OVSE in Bosnië-Herzegovina
Duur: 21 mei - 25 oktober 1996 Aantal militairen: 3 Onderscheidingen: geen Dodelijke slachtoffers: geen
Achtergronden
De presidenten van Kroatië, Servië en Bosnië toonden zich medio september 1995 onder Amerikaanse en Russische druk bereid mee te werken aan een vredesregeling die uitging van het behoud van de territoriale integriteit van Bosnië. Na het ingaan van een staakt-het-vuren in Bosnië-Herzegovina op 14 oktober 1995 konden de onderhandelingen in alle ernst begin- nen. Een maand onderhandelen leverde een General Framework Agreement for Peace in Bosnia and Herzegovina (GFAP) op, beter bekend als het Dayton-akkoord, dat op 14 decem- ber 1995 in Parijs werd ondertekend.
De Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) besloot op 8 december 1995 om een missie in Bosnië-Herzegovina in het leven te roepen. De missie werd belast met het toezicht op de organisatie van vrije en eerlijke presidentiële, parlementaire en gemeente- raadsverkiezingen. Verder moest zij de mensenrechtensituatie en wapenbeheersing monitoren, en maatregelen helpen opstellen ter bevordering van veiligheid en vertrouwen.
Het Nederlandse aandeel
De OVSE benoemde oud-minister en burgemeester van Amsterdam drs. E. van Thijn tot Co- ordinator for International Monitoring (CIM). Hij moest, ondersteund door een kleine staf en een civiele waarnemersgroep van negenhonderd personen, onafhankelijk van de OVSE-missie beoordelen of de verkiezingen verliepen volgens de gestelde criteria. De CIM was na de ver- kiezingen klaar, de OVSE-missie is tot op heden nog steeds actief in Bosnië-Herzegovina.
Het Ministerie van Defensie stelde op 22 april 1996 kapitein A.F. Vermeulen ter beschikking van de OVSE-missie ter versterking van het wapenbeheersingsteam. Majoor H. Evertse volg- de op 19 mei als liaison van de CIM bij de staven van IFOR en ARRC. Hij kreeg medio au- gustus gezelschap van de kolonel R.M. Eiting, die de functie van chef-staf CIM op zich nam.
Vermeulen keerde als laatste terug.