te bekomen dat de daders strafrechterlijk vervolgd worden.

(5)

Concreet betekende dit voor Alice Buysse het bestrijden en overwinnen van ruwheid en barbaarsheid zoals: ‘Zorgeloos veevervoer, trekhondenellende, afgrijselijke methode bij de dierendressuur gebezigd, onmenschelijk afmaken van slachtdieren, vogelbescherming, enz., enz.’

(6)

en het maken van vruchtdragende propaganda om betere beschermingswetten te bekomen en steeds meer nieuwe leden aan te werven.

De argumenten die zij hanteerde, leverden heel vaak positieve resultaten op.

(8)

Un de mes amis que j'aime beaucoup, mais que j'aimerais bien d'avantage encore s'il ‘comprenait’ l'oeuvre de la protection des animaux et sa lutte pour plus de civilisation, me demandait l'autre jour: ‘Dites-moi donc, ma bonne amie, dites-moi sincèrement en quoi réside la grande utilité de l'oeuvre à laquelle vous et tant d'autres, vous sacrifiez votre temps. Est-elle bien nécessaire?’

- ‘Pauvre ami lui répondis-je, je vous plains, paree que vous ne connaissez pas la douceur qui se rattache à défendre âprement des êtres vivants, si utiles à l'homme et si méconnus par lui. Ecoutez-moi. Je vais essayer de faire pénétrer dans votre coeur, des sentiments de justice envers des êtres muets asservis et souvent maltraités. Et en même temps j'espère vous faire comprendre l'utilité incontestable de la belle cause que nous défendons.

(...)

Un long silence... des regards sympathiques... et une voix imprégnée d'une douce émotion qui me répond: ‘Inscrivez-moi tout de suite comme membre de votre société (...’).

(7)

1.3. Haar rol in de Gentse Maatschappij voor Dierenbescherming De Koninklijke Maatschappij voor Dierenbescherming gaf vanaf maart 1922 een tijdschrift uit, waarin Alice Buysse evenals een aantal trouwe leden uitvoerig verslag uitbrachten van het reilen en zeilen der vereniging. Het verscheen aanvankelijk tweemaandelijks onder de naam Tijdschrift der Koninklijke Maatschappij der Dierenbescherming. Later, van januari 1927 tot en met december 1933, verscheen het slechts viermaandelijks. Van 1934 tot en met december 1936 kreeg het

viermaandelijks tijdschriftje (waaronder een jaarlijkse Almanak), een andere titel, nl. Beschaven. Vanaf 1937 tot 1940 tenslotte, verscheen het eerst nog drie maal per jaar en vanaf 1944 tot het vermoedelijke einde in 1954 slechts één maal aan het begin van ieder jaar onder de vorm van een Almanak. Tijdens de oorlogsjaren 1941 tot en met 1943 verscheen het tijdschriftje niet.

Hoewel het spoor der publikaties in 1954 zoek raakt, weten wij met zekerheid dat Alice Buysse tot haar dood

(8)

voorzitster bleef van

(7) Alice De Keyser-Buysse, ‘Encore un converti?’, in Beschaven, nr. 76, april-mei-juni 1940, pp. 17-20.

(8) In ‘Le Portrait de la semaine’, in La Flandre Libérale van 5 en 6 november 1960 (zie voetnoot 4) maakte Alice Buysse, amper 27 maanden voor haar overlijden op 95-jarige leeftijd, duidelijk dat zij nog lang actief wou blijven: ‘Et vous faites bien, avons-nous répondu à cette aimable et si “causante” vieille dame, en lui souhaitant (...) de vivre de longues années encore pour le plus grand bien des pauvres, des vieillards abandonnés et de nos frères inférieurs.’

- ‘J'y compte, j'y compte, nous a-t-elle déclaré en nous reconduisant, toujours alerte et souriante.’

Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 11

(9)

de Koninklijke Maatschappij voor Dierenbescherming. Ondanks haar hoge leeftijd, bleef zij met vrijwel onverminderde kracht opkomen voor de rechten van de dieren.

Zij zette zich, evenals haar broer Cyriel Buysse, voornamelijk in tegen vivisectie en haar strijd werd zo hevig dat Louis Fredericq in zijn Notes sur la Famille

Fredericq-Beaucarne schreef: ‘Sa sollicitude pour les bêtes est si grande que l'on se demande si elle ne dépasse pas encore la sympathie qu'elle nourrit à l'égard des humains!’

(9)

Vanaf het tweede nummer van het tijdschriftje zorgde Alice Buysse voor de publikatie van korte dierenverhalen van haar broer Cyriel en gedichtjes van haar tantes Virginie en Rosalie Loveling.

Alles werd regelmatig voorzien van mooie tekeningen en het geheel oogde bijzonder leuk en aangenaam om lezen ondanks de soms gruwelijke verslagen over mishandelde en verlaten dieren. Vanaf 1924 trad Alice Buysse ook zelf op in het tijdschrift. Meestal opende zij het jaar met haar wensen of bracht zij verslag uit van feestjes, tentoonstellingen of pogingen om wetten in te voeren die de verbetering van het lot der laboratoriumdieren of trekhonden zouden beogen. Haar aandacht ging vaak uit naar mensen die op een of andere wijze een dier uit de nood hadden geholpen en zij kregen steeds een eervolle vermelding onder de vorm van een ontroerend artikeltje.

Het is echter pas in de tijdschriftjes van 1929 dat wij ontdekken dat Alice Buysse ook echt schrijverstalent had wanneer ze haar eerste verhaaltjes en herinneringen publiceert...

(10)

1.4. Een onbekend schrijverstalent

Aan de hand van een aantal artikeltjes in de eerste nummers van het Tijdschrift der

Koninklijke Maatschappij tot Bescherming der Dieren kunnen wij vaststellen dat

Alice Buysse zowel in het Frans als

(10)

in het Nederlands, over een wel erg vlotte pen beschikte. Wij herkennen hier de stijl van een belezen vrouw met zin voor de structurele maar ook inhoudelijke kenmerken van een tekst. Moeiteloos wist zij de juiste woorden en toonaard te vinden om te ontroeren, aan te sporen, aan te klagen of te feliciteren. Elke tekst is wel duidelijk met eenzelfde doel voor ogen geschreven: ‘Notre idéal “la Bonté dans tous les coeurs”

(11)

’ te verspreiden en iedereen ertoe aan te zetten zijn ogen te openen, niet alleen voor de oneindige schoonheid der natuur in het algemeen, maar ook voor het grote onrecht dat de dieren nog vaak werd aangedaan.

Wat nu volgt is een nadere bespreking van zowat alle pennevruchten van Alice Buysse. Drie soorten teksten kunnen onderscheiden worden: verslagen,

nieuwjaarswensen en felicitaties, en verhalen. Deze laatste zijn stuk voor stuk waar gebeurde feiten die, zoals we reeds eerder vermeldden, pas vanaf 1929 verschenen.

In 1927 kregen wij echter al een kort maar bijzonder geslaagd voorproefje van haar talent: Le bon scout et le petit chien.

(12)

Alice Buysse vertelt hierin met grote tederheid en ontroering hoe een jonge scout een teefje het leven redde door het uit de Leie te halen waarin men haar had willen verdrinken. De dappere redder bracht het hondje naar het Asiel waar het enkele dagen later door betere baasjes geadopteerd werd.

Elkeen die dit verhaaltje leest, vraagt beslist om meer en kan bovendien niet meer twijfelen aan de oprechtheid van de gevoelens die Alice Buysse koesterde voor de dieren én voor de mensen die haar in haar strijd hielpen. Steeds weer spoorde zij de mensen ertoe aan, lid te worden van de Maatschappij om samen sterk te staan en druk te kunnen uitoefenen op de autoriteiten. In een artikeltje over trekhonden bijvoorbeeld, klaagde zij met kracht de wreedheid aan waarmee deze dieren behandeld werden. Oost-Vlaanderen bezat toen, in tegenstelling tot de andere provincies in België, nog geen wetten voor dat soort transportmiddelen en het was één van de hoofdbekommernissen van Alice Buysse om door herhaaldelijk

(11) Alice De Keyser-Buysse, “Heureuse année!...”, in Tijdschrift der Koninklijke Maatschappij tot Bescherming der Dieren, nr. 20, januari-februari 1926, p. 2.

(12) Alice De Keyser-Buysse, ‘Le bon scout et le petit chien’, in Tijdschrift der Koninklijke Maatschappij tot Bescherming der Dieren, nr. 28, juli-augustus-september 1927, pp. 19-20.

Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 11

(11)

aandringen van verschillende personen, de Provincieraad te dwingen een ondubbelzinnige reglementering op te stellen:

C'est pour nous aider à orienter le campagnard vers plus de bonté envers ses humbles serviteurs, que nous demandons aux Autorités Provinciales de voter le règlement mûrement et sagement étudié qui leur sera soumis à la prochaine session du Conseil Provincial.

(13)

Verhalen

Vanaf het eerste nummer van het jaar 1929 en in zowat alle volgende nummers van het tijdschriftje worden onze vermoedens dan definitief bevestigd: ook Alice Buysse deed niet onder voor het welbekende literaire talent van de familie

(14)

.

In haar eerste verhaal, Souvenirs d'autrefois

(15)

, haalt zij herinneringen op aan een reis die zij samen met haar echtgenoot in juli 1902 in Zwitserland ondernam.

De emoties die deze aangename herinneringen bij haar losmaakten, worden op een weliswaar vrij sobere maar toch boeiende en vooral levensechte wijze vertolkt.

Met grote aandacht ook voor geografische details en een leuke historische anekdote die haar culturele interesses bevestigen, vernemen wij hoe zij toen met die reis een jeugddroom realiseerde:

Et puis, ce grand désir caressé depuis mon enfance qui allait se réaliser:

voir les moines et les chiens du Grand St.-Bernard, dont mon père, au cours des longues soirées d'hiver à la campagne, avait raconté tant

‘d'histoires’ à sa petite fille attentivement blottie sur ses genoux devant l'antique feu de bois de la salie à manger.

De warmte van deze woorden wordt bijna tastbaar en zo is het ook voor dit volledige

eerste verhaal: warmte, liefde en gevoeligheid voor de wonderen der natuur grijpen

je aan en laten sentimentele snaartjes trillen...

(12)

In 1949 verscheen een bijgewerkte versie

(16)

van dit boeiende relaas naar aanleiding van de wens van Alice Buysse om diezelfde reis nog eens te ondernemen. Het werd gedeeltelijk ingekort maar wekt nog steeds dezelfde indruk op.

Vanaf dan had Alice Buysse tot onze grote vreugde de smaak duidelijk te pakken en werden haar herinneringen en verhaaltjes, nog steeds zowel in het Frans als in het Nederlands, regelmatig gepubliceerd. Wij bespreken ze in chronologische volgorde.

Gaâ

(17)

is het leuke verhaaltje van een varkentje dat Alice in januari 1930 tijdens een verblijf in het Franse Nice ontmoette. Een verloofd koppeltje had het op Kerstdag gekocht omdat het volgens een oude traditie geluk bracht. Helaas hadden zij er niet aan gedacht dat zij het onmogelijk tot hun huwelijk in het appartement van hun ouders konden houden. Indien de oude Yvonne niet zo vriendelijk geweest was de mascotte voor het toekomstig geluk van het paartje bij haar te nemen, hadden zij het moeten wegdoen. Nu sleten beiden, het oude vrouwtje en het roze varkentje, tot groot jolijt van de toeristen, hun oude dagen samen.

Minder vrolijk is de herinnering aan Mussche

(18)

, het armzalig hondje dat Alices vader uit medelijden bij zich nam en dat op de dag van zijn overlijden spoorloos verdween.

Uit dit ontroerend verhaaltje spreekt de grote liefde en tederheid die men bij de familie Buysse aantrof en die zij steeds aan hun omgeving trachtten te communiceren.

Evenals de andere autobiografische verhalen die in dit werk worden opgenomen, draagt dit relaas bij tot een betere kennis van de huiselijke sfeer waarin de jonge Arthur, Cyriel en Alice opgroeiden. Het verhaaltje werd nogmaals gepubliceerd in moderner Nederlands in de Almanak van het jaar 1952.

(19)

(16) Alice De Keyser-Buysse, ‘Emouvants souvenirs. Hier et aujourd'hui’, in Almanak 1949, nr.

80, pp. 22-27.

(17) Alice De Keyser-Buysse, ‘Gaâ’, in Almanak 1931, nr. 42, pp. 60-62.

(18) Alice De Keyser-Buysse, ‘Mussche’, in Almanak 1931, nr. 42, pp. 62-65.

(19) Alice De Keyser-Buysse, ‘Mussche’, in Almanak 1952, nr. 83, pp. 15-16.

Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 11

(13)

In de lijn van Souvenirs d'autrefois is ook Aix-les-Bains. - Impressions,

(20)

een reisverhaal. Om het levendiger te maken heeft Alice Buysse deze keer bewust gebruik gemaakt van de tegenwoordige tijd. Wij ontdekken de omgeving van dit kuuroord als het ware door de ogen van de schrijfster die, vol bewondering voor de rust en de bloemenpracht, een verkwikkende wandeling maakt. Hoe schril is dan ook het contrast wanneer zij plots een bord ontwaart ‘Tir aux pigeons’. De toonaard verandert meteen en van enig romantisme is geen sprake meer. Door haar woorden heen klinkt een nauwelijks beheerste woede en onverbiddelijk breekt ze deze gruwelijke sport af.

Zo'n taal moet beslist stof hebben doen opwaaien!

Vol tederheid zijn de Herinneringen uit mijn kindertijd. Onze beestjes.

(21)

Bello schetst het levensverhaal van de bruin-en-wit gevlekte koe van het gezin Buysse en Caboul was het hondje van Alices oudste broer. Ook hier zien we hoe buitengewoon hartelijk en warm het er bij hen aan toe ging en hoe zij, door de liefde voor de dieren, op hun tijd eigenlijk vooruit waren. Alice schreef het hier trouwens zelf: ‘Liefde voor de dieren werd in dien tijd nog niet ontwikkeld in het hart der kinderen’. Zij nam die nobele taak daarom ook algauw op zich en tekende deze verhaaltjes op als een soort didactisch materiaal voor elkeen die nog niet had stilgestaan bij de gedachte dat ook dieren onvergetelijke momenten van vreugde konden bezorgen.

Meer didactisch is ook J'ai vu les cigognes.

(22)

Het verschil in stijl tussen de Franse en Nederlandse pennevruchten is hier heel duidelijk merkbaar. Waar de Nederlandse verhaaltjes over het algemeen eenvoudig zijn opgesteld in een gemakkelijke

spreektaal, vallen de Franse tekstjes op door een vrij erudiete taal. De Nederlandse

verhaaltjes, die meestal korter zijn, lezen dan ook vlotter dan de Franse. Heel zwaar

klinkt bijvoorbeeld de volgende zin uit J'ai vu les cigognes:

(14)

Dès le lendemain, la complaisante voiture descendit la montagne pour s'engager dans les superbes champs de vignobles débordant de promesses pour les vendanges futures.

Aangezien Alice Buysse perfect tweetalig was

(23)

, durven wij hieruit concluderen dat zij een ouder publiek voor ogen had bij het schrijven van de Franse teksten.

Mes cygnes

(24)

is het verhaal van twee zwanen, Coquin en Coquine, die Alice Buysse van een bevriend koppel kreeg. Het speelt zich af in haar buitenverblijf te Drongen waar zij over drie hectaren bloemen en eeuwenoude bomen beschikte.

(25)

In deze paradijselijke omgeving tekende zij dit beeldmooie verhaal op van haar liefde en trouw tussen de ‘beesten’.

Alice Buysse vertelt ons ook hoe zij op een dag met haar vader een bezoek bracht aan de oude tuinman Bruun en hoe zij onderweg getuige werden van een gruwelijk tafereel: een ‘woeste lafaard’

(26)

was zijn hond met een mes aan het afmaken omdat het arme dier al enkele dagen ziek was en niet kon werken. Haar kinderhartje was diep geschokt en de woorden van haar vader zouden haar voor altijd bijblijven:

‘Kom, kindje, zei vader met ontroering in de stem, het hondje is uit het lijden. Wie weet welk een ellendig leven het arme beest doorbracht met zoo'n beul, 't is eene les, Liesken: Overal en altijd de dieren beschermen!’

Beiden waren diep ontroerd en Alice werd vanaf die dag een hartstochtelijke dierenbeschermster.

(23) Louis Fredericq schreef in zijn Notes sur la Familie Fredericq-Beaucarne:, ‘Mariant avec la même aisance le français et le flamand, elle a une éloquence simple et directe’, pp. 55-56.

(24) Alice De Keyser-Buysse, ‘Mes cygnes’, in Beschaven. Almanak 1934, nr. 54, pp. 2028.

(25) In ‘Le Portrait de la semaine’, in La Flandre Libérale van 5 en 6 november 1960, (zie voetnoot 4), spreekt Alice Buysse over dit buitenverblijf: ‘J'ai d'ailleurs, ajoute-t-elle, les trois hectares de fleurs et d'arbres de ma maison de campagne de Tronchiennes, où je passe une bonne partie de l'année. J'en ai fait une réserve naturelle, dont je suis la première à profiter [...]’

(26) Alice De Keyser-Buysse, ‘Hoe ik dierenbeschermster werd’, in Beschaven. Almanak 1940, nr. 75, pp. 16-17.

Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 11

(15)

In het eerste tijdschriftje van het jaar 1940 dacht Alice Buysse onvermijdelijk terug aan de oorlogsjaren die zij reeds had meegemaakt. Haar bijna legendarisch optimisme zorgde ervoor dat zij zich, liever dan één van de talrijke gruwelen, een komische anekdote herinnerde. Par un jour de guerre

(27)

vertelt inderdaad hoe een domme man zichzelf verried door zijn kippen etensrestjes van zijn illegale stokerij te geven.

Iedereen in de buurt kwam te weten wat hij uitspookte omdat zijn kippen er zat van werden en zich dus heel vreemd gingen gedragen! Een vrolijke noot in die moeilijke tijden...

Ook Oorlogsvisioenen

(28)

verzamelt een aantal anekdotes, zij het dan minder vrolijke.

Het zijn stuk voor stuk getuigenissen van de mateloze liefde van Alice Buysse, die nooit onverschillig bleef voor menselijk en dierlijk leed. Met een bijzonder oog voor details, wist ze er steeds die gebeurtenissen uit te pikken die de mensen zouden ontredderen of die een belangrijke boodschap inhielden. Wie glimlacht er inderdaad niet vertederd bij het oude vrouwtje uit De konijntjes dat zo blij is omdat haar konijnen aan het oorlogsgeweld ontsnapt zijn? ‘Is dat geen les van optimisme?’, vraagt Alice Buysse.

Fan en haar jongen en Cesar

(29)

zijn twee erg korte verhalen over honden. Het eerste lijkt onafgewerkt en houdt geen enkele aanwijzing in die ons zou kunnen helpen bij het bepalen of het om een echt gebeurd verhaal gaat of niet. Het is ook nogal simpel, een beetje teleurstellend voor wat we van Alice Buysse gewoon zijn. Wel houdt het de bijna gebruikelijke informatieve noot in, zodanig dat wij vermoeden dat het bedoeld was voor kleine kinderen.

In het daaropvolgende Cesar herkennen we gelukkig opnieuw de typische stijl. In

een mooi afgewerkte cirkelstructuur zet Alice Buysse de liefde tussen mens en dier

in de kijker. Ondanks het eenvoudige taalgebruik straalt het verhaaltje een zekere

warmte en genegenheid uit.

(16)

Toen de stervende baas in het bed zachtjes werd neergelegd, verliet het dier de kamer niet meer. (...) Meester stierf denzelfden nacht; de hond weigerde alle eten en bleef dagen lang op de kamer liggen, den dooden meester trouw. (...) En nu nog zien de bewoners van het dorpje Cesar iederen dag een lang bezoek brengen aan zijn meester die voor eeuwig rust in de schaduw van het kerkje dat midden op het kerkhof staat.

In het tweeluik Les parents inconscients

(30)

worden de ouders flink op de vingers getikt. La mort du cygne is het droevige relaas van een jongetje dat van zijn vader een geweer kreeg omdat het goed gewerkt had op school. Dolblij oefende het jongetje zijn ‘schietkunsten’ en raakte zo een van hun zwanen dodelijk. De verontwaardigde vader ontnam zijn zoon het geweer en verweet hem zijn daad. Nochtans, zo wees Alice Buysse erop, lag de schuld bij hem omdat hij het jongetje een wapen gaf: ‘la cruauté est l'école du crime’.

In La mort du cochon haalt een moeder haar kinderen erbij om naar de slachting van een varken te kijken. Ook deze onverantwoorde houding kreeg van Alice Buysse de volle lading. Zij aarzelde in zo'n geval nooit om vlijmscherpe woorden te

gebruiken. Het doel waarvoor zij streed moest immers kost wat kost bereikt worden en haar verhaaltjes konden haar daartoe helpen.

De laatste twee verhaaltjes die Alice Buysse in het tijdschriftje van de Koninklijke Maatschappij tot Bescherming der Dieren publiceerde, halen opnieuw herinneringen op aan haar vroegere jaren. Het eerste, Un triste souvenir

(31)

, handelt over de hond van haar tante die zich van verdriet liet doodgaan na haar overlijden. Uit zorg waarschijnlijk voor het privéleven van haar nonkel, die alleen achterbleef, vermeldde Alice geen plaatsnamen en slechts twee voornamen, die van de hond Elsa en die van de oude dienaar Ivo.

(30) Alice De Keyser-Buysse. ‘Les parents inconscients. La mort du cygne’ en ‘La mort du cochon’, in Almanak 1946, nr. 77, pp. 22-23.

(31) Alice De Keyser-Buysse, ‘Un triste souvenir’, in Almanak 1950, nr. 81, pp. 25-26.

Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 11

(17)

Wij vermoeden echter dat het hier om haar tante Virginie Loveling gaat. Rosalie Loveling overleed immers in 1875 toen Alice Buysse amper acht jaar oud was en in dit verhaal is er ook nergens sprake van haar ouders. Bovendien lijkt het ons onwaarschijnlijk dat een kind van die leeftijd onmiddellijk naar de overledene zou willen gaan kijken: ‘Je voulus voir la morte tout de suite (...).’

Het laatste, Ik ook heb zulks beleefd

(32)

, vermeldt de plaats Nevele waar Alice Buysse haar jeugd doorbracht. De naam van de notaris die rechtover het ouderlijke huis woonde en met wiens paard Alice mooie wandelingen maakte in de grote tuin, wordt daarentegen verzwegen. Ook in dit laatste verhaaltje in het laatste nummer van het tijdschriftje dat wij hebben kunnen terugvinden, herkennen we de typische stijl van de schrijfster. Kort en bondig maar met niettemin oog voor een afgesloten, logische structuur, wist Alice Buysse de lezer steeds te boeien. Dankzij de vlotte spreektaal en de liefde die warm door haar woorden straalt, vergeten we dat de ontknoping nooit helemaal onverwacht komt.

Verslagen

Alice Buysse formuleerde ook haar aanklachten in een literaire stijl. Zo veroordeelde ze heel krachtig en streng, de onmenselijke handel in zangvogels in het heel korte maar aangrijpende verslag De wreede muit

(33)

. In De voorbeeldige woonwagen

(34)

zijn het de ‘lui’ in leurderswagens die fel bekritiseerd werden omdat zij hun zo gedienstige paarden en hun trouwe honden dikwijls nauwelijks te eten gaven noch verzorgden.

Gelukkig vond Alice Buysse ook nog eens een ‘voorbeeldige woonwagen’ tijdens

een van haar vele wandelingen. Het vredige beeld van een fris groen geschilderde

woonwagen met een gezellig hondenhok ernaast en een goed verzorgd paard verderop,

(18)

vormde de onmiddellijke aanleiding voor dit verslag, waarin zij naar gewoonte verhaalelementen met reële gebeurtenissen combineerde.

Het had dagen lang geregend. Op een vroegen morgen rende ik

St.-Denys-Westrem voorbij naar de richting van Deinze toe. Daar stond alweer een woonwagen op zij van de baan. Alweer het droef verschijnsel dacht ik, en mijne oogen zochten in 't voorbijrennen naar het paard. (...) Ik bleef kuieren bij het frisch groen geschilderd wagentje met zijn reine witte gordijntjes waarachter alles zoo rustig-gelukkig scheen. Een

kinderhandje schoof het kanten gordijntje weg, een knaapje lachte mij toe, (...).

Het contrast tussen dierenvrienden en dierenhaters werd zo vaak mogelijk duidelijk beklemtoond. Duivenschieten

(35)

, Arme vinkjes

(36)

en Het vogelenparadijs te

Neuch[â]tel

(37)

zijn daar nog drie uitstekende voorbeelden van. Alice Buysse aarzelde inderdaad niet om dierenmishandelaars hardhandig aan te pakken.

Met nauwelijks beheerste woede scheldt zij in Duivenschieten de moordenaars de huid geleidelijk aan vol. Een voor een somt zij de gruwelijke daden van deze

‘menschen-sperwers’ op en wekt zij zo diepe afkeer op bij de lezer. Niemand kan ongevoelig blijven bij deze woorden:

De vogel vliegt de lucht in... de moordenaar loert... pan-pan- en daar stort het duifje neer, stervend, als het maar niet verminkt vlucht om ergens, na uren of dagen doodstrijd ellendig om te komen.

En die moorderijen gebeuren onder het teeken van ‘sport’ en rijke dames en heeren van den hoogen stand maken zich plichtig aan dat walgelijk plezier.

Het verslag van haar bezoek aan het vogelreservaat in Zwitserland barst daarentegen figuurlijk uit van enthousiasme en opgetogenheid.

(35) Alice De Keyser-Buysse, ‘Duivenschieten’, in Almanak 1938, nr. 69, pp. 53-57.

(36) Alice De Keyser-Buysse, ‘Arme vinkjes’, in Almanak 1939, nr. 72, p. 33.

(37) Alice De Keyser-Buysse, ‘Het vogelenparadijs te Neuch[â]tel’, in Beschaven. Almanak 1938, nr. 69, pp. 12-17.

Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 11

(19)

Hierin hemelde Alice Buysse de dierenvrienden met heel haar hart op en schilderde zij ons een mooi gedetailleerd beeld van wat het vogelparadijs allemaal inhield. Waar haar voornaamste bekommernis de dieren betrof, liet ze het nooit achterwege om ook het leed der mensen en hun moed tegenover het ongeluk met ontroering en zachtheid te beschrijven:

Wij vernemen dat M. Russ op 22 jarigen leeftijd aangetast werd door doodskramp en nog altijd lijdt aan de gevolgen dier schrikkelijke ziekte.

Hij is niet gehuwd en heeft zijn eenzaam leven gewijd aan het lenigen van menschen- en dierenleed. Alles bij hem is goedheid en (...). De nederige vriend zal het mij niet ten kwade duiden den sluier opgelicht te hebben van zijn bewonderingswaardig leven.

Door deze prachtige voorbeelden van zelfopoffering en onmetelijke dierenliefde aan het licht te brengen, hoopte Alice Buysse de mensen gevoelig te maken voor haar levensdoel: de dierenbescherming.

Nieuwjaarswensen en felicitaties

Toen Alice Buysse nog geen verhaaltjes schreef voor het Tijdschrift der Koninklijke Maatschappij tot Bescherming der Dieren, richtte zij zich aan het begin van elk jaar tot haar leden om de resultaten van het afgelopen jaar mee te delen en haar wensen over te maken. Omdat zij zo duidelijk haar persoonlijkheid weerspiegelen en haar doelstellingen ondubbelzinnig weergeven, nemen wij twee teksten, een Franse en een Nederlandse in bijlage op.

(38)

Alice Buysse vergat ook nooit haar leden voor hun goede daden te feliciteren. Haar

mensenkennis had haar geleerd dat een schouderklopje soms wonderen kan doen.

(20)

In De bloemen van Meester Deprest

(39)

schreef ze bijvoorbeeld vol lof over de verzorgde bloementuin van een van haar beste leden, een leraar uit Drongen die niet alleen zijn leerlingen dierenliefde onderrichtte, maar ook regelmatig artikeltjes en verhaaltjes verzorgde in het tijdschrift.

Het oudje heeft ons diep ontroerd

(40)

en Un bon petit garçon

(41)

bewijzen ons eveneens dat Alice Buysse zelfs de kleine liefdesgebaren waardeerde en aanmoedigde.

Het vinkje van den groentenboer

(42)

tenslotte is een waar gebeurd verhaaltje van een jongetje dat een frank gaf aan zijn speelkameraad om het vinkje dat deze 's morgens gevangen had, te mogen vrijlaten. Het dierenvriendje, Emiel D.S., acht jaar oud, werd aan de hand van dit artikel hartelijk door Alice Buysse gefeliciteerd:

Want weest verzekerd dat het kind als hij eenmaal groot zal geworden zijn even goed de menschen zal behandelen en beschermen zooals hij met het gevangen vogelken heeft gedaan. Wij hebben geen twee harten: het een voor de menschen en het andere voor de dieren.

1.5. Besluit

Zoals wij hebben kunnen afleiden uit de in dit overzicht besproken

jeugdherinneringen, werden Alice, Arthur en Cyriel Buysse opgevoed in een geest van respect en liefde voor zowel medemens als dier. Geen kans werd onbenut gelaten om de zwakkeren te helpen en hun leed te verzachten. In deze gemoedelijke atmosfeer ontwikkelde vooral Alice de vastberadenheid om haar leven geheel aan dit doel te wijden. Dankzij wat men vandaag haar ‘commerciële ingesteldheid’ zou noemen, slaagde zij er niet alleen in

(39) Alice De Keyser-Buysse, ‘De bloemen van Meester Deprest’, in Tijdschrift der Koninklijke Maatschappij tot Bescherming der Dieren, nr. 45, oktober-november-december 1931, p. 16.

(40) Alice De Keyser-Buysse, ‘Het oudje heeft ons diep ontroerd’, in Beschaven, nr. 76, april-mei-juni 1940, p. 10.

(41) Alice De Keyser-Buysse, ‘Un bon petit garçon’, in Beschaven. Almanak 1938, nr. 69, pp.

80-81.

(42) Alice De Keyser-Buysse, ‘Het vinkje van den groentenboer’, in Tijdschrift der Koninklijke Maatschappij tot Bescherming der Dieren, nr. 43, april-mei-juni 1931, pp. 14-16.

Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 11

(21)

het familiale bedrijf na het overlijden van haar vader van de ondergang te redden, maar volbracht zij ook op grandioze wijze talloze andere taken, waaronder de dierenbescherming. Als medestichtster en voorzitster van de Gentse Koninklijke Maatschappij tot Bescherming der Dieren liet zij hoogstwaarschijnlijk de meeste sporen na. Zij verzorgde immers de publikatie van het tijdschriftje, schreef zelf talloze artikels en droeg waar het ook maar kon haar steentje bij om het droevige lot van sommige dieren te verbeteren. Als vrouw was het in die tijd nochtans vrij

ongebruikelijk en zij zou beslist veel meer tegenkantingen gekend hebben, ware het niet dat zij uit een welgestelde en bovendien bekende familie stamde. Haar broer Arthur trad als politicus af en toe in haar voordeel op en ook Cyriel stelde meer dan eens zijn bekendheid in dienst van zijn zus.

Maar hierover meer hierna.

Het ontbrak Alice Buysse echter zelf niet aan troeven om haar strijd tot een goed einde te brengen. Welbespraakt en van een begerenswaardig dynamisme, verdedigde zij zich ook ongewoon goed met een pen in de hand. Haar artikels in het Tijdschrift der Koninklijke Maatschappij tot Bescherming der Dieren halen weliswaar niet het literaire niveau van het werk van haar broer, maar getuigen van een soms grotere natuurlijkheid en ongetwijfeld van meer gevoeligheid. Elke zin kwam rechtstreeks uit het hart en beoogde slechts één doel: de onrechtvaardige behandeling van dieren aanklagen. Daarom speelde zij met contrasten, wisselde zij lof en grondige afkeer op meesterlijke wijze af. Daarom ook klonken haar woorden nooit bombastisch of overdreven maar oprecht en liefdevol. Zij had er inderdaad nooit enige moeite mee om ons mee te slepen in haar enthousiasme of verdriet. Zelfs de meer erudiete taal en de iets gecompliceerdere zinsbouw die Alice in de Franse teksten hanteerde, ontnam weinig aan de spontaneïteit van haar stijl. Wel vermoeden we dat ze daardoor meer bestemd waren voor volwassenen.

Alice Buysse wist ook bijna onopgemerkt leerrijke gegevens aan haar verhaaltjes

toe te voegen. Zo combineerde zij meestal een moraal en een lesje over het dierenrijk

waar jong en oud wel iets van konden opsteken. Zij zorgde ook steeds voor een mooi

afgelijnde structuur. Zonder echt noemenswaardig storend te werken, werd het

(22)

verhaalstramien hierdoor vrij doorzichtig en de ontknoping enigszins voorspelbaar.

Tenslotte deelde Alice Buysse ook zonder schroom haar diepste gevoelens mee aan de lezers en liet ze, als het ware met haar ogen, een kijkje nemen in haar mooiste en ontroerendste herinneringen. Naarmate wij haar artikels lazen, ontdekten wij dan ook haar persoonlijkheid, die hartelijke persoonlijkheid waarmee zij de eventuele

‘schoonheidsfoutjes’ in haar stijl moeiteloos camoufleerde.

2. Cyriel Buysse

2.1. Cyriel Buysse en de Koninklijke Maatschappij tot Bescherming der Dieren

Cyriel Buysse maakte geen deel uit van het Bestuur van de Koninklijke Maatschappij tot Bescherming der Dieren. Zoals blijkt uit een aantal verslagen was zijn inzet voor de vereniging niettemin heel groot. Zo woonde hij de jaarlijkse bijeenkomsten trouw bij en stond hij ook steeds paraat voor uitzonderlijke evenementen. Zijn aanwezigheid alleen was reeds voldoende om de aandacht van de pers te trekken en van een dergelijke reclame maakte de Koninklijke Maatschappij dankbaar gebruik.

Ook voor het schrijven van artikels of het ter beschikking stellen van zijn

dierenverhaaltjes kon Alice Buysse meer dan eens op haar broer rekenen. Zijn liefde voor de dieren was niet zomaar een bevlieging. Hoewel zijn vader al snel een industrieel van hem wou maken en hem daartoe ook trachtte op te leiden, groeide Cyriel op in hetzelfde klimaat als zijn zus Alice: respect en aandacht voor alle levende wezens en bescherming van de natuur vormden twee essentiële bestanddelen van zijn opvoeding

(43)

. Gedurende zijn volledige literaire loopbaan zou Cyriel Buysse de lesjes van zijn ouders indachtig zijn en zou hij ze tot de ons bekende, prachtige dieren-

(43) In het verhaaltje Caboul dat wij reeds eerder bespraken (p. 16), vernemen we bijvoorbeeld hoe de jonge Cyriel een liefdevol gedichtje schreef bij het overlijden van het hondje van zijn oudere broer Arthur. In haar herinneringen schrijft Alice trouwens vaak hoe zij, dit zijn de kinderen Arthur, Cyriel en Alice, een zelfde bewondering en liefde voor de wondere wereld der natuur deelden.

Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 11

(23)

verhalen en natuurbeschrijvingen verwerken.

Tenslotte stak Cyriel ook wel eens een financieel handje toe, over het algemeen in de vorm van anonieme giften.

De tekstjes die in het Tijdschrift der Koninklijke Maatschappij tot Bescherming der Dieren verschenen ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag en bij zijn overlijden, hebben wij in bijlage opgenomen.

2.2. Teksten van Cyriel Buysse in het tijdschrift van de KMBD

Zoals we reeds hierboven vermeldden, verschenen er in het Tijdschrift der Koninklijke Maatschappij tot Bescherming der Dieren vanaf het tweede nummer geregeld verhaaltjes van Cyriel Buysse

(44)

. Dat dit niet enkel een initiatief was van zijn zus en voorzitster van de vereniging, Alice De Keyser-Buysse, leiden we af uit een artikel van de hand van Cyriel waarin hij zijn overtuigingen inzake dierenbescherming voor de eerste keer uiteenzette.

In Pour les bêtes

(45)

in het nummer van juli-augustus 1923 waarschuwde hij de hondeëigenaars uit Gent en omstreken voor de vreselijke praktijken van de vivisectie.

Verloren gelopen honden werden toen vaak door ronselaars opgepakt om verkocht

te worden aan laboratoria. Daar werden de arme beesten zonder enige verdoving

opengesneden teneinde allerlei ‘wetenschappelijke’ proeven uit te voeren. Cyriel

Buysse trok het nut van deze proeven erg in twijfel en zou vanaf die dag, evenals

zijn zus, voor een strenge reglementering van dergelijke wetenschappelijke

onderzoeken ijveren. Zijn grote liefde voor de dieren, een duidelijke familietrek,

stond voortaan buiten kijf en men zou zijn hulp nog dikwijls inroepen bij allerlei

gelijkaardige acties. In 1938, zes jaar na het overlijden van Cyriel Buysse, werd de

Nederlandse versie van dit artikel gepubliceerd met de vermelding: ‘Hetgeen de

groote

(24)

Vlaamsche schrijver in 1924 neerpende blijft helaas! nog steeds het menschenhart folteren.’

(46)

Naast Pour les bêtes verscheen in dit zelfde nummer ook de bekende Strijd tegen de vivisectie

(47)

, een felle en huiveringwekkende getuigenis van Buysses aversie voor het gedwongen lijden van dieren, die ‘willekeurig voor de wetenschap geofferd’

werden. Dit artikel, zo lijkt het ons, luidde het echte begin in van zijn medewerking aan het Tijdschrift der Koninklijke Maatschappij tot Bescherming der Dieren.

Cyriel Buysse ondervond blijkbaar vrij snel de behoefte om zich te rechtvaardigen voor zijn plotselinge inzet voor de dierenbescherming. Dierenbescherming was in het begin van deze eeuw een vrij ongewone en nieuwe bezigheid waar weinig mensen begrip voor toonden. Ook de vrienden van de auteur reageerden verwonderd. Zij kenden Cyriel inderdaad in de eerste plaats als een filantroop en vroegen hem om uitleg. Aan de hand van een Lettre ouverte à un ami

(48)

, verschenen in 1923, diende hij eventuele tegenstanders van een meesterlijk en openhartig antwoord. Cyriel Buysse bewees hier inderdaad met een aantal krachtige argumenten dat de beste manier om zich als mensenvriend te profileren, er in bestond, zich in te zetten voor de Maatschappij voor Dierenbescherming:

Si tu aimes tes frères n'éprouves-tu pas de tristesse à les voir si moralement arriérés et ne voudrais-tu pas verser dans leur cceur fruste un peu de bonté raisonnable tout en protégeant leur victime. (...) Crois-moi mon cher, la protection des animaux c'est de la philantropie pure mais essentiellement pratique. Nous avons recours à des prétextes terre à terre, soit, et les naïfs n'y voient que cela: mais nous développons par notre propagande les vertus les plus indispensables à l'avènement d'un monde meilleur: la justice et la pitié.

(46) Cyriel Buysse, ‘Voor de dieren’, in Beschaven, juli 1938, nr. 71, pp. 4-5.

(47) Cyriel Buysse, ‘De strijd tegen de vivisectie’, in Tijdschrift der Koninklijke Maatschappij tot Bescherming der Dieren, nr. 6, pp. 4-6; zie ook deel 7 van het Verzameld werk van Cyriel Buysse, Manteau, 1974, pp. 429-430 en pp. 320-321.

(48) Cyriel Buysse, ‘Lettre ouverte à un ami’, in Tijdschrift der Koninklijke Maatschappij tot Bescherming der Dieren, nr. 7, september-oktober 1923, pp. 5-6.

Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 11

(25)

Naast de verhalen die wij uit het Verzameld werk kennen en een tweetal nieuwe, dit is: tot dusver onbekend gebleven, verhaaltjes, verschenen een aantal artikels die de auteur blijkbaar speciaal voor het Tijdschrift der Koninklijke Maatschappij tot Bescherming der Dieren schreef. Wij bespreken deze laatste in chronologische volgorde.

Over een nuttig wetsontwerp

(49)

brengt verslag uit van de beslissing van de Bond der Belgische Maatschappijen tot bescherming der dieren om een wetsontwerp in de Senaat neer te leggen. De nieuwe wet tegen dierenmishandeling, volgens Buysse

‘buitengewoon bescheiden in haar eischen en verlangen’, beoogde een aantal verbeteringen, zowel voor de dieren als voor het volk. De Bond had inderdaad vastgesteld dat de onwetendheid van de landbouwers en de onhygiënische omstandigheden waarin zij hun veestapel opfokten, een lagere opbrengst èn de verspreiding van tuberculose tot gevolg konden hebben. Het invoeren van een nieuwe wet ter vervanging van die van 1865, die meer dan eens totaal waardeloos was gebleken, betekende dus niet alleen dat men eindelijk meer aandacht zou besteden aan de bescherming van het dierenras, maar ook dat men de volksgezondheid aanzienlijk zou verbeteren. In Buysses bewoordingen klonk dit zo:

Laten we toch zorgen dat Sir Mevide S. Graham geen welverdienden smaad meer op ons volk kan werpen, zooals hij deed toen hij naar aanleiding van een door hem bijgewoonde hondenmishandeling, deze geeselende woorden over België uitte: ‘Ik ken geen negerras, dat zoo zijn dieren zoude mishandelen’; en laten we meteen ook zorgen dat een betere hygiëne van de dieren in het algemeen den welstand van den mensch bevordere, en dat onze kinderen, met de melk die hun voedt, niet te gelijkertijd de kiemen van hun dood inzuigen.

Uit dit stukje blijkt hoezeer dit probleem Buysse aan het hart lag. Hij kon het niet

langer aanzien dat ons land wel vaker met de vinger gewezen werd wanneer het om

dierenmishandeling ging. Het

(26)

kwetste hem diep dat het volk, waar zijn liefde zo spontaan naar uitging, steeds minder gaf om de door hem zo hooggeschatte morele waarden.

Naar aanleiding van het wetsontwerp van de Bond der Belgische Maatschappijen tot bescherming der dieren, brak ook het debat over de vivisectie opnieuw in al zijn hevigheid los. In allerlei wetenschappelijke bladen en ook in kranten werden discussies gevoerd en enquêtes ingesteld om voor- en tegenstanders aan het woord te laten.

Cyriel Buysse volgde dit alles van heel nabij en deelde onverbloemd zijn mening mee in A propos de vivisection

(50)

. Louter op basis van zijn gevoelens en zonder enige wetenschappelijke pretentie veroordeelde hij de gruwelijke praktijken waarvan dieren, meestal honden, in laboratoria het slachtoffer waren. In krachtige taal viel hij een zekere professor Brachet aan, die in L'Etoile Belge had verklaard dat

dierenbeschermers een ziekelijke gevoelsafwijking vertoonden. Met deze beledigende opmerking was de geleerde op gevaarlijk terrein beland. Behoorde het immers niet tot zijn verplichtingen objectief te blijven en de draagwijdte van zijn woorden in te schatten alvorens ze uit te spreken? Buysse speelde hier handig op in. Getuigend van groot psychologisch inzicht bouwde hij een afgemeten betoog op waarmee hij de tegenstander gemakkelijk kon ontwapenen. Zijn welsprekendheid en beleefdheid tenslotte, culmineerden in de laatste zin, die meteen ook de doodslag betekende:

Il se peut que, malgré tout, les arguments de M. le professeur Brachet auront converti certains lecteurs hésitants à ses idées; mais il est hors de doute, à mon sens, que le crime odieux du professeur Richet qui, au nom de la Science, fit périr d'inanition quarante malheureux chiens, - acte que le professeur Brachet semble approuver, - renforcera encore bien plus considérablement les rangs déjà serrés et chaque jour plus actifs et plus puissants de la Ligue Antivivisectionniste.

(50) Cyriel Buysse, ‘A propos de vivisection’, in Tijdschrift der Koninklijke Maatschappij tot Bescherming der Dieren, nr. 15, januari-februari 1925, pp. 14-15.

Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 11

(27)

Cyriel Buysse besteedde ook aandacht aan het wrede lot van de trekhonden. In Trekhonden-wee in Oost-Vlaanderen

(51)

verontwaardigde hij zich over het feit dat de provinciale wet op het gebruik van honden als trekdieren niet werd nageleefd in Oost-Vlaanderen. Het beeld van uitgemergelde, hijgende en overladen dieren was een beschaafd volk onwaardig en Buysse aarzelde dan ook niet de overheid hiervoor aan te klagen.

Meer dan onverschilligheid en nalatigheid bewees dit immers ook dat het ‘moreel geweten’ er steeds op achteruit ging en vooral dat trof de auteur heel diep.

Een Paarden-Restaurant in oorlogstijd

(52)

brengt verslag uit van een originele en bovendien succesvolle onderneming van Buysse in Den Haag. Tijdens de oorlog hadden slechts weinig mensen de financiële middelen om hun paarden te eten te geven en te onderhouden. Met enkele vrienden organiseerde Buysse toen een geldinzameling en kocht hij een stal en een weide waar de dieren iedere dag gratis gevoederd werden. De organisatie werkte uitstekend en het was een genoegen voor iedereen de verhongerde paarden te zien opleven. Toen de oorlog ten einde liep en alles langzaam aan weer z'n normale gang ging, sloot het paardenrestaurant zijn deuren.

In zijn laatste artikeltje, Een verblijdend verschijnsel

(53)

, openbaarde de auteur nogmaals zijn talent en zijn onuitputtelijke liefde voor zowel mens als dier. Wij nemen het hier, ter afsluiting van dit overzicht volledig op.

Dezen Zomer, tijdens de droevige stormdagen, die onze streek zoo zwaar

geteisterd hebben, kon men in de dagbladen lezen, hoe de vogels uit hun

nestjes werden geslingerd en zoo nat ten gronde vielen, dat zij niet meer

op konden stijgen en in groote hoeveelheden door kinderen werden

opgeraapt die ze zorgzaam droogden en ze 's anderendaags dan weer

de vrijheid gaven. Welk een verblijdend verschijnsel en welke vooruitgang

in het meewarigheidsgevoel der jonge kinderen! Vroeger zouden zij die

(28)

vogeltjes misschien gedood of, op zijn minst genomen, in kooien opgesloten hebben. Nu was in hen ontwaakt de dierenliefde en het verheffend gevoel der hulpvaardigheid in 't algemeen. Want niet alleen voor dieren, ook daar waar zij hun evenmensch kunnen helpen en troosten, zal datzelfde gevoel van medelijden en hulpvaardigheid voortaan in hen ontstaan.

2.3. Onbekend werk van Cyriel Buysse

De meeste dierenverhalen die we in het tijdschriftje terugvonden, werden reeds opgenomen in het Verzameld werk. Poeti, Het paard, Op een zomeravond, Impikoko, Het meesje en De zwaluwtjes zijn daar slechts enkele voorbeelden van. Ze zijn vaak meer dan een keer gepubliceerd en dit zelfs na het overlijden van Cyriel Buysse in 1932. Naast de verhalen van ene ‘Nonkel Mandus’, de teksten van de voorzitster en de vaste rubrieken, vormden ze dikwijls een hoofdbestanddeel in het tijdschriftje.

Onze verrassing grensde aan het ongeloof toen we naast de artikels en de bekende verhalen, twee tot nu toe onbekende werkjes van Cyriel Buysse aantroffen. Ze dragen de titels Tray en Moed en Dierenliefde en verschenen respectievelijk in de numers 28

(54)

en 30

(55)

van het tijdschriftje. Tray is de werkelijk gebeurde geschiedenis van de ongelooflijke band die er tussen een hond en zijn meester kan bestaan. Omdat hij ernstig ziek was, keerde deze laatste terug naar zijn vaderland, Tray in Amerika overlatend aan de goede zorgen van trouwe vrienden. Na enkele maanden miste de zieke zijn hond echter zo erg dat hij hem per boot liet overkomen. Het ontroerende weerzien wordt door de auteur bijzonder levensecht beschreven:

-Tray! Dear Tray! riep de meester ontroerd.

De hond zag hem, rukte zich los, kwam als een gek over de loopplank van het schip gestormd. Hij raakte niet tot bij zijn meester! Plotseling viel hij zijlings omver, in zwijm, hijgend en jankend, met dichte oogen. Hij wilde opstaan en kon niet, maar

(54) Cyriel Buysse, ‘Tray’, in Tijdschrift der Koninklijke Maatschappij tot Bescherming der Dieren, nr. 28, juli-augustus-september 1927, pp. 3-4.

(55) Cyriel Buysse, ‘Moed en Dierenliefde’, in Almanak 1928, nr. 30, p. 8.

Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 11

(29)

aanhoudend bewoog hij op en neer met zijn pooten, om te groeten, te liefkoozen, om klagelijk te uiten hoe ontroerd en gelukkig hij was.

Dat duurde zoo een poosje. Toen kwam hij weer bij. Hij omarmde zijn meester en zijn meester omarmde hem.

Tray en andere, bekende werkjes van de schrijver verschenen eveneens in het Nederlandse tijdschrift Dierenbescherming

(56)

.

Moed en Dierenliefde werd enkel ondertekend met de initialen C.B., maar wij kunnen met vrijwel zekerheid stellen dat het hier eveneens om een tot dusver onbekend gebleven verhaaltje van Cyriel Buysse gaat. In geen enkel nummer van het tijdschrift ontdekten wij immers een andere persoon die aan deze initialen kon beantwoorden.

Bovendien betreft het een korte schets - genre dat Cyriel Buysse voornamelijk hanteerde om allerlei herinneringen en voorvalletjes uit het dagelijkse leven uit te beelden

(57)

- in de typische stijl van de auteur. Het besteedt tenslotte ook aandacht aan het trieste verhaal van een trekhond die afgebeuld wordt door zijn meester, een onderwerp dat hem zeer nauw aan het hart lag

(58)

.

Wij hebben er het raden naar waarom Cyriel Buysse deze twee mooie stukjes nooit in een bundel heeft opgenomen. Hoewel het geen uitzonderlijke verhaaltjes zijn en ze geen nieuwe aspecten van zijn oeuvre aan het licht brengen, dragen ze bij tot een betere kennis van de auteur als onvoorwaardelijke dierenvriend.

Langs deze weg om hoopte hij een groot aantal mensen te bereiken en hun ogen te

openen voor de brutaliteit waarmee sommige mensen hun viervoetige metgezellen

behandelen.

(30)

2.4. Cyriel Buysse en de natuurbescherming

(59)

‘Had Cyriel Buysse geen enkel ander motief dan zijn liefde voor de dieren om op te treden in de Koninklijke Maatschappij tot Bescherming der Dieren?’, dit is de vraag die wij ons meer dan eens stelden en die ons ertoe bracht, op zoek te gaan naar een algemeen beeld van de natuur- en dierenbescherming rond de eeuwwisseling.

De interesse voor en de bescherming van de natuur, kwamen wij te weten, hangt af van sociaal-economische en andere materiële factoren. De Industriële Revolutie, de verstedelijking en de daarmee gepaard gaande verhoging van de welvaart, zorgden ervoor dat er steeds meer vrije tijd beschikbaar gemaakt kon worden om zich in te zetten voor een aantal liefdadigheidsinstellingen, waaronder die ter bescherming van het milieu. Toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak en alle aandacht uitging naar het redden van het naakte bestaan, trad er voor de natuur- en dierenbescherming een sombere periode in. Vanaf dan zou de aandacht voor liefdadigheidsinstellingen voortdurend afhankelijk zijn van de wisselende economische situaties.

De geboorte van de Vlaamse natuurbescherming vond dus plaats aan het begin van deze eeuw. Toen raakten een aantal jonge cultuur- en natuurminnende Vlamingen verontrust over het snelle verval van de natuur en het landschap. Vooral door de Romantiek geïnspireerde kunstenaars gingen dichter bij de natuur leven. Vaak gingen zij in kleine gemeenschappen in de nabijheid van een bos, de heide of een rivier wonen om inspiratie op te doen voor hun oeuvre.

(60)

Belangrijk was hierbij hun overtuiging dat natuur- en dierenbescherming van essentieel belang waren voor het voortbestaan van de cultuur. De natuur zoals ze zich openbaarde in het landschap was immers het resultaat van een aantal culturele handelingen van de voorouders.

De

(59) Voor deze paragraaf maakten wij gebruik van het werk van M.A. Caspers, De geschiedenis van de natuurbescherming in Vlaanderen van 1910-1940, Tilburg, M.A. Caspers, 1992.

(60) Voorbeelden van dergelijke gemeenschappen zijn o.a. de scholen van Barbizon in de nabijheid van het bos van Fontainebleau in Frankrijk, de produktiecoöperatie Walden door F. van Eeden gesticht te Bussum in Nederland, zo genoemd naar Thoreaus Walden, or life in the woods, en de Latemse school bij Gent.

Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 11

(31)

bedreiging ervan betekende dus de bedreiging van het cultuurgoed en van de geestelijke gezondheid van het volk.

Meer nog dan de strikte natuurbeschermers onderzochten de dierenbeschermers de ethische kant van de relaties mens-natuur. Zij stelden het eeuwenlang als

vanzelfsprekend geldende recht van de mens om willekeurig over de dieren en de natuur te beschikken, ter discussie. Voor hen moesten de dieren niet enkel tegen de mens beschermd worden omdat ze mooi, interessant, troostend of nuttig waren, maar ook omdat ‘ieder hoger wezen hulp en bescherming verschuldigd is aan minderen’.

Dit ethische argument en het feit dat men de graad van beschaving van een volk kan meten aan de wijze waarop het met zwakke wezens omgaat, wierpen de

dierenbeschermers ook naar voren in hun strijd tegen de vivisectie. Goedheid en respect jegens de dieren tenslotte, zou ongetwijfeld leiden tot een grotere solidariteit en een betere verstandhouding tussen de mensen. Omgang met dieren zou immers positieve gevoelens opwekken.

Al deze beweegredenen die er in het begin van deze eeuw verschillende kunstenaars

(61)

toe aanzetten, de natuurverenigingen een handje te helpen, en de argumenten die zij daarvoor aanwendden, vonden we stuk voor stuk bij Alice en Cyriel Buysse terug.

Naast het liefdevolle klimaat van respect voor elk levend wezen waarin ze thuis opgroeiden, was dus ook de algemene tijdgeest bevorderlijk voor de acties die zij ondernamen.

Tenslotte willen wij ook nog beklemtonen dat Cyriel noch Alice Buysse ook maar enig materieel voordeel trokken uit hun medewerking aan de Koninklijke

Maatschappij tot Bescherming der Dieren. Het enige waar Cyriel misschien enigszins

baat bij kon hebben, was de verspreiding van een aantal van zijn verhalen via het

tijdschriftje van de vereniging. Wij betwijfelen het echter ten zeerste dat de man

daarop zat te wachten om bekendheid te verwerven. De enige drijfveer van de auteur

was dus werkelijk zijn dierenliefde!

(32)

2.5. Besluit

Ook in de literatuur rond de eeuwwisseling bestond er een tendens om zich om het lot van mishandelde dieren te bekommeren

(62)

. De bloederige taferelen die zich in de vivisectie-laboratoria afspeelden bijvoorbeeld, waren een dankbaar onderwerp om het grote lezerspubliek aan te trekken, dat de realistische romans uit die tijd gretig verslond. Ook een auteur als Cyriel Buysse werd, zoals wij in de vorige paragraaf reeds suggereerden, door zijn tijdgeest beïnvloed, maar waar het bij de meeste opportunistische schrijvers om een erg tijdelijke bevlieging ging, betekende dierenbescherming voor hem een soort levensdoel dat als een rode draad door zijn volledige oeuvre heen kan worden ontwaard.

Cyriel Buysse was van nature een goed mens en zijn gehele opvoeding had hem in die goedheid nog versterkt. Eerbied voor alle levende wezens en bewondering voor de natuur waren slechts twee van de wijze boodschappen die zijn ouders hem van jongsaf aan bijbrachten. De knaap had er geen moeite mee en zodra zijn literaire talenten aan het licht kwamen, gebruikte hij die bewust om diezelfde levenswijsheden op een aangename manier aan de man te brengen. Wie bleef er immers onbewogen bij het lezen van een verhaaltje zoals Tray? Wie genoot er niet van zijn fijne

natuurbeschrijvingen? Wanneer het hem echter te ver ging, aarzelde hij niet om de idyllische tafereeltjes in te ruilen voor een felle aanklacht.

Ingeslapen geesten kon hij gemakkelijk wakker schudden met zijn harde taal:

Ziehier het schouwspel: Een ongelukkig verdwaald hondje wordt aan een touw door een speurder in het laboratorium van den zogenoemden man der wetenschap gebracht. Men legt het op een tafel, bindt het er stevig vast. Dan neemt de vivisecteur zijn messen

(62) Jacqueline Bel, Literatuur in het fin-de-siècle, Amsterdam University Press, 1992: ‘Naarmate het eeuweneinde dichterbij komt, verschijnen er meer romans waarin mystiek gecombineerd wordt met engagement en sociaal-idealisme. Men wil gezond en rein leven, zorg dragen voor de armen, men neemt het op voor de dieren (dat zijn, zo denkt men, namelijk mensen in een lager stadium)’, p. 301; ‘In veel romans uit het fin de siècle vallen echo's te beluisteren van de meest uiteenlopende brandende kwesties: socialisme, feminisme, anarchisme, maar ook kwesties als vrije liefde, vegetarisme, anti-vivisectie en de blauwe knoop’, p. 314.

Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 11

(33)

en tangetjes en begint te ‘werken’. Men ziet de machtelooze wringingen van het dier, het bloed dat langzaam druipt, de rillingen der huid, de oogen uitgepuild van smart en angst. Een onbeschrijfelijke afschuw gaat van het schouwspel uit, hoewel men nog niet eens het hartverscheurend huilen van het dier kan hooren. (...) de vraag dringt zich op, ruw als een slag in 't gezicht: ‘Heeft de mensch wel het recht een dier te folteren, zelfs in name van de wetenschap?’

Cyriel Buysse hield er echter meer van de natuur en de dieren in harmonie te beschrijven en hij liet geen kans voorbij gaan om iedereen die aan deze harmonie wou bijdragen, aan te moedigen en te feliciteren. Vooral het feit dat de rangen van de dierenbescherming ook langzaam aan met kinderen versterkt werden, verzoende de ontgoochelde auteur opnieuw met de mensheid, waarvan hij de morele waarden snel zag verdwijnen.

Zijn medewerking aan de Gentse Koninklijke Maatschappij tot Bescherming der Dieren, die mede door zijn zus gesticht was, lag dus voor de hand. De publikatie van zijn verhalen en artikeltjes in het tijdschriftje van de vereniging konden er de populariteit alleen maar van doen groeien, zoals er naar aanleiding van die verhaaltjes ook toenemende belangstelling zal geweest zijn voor de grotere werken van Cyriel Buysse. Hoewel we een dergelijke invloed nooit precies kunnen meten, staat het belang dat een bekende naam kan hebben voor liefdadigheidsinstellingen buiten twijfel. Jaren na zijn overlijden werden de dierenverhalen van Buysse nog steeds regelmatig in het tijdschriftje gepubliceerd en waren ze, af en toe helaas, nog actueel.

In 1933 werd in het Gentse tevens een schoolprijskamp georganiseerd ter herdenking en huldiging van ‘den grooten Vlaamschen schrijver Cyriel Buysse’. De opdracht luidde: ‘Wie met den geest van waarneming begaafd is, kent verveling noch

eenzaamheid. Werk die gedachte uit met het oog op de dierenwereld.’ Tien leerlingen van de Staats- en Stadsnormaalscholen leverden toen het prachtige werk: ‘Cyriel Buysse als natuurbeschrijver en dierenliefhebber’.

De Koninklijke Maatschappij tot Bescherming der Dieren zou deze man niet zo gauw

vergeten!

(34)

Bijdragen van Alice en Cyriel Buysse in het tijdschrift van de KMBD

*

1. Alice Buysse

41 Le bon scout et le petit chien

in Tijdschrift der Koninklijke

Maatschappij tot Bescherming der Dieren voor Oost-Vlaanderen en der

Maatschappij tot Bescherming der Dieren te Brugge, Gent, Ad. Hoste, nr. 28, juli-aug.-sept. 1927, pp. 19-20.

41 Nos chiens de trait

in Tijdschrift der KMBD voor

Oost-Vlaanderen en der MBD te Brugge, nr. 32, juli-aug.-sept. 1928, pp. 10-11.

43 Souvenirs d'autrefois

in Almanach 1929 des Sociétés Protectrices des Animaux, Gent, Ad.

Hoste, nr. 34, jan.-feb.-maart 1929, pp.

32-42.

48 Emouvants souvenirs. Hier et aujourd' hui

in Beschaven. Almanak 1949, Gent, Ad.

Hoste, nr. 80, pp. 22-27.

52 Gaâ

in Almanak 1931, nr. 42, jan.-feb.-maart 1931, nr. 42, pp. 60-62.

53 Mussche

in Almanak 1931, nr. 42, jan.-feb.-maart 1931, nr. 42, pp. 62-65.

55 Aix-les-Bains - Impressions

in Tijdschrift der KMBD voor Oost-Vlaanderen en van het Blauwe

* De bijdragen van Alice en Cyriel Buysse zijn niet opgenomen in de chronologische volgorde van hun publikatie maar in de volgorde van de hier voorafgaande bespreking.

Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 11

(35)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aangezien in de roman wordt vermeld dat Raymond Max op een vroege lentedag bezoekt en het kind op het einde van de zomer wordt geboren, kan de bevalling op dat moment nog niet

Beloften en bedreigingen is een zeer interessante novelle. Niet alleen doet Rosalie Loveling hier haar principes over de opvoeding uit de doeken; voor het eerst wordt hier ook de

Alleen al die dagboekbladzijden uit 1913 bewijzen dat zijn levensgevoel niet te vergelijken is met de illusieloze nuchterheid van Arthur, die zes maanden voor zijn dood schreef:

Ge zoudt het niet zeggen hé, maar voor iemand die zijn oogen den kost wil geven, is er geen beter plaats in geheel de stad Gent dan daar op den hoek van de Vlaanderenstraat. En

Deze keer brengt hij niet een onderdeel over de laatste jaren, maar een blik op de cruciale periode toen Buysse als jonge schrijver net was doorgedrongen in Nederland - Het recht van

Het beeld behoeft niets meer dan die eenvoudige handelingen die zo diepmenselijk zijn: Eduard en zijn vader die tegenover mekaar staan, Van Paemel die de hem uitgestoken

Dat België zijn plicht heeft gedaan, en, door zijn bondgenooten alleen gelaten, heldhaftig heeft gestreden, dat hebben wij in ons stuk gezegd, alleen een beetje anders, maar dat

(27) Het betrof de viering van Lemonniers vijftigste boek, op zondag 8 maart 1903 in het Brusselse Hotel Métropole. Enkele weken later, op 3 april 1903, werd aan Lemonnier in