• No results found

Anna Bijns,Refereinen · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Anna Bijns,Refereinen · dbnl"

Copied!
592
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

REFEREINEN

VAN

ANNA BUNS

(2)
(3)
(4)
(5)

ANNA BIJNS

REFEREINEN .

(6)
(7)

REFEREIN F ~

VAN

ANNA BUNS,

N A A R D E N A L A T E N S C H A P VAN

W . A. BOGAERS,

UITGEGEVEN DOOR

D". W. L . VAN HELTEN .

ROTTERDAM .

J . H . DUNK . 1875 .

(8)

WAGFENINGSCHE BOEK- _EN MUZIEKDRUKKERIJ .

(9)

VOORBERICHT.

Ren der west geliefkoosde plannen , die indertijd net werkzame btein van den onveryetelijken BOGAE1s bezig hebben gehouden en aan wier nitvoering de laatste jaren van 's geleerden leven gewijd waren, is voor- zeker dal van eene hernieuwde uitgave der gedrukte gedichten van ANNA BisNs, eene dichteres nit de eerste helft der l6de eeuw . Dal eene zoo- danige veelomvattende arbeid bezwaarlijk een beter bewerker zou hebben kunnen vinden, behoeft nauwlijks yezegd to worden . leder lock, die

BOGAERS, hetzij nit zijn leven, hetzij nit zijn werken heeft leeren kennen, weet, dal nauwkeuriyheid en nauwgezetheid, eigenschappen, zoo noodig voor den uilgever van onde litterarische producten, indien ooit bij iemand, dan gewis bij deztn taalbeoefenaar to vinden waren . Tloeg daarbij het scherpe en frjne oordeel, nit 's geleerden taalkundige opstellen merkbaar, de belezenheid, nit zijne talrijke nagelatene aanteekeningen op to waken, en ten laalste de werkelijk degelm,mke kennis der oudere taal, die hij meermalen. getoond heejt, dan kan er geen oogenblik twijfel bestaan, o f de taak, door BOGAERSondernomen, zou tot een goed einde gebracht zijn . Waarom wij ons in deze met grond gekoesterde verwachting to leur gesteld hebben gezien, is bekend . Het najaar van 1871 ontrukte den gevierden diebler en gewaardeerden taalbeoefenaar aan zijn werkzaam leven, en de arbeid, door hem zoo kloek op tonic yezet en reeds ten deele volvoerd, bleef door zijn to vroegen dood onvoltooid liggen . Het spreekt vanzelf, dal ailen, die van de aanyevanyen bewerking kennis droegen en met verlxnyen A voleinding er van hadden to gemoet gezien, spijt en leed over deze onderbreking moesten gevoelen . Vandaar dan ook, dal de dochter des ontslapenen, wel wetende op deze wijze in overeen- stemming met haars vaders wensch to handelen, den eenmaal ondernomen arbeid niet onafyewerkt wilde laten rusten, maar het zich tot een kin-

(10)

VI

VOOI(BEIUC'IIT .

derlijke plicht rekende then to doen voortzetten en aan de belanystellenden ter kennismaking aan to bieden . Ter uitvoering van dit voornemen wendde zij zich lot mij, den sehrijver van dit voorbericht, met de uitnoodiging om de aangevangen bewerking to voltooien en voor den druk gereed to maken . En volgaarne belastte ik mij met deze vereerende taah, welke, hoe bezwaarlijk en lastiy dan ook, althans het genot moest schenken bij le mogen dragen tot de openbaarmaking der laatste wetenschappelijke werkzaamheden van den verdienstelijken man en mede to werken lot de tenuitvoerlegging van een zoo belangrijken arbeid.

Bij , den dood van BOGAERS waren de voorbereidende werkzaamheden voor de uitgave reeds voor een vrij groot deel voltooid. De eerste druk (van 1528) van het Isle Boek, wuarvan slechts een eenig exemplaar (a) bestaat, was ten gebruike bij de bewerking o verge.3chreven , de teksten der Brie eerste uitgaven van dit Boek (zie beneden) waren vergeleken, en een uitgebreid glossarium, waarin de meeste woorden zeer goed ver- l°laard waxen, lag gereed . Slechts bleef er dus over to zorgen voor de vergelijking van den tekst dier refreinen, welke ooc in het bekende Hs . van A . BIT-NS' gedichten (aanwezig op de Bour1ondische bibliotheek to Brussel) voorkomen, aismede voor den druk der gedichten en de zifting en voltooiing der verklarende woordenlijst . . Intussehen echter deed zich jets anders voor, dat onze uitgave nog vollediger kon maken, nameliik de ontdekking van een ander Hs . van ANNA'S poetische werken, helwelk in bet bezit is van den Brugschen zilversmid EUGENE VAN DAMME en, evenals het Brusselsche Ms., buiten vele andere een tai refreinen bevat, die tevens in de gedrukte drie Boeken voorkomen . Door den beer DEBo hierop opmerkzctam gemaakt, stelde de welwillendheid des bezctiers ran genoemd Hs. mij in de getegenheid die bij de ondernomen uilgave le gebruiken en hierdoor nog menige varia lectio aan den iciest der uitge- geven refreinen toe to voegen . (Op eene andere merkwaardigheid van laatstgenoemd Hs. zal beneden gewezen worden) .

Bij de uitgave der gedichten is, in overeenstemming met bet plan van

BOGAERS, steeds bij ieder der drie boeken, waarin de refreinen verdeeld zijn, de oudste druk ten grondslag gelegd . Alzoo bij bet Iste Boek die van 1528 („Gheprint Tantwerpen, op dye Camerpoort Bruy .ghe . In den schilt van Artoys. Bi mij Jacob van Liesvelt . Int jaer ons heeren MCC'CCCXX1III, den IX dach in Oostmaent.") Dewijl voorts de teksl des 2den druks, van 1541 („Gheprint Tantwerpen Inden gulden Een- horen buyten die Caraerpoorle, Bij mi WWillem Tlorsterman . Int jaer ons heeren CCCCC ende XLI, den achsten dach van September, cans gratin et privilegio .") (b) alsmede die van den Men, van 1548 („Gheprint

(a) Indertijd in bezit van den beer C . P . SERRURE to Gent.

(b) bit exemplaar behoorl lot de Bibliotheek van de Kon . Ned Acad. to Amsterdam ; het is vereenigd gebonden met eene 2de uitgave van bet Ilde Bock, van 1553 .

(11)

VOOItBEIIICIiT .

VII

Thantwerpen in den gulden Eenhoren bij Marten Nuyts"- (a)) somtijds van then van 1528 verschillen, zijn doze afwijkingen telkens onder aan de bladzijde vermeld . Evenzoo zijn ook de varianten, welke het Brussel- sche en het Brugsche Hs . voor sommige der refreinen van dit Book op- leveren (b), steeds nauwkeurig aangegeven . Slechts dan, wanneer de lezing van den eersten druk kennelijk foutief was, heb ik het gewaagd die van een der beide of van beide handschri ften daarvoor in de plaats to stellen, ofschoon dan ook telkenmale de foutieve lezing onderaan aange- teekend is. (Gemakkelijkheidshalve wordt de druk van 1528 met C, die van 1541 met D, en die van 1548 met E aangewezen, terwijl ter aan- duiding van het Brusselsche Hs. de letter A, ter aanwijzing van het Brugsche de letter B qebezigd is .)

Het Ilde Book is voor de eerste maal uitgegeven in het jaar 1548 („Gheprint Thantwerpen in den gulden Eenhoren bid Marten Nuyts, gheswooren printer, bij Keyserli jcke gracie ende Privilegie ." (a)), voor (h, tweede maal in 1553 („Gheprint Thantwerpen bij mij Jan van Ghelen" (e) ) . De tekst van beide drukken verschilt echter niet . Vandaar dal we bij de uitgave van dit Book grootendeels volstaan konden met hel teruggeven van den tekst van 1548, zonder bijvoeging van varianten . Ook het eenige in is . B voorkomende refrein (IX) en het in Hs . A gevonden refrein (VII) verloonen, op enkele onbeduidende a fwijkingen in spelling na, geen verschil ; slechts refrein XIV wijkt van den in Hs . A gelezen tekst in sommige punten of, welke daarom op dezelfde wijze als bij het Isle Boek aangeduid zijn .

De oudste druk van het IIIde Boek is die van 1567 („Gheprint Tant- werpen bij Peeler van Keerberghe op onser Tlrauwen Kerchove in de gulden Sonne . Anno MDLX VII" (d)) ; hij werd bezorgd door een zekeren HEN RICK P1PPINCK, Minister Provinciael van de .Nederduyts- landen . Op clezen volgde een 2de van 1602 (,, THantwerpen, Bij Hieronymus Verdussen, op ons lief-F-rouwen-Kerckhof , aen de Noortzijde, in de X Gheboden . MD CII. Met Conincklijeke Privilegie ." (d) ), en een

(a) Het exemplaar van clezen Men druk, vroeger in bezit van BOGAER.s, Mans b--hoorende tot de Kon . Bibl. to 's Gravenhage, is vereenigd gebonden met de

lste uitgave van bet Ilde Boek . Met draagt evenals dit geen jaartal, maar net Keizerlijk Privilegie achter bet IIde Boek is van 1548 .

+,b) Zestien refreinen van het Iste Boele komen ook in bet Brusse1sche 118 . voor, nam . refr . II-XII en XV-XIX; vijftien vindt men ook in bet Brug- seke, t . w . I, II, X-XX, XXIIen XXIII.

(c) Het exemplaar van clezen 2den druk, vroeger in bezit van BOGAERS,thans behoorende tot de Kon . Blibl. to 's Hage, is vereenigd gebonden met eene 3de uitgave van bet 2de Boek, nann . van 1548 . Met draagtopden titel geen jaartal, dock bet achteraangeplaatste Keizerlijk Privilegie is van 1553

(d) Beide exemplaren, vroeger in 't bezit van BOGAEBS, zijn tegenwoordig eigendom der Kon . Bibl. to 'sRage .

(12)

VIII

VOOR]I ER,ICHT .

3 de , by denzelfden aitgever, van 1611 (a) . Ille drie uitgaven intus- schen vertoonen steeds denzelfden tekst . Evenmin ook wijken refrein L VI en LXIX, in Hs . A, en re(rein LXX, in Hs . B, op enkele ondergeschikte punten der spellinq na, van de gedrukte af. Slechts refrein

YI, in Hs . A, heeft een paar malen eene lezing , welke van die der uitgave van 1567 verschilt en daarom telkens aangegeven is (zie hl . 468 (b) . Buiten de boven aangeduide veranderingen in bet Iste Boek, paar aanleiding der Hss. A en B, heb ik my by de uitgave van den tekst van A . BUNS' Refreinen geene belangrijke wijziging veroorloofd. Slechts hoogst zeldzaam, wanneer we klaarblijkelijk met een drukfout to doen hadden, is deze stilzwijgend door my verbeterd. Ook is steeds de spelling der oudste drukken gevolgd, alleen met deze afwijking, dat de y en i, waar ze eene lange i (onze ij) voorstelden, in overeenstemming met de Hss . A en B, door ij zyn vervangen. (dlleen in viant, dat ook in A en

steeds met i wordt geschreven, is de i behouden) .

Hog zij opgemerkt, dat achter sommige refreinen in bet Iste Boek, Nam . Refr. II, XIII, XVI-XX en XXII (zie ook de Errata op bl.

468) en achter een, in het Ilde, t. w. Re Pr. IX (zie de Errata, bl.

468), een datum gevoegd is . Deze komt in de oudste drukken niet voor, clock wordt in Hs . B achter de genoemde gedichten aangetrofen . iVaar- schijnlijk dient hij bier, evenals by Refr . XIV van bet Iste Boek, bij

Refr. r van het Ilde, en by Refr . XI van bet IIIde, waar bij ook in den drukken is aangegeven, om den tijd der vervaardiging aan to duiden . Op hel leven van A. BUNS alsmede over de poetische waarde barer werken behoef ik na de uitvoerige behandeling van dit onderwerp door Dr. JONCKBLOET in zijne Letterkunde (Deel I, 2de druk, bl. 315-347) niet terug to komen. Volkomen instemmende met bet aldaar betoogde, volsta ik met verwijzing daarnaar . Slechts zij hierbij vermeld, dal van

onuilgegeven gedichten, in de Hss. A en B voorkomende, eene uitgave wordt voorbereid door den beer J ONCKBLOET en den schrijver dezes .

(a) Dit exemplaar behoort tot de boekerzj van Kon . Ned. Acad. to Amsterdam . (b) In een later verschenen boekje, qetiteld : ,Den gheestelijcken Nachtegael ,,oft Diversche Refereynen van de wel vermaerde Maghet ANNA BIINS . Eertijts ,,van haar uutghegheven tot profijt en stichtinghe van alle menschen . Na tot

»behoef der Jonckheydt oversien en verbetert . T Antwerpen Bij Hieronymus Verdussen ; iude Commerstrate inden Rooden Leeuw . MDCXX" en in een her- druk daarvan, van 1623, komen daarenboven nog 51 der 70 refreinen van het IIIde Boek _ voor, welke alle evenwel slechts nit de bovenvermelde uitgaven nage- drukt zajn. (Het laatste refrein en de Conclusie van genoemde verzameling zUn niet van A . BIINS . )

Buiten de genoemde uitgaven bestaan er nog twee volledige van alle drie Boeken, de eene van 1646, de andere van 1686, welke niet zoo zeldzaam zijn als de vorige . De tekst van deze is wat spelling en taal betreft gemoderniseerd, dock to g elijker tijd door onachtzaamheid meermalen bedorven.

(13)

OPMERKING .

Voor de lezers van ANNA'Sgedichten, welke niet voldoende vertrouwd mochten zijn met de spelling, enz . der oudere schrijvers, zij o . a . het volgende ter vergemakkelijking der lectuur opgemerkt

1 0 . dat meermalen twee eenlettergrepige woorden worden samen- getrokken ; als b . v. men, voor men en (ontkenning) (zie I , 17, f, 11, 8, a, III, 2, g, 56, a, enz .) ; dier, voor die er (III , 61, c, 64, d, enz .) ; wier, voor wie er (II , 3, a, enz .), mer, voor men er (1, 5, a, 15, b, 111, 2, d, euuz .) ; sultet, voor zult et (het) (I, 10, a, enz .) ; maeckten, voor maeckte en (hem) (II, 8, c, enz .) ; houdes, voor houdt des, souts, voor zoude des, cans, voor can des, enz .

2 0 . dat gewoonlijk het lidwoord de en 't (voor hel of dal) alsmede de prae- positie to met het volgende substantief wordt samengetrokken en daar- niede vereenigd geschreven ; b . v. douders, dafyoden , deerde, dabuysen, tvleesch, tvolck, twoort, tyhelal, tontfermen , ten (voor het ex), tenden (voor to enden), enz . ;

3° . dat niet zeldzaam deze't (voor het of dat), wanneer ze voor woorden geplaatst wordt, die met een vocaal of zachten medeklinker aanvangen, tot d overgaat ; b . v. in dbree (voor in 't breede), doncruyt voor 't onkruid), dlichl (voor t' tlichl), dlauidt (voor 't land), dlaatste (voor 't laatste) , dleven (voor 'tleven), dmanna (voor 't manna), dwoort (voor 't woord), dwater (voor 't waler) , enz .

4° . dat ook somtijds het lidwoord met de voorafgaande praepositie wordt vereenigd geschreven ; b . v . inde, int, aent, doort, cant, enz ., voor in de, in 't, aan 't, enz .

5° . dat ontelbare malen ue wordt gebezigd voor em ; b . v . in lueyen, duecht, juecht, duere, trueren, enz ., voor leuyen, deuyt, jeuyd, deur , treuren, enz .

6° . dat de y vaak de i vervangt in tweeklanken, ey, uy , aey, oy , oey , voor ez, at, aaz, ow, oe2 ;

7° . dat de dubbele as bijna regelinatig door ae en de dubbele o0 en uu veelal door oe en zee worden voorgesteld ;

(14)

X

OPMERKI`TG .

8°. dat de d, y en ny regelmatig aan 't einde der woorden, in overeenstemm ing met de uitspraak, als t (of dl), ch en nc (of nck) worden geschreven, b . v . verstant, duysent, duecht, vermoeyt, gulsich, znwendich, mach, sack, wech, kine, vine, lane, enz .

9° . dat evenzoo de y, voor de t, en de ng, voor s, steeds als ch en c .c (= ks) worden geschreven ; b . v . crijcht, duecht, vruecht, geplaecht, ,ane , enz ., voor krijgt, deuyd, vreuyd, geplaagd, fangs, euz .

10° . dat de g meermalen voorgesteld wordt door yh, b . v . yheneyhen, claghen, spieyhel, enz .

k

e of ek, b . v . vole, crane, stincken, enz .

kk

ck, b . v . verwecken, decken , en z .

t

dt, b . v - adt, doedt, wildt, enz.

z

s , b . v . salich, sonde, siom men, enz .

„ „ s somtijds

z, b . v . zommiyen, Zodomij ten , enz.

„ „ ks gewoolllijk

ex, b, v . daghelijex, lanc.v (langs), enz .

„ „ sch meerlnalen

se, b . v, screef, scclrel,, scoot, menscen, ellz .

(15)

LOF-SPRIEUCKE,

ghemaeckt door AUBERTUS LE MIRE,

TER EERE VAN

ANNA BIJNS,

iaeghet en School-Meestersse tot Antwerpen (a) .

Dat MARCUS TULLIUS CORNELIAM, de moeder Gracchen, weer- deli ck prijse ende sich eensgheli cks over LELIA, MUTIA ende

LICINIA met verbaestheydt verwondere, dat LuCANIUS zijne Hu y svrouwe POLLA ARGENTARIAvrijelijck ten voorschl n brenghe, dat BALTHASAR CASTILLONIUS H1PP0LITAM hooghelijck verheffe, ende dat FERRARIENSIS Met SCAEVOLA SAMARTHANUSden loff van

OLYMPIA MORATA ende lien oock van RUPEA VAN POITIERS W1t ende breedt vercondighe . Maer ons zi desghelijcks toeghe- laten van ANNA BUNS, Maghet ende School-Meestersse van Antwerpen, grootelijcks to loven, dewelcke haere uytnemende gheleertheydt, to boven gaende 't vrouwelijck geslacht, haere onbesmette zeden ende ten laetsten oock Goddelijcken iever in 't voorstaen ende beschermen des Oude-Gheloofs donsterfe- lijckheydt hebben . Want als eene andere EUDOx1A ende PROBA FALCONIA heeftse ten tijde van LUTHERUS sesthien gheleerde Boecken teghen sijne valsehe leeringhe in Nederlandtsche Dicht ghemaeckt ende uyt laeten gaen, midts de welcke sij vele van dat ghemeyn volksken inden schoot van onse Moeder, de heylighe Roomsche Kercke, ghehouden ende ontallijcke bijnae uyt de dolinghe wederom op den wegh der saligheydt ghebracht heeft , inder voeghen dat ELIGIUS _EUCHAI IUS , eenen vermaerden Gentschen Poeet, dese haere Boecken wel met recht weerdigh ghevonden heeft in het Latijnsch Dichte ghe- trouwelijck over to setten .

(a) De-'e Lofsp•eucke wordt niet in een der afzou derlijke drukken van de 3 Boeken gevonden, maar is eerst voor de gezamenlijke uitgave van 1646 geplaatst .

(16)
(17)

DIT IS EEN SCOON

ENDE SUYERLIJC BOEK (a) ,

INHOUDENDE

VE EL SCOONE CONSTIGE REFEREYNEN, VOL SCRIFTU- REN ENDE DOCTRINEN, VAN DIVEERSE MATERIE, NA

UUTWIJSEN DER REGELEN, ALS HIER INT RE- GISTER NAVOLGHEN, SEER WEL GEMAECT VANDER EERSAME ENDE INGENIOSE MAECHT ANNA BUNS, SUBTIJLIJC ENDE RETORIJKELIJC REFUTE-

REN DE INDER WAERHEIT ALLE DESE DOLINGEN ENDE GROTE ABUIJSEN, COMENI)E UUTE DE

VERMALEDIJDE LUTERSCHE SECTE, DE- WELCKE NIET ALLEENE VAN ALLEN

DOCTOREN ENDE UNIVERSITEI- TEN, MER OOC VAN DER KEY- SERLIJCKE MAJESTEIT RECHTVEER-

DELTJC GECONDEMNEERT IS .

(a) Deze titel is die der beide oudste drukken van 1528 en 1541 . De derde, welke gelijk met den eersten van het Tweede Boek in 1548 uitkwam heeft : HET YERSTE BOECK , inhondende veel scoone constige enz .

(18)
(19)

REGISTER.

In den eersten een scoop lof tot Christum Jezus ende sijn- der gebenedijder moeder Mariam, waer of den regel is

I . Lof altijt Jhesu ende Marie .

Noch een scoop lof van Maria, die moeder Gods, waer of den regel is

II. Die troost aen u soect, die sal troost vinden . Hierna volgen de regelen van de refereynen

III . Elc wie sins selfs hof, wilds doncruyt verdrijven.

IV . Ele sie vor hem, want sulc voor wijn venijn scincken . V . Tpri st al den ruymen wech, weert man of wbf is . VI . Wildi den boom kennen, meret wel sijn vruchten . VII . Gehoorsaemheyt is beter dan offerande.

VIII . De waerheyt sal onverwonnen blijven .

IX . Moeyde hem ele int sijne, dat waer hem dbeste . X . Die bij serpenten gaet, crijcht van den venijne . XI . Die sonder sonde, is werp den eersten steep . XII . Tsal noch eens beteren, alst God sal ghelieven . XlII . Priesters sijn ooc menscen als ander lien .

XIV. Balade op den A . B. C .

XV . Dit comt meest al tsamen uut Luthers doctrijne . XVI. Hierom groeyt de dwalinge alle daghe .

XVII . Tsi n eerstsce duvels, die de menschen quellen . XVIII . Wat gheest eest die de Lutherianen regeert ?

XIX. Noyt argher dan Luther en was ghevonden . XX . So sijn dees woorden to vergeefs gesproken . XXI . Luthers liefte is van Gods liefte verre . XXII . Dit sijn de miraculen, die Luther doet .

XXIII . Werden meest prophetien in sijn bruyt volbracht .

(20)

Artificael geesten, die na conste haect,

Niet en ist gemaect dan uut rechter trouwen sterck ; Neemt hieraan gemerc, opdat ghij die gunste smaect . Al esser yet misraect, peinst, tis al vrouwen were . Bequame sinners, onder correctie reene

Ic mij stelle; mach wijsheyt in mij vermeert sijn, In consten kenne is mbn perfectie kleene, Noch leerkint ; dus meesters moeten geeert sijn . Seer geerne wil is van constenaers geleert sijn . Liefte totter waerheyt, om sgeloofs verstercken, Heeft mij sonder verdriet u at jonsten doen wercken .

(21)

AN1 A BIJ) S, REFEREYNEN.

fe B 0 E C K.

Refereyn I.

a .

0 sinners, m emorie , verstant ende cracht ! Wilt hier nu baren u uuterste macht,

Psal . CL .

Om loven den genen, die ons heeft gewracht, Psal . cii .

Met sunder moedere,

Gene . I .

5 . Die ons heeft gebaert dalder salichste dracht,

Daer so menich mensce na hadde ghewacht, Luce I . Geroepen, gecreten, beyde dach ende nacht .

Dits nu ons broedere,

Psal . xi.

Ons leydsman, ons verlosser, ons behoedere, Roma . viii .

40 . Ons voedere, een leeraer, bereet om leeren . Die sijn leeringe volcht , wert lancx so vroedere .

Noyt geen verwoedere, dan die van hem keeren . Esaie.XLVIII .

Dus laet ons hem loven als Heere der Heeren, Prover . viii .

Sijn eere vermeeren met herten blije .

45 . Al hebben wi misdaen, laet ons niet verseeren, Maer seggen hem teeren, tis noch to tije :

Psal . xxxiii .

Lof altijt Jhesu ende Marije . b .

Lof kint en moedere, als scriften orconden, Psal. LXX.

Lof moeten u spreken alle monden . Ro ma . xV .

Tot uwen sone is elckerlijc verbonden,

Roma . iii .

I . a. $ . E . foot . u v . ons . - a . 16 . B . zonder vilonije v . 't is nock to tije . - b . 1 . B . Lof zij /indt en r ;oedeie tot alien stonden .

I

(22)

2 Groote ende cleene .

5. Lof moedere, u weerde en is niet om gronden ; Lof kint, die tverloren scaepken hebt vonden,

Dwelc ghij gewasseen hebt van sijnen sonden Luce xv.

In u bloet reene .

Apoca . I .

Wij hadden misdaen, ghij paeydet alleene

Collo. I.

10. Voor ons gemeene door u bitter doot .

Lof kint en moedere, onsen troost in weene, Ooc anders geene, inder meester hoot .

Psal . xciii.

Lof spijse der sielen, lof hemels broot, Lof mondeken root, lof is u belije . 15 . Ghij sift onsen hals en Christus ons hoot .

Bernar .

Tserpent voor u vloot, de venijnege prije.

Gene . In .

Lof altijt Jhesu ende Marbe .

C .

Lof roose van Hierico, aent cruce bloeyende, Eccie. xxiv .

Lof Maria, goutbloeme, in duechden groeyende, Fonteyne, dontfermherticheyt vloeyende,

Zacha . in .

Elcken mensche bereet .

5. Lof kint en moedere, sjt tonswaert spoeyende, De tacxkens van onduechden sift afsnoeyende, Ons sceepken ter rechter havenen roeyende, Duer lief en duer leet .

0 David victorieus, die Golias wreet

i . Reg . xvii . 10 . Sijn hooft afsneet, wilt ons beraden.

Ghij he of aen getooen ons mensceljc cleet.

Johan . I .

Door u liefte breet en wilt ons niet versmaden . Ephe. II .

Maria, staet u dienaers in staden, Moeder der ghenaden zij de ghije . 15 . Wij ballingen belast, helpt ons ontladen .

Van alle quaden ons u kint bevrje . Lof altijt Jhesu ende Marije .

d .

Lof licht der werelt, gesontmaker vercoren, Joan. VIII .

Lof reyn violette, roose sonder doren, b . 6 . B . heeft v . hebt .

c . 6 . B . De tacxkens der onduechden van ons snoegende .

c . 7 . B . schepen. D . E . scheepkens.

c . 13 . D . E . ontbr.ooc,

(23)

3 U loven oock alle devote doctoren

Luce i . Boven alle vrouwen .

5 . Voor u vreesen en beven de helsche Moren,

Duer u vrucht hebben sij den roof verloren, Luce ii.

Die sij wel vijf duysent jaren to voren Hadden ghehouwen .

Lof kint, lof moedere ; die in u betrouwen, 10 . Twert hem wel vergouwen ; ghi vri tse van trueren .

Die u eere beletten, moet men verspouwen ; Hem machwelgrouwen,eersij'tstervenbesueren . 0 Maria u prijsen alle scriftueren,

Helpt ons gedueren, vroom in den strife, 15 . Die tuwer eeren dit lof sullen rueren .

Ons woort wilt vueren voor de personen drije . Lof altijt Jhesu ende Marjje .

e .

Lof prince inder hoochster jubilatien,

Schoon suver princesse, crijcht ons veel gratien, Opdat u lof alle christen natien

Neerstich betoghen .

5 . De weerelt is al omme vol turbatien, Vol erruers, vol tweedrachts en arguatierl . Die goede die lijden so veel ternptatien . Slaet op ons u oghen ;

Tes ons scult, heeft ons de viant bedrogen ; 10 . Waen heeft ons gelogen en ons selfs behagen .

Reyn moeder, wiens borstkens Christus heeft gesogen , Siet op ons doghen, aenhoort ons claghen, Aen uwen lieven sone verbidt de plagen, Nu in onsen dagen, op dat duecht bedije . 15 . Neemt de scapen waer, wilt `volven verjaghen,

Als sij ons behagen met haerder fantasije . Lof altijt Jhesu ende Marije .

e . 5 . B . Al kerslenrijck es nu vol turbatien. -e .6 . B . Vol erroors, vol d'va- lingen en arguatien . --- e . 7 . B . En die goede lijden veel temptatien . -e . 8 . B . Neerpt dit voor ooghen . --e . 11 . B .Rein raoeder, die Cristus heeft ghesoo- ghen . --- e. 12 . B . densiet v . Siet op .

(24)

4

Refereyn II.

a .

0 sterre der zee, alder claerst van lichte,

i Reg . xxv.

Abigail, die Davids gramscap swichte ; Mijnen simpelen lof, die is hier dichte, i eemt doch in dancke .

Gene . xxix . 5 . Schoon Rachel, edel reyn Davids nichte,

Wilt op ons slaen u minlic ghesichte,

Mat. i . Bescermt ons slichte van sviants schichte .

Wij, arme crancke

Even kinderen, roepen met grooten gejancke 10 . Reyn lichaem, bewaert van sondigen stancke,

Ghij hebt ghedrag hen

De druve, wiens wijn alder soetste van drancke Gene. xi . Pharao versoende ; o vruchtbaar rancke,

Aenhoort ons claghen.

15 . Cedrus, die de helsce slangen condt veriagen, Ghij verbidt de plag en , die in onsen dagen U kint soude opte werelt sinden .

Dus seggic stoutelijc sonder versaghen Die troost aen u soect, die sal troost vinden .

b .

Lof coninghinne Nester, ons advocate,

Hester vii . Die anders seyt to rechte is hate.

Ghij helpter vele uuten sondigen state Met uwen ghebeden .

5 . Ghij toont u borsten inde hemelsce strate Uwen lieven kinde vroech ende late . 0 soete granate, boven honich rate . Dorpen en steden

Sij n door u verlost in tij den voorleden . 40 . Verwerft ooc nu opten dach van heden

Vrede den lande,

Cisterne, daer dri e stercke om streden .

Ii .Reg . xxiii .

II . a . 3 . A . die ick u hier. a . 12 . A . B . zeer soet v. alcdersoetste.

b 2 A . hem to rechte .

b . 7 . A . garnate .

(25)

Tserpents hooft hebdij met voeten getreden, Gene. III.

Wijse van verstande,

Exodi iii.

15 . Moyses doren, die sonder verbranden brande, Canti . inn .

Bemuerde warande, bewaert voor schande, Dwaes waren sij, die u niet waerdich kinden . Voor u eere sette is mijn lijf to pande . Die troost aen u soect, die sal troost vinden .

C .

Reyn balsem, gaerde, wellustich pryeel,

Ecel . xxmi .

Uwen roke gaet boven balsem en caneel .

Canti. IIII.

Salomons paleys, onwinneli c casteel, Bloemken sonder bleyne .

5 . Eva bracht de doot, dat bitter morceel,

Gene .III .

Maria bracht dieven, het beste deel,

Mathei I.

Dat costelijc juweel, Gods sone geheel, Voor ons alle ghemeyne .

Roma . I.

Dwoort wert vleesch in u, Gods deerne cleyne, Eze . XLIIII . 10 . Ezechiels poorte, gesegelde fonteyne,

Canti . IIII .

Spieghel onbesmet,

Gene . xxvii .

Velt vol bloemen, heel effen en pleyne,

Eccl. XXIIII .

Cedar, palme, cypresse, mag eleyne , Op Lybano gheset.

15 . Lof tafel, daer den vinger Gods in screef de wet . Exodixxxiiii .

Die u eere belet, hoe grooten cadet,

Sij werden geplaecht, die hem des onderwinden ; Maer u dienaers bescermt ghij voor sviants net . Die troost aen u soect, die sal troost vinden .

d .

Lof riviere, daer honich ende melc uut vloeydt, Exodi III.

Heilige eerde, daer Moyses op trat, ontschoeyt, Roma. xv.

Gedeons vlies, met hemelscen dauwe bespoeyt, Gods sone op u loech .

5. Stock, daer sij op rusten, die sijn vermoeyTt, Leydtsterre, daer menich sceepken na roeyt,

Aarons roede, gegroeyt, vruchtbaer ghebloeyt, Roma. XXIIII.

Sonder misch oft ploech,

c, 14 . A . Libanum .

d . 2 . A . ongheschoe?t,

(26)

6

Wage, daerment hemelsce gout in woech,

Num. xxviii . 10 . Roede, die den hertoghe van Moab sloech,

Psal. xII .

De Heere der Heeren

Judicuin IIII

Heeft sijn tabernacule geheylicht seer vroech . & v . Wjjse Delbora, men can u niet ghenoech

Te vollen gheeeren .

15 . Hemel en eerde moeten u lof vermeeren .

Esaie xi . Gheerde sonder weeren, so scriften leeren,

Tot uwen love wilic mij verbinden .

Wilt u minlijc aensei n van mij niet keeren . Die troost aen u soect, die sal troost vinden .

e .

Moederlijcke maecht, aensiet ons oogen wri ven, Esaie vii . Troost doch u kinderkens sonder bekijven .

Duve, ghij bracht ons dat tacxken van olijven ; Gene. viiii . Des hebt eewighen prijs .

5 . Schoon Rebecca, wie sal u lof volscrijven ? Area Noe, die men ongescint sach drijven,

Gene. xxiiii.

Doen mans en wijvenverdroncken moestenblijven, Gene . vii .

Na scriftuerlijck bewijs .

10. Die troost aen u sochte, hoe out, hoe grjjs, Hij creech ghenade

Van uwen lieven sone, dits mijn avi s . Jherusalem, Gods stadt, eertsch paradi s,

Godlijcke schapprade,

15 . Tresorije, carver van den hooghen rade, Soete sucade, van Davids sade,

Roma . i.

Bidt uwen kinde voor ons arme blinden, Dat wij muegen geraken ten rechten pade . Die troost aen u soect, die sal troost vinden .

f.

Lof claren hemel sonder wolcken of swercken,

Die dmanna regende, dat ons mach stercken . Exodi xvi .

Naer u riepen coninghen en patriarcken

Luce viii . Noyt mensch so vervrosen int sondich i js ,

d. 1 3 . D . E . fout . ck albora . -- d . 16 . E . Scrifturen v . scriften . -- d . 17 . E . vai pen verbinden .

(27)

En oock propheten .

5 . Ghij sift den hall in dlichaem der kercken, Daer gracie door vloeydt, so elck mach mercken . Onder u vlercken schuylen leecke en clercken, Doct oxen , poeten ;

Dinghelen en souden u weerde niet meters,

10 . Troon, daer coninc Salomon in heeft geseten . ii Para . ix .

Thelsche serpent

Gene . III .

En heeft u n oyt yore noch na gebeten, Sonder erfsonde ontfaen door Gods secreten . Maghet excellent,

15, U vrucht beroofde dat helsehe convent .

Ozee xiii .

Gods liefste present, hem altijt ontrent, Ghij rust nu soeteli c op uwen gheminden . Svadcrs bruyt, soons moeder, sheylichs geests

(instrument , Mat. I . Die troost aen u soect, die sal troost vinden .

g .

Lof roose van Hierico, wijde ontploken,

Esaie xxiiii .

Oven, daer drij personen tvier in stoken, In wien de heilige geest heeft willen token Dlevende broot ;

5 . Maria, uwen nardus heeft so geroken,

Joan . vi .

Dat den hemel ontsloot, die stont geloken .

Canti . i.

Boec sonder croken, ghij hebt gewroken Alder vroukens noot .

Adam adt de vrucht, die hem Eva boot,

Gene . III .

'10 . Waer duer sij ons brachten in deewige doot . Ghij bracht ons ten peyse,

Area, binnen en buten heel gulden root. Hebre . ix .

Judith, die Holoferne afsloecht sijn hoot, Judith xiii .

Tuwaert ick deyse .

15 . U dienaers comen ten hoochsten paleyse, Ten helscen forneyse leydt der ketters reyse ; Die u blameren en so haer leven inden,

f. 6 . E. Daer gratie door a oloeydt . -- f. 18 . C. font. tsheylich yeests. D . E . font . heglich geests . -- g . 13 . A . Holofernes -- C--E . font, afsloech

E . Pout, hooft v .hoot .

g. 16 . A. so leydt,

(28)

8

En sullen hem niet verbranden aen de heyse . Die troost aen u soect die sal troost vinden .

h .

Alder scoonste princesse, wilt ons verhoren, Canti . IIII.

Natuerli c van Adams stamme geboren,

Noyt besmet, als de roose groeyt bijden doren . Canti. ii .

Al dinghelen singhen

5. Boven uwen lof inde hoochste chorea .

Ing elsce vrouwe, ghij vindt dat was verloren Luce i . Iuechdelijc thoren, wit van yvoren,

Canti . vI .

Niet om bedwinghen .

Canti. vii .

Sterc slot, daer dusentich scilden uut hinghen,

10 . Salomons bedde, daer tsestich stercke om gingen, Canti. IIII.

Gouden candelare . Exodi xxv.

Mans, vrouwen, maechden en Tong elinglien ,

Wilt als David devoot voor darcke springen, ii Regur vi .

Clinct der herpen snare .

15 . Princesse gecroonlt inde hemelsce scare ,

Apo . xii .

Bidt voor den sondare, Gods weertste care,

Bedwingt den helscen leeu, die ons wilt ver- (slinden . Ick derf wel segghen int openbare

Die troost aen u soect die sal troost vinden A° . 1526 9 Decemb .

Refereyn III.

a .

0 viandelijc saet, hoe werdij gesaeyt nu ! Hoe gaet de werelt aldus verdraeyt nu,

Mat. xiii .

Dat e1c begrijpt eens anders ghebreken ! Met achterclap to hooren is elc gepaeyt nu ; 5 . Opten geestelijken staet suic weerlijc craeyt nu

g. 18 . A . Die en sullen niet

B . Die en zelen hem niet .

h . 9 . B. on hinghen .

III . a. 3 . A . yeghelijc v . elck . -- a . 4 . A . went v . is .

(29)

9

En laten hem selven heel onbekeken .

De balcken, die in haers selfs ooghen steken,

Niet merckende, ja achtende niet een haer, Mat. vii . En willen al van anderen spreken,

10 . Recht oftsij waren heel suver ende claer . Eens anders gebreken en dochten ons niet swaer,

Waert dat wij wel wilden ons selven doorwien, Wij vonden genoech, houdic, en tes ooc waer,

Want tgebrec en is nergens dan onder de lien ; Prov . xx .

15. In geestelijc en weerlijc veel sonden geschien, Esaie i .

In c ooplien . i n ambachters, in mans, in wijven.

Elc beter een hooft , Gods gramscap sal vlien, En doet na tgene, dat is u sal bedien Elc wie sins selfs hof, wildij doncruyt verdrij ven,

b .

Hoe mach eenich mensce so dwaes gesint sijn Ende in sijn herte soo seere verblint sijn, Dat hij derf oordeelen eens anders wercken !

Laet den Heere , die alle saken bekint sijn, Roma . xlrii .

5 . Oordelen, wildij van hem bemint sijn ;

Hebr . nn .

Ende doet ghij selver wel, God sal u stercken . Wat baet ons de duecht van papen oft clercken, Eest dat wij leyden een sondich leven .

Ezechi . viii . God en sal ons niet vragen, dits goet om mercken,

10 . Wat heeft paus, cardinael, bisscop bedreven ?

Elc moet voor hem selven antwoorde geven Roma . xIIII.

Van al sijn woorden, wercken ende gedachten . Grondeerden sij ditte, sij mochten wel beven, Die nu haer prelaten voor niet en achten, 15 . Met luegenen valscelijc bij dagen, bij nachten

a. 7 . C-E . haer ooghen . - a . 9 . A. Maer v. En

antler lien v.

anderen. - a . 15 . 16 . A

Waert dat elc wel conste hem selven besien, Sij vonden ghenoech, is houdt, en tes oock waer ;

a . 14. A . nieuers v . nergens . - a . 16 . A . in ambachten, tsij ix w al

b . 14 . A . Die nu de dienaren Gods verachtex . 8taet.

a . 18 . A . Ende doet alsoe de wise oeyt rien . -- a . 19 . A . hoefken v. hof, gelijk ook in de volgende stokregels . - b . 3 . A . der v . derf. -- b . 10 . A . Wat heeft de pans van Roome bedreven,

(30)

1 0

Haer eere berooven duer clap pen, duer scrijven, Ende de principaelste van desen geslachten Hem selven qualijc van sonden wachten . Elc wie sijns selfs hof, wildij doncruyt verdrijven .

C.

Duer valsce propheten het vole bedrogen es ; Machomets duve weer uut gevlogen es .

Ondertscijn van duechden veel valseheden sculen . Preect yemant de waerheyt, men seyt dat ge- (logen es . 5 . Met soeten venijne datter menich getogen es .

Dies de kinder op haren vader muylen ;

i Timo . in . Meest elc ongehoorsaem sijnen tuyl wil tuylen .

Dus mach men wel vreesen voor meerder plag e . Dorgelen der kercken discoordelijc huylen ; 10 . De waerheyt steect men heel achter tscrage .

Tquaet cruyt groeyt meer van daghe to daghe, want achterclap, eer nemen en sijn geen sonden . Al en waerder geen God, dwelc is beclage, So sijn nu der menschen tongen ontbonden, 15. Haer overste versmadende duer nieuwe vonden,

Op dat sij haer dwalinge mochten verstijven.

Certeyn aensagen sij b aer eyghen gronden, Sij vonden hem selven vol sondiger wonders . Elc wie sijns selfs hof, wildij doncruyt verdrijven .

d.

Met rechte sal elc sijn overste eeren, Omdatse staen in de plaetse ons Heeren, En God heeft henlien ons sielen bevolen . Aenhoort doch neerstich sinte Peeters leeren, 5 . Onderhoort u overste, wilt duecht vermeeren, Niet alleen die goet sijn, maer die somti is dolen,

Roma . xiii Titum iii . i Timo . vi . ii. Para. xix . H ebr . xiii . J oh an . xxi . i Petri ii.

b . 16 . A. Haer eere berooven, men siet hoet ,qaet . 18 . A. Sijn openbaerlijk vol quader drachten . - c . 2 . A. op de selcke v . weer nut. -- c. 7 . A . zijrcs selfs v. sijnen . - c. 9 . E . discordeerlijc. - c . 13 . C .-E . welck v. dwelek . - c . 16 . A. Elcken veroordeelende, tsij pans oft pre- Met.

d. 3 . Wax t v . En.

(31)

1 1

Aenmerckende hoe swaerlijc dat Cham heeft (bequolen,

Die sijns vaders scamelheyt niet en woude decken . Gen . ix . Men vinter noch vele, twaer beter verholen,

10 . Die met haren vader spotten en ghecken, Sijn eere verminderen, hem scande verwecken, Ja veel quaets versieren, meer dan sij weten, En haer eyg en siele, vol leeli j ker plecken, Aylacen die hebben sij heel vergeten .

15 . Twaer hem saliger, dat sij haer scult afqueten En lieten de prelaten prelaten blijven, Dan dat sij hem to oordeelen vermeten, Hooveerdelijc dubbende in Gods secreten .

Elc wie sijns selfs hof, wildij doncruyt verdrijven. Roma . xi.

e .

Prince, die selve meest vol sonden crielen En dagelijcx vermoorden haer eygen sielen, Die willen nu eens anders dood beweenen . Aensagen sij, hoe dicwil sij selver vielen, 5 . Sij en souden voorwaer dus niet vernielen

Den geestelij ken staet, is sout wel meenen ;

Maer haer herten sijn herder verhert dan steenen, Hiere . v . Als sviants kinderen duer haet ende spijt,

Psal . cviii . Willende op elckerlijcken beenen,

10 . Vergetende eylacen haers selfs profit .

Die eenen anderen begrijpt, dats een ypocrijt,

d . 7 . A . Aenmerlct. -- D . E . gequolen. - d . 11 . A . zijn familie be- vlecken v . hem schande verwecken . -- d . 12 . A. En v. Ja . -- d .16 . A. Peni-

tentie doende voor haer eyghen mesdaet . - d. 18 . A . Yemant anders dubbende in Gods secreten. - e. A . die meest . -- e . 11-15 . A

Wat batet hem, dal hij eenen anderen castijt, Die zijns selfs leven yheen yade en slaet . Etc maer hem zYnder sonden q-ui jt, Soe court, hij ten oordeef'e sonder verwijt .

Etc wie zijns selfs hoe f ken , want doncruyt es quaet . ( } Achter dit refrein zijn nog de volgende regels in hs . A to lezen

Is achterklap duecht, wilt dit vermaen knouwen, Soe zijnt at santen, die met Luther aenhouwen ; Maer Best noch sonde, yhelijct hier voren was, Op eerde noyt argher ghespuys yheboren was .

(32)

1 2

En sijn eygen vlecken niet uut en wil wrij ven.

Een yegelijc tree uute sijn sondich habijt,

Mat. vu.

So comt ghij ten oordeele sonder verwi t .

15 . Elc wie sijns selfs hof, wildij doncruyt verdri ven . Roma. xiii .

Refereyn IV.

a .

Wat sals gewerden, wie mochts mij maken vroet ? Doverdencken therte in vreesen haken doet, Aensiende de dagen, die nu voor oogen sijn,

Waerinne een mensce seer neerstich waken moet Ephe . v . 5 . Om to vliene tveni n, dat sci nt int smaken soet,

Dwelt men stroyt, waer duer veel menscen bedrogen sijn

En vanden wege der waerheyt getogen sijn Roma . xvI . Duer bedriegelijcke geesten, die tvolc verleyen .

Men heetse heylich, mer tscij nt gelog en sijn, 10 . Mits datse seer scaeyli c na haer vermogen sijn

Der heyliger kercken, elck macht wel be- (schreyen ; Haer subtijl netten sij al omme spreyen, Waer duer veel sielen int helsce gepij n sincken . Onnosel scaepkens, wacht u van deser weyen, 15 . Ele sie voor hem, want sule voor wijn venijn scincken . b.

Men mach alle geesten niet licht betrouwen nu,

Want sulck can hem wel ootmoedich houwen nu, ,Tohan . IIiI .

Die inwendich vol hoveerdijen gestrect es . Eccle . xix . Legt marc wie ghij sift, weer mans of vrouwen nu, Mat. vu.

IV. a. 4 . C--E . Waeromme . -- a . 5 . A . dwelck v . dal. -- a. S . C E . connen v . Mole . - a . 13 . A . Dwelc menich ziele in de helsche pijn brinct a . 15 . A . want selc voer wijn valsch venijn schinct, even als in de andere stokregels . -- b . 2 . 3 . A

Want selc ootmoedich es int aenschouwen, Die inwendich met hoverdien bevlect is .

b. 4 . C E . font . Legt meret .

(33)

1 3

5 . Aen valsche propheten, die wonder brouwen nu . Onder eens lams vlies wel een wolf bedect es . Ele vogel singt nu, nadat hij gebect es, Versmadende tgebot der heyliger kercken . Om aehterclap to spreken meest ele verwect es, Hoe deerlijc haer siele daer duere beplect es, Sij blijven hertneckich, sijnt leecke oft clercken, Willende daer duere haer quade secte verstercken . Haer boose wercken voor Gods aensci n scincken ; Aen de discipulen wilt den meester mercken . 15 . Ele sie voor hem, want sule voor wijn venijn (scincken .

C.

Meest ele is verblint nu, ons naken plagen swaer ; Esaie XLII . Men siet do menscen schier nergens vragen naer ;

Men spot metten sancten, van Gode vercoren,

Die Christum sijn truce hielpen dragen ; maer Gala, v . 5 . Waer sommiger inenscen gewagen waer,

Die souden meest al sijn verdoemt en verloren En so menich hondert heyliger doctoren, Die waren vervult van den heyligen geeste, Die de kercke verliehten hier to voren, 10 . Eer dese nieu leeraer oyt was geboren,

Waer of men nu maect dees groote feeste . Ele scou dees dwalinge, leeft niet als een beeste, Sijt gehoorsaem, en wilt om dlaetste terns jn dincken . Wacht u voor tbedroch, minste ende meeste .

15 . Ele sie voor hens, want sule voor wijn venijn Hebr. xiii . (scincken.

d .

Wee hem, die oyt dit oncruyt gesaeyt heeft,

Onder se jn van duechden tveni n gespraeyt heeft, Mat . xviii . Dwelt lacen veel menscen heeft brocht in dolen, Mat . xiii . b . 7 . C-E . ontbr . nu . --- b . 13 . A . Den ghenen prijsende, miens valsche doctrijn stinct . - c. 3 en 1 1 . C-E . ontbr . nu . - 13 . A. Sij' ghehoorsaer seaepkens, om dleste termijn dinct . -- d . 2 . A, En onder .

(34)

1I

Omdat hij flatterende wat nieus gecraeyt heeft, 5 . Dat sommigen so soete in dooren gewaeyt heeft,

Waer duere hij heeft haer herte gestolen ; Want hoe swaerlijc dat hem lieden Overt bevolen, Sij en willens niet laten, dat merct men bloot . Tmocht noch wel swaerli c werden bequolen 10 . Van den genen, diet brout ; twaer beter verholen .

Ic meyn, noch niet en leyt den laetsten cloot . Tsal God noch verdrieten , tqu aet wert to groot . Sij doen de onnosele galle voor wijn drincken . Vliet de flatteerders en vreest haren poot . 15 . Elc sie voor hem, want sulc voor wijn venijn

scinken.

e . PRINCHE .

Eli ft vaste int geloove, sonder respijt, ghi , Thessa . ii .

Van der heyliger kercken u comt iolijt bij .

Corin . xvi .

Wilt scouwen alle twistmakende natien,

Timo . ii .

Die geveynsdelijc spelen den ypocri t tfij, 5. Die hem scuylt onder tgheestelijk habijt vri ,

Waer deur de werelt is vol turbatien . Laet u niet verleyden duer haer temptatien, Al willen sift met scriftueren verschoonen, En wilt niet achten haer arguatien . 10 . Den geest des Heeren met si nder gracien

En rust certeyn niet op sulcken persoonen, Die discoort verwecken ; en laat u niet hoonen, Al sci nt haer leere claer als den robin blincken .

d . 8 . A . men merket v. dal merckt men . - d . 9 . A. Tmocht noch wel deerlijc worden bequolen. - d. 11 . A. ontbr. noch . - d. 12 14 . A

Schijnt, dat selc den mont to cussen boot, Die lacea regalle onder soeten wijn minct ;

VIiet de flatteerders, want zij suecken u doot .

e . 1 . A. tot alder tijt v. sonder respijt . - e . 2 . A . Der heyligher kercken, u naecter jolijt bij . - e. 5 . A . Hem die . - e . 7 . A. En wilt niet achten haer arguatien . - e . 8 . A. Al willent zij. - e . 9 . A . Laet u niet verlegen doer haer fallatien . e. 13 . A . Al ist dat haer leeringhe 8choon in tsvolcx aenschijn blinct.

(35)

1 5

Diet wel aensage, tslacht der gegaetter boonen . 15 . Ele sie voor hem, want sulc voor win venijn

(scincken.

Refereyn V.

a .

0 scepper almachtich, u ogen neerslaen wilt . De dwalende scapen in gratien ontfaen wilt, Sijnde van den rechten weghe geweken ; Want elc nu sijn eyghen weghen gaen wilt 5 . En op sijns selfs goet duncken heel staen wilt,

De gene versmaen wilt, die hem anders preken . Omdat haer vleesch, vol alder ghebreken,

Gene. VIII . Tot alder wellusticheit is gheneghen,

So prijsen sij, die na haer sinlicheyt spreken, 10 . Met loosen treken, wijsende nieu weghen .

Oft God gave, datse som hadden geswegen, Door wien beroct dit quaet valsch bedrijf is, Hebbende bedriechli c veel menschen ghcreghen, Die met hem houden ; want al seyt mer tseghen, 15 . Tprijst al den ruymen wech, weert man of wi f is .

b .

Waert dat sule den wech veel nauwer (gemaect hadde Nu dan voormaels, de sonden meer gelaect

(hadde, Preecte hij den menschen een strangher leven, Letter vemAnt na sijn leere gehaect hadde, 5. Aen spotten, aen ghecken hij wel geraect hadde,

Elc hem versaect hadde, verjaecht, verdreven ; Achter dit refrein volgen in hs . A deze regels

De vrucht wilt aensien en v„'ien dat quaet saet, Al danckA a poet en zoet, na wijsen reef gaet, En dinct, datmen mina onder honich venijn fijn, Dies selc inder noot totter doot in tghepijn zijn . V . a . 2 . A. dock antlers beraen v . in gratien ontfaen.

a . 6 . A.

ontbreekt hem . --- a . 9 . A . volghen v . pri jsen. .

(36)

1 6

Maer want hij de tuegel , so lane wilt geven, Daermede heeft hij tsimpel vole bedrogen, Wi smakende, dat alle gheleerde sneven . 10 . Des hij wert verheven en op ghetogen

Van den ghenen, die hebben tvenijn gesoghen, Sodat om hem al omme geki f es .

Dus vinde is voorwaer, en twaer beter gelogen, Men derfs niet vragen, men sieget voor oghen 15 . Tprijst al den ruymen wech, weert man of wijf es .

C .

Niet vasten, niet biechten, dit hoort men pqsen nu, Doverste niet vreesen doet verjolijsen nu ; Dees weghen duncken den menschen soet zijn . En die selver den rechten wech souden wijsen nu, 5 . Som na nieu wegen ooc loopen en bijsen nu .

Hen machs afgri sen nu, die van herten goet sijn . Ele leee mensch wilt nu der scrifturen vroet sijn, Tsijn nu al doctoren en doctorinnen ;

In woorden, in wercken sij so onbehoet sijn, 10 . Sij scijnen verwoet sijn of buten haer sinnen . Wildense dus den wech des heeren beminnen, Hoe wel dat wandelen wat hert en stiff es, So mochten sij hierna sijn rijcke gewinnen ;

Psal . xvi . Maer lacen neen ! die en wilt niemant kinnen .

15. Tprijst al den ruymen wech, weert man of wijf es . d.

Gods vrienden hen van welluste besneden hebben; Gala . v.

Onder sijn baniere vroom gestreden hebben . Hebr . IIII .

Sij en hebben geen ruyme wegen vercoren, Luce xiii.

Want sij gewaect, gevast, en gebeden hebben, II Corin . xL .

5. Van quaden menscen vervolch geleden hebben . Hebre. xi.

b . 8 . A . Daerduer v . Daernaede. - c . 3 . C E . Dit dunckt den rienschen een voile vloet sijn . - c . 4 . A. ontbr. En . - c. 6 . A . ver v . van . c . 8 . A. tschier v . nn . - c. 9 . A . Haer vatsche opinie het beste moet zijn. - c . 11 . A . Woudense . - c . 12 . A . Al Best v . Hoewel . - d. 1 . A.

Godts vrienden Christus week ghetreden hebben .

(37)

Scerp bereden hebben den ezel met sporen . i Corin . Ix .

Naer desen wech nu weynich menscen horen, Maer volgen dengenen, these dwalende leyt, Versmadende martelaers en confessoren .

Apoc . xmIII .

10 . Elc vreese Gods toren, tsal noch werden bescreyt Hier of hier namaels ; dus niet lange en beyt ; Keert weder to wile die siele in dlijf es . Maer dnetken is so subtijl gespreyt,

Datter meest al in bli ft ende niet uut en sceyt . 15 . Tprijst al den ruymen wech, weert man of wijf es .

e .

PRINCHE.

Christus hier strange wegen passerende was ; I Petri II .

God, die hemel en eerde regerende was, Sapi . xiuii.

Hine voor ons scandell~jc naect ende bloot . Luce xxiii.

Die heere hem om den knecht vernerende was . Philip. Ii .

5 . Wie leeft, die dit to dege gronderende was Oft exalterende was sijn ootmoet groot ?

Volcht hem na, hij eest die den hemel ontsloot . Ephe . v .

Sin bloedige voetstappen wilt altijt aenmerken, Soect geen nieu leydslien, loopt in sijnen scoot .

10 . Hebben wij wederstoot, hij sal ons verstercken, psals xiv .

Blij ven wij goey kinderen der heyligher kercken Maer daer is gebrec ; dus mijn motijf es Meest elc valt rebel, sijnt leecke of clercken, Als wij wel aensien der menscen wercken . 15 . Tprijst al den ruymen wech, weert man of wijf es .

d . 7 . A . lettel v . weynich . -- d. 12 . A . Keert omme v . Keert weder. - d . 14 . A . tes verloren gjheseyt v. ende niet vat en sceyt . - e. 2 . A . Die al de wereldt van Wet formeerende was. - e . 7 . A. Lad ons hem na- volyhen, want het es ons hoot . --^ e . 9 . A . Niev leytslien to soeken en es gheen noot . e. 14 . A . Men sieyhet heensdaechs aen der menschen werchen .

Achter dit refrein volgt in hs . A .

Over 's Meys virtayt, vyt vriendts beyheeren yoet, Als men each den eersten dach vercleeren soet,

Was dit yewrocht en volbracht, alsmen sereef claer Vijftienhondert, bijsondert tweentwintich jaer .

1 7

2

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maar nog heel prezent, Had gemaakt zyn Testament, Al zyn geld en goed, Land in overvloed, Was voor zyn Huisvrouw, En den Doctoor heel getrouw, Kreeg deez' Juffrouw tot zyn lot, Het

Daar buiten loopt een schaap, Daar buiten loopt een bonte koe, Het kindje doet zijn oogjens toe, Slaap kindjen slaap. Slaap, kindjen slaap

Toen kwam Jan de slager, Die zeî: dat beest is mager, Toen kwam Tijs de timmerman, Die lapte er weêr een staartjen an, Toen liep het hondjen henen, De staart al tusschen de

Deze man heeft een koe gekocht, Die man heeft hem thuis gebrocht, Die man heeft hem geslagen, Die man heeft hem opgegeten, En die man heeft er van geweten. Kloentjen, kloentjen garen

Het laatste choclaadje is altijd zoo fijn, Zou daar misschien ook 't zaad in zijn7. Anna Sutorius,

Ei, lieve wolk, hebt u soms mijn luchtballon gezien.. Mijn broeder heeft er juist

11 februari: eerste opvoering door het Rotterdams Toneel van Vuile handen door Jean-Paul Sartre in de vertaling van Anna Blaman en op 14 oktober van haar vertaling van De vrek

Noch- tans hoe die saken gaen ick en sal niet laten die ge meente der Christen te waerschouwen / van alle vreem- de nieuwe ende valsche opinien te vlien / niet alleene metter