• No results found

Booms dialect

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Booms dialect"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Booms dialect

Dit woordenboek Booms bevat 84 gezegden, 524 woorden en 3 opmerkingen.

84 gezegden

∙ (krachtterm) - Mie blaas et licht ôt, Jef stekt de stoof in de kas

∙ Af en toe - Tissendeer

∙ al is het dat de kraaien het uitbrengen, de waarheid komt uit ! - al ist dat de krô et ôtbrenge, de waarhoad komt ôt

∙ bang zijn - mette poeppers zitte

∙ blijf daarvan af - blefteraf

∙ blussen met water uit de putten van Rumst - blisse mé waoter ôt de pitte van Rimst

∙ daar komt ie aangestapt - dau komt em aongestesseld

∙ daar krijgt men de zenuwen van - da krijgde de seskes van

∙ dat duurt lang - dadei nogal sjeiten aon zelle

∙ dat is heel wat - da's wa gescheete

∙ dat is me er eentje (licht pej) - das ne klinkaout, zenne

∙ dat is me er eentje! - das ne glettege

∙ De heeft er eentje teveel op - diejen eit er iên boven zoan oeëg

∙ die heeft het voor mij verkorven - dieën ei oep moanen bloak geschete

∙ die vrouw durft wel een en ander - die is er oek ni vervei van (pejoratief)

∙ dit gaat niet op - van dieën boer gieën aare

∙ dwaas / gek zijn - ni goe zjust zoan

∙ een boek met een harde kaft - nen boek mé een stoaf koffersool

∙ een vuile bruine trui - een vôl brôn trô

∙ er is spanning / onenigheid - 't is grien aat

∙ er zit een haar in de boter - 't is green at

∙ gewezen Boomse bioscopen - de Plaza,de Luna,de Cameo

∙ gij deugniet! - goasem bitskoemmer!

∙ gulzig eten / gulzigaard - schoeffele / schoeffeleir

∙ heel vuil - zoeë zwèt as ne pottafeir

∙ heel wat hindernissen moeten overwinnen - nogal wa kummelees moette doen

∙ helemaal eromheen - rondoemedoem

∙ helemaal vergeten - grat vergete

∙ het gras is groen - 't gès is grien

∙ het is grote ruzie - 't zit er vierklaavers oep

∙ het is vier uur en ik moet mijn muren en luiken nog schoonmaken - tis al vier iere en kmoet men miere en blaffetiere nog schiere

∙ Het staat ondersteboven - Tstaa èveréksoem

∙ hiernaast ledigd men de aalput - ineffest zens oant beirre

∙ Hij ging nogal onderuit - oa ging nogal is ne gerlego

∙ hij had niets meer - a kon zoane nees oant ges afveige

∙ hij heeft gezegd - ôa ij gezei

∙ hij heeft het sacrament der stevenden gekregen - a is bediend

∙ hij heeft koorts - ajeikets

∙ hij heeft kuren - em ei z'n loeten

∙ Hij heeft schrik - Em schèt in zen broek

∙ Hij heeft ze niet alle vijf - Em is van lotje getikt

∙ Hij is de lieveling (van de familie) - Em is tfebbekke

∙ hij is dood - a is kevendrager

(2)

∙ Hij is dronken - Ajei een stik in zoane frak

∙ hij is een beetje kwaad, gekwetst - ejis in ze gat gebete

∙ hij is in de middelbare school van Boom - A zit boa Mannekes

∙ hij is in verwarring - em wet ni miër waar da zen paroche staat

∙ hij is niet snugger - stekt zen hessene in e vogeltje en 't vliegt achterôt

∙ Hij is niet van de slimsten - Dien ei sondags naor tschool gewest

∙ Hij liep zonder kousen in zijn klompen. - A liep blék in z'n blokken

∙ Hij weet van niets - Em wet van toete of blaoze

∙ hij wordt ongeduldig - e kregget oep de seskes

∙ hou je mond - zwegt !

∙ hou je mond - adave smikkel

∙ hou je mond - aadaaven bebbel

∙ iemand testen - Mé(j) een kaat'ant aon zoan gat kome

∙ ik heb dorst - kem dest

∙ In de (klei) putten van Rumst zitten groene vissen - In de pitte van Rimst zitte grien visse

∙ in volle vaart - vierklaavers

∙ je bent ongeloofwaardig - aave klap is goe maar aave sjokolat deegt ni

∙ je hebt hier niets te maken / te zeggen - goa ét ier niks te rittentitte

∙ je komt niet aan de beurt - as slimmeke doeëd is meegde goa tzoan

∙ jongste spruit in de famillie - de kakkenest

∙ kinderkoosnaam - pekdievel

∙ kotsbeu - zoemuug as kaapap

∙ Laat maar zo - lèt 'et ôt

∙ licht maken - het licht in brand steke

∙ loop naar de maan - loeëpt noa de poemp

∙ maak een keuze - aaren of joeng

∙ Mie had kou, waar had mie kou? Mie had op de markt wreed koud! - Mie aa kaa. Aa Mie kaa ? Mie aa braa kaa. Woar aa Mie kaa ? Oep de met aa Mie kaa.

∙ ongewoon iemand - ne krabbekoker

∙ onhandig persoon - nen anneklaa

∙ ophouden / er de brui aan geven - een spèl aon steke

∙ u kan het goed uitleggen maar het houdt geen steek - aawe ôtleg is goe maar aawe spikkelaas deegt ni

∙ van hier naar daar / van het kastje naar de muur - van jut naor jeir

∙ van weinig leven - van den trok leive

∙ Wit zijn de muren, groen de luiken, zwart de paters die in het kapelleke slapen - Wit zen de miere, grien de blaffetiere, zwet zen de poape die in 't kapelleke sloape.

∙ ze is goed gebouwd - zis goe verzien van oeëre en poeëte

∙ zij die het hardst roepen hebben de grootste angst - de roepers zen de poepers

∙ zij hebben hem beet - zèbbenem boa zoa pitche

∙ zijn pet afnemen - z'n klakse aflangen

∙ zijn voorhoofd is geschaafd - zoan staar is geblesterd

∙ zorg voor iets dragen - gôr slaoge

∙ zwijg - aadaaventoot

524 woorden

∙ (krachtterm) - Miljaardegetaarde

∙ aal - beir

∙ aalbes - troppelbees

∙ aalbessen - troppelbezen

∙ aalput - beirpit

∙ aanaarden - aanjeiren

(3)

∙ Aardbei - jerbees / jètbees

∙ aarde - jeir

∙ ademen - asemen

∙ Advokaatstraat (gedeelte) - strotje van de witte maakes

∙ afsluiting - e schetsel

∙ afvegen - afveige

∙ afwezig zijn - verletten

∙ ajuinloof - schalulle

∙ arbeiderswoningen op een rij - root (water-, Roapes-, - van Jan Max, - van Verstrepen, Caluwaerts-)

∙ autobus - d'ottebis

∙ autoscooter - de botsottookes

∙ Averechts - IJvereks

∙ balk - spaar

∙ banden - banne

∙ bang - vervei

∙ basta - schèt

∙ batterijlamp - dievelicht

∙ bedrag - bedraaeg

∙ bedrag - soem

∙ bedrieger, misdadig iemand - ne smeirlap

∙ bedrog doen - aarzak speele

∙ behangen - bange

∙ beleefd - beleift

∙ Beleg - Boaval

∙ Beleg - toespoas

∙ beneden - beneeje

∙ beroepsmilitair - boeffer

∙ beschadigd - geschalotterd

∙ beschadigen - schalotteren

∙ Bezorgd, bekommerd om - besjeterd

∙ bijna - resekes

∙ blaffen - basse

∙ blauwe kousen - blaa kase

∙ blauwe lucht - blaa loecht

∙ blauwstraat - den blaave

∙ bleekweide - den bloak

∙ blekke (de) - koeken tien in kaartspel Wippen

∙ bloedstelpend verband - e poodevinneke

∙ bloementuil - bloemeké

∙ boekentas - kabas

∙ boekentas - kanassieir

∙ boktor (bruine langwerpige kever) - hanske petanske

∙ Bomenaar - onnefreiter / onnefretter

∙ Bomenaars - Onnefretters

∙ boom - boeëm

∙ Booms gehucht - de Schoeme

∙ bord - talloor

∙ borstel - nen bèstel

∙ borstelen - keire

∙ bromvlieg - dol

∙ bruin bobbeltje (op lichaam) - peiperkoos

∙ bruin inpakpapier - een graat papier

∙ bruin papier - graat papier

(4)

∙ bruine kever - hanske petanske

∙ bruine vlinder - ne panneplekker

∙ buiteling - kummelé

∙ Buiten - Bôte

∙ buurvrouw - dievannineffe

∙ cakewalk - kakkewalk

∙ canarievogel - kornellevogel

∙ cavia - spenserat

∙ Charcuterie (beleg) - boaval

∙ chewing gum - langenaasem

∙ Chocolade - sjokelat

∙ cichorei - bitterpeeën

∙ collaborateur 40 / 45 - ne zwette

∙ computerverslaafde - nerd

∙ cymbalen - scheile

∙ de kade - de veirdam

∙ de meid - de maasse

∙ de paus - de paas

∙ de tocht - den trok

∙ de voordeur - de veerdeer

∙ deken - sezze

∙ deksel - e scheil

∙ Deugeniet - sjamfoeter

∙ dienstplichtig soldaat - ne piot

∙ doodlopend steegje - sloepeke

∙ dorst - dest

∙ drankzucht - leinsen

∙ drie - drij

∙ drie - droa

∙ droogloods - een lezze

∙ droogweide - bloak

∙ drop - zjizjip

∙ duivel - dievel

∙ dweil - oepnemvod

∙ dynamometer - nen essel

∙ echtgenoot / echtgenote - alven traaboek

∙ echtgenote - die van ons

∙ een breekijzer - nen breng

∙ een bruiloft - nen traa

∙ een ei - een aar

∙ een foto - e podderet

∙ een hard gekookt ei - een etaar

∙ een hond - nen tij

∙ een klein hondje - een tijke

∙ een kluns - nen aate

∙ een muilpeer - een peir oep zen bakkes

∙ een oude man - nen aave pee

∙ een rij - een root

∙ een tegenstribbelaar - nen ijverekse

∙ een vitster - een pekelde

∙ een vittende dame - een pekelteef

∙ een weinig - abbekrats

∙ enkel - knoesel

(5)

∙ erg / veel - braa

∙ ergernis - erezze

∙ ernstig - serjees

∙ erwten en wortelen - etches en peekes

∙ eventjes - effekes

∙ eventjes - rezzekes

∙ feeks - smairregge teef

∙ fiets - vlo

∙ flauw persoon - labbekak

∙ flauwerik - flaave gezaate

∙ flauwerik - labbekak

∙ flemer - maavijger

∙ fluisteren - fezele

∙ fluwelen broek - een floere broek

∙ fopspeen - titter

∙ fornuis - kwizenijee

∙ fout - abies

∙ franjes van doeken of tapijten - frennekes

∙ Frans / Franciscus - Sooike / Sooi / Swa

∙ garnaal - gernoot

∙ Gasfles - Bis gaas

∙ gauw - allegaametdegaate

∙ geduld - pechence

∙ geel, groen, blauw en zwart - gijl,grien,blaat en zwet

∙ gehakt - gekapt

∙ gekookte hesp - gezoi eps

∙ gekrast, beschadigd - geschalotterd

∙ geld - cente

∙ geperste (kalfs-) kop - Ket

∙ gewiekste dame - een Trektang

∙ gezin - famille

∙ goede leerling - strever

∙ Gooien - Roeie

∙ gootsteen - poembak

∙ gras - gès

∙ graszode - ne ris

∙ grauw - graat

∙ Groene Hofstraat - Vergedengstraat / Beneiëstraat

∙ groot - groeët

∙ groot formaat baksteen - boerenegentig

∙ Grootmoeder - groeëttemoe

∙ grootmoeder - memoe

∙ grootmoeder - moemoe

∙ Grootvader - groeëtteva

∙ grootvader - veva

∙ grote trom - groskès

∙ gulzig eten - schoefelen

∙ gulzigaard - ne schoeffeleir

∙ gymnastiek - jummenas

∙ Haarlemmerolie - eirmsole

∙ halen - Langen

∙ hamster - spenserat

∙ handboor - een zwoeng

(6)

∙ hangklok - reggelateur

∙ hardgekookte eieren - ettaare

∙ haring - nen eiring

∙ herberg - stammenee

∙ hesp - eps

∙ Het is genoeg geweest - tis wellekes geweest

∙ het leger - den troep

∙ hiernaast - ierneffest

∙ hij - a / oa / dieë / em

∙ hink-spelletje - peirekinkele

∙ hoekijzer (scheepsbouw) - conjeir

∙ hond / volgzaam persoon - ne loebas

∙ Hond, hondje - nen tei, een teike

∙ hou je mond - aadave smikkel

∙ hou u mond dicht - aaf d'aave smoel dicht

∙ hout - aat

∙ hovaardige / trotse - fiërescheet

∙ huilen - bleiten

∙ iemand testen, uitproberen - Mé(j) een kaat'ant aon zoan gat kome

∙ iets omiddelijk wilen of doen - persè

∙ ijsje - kreimeglas

∙ ik ben er - kzender

∙ ik hou van u - 'k sien a gere

∙ ik was er - kwasser

∙ immers - oemmes

∙ in het donker trachten te zien - piere

∙ in het voorbijgaan - in passant

∙ ingang van steenoven - mondeke

∙ instorten - bresse

∙ je - ge

∙ jij - goa

∙ Julia - Zjolle

∙ Juliaan - Zjelo

∙ kaas - keis

∙ kanarievogel - kornellevogel

∙ kat - balkhaas

∙ katholiek - ne sis

∙ kauwgom - langen asem

∙ kauwgom - langenasem

∙ keerborstel - ne keirbestel

∙ Kerkhofstraat - boomestraat

∙ Kerkmeester - Swis

∙ Kerkstraat - 't Kerkelijntje

∙ kersenpit - krokstiën

∙ Kerstraat - kerkeleintje

∙ ketel - moeër

∙ ketellapper - pottafeir

∙ kijk nu eens - zie na is

∙ kikker - ne kikvès / ne ves

∙ kind - enfant

∙ kind - joenk

∙ kinderen - soot

∙ kinderwagen - sjees

(7)

∙ klauw / grote hand - klaa

∙ klei - potjeir

∙ klei - potsjeir

∙ klei - potchèr

∙ klei onzuiverheid - nen ekkerstiejn

∙ klein persoon - negejorreke

∙ kleuterschool - de papschool

∙ klokhuis - keiring

∙ klokhuis v.appel of peer - de keiring

∙ klompen - blokke / holleblokke

∙ knap - chiek

∙ knikker - nen èrenbol

∙ knoeien - finkelen

∙ knuppel - klippel

∙ koffie - kaffe

∙ koken - zô

∙ Konijn - kornoan

∙ koorts - kets

∙ koude rilling - een gezzeling

∙ koude schotel - kaavepla

∙ kousen - kaasse

∙ kreunen of steunen - krochen

∙ kruikje - krekske

∙ kruisbessen - stekelbezen

∙ kruiwagen - kerrewagen

∙ krukje - paddeke

∙ kuiten - bruis

∙ kusje - kiske

∙ kwaadspreker - voalblad

∙ kwajongen - lorejas

∙ lantaarn - lantijre

∙ larie - keskeskiet

∙ lastig iemand - ambetanterik

∙ lastig man - nen eiverekse

∙ lastige vrouw - een tang van e woaf

∙ later - sevves

∙ lawaai - lawaat

∙ lepel - leipel

∙ leuning - lein

∙ liberaal - nen Blaave / riberaal

∙ liberaal (progressief) - nen blieëken blaa

∙ lichte kandijsuiker - kinnekessojker

∙ liedje - lieke / een erreke

∙ lies - ieëkenissen

∙ liesstreek - iëkenissen

∙ loods - leuze / lezze

∙ lucifers - stekskes

∙ luier - pisdoek

∙ lunchpakket - schoofzak

∙ mais - spensetèref

∙ man - vent

∙ man - nen tist

∙ markt - mèt

(8)

∙ masker - moembakkes

∙ medaille - madelle

∙ meisje - meske

∙ meter - peit

∙ Middelbare school - ecomejèn

∙ mier - ne mierzoa(j)ker

∙ mier - ne mierzoaker

∙ misnoegd / mokken - eivereks

∙ moeder - ma

∙ moeder - moe

∙ moeial - tantefeir

∙ moeilijke vrouw - een pertang

∙ morsdood - em is kevendrager

∙ morsen - smossen of stetten

∙ motregen - zieëver

∙ mouwen - maave

∙ muggelarven - verdevasj

∙ muts - een pots

∙ muur - mier

∙ naaister - nojes

∙ Naakt - Blék

∙ naakt - paddeknots

∙ naast - neffe

∙ negatieve dame - een pekelteef

∙ negativist - ettefretter

∙ nergens - nieverans

∙ nergens - nieverans (t)

∙ nieuwsgierige - kerjeezenees

∙ nochtans - pertang

∙ onbeleefd - ombeleift / onbeschoft

∙ onbenulligheid - keskeskiet

∙ onderhemdje - kaskorseeke

∙ ondersteboven - eivereksoem

∙ ondertussen - swenst

∙ ondertussen / gelijktijdig / terwijl - in passant

∙ onderzetter voor potten - bèddeke

∙ onhandig persoon - anneklaa

∙ onhandige - nenaate

∙ onlangs - overlest

∙ onnozelaar - mettekoo

∙ Onrustig slapen - Knokkelen

∙ Onze-Lieve-Vrouw - Livraa

∙ Onze-Lieve-Vrouwstraat - tNonnekestrotje

∙ onzin - truut / flaaven truut / truut in pakskes

∙ onzin - zieëver

∙ ooglidontsteking - een weiroeg

∙ Opgebrande kolen - Schramille

∙ opkamertje - mansarde

∙ oplichter - sjaggereir

∙ opvliegend - a eid een ket lontje

∙ ouders - avers

∙ Overgeven / braken - Spaave

∙ overloop - den allé

(9)

∙ overtrek - flowoân

∙ paard - juketeip

∙ paard - pjeid

∙ paardenmolen - pjeiremeele

∙ Paardenslager - Pjeirentesser

∙ paardestaart - pjeiresjeit

∙ pannenkoeken - koekebakke

∙ pantoffels - sloeffe

∙ pardoes - pladeirm

∙ peperkoek - pontekoek

∙ perzik - een pès

∙ pet - klak

∙ plaatpers - daver

∙ Plantsoenstraat - Poepenhoek

∙ politici - koekebakken

∙ politie-agent - de garde

∙ poot - pikkel

∙ portie - spoose

∙ praten - resenéren

∙ prei - paraa

∙ progressief liberaal - nen blieëken blaave

∙ puist - nen broebel

∙ puist - nen oebel

∙ put - pit

∙ radijzen - rodeskes

∙ rakelings - rezzekes

∙ regelen - regeleren

∙ regelmatig en veelvuldig (alcohol) drinken - echelen

∙ regenjas - pardesie

∙ regenworm - ne pier

∙ reif - roaf

∙ remmen - freinen

∙ remmen - freine

∙ rhagonycha fulva (rood soldaatje / kevertje) - anske petanske

∙ rij - root

∙ rilling - gèzzeling

∙ roddelaarster - lameer

∙ roddelen - lameeren

∙ roddeltante - lameer

∙ rondneuzen - rondsnosselen

∙ rondom - rondomoem

∙ rondom - rondoemedoem

∙ roofvogel (groot) - dôveklamper

∙ roofvogel (klein) - mussenklamper

∙ ruimdienst - de beirkaar

∙ salami - wit en zwet

∙ schaap - ne lemme

∙ schaar - scheir

∙ schaar - schijr

∙ schakelaar - knipper

∙ scharenslijper - scheiresliep

∙ scheepswerf - de zaot

∙ scheermes - scheirsmes

(10)

∙ scherpen - wette

∙ schommel - tater

∙ schooltas - kazak

∙ schoonvader - schoonpeere

∙ schouderdoek (sjaal) - neesdoek

∙ schraapzuchtig - bezzekrabber

∙ schroevendraaier - toernavies

∙ schuren - schieren

∙ schuren - slisse

∙ shouwgarnnituur - e schaastik

∙ slap gevoel - labberlottig

∙ slappe koffie - pisseloei

∙ slechterik - nen èrrek

∙ slechterik - schoelle

∙ slijk - plattemeutte

∙ slijpsteen - wetstiejn

∙ smal straatje - sloepeke

∙ snede kaas - schelle kijs

∙ snee (hesp) - een spol eps

∙ snel - allegaametdegaate

∙ snelbouwsteen - aveceerstieën

∙ sneller - rapper

∙ snoepen - snosselen

∙ snoepje - bees

∙ snoeven / snoever - roenken / roenker

∙ soldaat - ne militairentroepsoldaat

∙ soms - sewoale

∙ spade - schup

∙ speciaal iemand - ne krabbekoker

∙ spekvet met suiker - ziete lies

∙ Spekzwoerd(en) - Zwôke, zwôkes

∙ sproetjesgezicht - sproetebakkes

∙ spuwen - spiëke

∙ staart - sjeit

∙ steen draaien - oeptrekken

∙ steenbakkerijarbeider (pej.) - geleigkladder

∙ Steenbakkerijen - t geleig

∙ steenbakkerijlocomotiefje - duveltje

∙ steenbrokken - brikkeljon

∙ stelen - pikke

∙ stelen - rippen

∙ stenen in droogloods stapelen - gammen

∙ step - trottenet

∙ sterven - aave keis laten

∙ stoep - plantsier

∙ stoep - plasier

∙ stomdronken - zoe zat as ne patat

∙ stomdronken - krommeneel zat

∙ straks - fleus

∙ straks - sebiet

∙ streken hebben - servetieten

∙ stukadoor - plekker

∙ taart - toert

(11)

∙ tas - jat

∙ tas - zjat

∙ tegel - plavaa

∙ tegenwoordig - seurreweurig

∙ terwijl - swenst

∙ Thuis - Tôos

∙ tijd geleden - daarlest

∙ tikkertje - kètje

∙ toeter - e noeneke

∙ toeter - noeneke

∙ toiletstoel - kakkedo

∙ trein- of tramspoor - een roet

∙ treurig iemand - ne azoanepisser

∙ treuzelen - lanterfanten

∙ trouwen - traave

∙ tuberculose - de teiring

∙ tussendoortjes eten - snosselen

∙ twijfelaar, onzeker en traag iemand - sjemmeleir

∙ uurwerk - horluze

∙ uw voorhoofd - staar

∙ vaatdoek - schotelvod

∙ vader - va

∙ vals spelen - aarzakken

∙ vals spelen - aarzakke

∙ Varkensmarkt - veirkesmet

∙ vast hebben - te stekken

∙ vensterluik - blaffetuur / blaffetier

∙ verdwenen - ribedebie

∙ vergiet - temst

∙ vergiet - trizee

∙ verkeerd - abies

∙ verkoper - vender

∙ verkoudheid - valling

∙ verkreukelen - befrobbelen

∙ verkreukelen - verfroepsele

∙ Vernietigen, naar de bliksem helpen - renneweeren, verenneweren

∙ verongelijkt gezicht - toot

∙ verschillend - tefrent

∙ verschillend - boezinderst

∙ verschillende (soort) - bezinderde

∙ verzorgen - swanjeren

∙ vest - zippeke

∙ veters - nestels

∙ Virginie - Vizje

∙ vlees - biske

∙ vleesbrood - frikandon

∙ vlinder - ne peepel

∙ voetpad - plansier

∙ voorhamer op scheepswerf - een madammeke

∙ voorhoofd - staar

∙ vooruit gaan - aveceren

∙ vork - verket

∙ vrachtwagen - camion

(12)

∙ vriendje - mateke

∙ vrouw - vraa

∙ vrouwenbroek - snelzoaker

∙ vruchtenpit - ne krokstieën

∙ vuilnisbelt - mestpacht

∙ waterhoudende kei in de klei - kloabroeëd

∙ wc - 't heske

∙ wc - 'tgemak

∙ wederom - vroem

∙ weerbarstig haar - boerekarrehonnehaar

∙ weerstander 40 / 45 - ne witte

∙ wegsleuren - wegsleere

∙ wenen - schriejve / bleite

∙ wentelteefje - gewonne broeëd

∙ wesp - peiweps

∙ wilde kastanje - galnoot

∙ winkelbedrijf - neringdoender

∙ wip - wippetater

∙ wip (speeltoestel) - wippetaater

∙ worden - werre

∙ wortelen - peekes

∙ wow - woelllie

∙ wrat - een wèt

∙ wreef - vessem

∙ wrijven - resse

∙ zachtjes - zietekes

∙ zeemvel - zemelap

∙ zeur - zemelzoaker

∙ zeveren - zabberen

∙ zij - zoa / die

∙ Zij woont op de boerenbuiten - Ze woont achter de gazette

∙ zitbank - sjainslon

∙ zoet - ziet

∙ zout - zaat

∙ zuigen - zabbere

∙ zulke - zekken

∙ zwart - zwet

∙ zwarte kever - pekdievel

∙ zwiermolen - zwiermeele

∙ zwijg - bakkestoe

∙ zwoerd (van spek) - zweuze

3 opmerkingen

∙ De woonkern `Boom` is de jongste in de Rupelstreek. Zij groeide echter sterk in korte tijd omwille van de voortschrijdende industrialisering. Het dialect is dus in eerste instantie een mengeling van spreekklanken uit de directe omgeving. Bij pieken van inwijking voegden zich daar klanken bij uit de provincie, vooral Klein-Brabant en het Vaartland. De volkstaal leeft en evolueert. Door de uitgravingen van de klei geraakten wijken en gehuchten van Boom van elkaar geïsoleerd. Zo konden er tussen de wijken kleine verschillen ontstaan binnen het Boomse dialect. De lijst op deze pagina is hoofdzakelijk het consensusdialect op het hoogtepunt van de ontwikkeling van de gemeente, d.w.z. hoofdzakelijk de eerste helft van de XXste eeuw. Opvallend hierin is de invloed van het Frans, vooral te danken aan pogingen van

(13)

de ongeschoolde arbeiders om de taal van hun meestal Franstalige patroons te imiteren, vb. `sjeinslon` =

`chaise longue`. De laatste decennia wordt de uitspraak sterk beïnvloed door het ABN (gestegen scholingsgraad) en nieuwe inwijking.

∙ In 1917-18 was er te Boom, wegens de voedseltekorten, een officieel toegelaten hondenslachterij.

Hierdoor kregen de Bomenaars de bijnaam `Hondenfretters` en daaruit ontstond het `Hondenfretterslied`.

∙ de korte a wordt oe, eirm, èt of aa (damp=doemp, warm=weirm, hart= èt, kar=kaar) de lange a wordt een neusklank ao (tafel= taofel)

de aa wordt jè (aarde=jèr, aardbei=jètbees of jèrbees, paard=pjeit) en soms o (onbeschaafd=onbeschoft) de ee wordt ei of ië (geel=geil, steen =stiën)

de lange u en de uu worden ie (vier muren van de schuur= vier miere van de schier) de u wordt aa of i (nu=naa, kusje=kiske)

de eu wordt ee (in geuren en kleuren=in geere en kleere), soms è (beurs=bès) de o wordt oe (stom=stoem), soms ook è (borst=best)

de dubbele oo wordt oë of oeë (boom=boeëm) de ieu wordt ie (nieuw=nief)

de ou en au worden aa (trouw=traa en gauw=gaa) de ei en ij worden oa (klei=kloa en hij=oa)

de aai wordt oo of verlengde korte ô (naaien=nô) de ui wordt è (kruikje=krekse)

Dit woordenboek 'Booms' is samengesteld door bezoekers van www.mijnwoordenboek.nl. Heeft u zelf ook woorden of ziet u fouten? U kunt die dan zelf toevoegen en verbeteren op de website, of laten toevoegen door een handige kennis.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoewel vanaf de Renaissance in West-Europa en Amerika veel koepels zijn gebouwd, wordt het construeren in beton pas weer mogelijk vanaf 1900.. Een van

ةمدقم نيدروملا ليجست ماظن : ًلاوأ (ةيدوعسلا ةيبرعلا ةكلمملا لخاد) عنصملا وأ دروملا نم ةبولطملا تادنتسملا (ةيدوعسلا ةيبرعلا ةكلمملا جراخ) عنصملا

Hy liep verwoed na zyne Vrouw, En greep haar by de Haaren, ô Schandvlek van u echte Trouw,.. Gy zult uw

Voor de maanden juni, juli en augustus werd de gemiddelde dagelijkse konsumptie van Acartia tonsa door haring en sprot geschat op respektievelfjk 0,9 ton VG en 1,64 ton VG. Met

In de afgelopen decennia is veel tijd en geld gestoken in het veranderen van bestaande antibiotica in het laboratorium om zo nieuwe varianten te maken waar bacteriën nog

Professionals vragen zich dan ook af of de PGC wel de mensen bereikt waar de meeste gezondheidswinst is te behalen aangezien het erop lijkt dat de meeste deelnemers in deze pilot al

Terwijl zwaar geschut wordt inge- zet om het electoraat ervan te over- tuigen dat flexicurity geen politiek besluit is, maar pure economische noodzaak – ‘we kunnen

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of