Historische canon Korps Commandotroepen
United Nations Protection Force (UNPROFOR, Bosnië-Herzegovina), 1994-1995
Vlak na de oprichting in 1993 van de nieuwe 108 Commandotroepencompagnie (in het kader van de omvorming van het KCT naar een offensieve, allround Special Forces-eenheid) diende zich al de eerste uitzending van de commando’s-nieuwe-stijl naar het buitenland aan. In het door burgeroorlog verscheurde Bosnië had de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties zogenoemde ‘safe areas’ ingesteld, waar de burgerbevolking de bescherming van de internationale gemeenschap kon verwachten. Nederland stuurde begin 1994 een infanteriebataljon naar het ‘veilige gebied’ rondom het stadje Srebrenica in Oost-Bosnië. Een peloton commando’s ging mee als verkenningseenheid.
Drie rotaties commando’s ondersteunden het werk van de contingenten Dutchbat-I, Dutchbat-II en Dutchbat-III in de belegerde enclave Srebrenica met speciale verkenningen en patrouilles in slecht begaanbare gebieden. De Nederlandse militairen opereerden in de bergachtige, met vluchtelingen volgelopen ‘safe area’ onder moeilijke omstandigheden en met een te beperkt mandaat. Afspraken konden door alle strijdende partijen met voeten worden getreden. De Bosnische Serviërs, die de controle hadden over de Nederlandse aanvoerlijnen, knepen de Nederlandse logistiek tot een minimum af. In de loop der tijd raakte het lichtbewapende Dutchbat ernstig verzwakt.
In juli 1995 vond het zwartste scenario plaats: in weerwil van het wensdenken van de internationale gemeenschap bleken de Serviërs wel degelijk bereid het safe area-concept naast zich neer te leggen en de enclave Srebrenica onder de voet te lopen.
Een drietal commando’s was nog betrokken bij de laatste pogingen om het vijandelijke offensief met luchtbombardementen te stoppen. Hun acties mochten niet baten. Het ‘veilige gebied’ Srebrenica viel op 11 juli in Servische handen en de Serviërs vermoordden circa 8.000 Bosnische mannen en jongens.