• No results found

Getallenkennis LES 1 Van breuk naar kommagetal en omgekeerd

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Getallenkennis LES 1 Van breuk naar kommagetal en omgekeerd"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

5 Getallenkennis 2

LES 1 Van breuk naar kommagetal en omgekeerd

1 Kleur en noteer als een kommagetal.

7

10 = ___,____

25 = .

10 = ___,____

24

100 = ___,____

2 Zet de breuken om in kommagetallen. Zet een tussenstap waar nodig.

410 = .

. = ___ , ______ 7 20 = .

. = ___ , ______ 3

5 = .

. = ___ , ______

825 = .

. = ___ , ______ 13 20 = .

. = ___ , ______ 48

100 = .

. = ___ , ______

12 = .

. = ___ , ______ 3 4 = .

. = ___ , ______ 1

5 = .

. = ___ , ______

1225 = .

. = ___ , ______ 2 50 = .

. = ___ , ______ 4

4 = .

. = ___ , ______

18 = .

. = ___ , ______ 15 50 = .

. = ___ , ______ 5

8 = .

. = ___ , ______

3 Zet de kommagetallen om in breuken. Vereenvoudig zo veel mogelijk.

0,2 = 0,52 = 6,4 =

0,35 = 0,125 = 7,77 =

0,99 = 0,60 = 5,555 =

0,225 = 0,75 = 0,44 =

4 Kleur alle breuken met dezelfde waarde als 0,2.

5

10 4

100 2

5 2

10 10

50 4

20 1

5 2

2 5

100 22

100

Naam:_________________________________ Klas: __________ Datum: ________________

35 6

5 75 2

32 65

48 4

125 30 625

100 10

10 100 10

100 100

100 100

1 000 100 1 000

0 4 0 32 0 5 0 48 0 125

2

10 = 15 52

100 = 2650 = 1325 64 10 = 325 35

100 = 7

20 125

1 000 = 1

8 777

100

10099 60

100 = 35 5 555

1 000 = 1 111200 225

1 000 = 45200 = 940 75

100 = 34 44

100 = 1125 0 35

0 65 0 75 0 04 0 30

0 6 0 48 0 2 1 0 625 0 24

0 4 4

0 7

5

10 4

100 2

5 2

10 10

50 4

20 1

5 2

2 5

100 22

100

(2)

5 5

5 Plaats de breuken en kommagetallen op de getallenas.

0,8 2

5 1

10 4

20 1,1

0 1

4

5 0,4 12

20 1,2 8 5

0 1 2

6 Rangschik de breuken en kommagetallen. Let op de symbolen!

2

5 1

4 0,5 0,75 3

10

< < < <

2 12

5 3

4 1,2 8

8

< < < <

1

8 0,625 1

5 1

2 0,3

> > > >

7 Zet om van breuk naar kommagetal of omgekeerd. Vereenvoudig waar mogelijk.

1,2 = 4

20 = 8,48 =

18 = 0,362 = 58 =

0,875 = 20

25 = 1,111 =

5050 = 1,25 = 3

4 =

0,5 = 2

8 = 0,85 =

2 1 19

1

10 4

20 2

5 0,8 1,1

0,4 12

20 4

5 1,2 8

5

= 0,4 = 0,25

= 0,125 = 0,2 = 0,5

= 0,3

= 2,4 1

4 3

10 2

5 0,5 0,75

3

4 8

8 1,2 2 12

5

0,625 1

2 0,3 1

5 1

8

= 0,75 = 1

12 10 = 6

5 0,125

875 1 000 = 7

8 1

5 10 = 1

2

2 10 = 0,2

362

1 000 = 181500 80

100 = 0,8 125100 = 54

250

1 000 = 0,25

848 100 = 212

25 625

1 000 = 0,625 1 111

1 000 10075 = 0,75

85 100 = 17

20

(3)

5 5

1 Bereken de som. Vergeet niet te vereenvoudigen!

25 + 15 = 47 + 27 = 1 + 23 = 18 + 5

8 = 4

5 + 4

5 = 2 + 1

5 = 27 + 6

7 = 2

3 + 2

3 = 2 + 1

8 = 37 + 37 + 37 = 1 + 29 + 29 =

2 Bereken het verschil. Vergeet niet te vereenvoudigen!

47 – 27 = 45 – 15 = 1 – 47 =

127 – 5

7 = 10

9 – 5

9 = 2 – 3

4 =

23 – 13 = 74 – 64 = 1 – 25 =

177 – 5 7 – 6

7 = 2 – 2

5 – 4 5 =

3 Het geheel is getekend. Duid het aangegeven deel aan.

Duid 34 aan. 34 van 8 = Duid 34 aan. 34 van 12 = Duid 25 aan. 25 van 10 =

Duid 1

2 aan. 1

2 van 8 = Duid 2

3 aan. 2

3 van 6 = Duid 5

6 aan. 5

6 van 12 =

4 Los op. Zoek eerst één van de gelijke delen.

14 van 8 = 1

5 van 20 = 1

9 van 54 =

34 van 8 = 25 van 20 = 79 van 54 =

Bewerkingen

LES 2 Hoofdrekenen: gelijknamige breuken optellen en aftrekken en een breuk gebruiken als operator

35

6 8 = 3

4 8 7

2 7 7 7 = 1 1 3

97

6 7

4

2

6

4

8

6

42

4 10

6 9 4

99 + 29 + 29 = 139

10 5 – 2

5 – 4 5 = 4

5 67

8 5 4 3

35

59 1 4

33 + 23 = 53

10 5 + 1

5 = 11 5 16

8 + 1 8 = 17

8

7 7 – 4

7 = 3 7 8

4 – 3 4 = 5

4 5

5 – 25 = 35

(4)

5 5

5 Los op. Je mag tussenstappen noteren.

bv. 3

8 van 24 = ________ (24 : 8) x 3 = 3 x 3 = 9

27 van 49 = ___________________________

23 van 90 = ___________________________

79 van 63 = ___________________________

35 van 25 = ___________________________

58 van 80 = ___________________________

34 van 32 = ___________________________

47 van 21 = ___________________________

38 van 400 = ______________________

13 van 36 = ______________________

55 van 60 = ______________________

25 van 50 = ______________________

56 van 600 = ______________________

910 van 1 000 = ______________________

78 van 160 = ______________________

6 Lees goed en los op.

In België leeft gemiddeld 15 van de kinderen in armoede.

V

Hoeveel kinderen op een groep van 150 kinderen leven dan gemiddeld in armoede?

B

A

_______________________________________________________________________ OK

3

5 van de kaarten voor een benefietwedstrijd van de Rode Duivels zijn al verkocht. De opbrengst gaat naar een goed doel. De organisatoren verwachten een uitverkocht stadion. In totaal zijn er 40 000 kaarten ter beschikking.

V

Hoeveel kaarten werden er al verkocht?

B

A

_______________________________________________________________________ OK

4 2 51

9

(49 : 7) x 2 = 7 x 2 = 14 (90 : 3) x 2 = 30 x 2 = 60 (63 : 9) x 7 = 7 x 7 = 49 (25 : 5) x 3 = 5 x 3 = 15 (80 : 8) x 5 = 10 x 5 = 50 (32 : 4) x 3 = 8 x 3 = 24 (21 : 7) x 4 = 3 x 4 = 12

1

5 van 150 = 30

Van 150 kinderen leven gemiddeld 30 kinderen in armoede.

3

5 van 40 000 = (40 000 : 5) x 3 = 8 000 x 3 = 24 000

Er werden al 24 000 kaarten verkocht.

(400 : 8) x 3 = 50 x 3 = 150 36 : 3 = 12

60

(50 : 5) x 2 = 10 x 2 = 20 (600 : 6) x 5 = 100 x 5 = 500 (1 000 : 10) x 9 = 100 x 9 = 900 (160 : 8) x 7 = 20 x 7 = 140

(5)

5 5

1 Maak de breuken gelijknamig.

1 3 en 1

4 = .

. en . . 2

3 en 4 5 = .

. en . .

2 9 en 1

3 = .

. en . . 4

9 en 3 4 = .

. en . .

4 7 en 1

2 = .

. en . . 1

5 en 1 4 = .

. en . .

2 Kijk goed. Vul de oefeningen aan. Vereenvoudig.

2 5 + 1

10 = . 10 + 1

10 = . 10 = .

.

1 3 + 5

12 = . . + .

. = . . = .

.

2 3 – 1

6 = . 6 – 1

6 = . . = .

.

3 Tel op. Maak de breuken eerst gelijknamig.

1 6 + 1

5 = 2

3 + 7 8 = 2

5 + 1

8 = 3

4 + 1 6 = 5

8 + 2

6 = 1

2 + 3 7 =

27 + 16 = 2

9 + 38 =

Bewerkingen

LES 3 Hoofdrekenen: ongelijknamige breuken optellen en aftrekken

4 2 8

10 16

4 5

4

3 3 7

12 27

4

4

5 9 3

1

1 3

5

12 9 14

15 36 20

12 9 14

15 36

12 12 12 4

2

2 6

20

5 30 + 6

30 = 11 30 16

40 + 5 40 = 21

40 15

24 + 8 24 = 23

24 1242 + 742 = 1942

16 24 + 21

24 = 37 24 9

12 + 2 12 = 11

12 7

14 + 6 14 = 13

14 1672 + 2772 = 4372

(6)

5 5

4 Trek af. Maak de breuken eerst gelijknamig. Vereenvoudig waar mogelijk!

34 – 15 = 5

6 – 18 = 1

2 – 1

3 = 4

5 – 1 7 = 2

3 – 2

5 = 5

8 – 1 6 = 4

7 – 4

8 = 4

6 – 2 5 =

5 Los op. Zet eerst op gelijke noemer.

1 + 3

4 = 2 + 1

3 =

2 – 3

8 = 1 – 1

5 =

6 Lees en los op.

In de bioscoop delen Camila en Nadja een zak snoep.

Camila eet nog voor de film begint 3

10 van de zak op en Nadja 1 4.

V

Welk deel is er nog over om tijdens de film op te eten?

B

A

_______________________________________________________________________ OK

Ze delen ook een grote beker limonade. Camila drinkt voor de film al 1

4 van de beker en Nadja 1 8.

V

Hoeveel is er nog over om tijdens de film te drinken?

B

A

_________________________________________________________ OK

T

6 3 51

1520 – 420 = 1120

3

6 – 26 = 16 10

15 – 6 15 = 4

15 32

56 – 28 56 = 4

56 = 1 14

4 4 + 3

4 = 7 4 16

8 – 3 8 = 13

8

6 3 + 1

3 = 7 3 5

5 – 1 5 = 4

5 2024 – 324 = 1724

28

35 – 535 = 2335 15

24 – 4 24 = 11

24 20

30 – 12 30 = 8

30 = 4 15

3 10 + 1

4 = 6 20 + 5

20 = 11

20 1 – 11

20 = 20 20 – 11

20 = 9 20 Er is nog 9

20 over om tijdens de film op te eten.

14 + 18 = 28 + 18 = 38 1 – 3

8 = 8 8 – 3

8 = 5 8

Er is nog 58 over om tijdens de film op te drinken.

(7)

5 5

1 Hoe laat is het? Noteer voor en na de middag in de digitale klok.

00

55 05

35 25

50 10

40 20

45 15

30

11 12 1

7 5

10 2

8 4

9 3

6

00

55 05

35 25

50 10

40 20

45 15

30

11 12 1

7 5

10 2

8 4

9 3

6

00

55 05

35 25

50 10

40 20

45 15

30

11 12 1

7 5

10 2

8 4

9 3

6

00

55 05

35 25

50 10

40 20

45 15

30

11 12 1

7 5

10 2

8 4

9 3

6

. . : . . : . . . . : . . : . . . . : . . : . . . . : . . : . . . . : . . : . . . . : . . : . . . . : . . : . . . . : . . : . .

2 Hoe laat is het? Teken de wijzers. Let op de lengte van de wijzers!

55 00 05

35 25

50 10

40 20

45 15

30

11 12 1

7 5

10 2

8 4

9 3

6

55 00 05

35 25

50 10

40 20

45 15

30

11 12 1

7 5

10 2

8 4

9 3

6

55 00 05

35 25

50 10

40 20

45 15

30

11 12 1

7 5

10 2

8 4

9 3

6

55 00 05

35 25

50 10

40 20

45 15

30

11 12 1

7 5

10 2

8 4

9 3

6

06 : 26 : 04 22 : 14 : 55 12 : 03 : 32 14 : 47 : 22

3 Op school: lees en los op.

Om 8.35 uur gaat de schoolbel en om 9.50 uur gaat de bel voor de ochtendspeeltijd.

Hoelang duurt het eerste deel van de voormiddag? ______________________________________

Om 10.05 uur is de speeltijd gedaan en om 11.45 uur gaat de bel voor de lunch.

Hoelang duurt het tweede deel van de voormiddag? ______________________________________

In de wiskundeles moeten we maaltafels herhalen tegen de tijd. Ik ben om 08 : 55 : 23 begonnen en was klaar om 8 : 59 : 42. Hoelang deed ik erover? ________________________________________

4 Vertrek en aankomst: los op.

Met hoeveel minuten vertraging zijn de volgende vluchten vertrokken?

Londen Heathrow ___________________________

Bologna ___________________________

Bristol ___________________________

tijd bestemming status 09:05 Londen Heathrow vertrokken 09:59 09:30 Bologna vertrokken 09:34 09:35 Bristol vertrokken 10:43

Meten en metend rekenen

LES 4 Tijdstip en tijdsduur

07 : 12 : 55 01 : 11 : 22 11 : 39 : 02 04 : 08 : 30

19 : 12 : 55 13 : 11 : 22 23 : 39 : 02 16 : 08 : 30

55 00 05

35 25

50 10

40 20

45 15

30

11 12 1

7 5

10 2

8 4

9 3

6

55 00 05

35 25

50 10

40 20

45 15

30

11 12 1

7 5

10 2

8 4

9 3

6

55 00 05

35 25

50 10

40 20

45 15

30

11 12 1

7 5

10 2

8 4

9 3

6

55 00 05

35 25

50 10

40 20

45 15

30

11 12 1

7 5

10 2

8 4

9 3

6

1 uur 15 min.

1 uur 40 min.

4 min. 19 sec.

54 min.

4 min.

68 min.

(8)

5 5

Met hoeveel minuten vertraging komen de volgende vluchten aan?

Milaan ___________________________________

Toulouse ___________________________________

Madrid ___________________________________

5 Loopwedstrijd: los op.

Op een loopwedstrijd hebben Gianni, Billal, Chesney, Niels en Gilles de 1 000 m gelopen. Hieronder vind je hun tijden.

V

Wat is het verschil tussen de snelste en de traagste tijd?

B

__________________________________________________________

A

______________________________________________________ OK

Van welke twee lopers liggen de tijden het dichtst bij elkaar? _______________________________

6 Het kalenderjaar: vul in.

Een kalenderjaar telt ________ dagen, ________ weken en ________ maanden.

Een kalenderjaar telt ________ trimesters, ________ kwartalen en ________ semesters.

7 Kleur wat gevraagd wordt.

- groen: de maanden van 30 dagen - blauw: de maanden van 31 dagen

- geel: de maand met het minst aantal dagen

8 Spelen met de dagen en de maanden: vul in.

Vandaag is het ______________________ . Over 14 dagen is het ______________________.

Tien dagen geleden was het _____________________ . Het schooljaar is al ________ dagen bezig.

Lina is op kamp geweest van 4 augustus tot en met 12 augustus.

Hoeveel nachten is ze weggeweest? __________________________________________________

Sadia is naar zee geweest met opa en oma. Ze waren weg van 24 juli tot en met 3 augustus.

Het was heel leuk. Ze hadden 6 dagen stralende zon.

Hoeveel nachten heeft ze aan de zee geslapen? _________________________________________

Gianni 3’ 19”

Billal 3’ 11”

Chesney 3’ 17”

Niels 3’ 43”

Gilles 3’ 22”

januari februari maart april

mei juni juli augustus

september oktober november december

tijd bestemming status 13:30 Milaan vertraagd 14:03 14:10 Toulouse vertraagd 14:44 14:30 Madrid vertraagd 16:15

8 4 71

33 min.

34 min.

105 min.

3’ 43” – 3’ 11” = 32”

Het verschil bedraagt 32 seconden.

365 52 12 4 4 2

8 nachten

10 nachten

van Gianni en Chesney

(9)

5 5

1 Zijn dit symmetrieassen? Kruis aan.

❏ wel ❏ niet ❏ wel ❏ niet ❏ wel ❏ niet ❏ wel ❏ niet ❏ wel ❏ niet

2 Teken alle symmetrieassen.

3 Teken het spiegelbeeld.

as as

Meetkunde

LES 5 Meetkundige relaties: symmetrie en

spiegelen

(10)

5 5

1 Wie ziet de schelp? Lees en los op.

- Ziet vis A de schelp?

_________________

- Waar moet vis B zwemmen om de schelp te zien? Zet een kruisje.

- Teken een vis C die vis A niet ziet.

2 Plattegrond van de onderwaterwereld: waar of niet waar?

- Vis A kan vis C niet zien. _____________

- Vis C kan alle vissen zien. ____________

- Vis D ziet enkel vis C. ________________

- Vis B ziet vis D niet. _________________

- Vis B ziet vis A niet. _________________

3 Welke vissen ziet de octopus? Kruis aan. Er zijn meerdere oplossingen mogelijk.

vis 1

vis 2

vis 3

vis 4

Meetkunde

LES 6 Ruimtelijke oriëntatie: kijklijnen/viseerlijnen

B

A

B A

1

2

3

4 C

D

10 96

ja

Opmerking: vis C moet in de gearceerde gebieden getekend worden. Er zijn dus meerdere oplossingen mogelijk.

waar niet waar waar waar niet waar C

(11)

5 5

gemiddelde = som van alle gegevens aantal gegevens

mediaan = middelste waarde als de gegevens gerangschikt zijn (van klein naar groot of omgekeerd)

1 Tijdens de proevenweek hadden de kinderen toetsen van Frans, wero en wiskunde. Bereken het klasgemiddelde van elke toets.

Anna Jo Karima Natan Vic Mette Aisha Mo Nora Linde toets Frans

(op 10) 8 2 4 3 8 5 1 7 6 6

toets wero

(op 10) 9 5 7 6 4 8 5 1 3 7

toets wiskunde

(op 10) 7 8 6 5 8 7 7 8 9 5

Frans: gemiddelde = ____________________________________________________________

wero: gemiddelde = ____________________________________________________________

wiskunde: gemiddelde = ____________________________________________________________

2 Orden de resultaten van de toetsen van klein naar groot en bereken de mediaan.

Frans ____________________________________________________ mediaan = _____________

wero ____________________________________________________ mediaan = _____________

wiskunde _________________________________________________ mediaan = _____________

3 Zwemles: lees goed en los op.

Deze week mogen veel leerlingen niet zwemmen.

V

Wat is het gemiddelde aantal leerlingen dat deze week niet mee gaat zwemmen?

B

_______________________________________________________________________ OK

4 Het restaurant: lees goed en los op.

Het restaurant van mijn ouders is elke dag open. Gemiddeld hadden ze deze week 20 klanten per dag. Maar het aantal klanten op woensdag weten ze niet meer. Bereken jij dit even?

maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag

14 18 22 30 28 16

B

_______________________________________________________________________ OK

leerjaar 1 2 3 4 5 6

aantal leerlingen 8 4 6 9 12 3

Getallenkennis

LES 7 Gemiddelde en mediaan

8 + 2 + 4 + 3 + 8 + 5 + 1 + 7 + 6 + 6 = 50 50 : 10 = 5 5/ 10 9 + 5 + 7 + 6 + 4 + 8 + 5 + 1 + 3 + 7 = 55 55 : 10 = 5,5 5,5/ 10 7 + 8 + 6 + 5 + 8 + 7 + 7 + 8 + 9 + 5 = 70 70 : 10 = 7 7/ 10

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 6 - 7 - 8 - 8 (5 + 6) : 2 = 5,5 1 - 3 - 4 - 5 - 5 - 6 - 7 - 7 - 8 - 9 (5 + 6) : 2 = 5,5 5 - 5 - 6 - 7 - 7 - 7 - 8 - 8 - 8 - 9 (7 + 7) : 2 = 7

8 + 4 + 6 + 9 + 12 + 3 = 42 42 : 6 = 7

20 x 7 = 140 140 – (14 + 18 + 22 + 30 + 28 + 16) = 12 12

(12)

5 5

1 Zoek de som. Vergelijk de oplossing met je schatting.

587,45 + 102,2

= ____________________ OK Ik schat: __________________

1 789,4 + 6 874,789

= __________________ OK Ik schat: ________________

687,67 + 33,678

= __________________ OK Ik schat: ________________

2 Zoek het verschil. Vergelijk de oplossing met je schatting.

7 894,1 – 5 632,89

= __________________ OK Ik schat: ________________

4 010,2 – 1 857,45

= __________________ OK Ik schat: ________________

567,78 – 45,783

= __________________ OK Ik schat: ________________

3 Los op. Vergelijk de oplossing met je schatting.

2 178 + 456,57

= _____________ OK Ik schat: ___________

712,1 + 987,59

= _____________ OK Ik schat: ___________

4 512,9 + 874,23

= _____________ OK Ik schat: ___________

666,6 + 1 789,74

= _____________ OK Ik schat: ___________

4 157,9 – 258,78

= _____________ OK Ik schat: ___________

900 – 478,56

= _____________ OK Ik schat: ___________

558,102 – 234,5

= _____________ OK Ik schat: ___________

7 849,5 – 1 777,77

= _____________ OK Ik schat: ___________

Bewerkingen

LES 8 Cijferen: optellen en aftrekken met kommagetallen tot op 0,001

12 6 56

5 8 7 4 5 + 1 0 2 2 0 6 8 9 6 5

1 1 1 1

1 7 8 9 4 0 0 + 6 8 7 4 7 8 9 8 6 6 4 1 8 9

1 1 1 1

6 8 7 6 7 0

+ 3 3 6 7 8

7 2 1 3 4 8

3 10 10

7 8 9 4 1 0 5 6 3 2 8 9 2 2 6 1 2 1

3 9 10 9 11 10

4 0 1 0 2 0 1 8 5 7 4 5 2 1 5 2 7 5

6 16 17 10

5 6 7 7 8 0

4 5 7 8 3

5 2 1 9 9 7

1 1

2 1 7 8 0 0

+ 4 5 6 5 7

2 6 3 4 5 7

1

7 1 2 1 0

+ 9 8 7 5 9

1 6 9 9 6 9

1 1

4 5 1 2 9 0

+ 8 7 4 2 3

5 3 8 7 1 3

1 1 1 1

6 6 6 6 0 + 1 7 8 9 7 4 2 4 5 6 3 4

3 10 14 17 8 10

4 1 5 7 9 0

2 5 8 7 8

3 8 9 9 1 2

8 9 9 9 10

9 0 0 0 0

4 7 8 5 6

4 2 1 4 4

7 11

5 5 8 1 0 2 2 3 4 5 0 0 3 2 3 6 0 2

7 14 8 14 10

7 8 4 9 5 0 1 7 7 7 7 7 6 0 7 1 7 3 689,65

600 + 100 = 700

2 261,21

7 900 – 5 600

= 2 300

2 634,57

2 200 + 500 = 2 700

3 899,12

4 200 – 300 = 3 900

1 699,69

700 + 1 000 = 1 700

421,44

900 – 500 = 400

5 387,13

4 500 + 900 = 5 400

323,602

560 – 230 = 330

2 456,34

700 + 1 800 = 2 500

6 071,73

7 900 – 1 800 = 6 100 2 152,75

4 000 – 1 800

= 2 200

521 ,997

570 – 45 = 525 8 664,189

1 800 + 6 900

= 8 700

721,348

700 + 30 = 730

, , ,

, , ,

, , ,

, , ,

, , ,

, , ,

, , ,

, ,

, , ,

, , , ,

, , ,

, , , ,

, , , ,

,

(13)

5 5

1 Winst of verlies? Lees en los op.

Een winkelier koopt een kleine flatscreen-tv voor e 750. Hij kan die verkopen voor e 499.

Maakt hij winst of verlies? ____________ Hoeveel? ______________________________________

Een fietsenmaker koopt een fiets voor e 357. Hij kan de fiets verkopen voor e 400.

Maakt hij winst of verlies? ____________ Hoeveel? ______________________________________

2 Spaanse wijn: lees goed en vul de tabel aan.

Een handelaar koopt 500 flessen rode wijn in het zuiden van Spanje.

Hij betaalt hiervoor e 1,20 per fles. In België verkoopt hij die wijn in zijn winkel.

Hij verkoopt ze aan e 3,50 per fles.

V

Hoeveel zal de totale winst zijn wanneer hij alle flessen kan verkopen?

inkoopprijs verkoopprijs winst verlies

1 fles 500 flessen

A

_______________________________________________________________________ OK

3 Groentemarkt: lees goed en vul de tabel aan.

Een groentehandelaar koopt op de veiling 60 bloemkolen tegen e 1,40 per stuk.Het is niet zo druk op de markt, maar hij krijgt ze allemaal verkocht met gemiddeld e 0,20 verlies per stuk.

V

Bereken zijn totale verlies.

inkoopprijs verkoopprijs winst verlies

1 bloemkool 60 bloemkolen

A

_______________________________________________________________________ OK

4 Nederlandse kaasbollen: lees goed en vul de tabel aan.

Een kaasboer verkoopt grote Nederlandse kaasbollen. Hij verkoopt er 60 tegen e 4,50 per stuk en maakt zo e 30 winst op de totale verkoop.

V

Wat was de inkoopprijs per kaasbol?

inkoopprijs verkoopprijs winst verlies

1 kaasbol 60 kaasbollen

A

_______________________________________________________________________ OK

Meten en metend rekenen

LES 9 Geld: inkoopprijs, verkoopprijs, winst en verlies

S S S

verlies 750 – 500 + 1 = 251 251 euro

winst 400 – 357 = 43 43 euro

e 1,20 e 3,50 e 3,50 – e 1,20 = e 2,30 500 x e 1,20 = e 600 500 x e 3,50 = e 1 750 e 1 750 – e 600 = e 1 150

De totale winst zal e 1 150 zijn.

Zijn totale verlies is e 12.

De inkoopprijs per kaasbol was e 4.

e 1,40 e 1,40 – e 0,20 = e 1,20 e 1,40 – e 1,20 = e 0,20 60 x e 1,40 = e 84 60 x e 1,20 = e 72 e 84 – e 72 = e 12

e 240 : 60 = e 4 e 4,50 e 30 : 60 = e 0,50 e 270 – e 30 = e 240 60 x e 4,50 = e 270 e 30

(14)

5 5

5 De speelgoedwinkel: lees goed, vul de tabel aan en los op.

Een speelgoedwinkel koopt 100 speelgoedauto’s.

De winkelier betaalt e 2,50 per auto. Ze verkopen niet en de winkelier moest zijn prijs aanpassen.

Hij heeft uiteindelijk e 50 verlies na de verkoop van alle auto’s.

V

Wat is de verkoopprijs per auto?

inkoopprijs verkoopprijs winst verlies

1 auto 100 auto’s

A

_______________________________________________________________________ OK

Dezelfde speelgoedwinkel koopt ook springtouwen.

De winkelier betaalt e 1,20 per springtouw.

Hij heeft er 180 besteld. De eerste helft (1) kan hij verkopen met e 0,80 winst per springtouw, maar bij de tweede helft (2) doet hij e 0,20 verlies per springtouw.

V

Hoeveel verlies of winst maakt hij in het totaal?

inkoopprijs verkoopprijs winst verlies

__ springtouwen (1) __ x e 1,20 = ____

__ springtouwen (2)

B

____________________________________________________________________________

A

_______________________________________________________________________ OK

6 Vul de tabel aan. Noteer de tussenstappen in je kladschrift.

inkoopprijs verkoopprijs winst verlies

laptop ______________ e 480 e 105

step e 22 e 31,50 ______________

dvd e 14,30 e 11 ______________

pennenzak ______________ e 25,99 e 9,40

tv e 550 ______________ e 120

S

S

14 7 90

e 2,50 e 2,50 – e 0,50 = e 2 e 50 : 100 = e 0,50 100 x e 2,50 = e 250 e 250 – e 50 = e 200 e50

e108 e108 + e 72 = e 180 90 x e 0,80 = e 72

90 x e 1,20 = e 108 e 108 – e 18 = e 90 90 x e 0,20 = e 18

e 480 + e 105 = e 585

e 31,50 – e 22 = e 9,50

e 14,30 – e 11 = e 3,30 e 25,99 – e 9,40 = e 16,59

e 550 + e 120 = e 670

De verkoopprijs per auto is e 2.

e72 – e18 = e 54 Hij maakt e 54 winst.

90 90

90

(15)

5 5

1 Getallendictee: noteer de getallen.

2 Noteer de getallen op de juiste plaats in de positietabel.

de best bezochte films in België

Harry Potter en de Relieken van de Dood (deel 2) 997 136 Harry Potter en de Relieken van de Dood (deel 1) 912 149 The Adventures of Tintin: The Secret of the Unicorn 903 739

De Smurfen 874 019

Up 678 304

M HD TD D H T E

De Smurfen

Harry Potter (deel 2) Up

Tintin

3 Bepaal de waarde van de aangeduide cijfers.

874 019 8 _________

912 149 2 _________

997 136 6 _________

678 304 7 _________

4 Computerspelletjes: vorm de hoogste scores.

Luna: 4 HD en 1 TD en 3 D en 2 H en 8 T en 4 E = ______________________

Karel: 8 HD en 8 D en 8 T en 8 E= ___________________________________

Chloë: 5 HD en 1 TD en 8 D en 4 H en 3 T en 7 E = ______________________

5 Noteer de getallen in cijfers.

achthonderdzestienduizend achthonderdeneen ______________________

honderdvijftigduizend vierhonderdzesentwintig ______________________

Getallenkennis

LES 12 Getalbegrip tot 1 000 000

8 7 4 0 1 9 9 9 7 1 3 6 6 7 8 3 0 4 9 0 3 7 3 9

450 112 700 985 235 235 111 001 887 456

HD D

E TD

413 284 808 088

518 437

816 801 150 426

(16)

5 5

6 Vul de getallenassen aan.

77 100 78 100

228 500 229 000

875 220 875 260

333 333 444 444

7 Vul aan met sprongen.

+ 10 000 560 000 + 140 000 100 000 – 20 000 720 000 – 10 000 600 000

8 Rangschik de getallen. Kijk goed! Welke symbolen zie je?

410 140 401 401 410 410 401 410 410 014

_______________ < ______________ < _______________< ______________< ______________

850 050 805 050 805 500 805 005 850 500

_______________ > ______________ > _______________> ______________> ______________

9 Lees en vul de getallen in.

Maak een zo groot mogelijk getal met 1, 5, 2, 3, 0 en 8. _________________________________

Maak een zo klein mogelijk getal met 5, 4, 6, 2, 8 en 1. _________________________________

Welk getal ligt precies tussen 465 210 en 465 410? _________________________________

16 8 7

79 100 80 100 81 100 82 100 83 100

229 500 230 000 230 500 231 000 231 500

875 180 875 200 875 240 875 280 875 300

222 222 555 555 666 666 777 777 888 888

570 000 580 000 590 000 600 000

240 000 380 000 520 000 660 000

700 000 680 000 660 000 640 000

590 000 580 000 570 000 560 000

401 401 401 410 410 014 410 140 410 410

850 500 850 050 805 500 805 050 805 005

853 210 124 568 465 310

(17)

5 5

1 Bereken het product of het quotiënt. Let op het bewerkingsteken!

5 x 0,02 = ____________

0,6 x 8 = ____________

0,004 x 9 = ____________

7 x 0,5 = ____________

1,2 : 4 = ________________

0,81 : 9 = ________________

0,056 : 8 = ________________

2,4 : 6 = ________________

0,3 x 8 = ________________

0,09 x 5 = ________________

0,049 : 7 = ________________

1,6 : 8 = ________________

2 Vul in. Zoek de rekenvoordelen.

x 10 5 100 50 : 10 5 100 50

0,2 1,2

0,45 0,8

0,8 4,2

3 Los de vermenigvuldigingen op.

6 x 0,4 = ______________

2 x 0,45 = ______________

8 x 0,008 = ______________

100 x 0,25 = ____________

8 x 0,07 = ____________

1 000 x 0,045 = ____________

4 x 0,12 = ______________

6 x 0,6 = ______________

1,5 x 5 = ______________

4 Los de delingen op. Splits indien nodig.

0,24 : 6 = ______________

1,8 : 3 = ______________

1,21 : 11 = ______________

2,1 : 3 = _______________

4,5 : 10 = _______________

1,7 : 100 = _______________

8,4 : 7 = _______________

0,525 : 5 = _______________

7,5 : 3 = _______________

5 Schilderen: lees en los op.

Karel wil zijn kamer schilderen. Hij betaalt e 34,5 voor drie potten verf.

V

Hoeveel kost één pot verf?

B

___________________________________________________________________________

A

_______________________________________________________________________ OK

6 Los op. Noteer tussenstappen.

(1,5 x 3) : (0,5 x 10) = _______________________________________________________________

10 x (36,24 : 6) = __________________________________________________________________

(8 x 4,6) : 100 = ___________________________________________________________________

Bewerkingen

LES 13 Hoofdrekenen: vermenigvuldigen en delen van een kommagetal tot op 0,001 met/door een natuurlijk getal

0,1 4,8 0,036 3,5

0,3 0,09 0,007 0,4

2 1 20 10

4,5 2,25 45 22,5

8 4 80 40

2,4 0,9 0,064

0,04 0,6 0,11

34,5 : 3 = (30 : 3) + (4,5 : 3) = 10 + 1,5 = 11,5 Eén pot verf kost e 11,5.

4,5 : 5 = 0,9

10 x

(

(36 : 6) + (24 h : 6)

)

= 10 x (6 + 0,04) = 10 x 6,04 = 60,4 36,8 : 100 = 0,368

25 0,56 45

0,7 0,45 0,017

0,48 3,6 7,5

1,2 0,105 2,5

0,12 0,24 0,012 0,024 0,08 0,16 0,008 0,016 0,42 0,84 0,042 0,084

2,4 0,45 0,007 0,2

(18)

5 5

1 Zoek het product. Schat eerst. Vergelijk de oplossing met je schatting.

23 x 274,5 = __________ OK Ik schat: _________________

2 7 4 5

x 2 3

17 x 779,2 = __________ OK Ik schat: _________________

x

29 x 314,5 = __________ OK Ik schat: _________________

x

2 Zoek het quotiënt. Schat eerst. Vergelijk de oplossing met je schatting.

1 329,5 : 5 = q ________ r ____OK Ik schat: _____________________

1 3 2 9 5 5

9 783,9 : 9 = q ________ r ____OK Ik schat: _____________________

5 x . = . 10 x . = .

5 x . = . 10 x . = .

3 Maak de vermenigvuldigingen en delingen. Controleer met je zakrekenmachine.

42 x 1 785,25 = ________ OK 1 7 8 5 2 5

x 4 2

❏ juist ❏ fout

52 x 458,71 = _________ OK

❏ juist ❏ fout

31 x 2 214,31 = ________ OK

❏ juist ❏ fout ,

,

Bewerkingen

LES 14 Cijferen: vermenigvuldigen en delen met kommagetallen tot op 0,001

,

18

+ + +

8 2 3 5

+ 5 4 9 0

6 3 1 3 5

7 7 9 2 1 7 5 4 5 4 4

+ 7 7 9 2

1 3 2 4 6 4

3 1 4 5 2 9 2 8 3 0 5

+ 6 2 9 0

9 1 2 0 5

1 0 2 6 5 9

3 2 3 0

2 9 2 5

4 5 4 5 0

9 7 8 3 9 9

9 1 0 8 7 1

0 7 0

7 8 7 2

6 3 6 3

0 9 9 0

3 5 7 0 5 0 7 1 4 1 0 0 7 4 9 8 0 5 0

4 5 8 7 1

x 5 2

9 1 7 4 2 2 2 9 3 5 5 2 3 8 5 2 9 2

2 2 1 4 3 1

x 3 1

2 2 1 4 3 1 6 6 4 2 9 3 6 8 6 4 3 6 1

9 120,5 13 246,4

6 313,5 20 x 300 = 6 000

1 500 : 5 = 300 9 900 : 9 = 1 100

20 x 800 = 16 000

1 1 2 1 1

1 6 5 4 4 1

1 300 x 30 = 9 000

, , ,

265,9 0 1 087,1 0

5 x . = . 10 x . = .

5 x . = . 10 x . = . 5 25

5 50

9 45 9 90

68 643,61 23 852,92

74 980,5

, ,

1 1 1

1 1 1

1 1

1

, ,

,

1 1 1 1 2 1 2 3

3

1 1 1 3 4 2 2

1 ,

,

, , ,

, ,

,

(19)

5 5

8 451,89 : 17 = q ________ r ____OK 8 4 5 1 8 9 1 7

❏ juist ❏ fout

1 714,56 : 11 = q ________ r ____OK

❏ juist ❏ fout 5 x . = .

10 x . = .

5 x . = . 10 x . = .

4 511,01 : 19 = q ________ r ____OK

❏ juist ❏ fout

3 789,21 : 25 = q ________ r ____OK

❏ juist ❏ fout 5 x . = .

10 x . = .

5 x . = . 10 x . = .

28 x 245,12 = __________ OK 2 4 5 1 2

x 2 8

,

juist ❏ fout

19 x 4 256,8 = _________ OK

juist ❏ fout

14 x 5 102,21 = ________ OK

juist ❏ fout ,

6 8 4 9 7 1 7

1 6 5 1 5 3

1 2 1 1 1 9

2 8 1 7

1 1 9 1 1 9 0

1 7 1 4 5 6 1 1

1 1 1 5 5 8 6

6 1 5 5

6 4 5 5

9 5 8 8

7 6

6 6

0 1 0,

4 5 1 1 0 1 1 9

3 8 2 3 7 4 2

7 1 5 7

1 4 1 1 3 3

8 0 7 6

4 1

3 8

0 0 3

3 7 8 9 2 1 2 5

2 5 1 5 1 5 6

1 2 8 1 2 5

3 9 2 5

1 4 2 1 2 5

1 7 1 1 5 0 0 2 1 ,

5 x . = . 10 x . = .

5 x . = . 10 x . = .

,

1 9 6 0 9 6 + 4 9 0 2 4

6 8 6 3 3 6

4 2 5 6 8

x 1 9

3 8 3 1 1 2 + 4 2 5 6 8

8 0 8 7 9 2

5 1 0 2 2 1

x 1 4

2 0 4 0 8 8 4 + 5 1 0 2 2 1

7 1 4 3 0 9 4 5 x . = .

10 x . = .

5 x . = . 10 x . = . 25 125 25 250 11 55 11 110

19 95 19 190 17 85 17 170 497,17

237,42

6 863,36 80 879,2 71 430,94

155,86

151,56 0

0,03

0,1

0,21

, ,

,

, ,

, ,

, ,

, ,

, 1 4 3

1

7 6 5 2 ,

,

1 1 1 1

(20)

5 5

1 Welke soort hoek is het?

_________________ _________________ _________________ _________________

2 Welke soort hoek is het? Meet daarna en controleer.

_________________

_____°

_________________

_____°

_________________

_____°

_________________

_____°

_________________

_____°

_________________

_____°

_________________

_____°

_________________

_____°

3 Meet één hoek en noteer de grootte van de hoek. Vergelijk met een andere hoek in de regelmatige veelhoek.

_____ ° _____ ° _____ ° _____ °

De hoeken van een regelmatige veelhoek zijn __________________________________.

Meten en metend rekenen

LES 15 Hoeken meten en vergelijken tot op één graad nauwkeurig

20 10 92

scherpe hoek

scherpe hoek

stompe hoek 25

145

60

stompe hoek

stompe hoek

scherpe hoek 110

13

90

scherpe hoek

scherpe hoek

stompe hoek 65

105

108

even groot

rechte hoek

rechte hoek

stompe hoek 90

168

120

(21)

5 5

1 Noteer welke soort hoeken je ziet. Meet tot op één graad nauwkeurig en controleer.

_________________

_____°

_________________

_____°

_________________

_____°

_________________

_____°

2 Teken de hoeken.

hoek ABC van 30° hoek DEF van 90° hoek GHI van 160°

hoek JKL van 15° hoek MNO van 95° hoek PQR van 135°

3 Teken deze figuren.

driehoek ABC met 3 hoeken

van 60° en zijden van 2,5 cm trapezium DEFG met 2 hoeken

van 90° parallellogram HIJK met basis

3 cm en daarop een hoek van 70° en een hoek van 110°

Meten en metend rekenen

LES 16 Hoeken tekenen tot op één graad nauwkeurig

D

E H

G

J

K M Q

P N

A

B

scherpe hoek scherpe hoek rechte hoek stompe hoek

45 80

A

C F

I

L

O

R

D E

H

K

I

J

G F

C B

90 120

(22)

5 5

1 Vul de getallenassen aan.

0 250 000

350 000 350 500

500 998 500 999

290 840 290 850

2 Splits de getallen. Vul de tabellen aan.

220 000

200 000 100 000 110 000

60 000 10 000

30 000 20 000

10 000 5 000

1 000

3 000

100 000 50 000

10 000 1 000

250 000 50 000

100 000 125 000

500 000 250 000

100 000

300 000

750 000 500 000

150 000 400 000

1 000 000 250 000

500 000 100 000

375 000

75 000 125 000

200 000

Getallenkennis

LES 17 Natuurlijke getallen tot 1 000 000 stuctureren

22

20 000 120 000 110 000

90 000 99 000

600 000

50 000

250 000

350 000

30 000

150 000 125 000

500 000 900 000

50 000

40 000

200 000

750 000

7 000

200 000

300 000

175 000

5 000 9 000

500 000 750 000 1 000 000

351 000 351 500 352 000

500 996 500 997 501 000

290 830 290 860 290 870

250 000 400 000

250 000

(23)

5 5

3 Lees goed. Vul in en lees opnieuw.

250 000 is

de helft van ___________________________ . 100 000 meer dan ______________________ . het dubbel van ________________________ . 250 000 minder dan ____________________ .

500 000 is

het dubbel van ________________________ . 200 000 meer dan ______________________ . 50 000 minder dan _____________________ . de helft van ___________________________ .

1 000 000 is

800 000 meer dan ______________________ . het dubbel van ________________________ . 10 keer ______________________________ . het viervoud van _______________________ .

80 000 is

de helft van ___________________________ . 100 000 minder dan ____________________ . het dubbel van ________________________ . 10 000 meer dan _______________________ .

440 000 is

het dubbel van ________________________ . 200 000 meer dan ______________________ . 50 000 minder dan _____________________ . de helft van ___________________________ .

600 000 is

80 000 meer dan _______________________ . het dubbel van ________________________ . 100 000 keer __________________________ . het zesvoud van _______________________ .

4 Kun je het ook omgekeerd? Vul in.

________________ minder dan 500 000.

20 000 ________________ dan 370 000.

70 000 ________________ dan het dubbel van 210 000.

het ________________ van 175 000.

________________ van 700 000.

350 000 is 500 000 150 000 125 000 500 000

200 000 500 000 100 000

250 000

220 000 240 000 490 000 880 000

250 000 300 000 550 000 1 000 000

160 000

180 000 40 000 70 000

520 000 300 000 6

100 000

150 000

minder

minder

dubbel

de helft

(24)

5 5

1 Maak de optellingen.

15 000 + 40 000 = ________________________

28 000 + 12 000 = ________________________

38 000 + 18 000 = ________________________

12 500 + 47 500 = ________________________

3 400 + 27 500 = ________________________

45 900 + 5 100 = ________________________

54 400 + 9 999 = ________________________

21 350 + 5 998 = ________________________

2 Maak de aftrekkingen.

78 000 – 25 000 = ________________________

22 000 – 18 000 = ________________________

99 000 – 77 000 = ________________________

81 200 – 10 100 = ________________________

46 800 – 28 800 = ________________________

62 500 – 29 500 = ________________________

58 300 – 9 990 = ________________________

63 850 – 19 999 = ________________________

3 Maak deze optellingen en aftrekkingen met kommagetallen.

4 + 3,41 = ____________________________________________________________________

177 – 3,3 = ____________________________________________________________________

450 + 28,99 = ____________________________________________________________________

54,12 – 22 = ____________________________________________________________________

48,45 – 11,3 = ____________________________________________________________________

23,2 + 19,8 = ____________________________________________________________________

43 – 17,15 = ____________________________________________________________________

12,121 + 59,3 = ____________________________________________________________________

Bewerkingen

LES 18 Hoofdrekenen: optellen en aftrekken met natuurlijke getallen tot 100 000 en met

kommagetallen tot op 0,001

Tip

Het eerste getal houden we heel.

24

55 000

40 000

56 000

60 000

53 000

4 000

22 000

71 100

4 + 3 + 0,4 + 0,01 = 7,41

7 7,4

177 – 3 – 0,3 = 173,7

174

450 + 28 + 0,99 = 478,99

478

54,12 – 20 – 2 = 32,12

34,12

48,45 – 11 – 0,3 = 37,15

37,45

23,2 + 20 – 0,2 = 43

43,2

43 – 17 – 0,1 – 0,05 = 25,85

26 25,9

12,121 + 60 – 0,7 = 71,421

72,121

30 900

51 000

64 399

27 348

18 000

33 000

48 310

43 851

(25)

5 5

4 Vul de roosters in. Noteer de tussenstappen in je kladschrift.

+ 10 800 990

22 500 1 650 31 800

22 000 7 999

45 000 78 200 51 800

+ 1,25 13,7

23,5 0,8 80,123

22,1 0,99

130 74,12 50,813

5 Lees en los op.

Als Farah haar zakgeld optelt, hoopt ze genoeg geld gespaard te hebben voor een nieuw skateboard.

Bij verschillende klusjes heeft ze vorige week e 4,75; e 2,40; e 5,95 en e 3,25 verdiend.

V

1 Kan ze het skateboard van 19 euro betalen?

B

1 ___________________________________________________________________________

A

1 _______________________________________________________________________ OK

V

2 Hoeveel euro heeft Farah te kort of te veel?

B

2 ___________________________________________________________________________

A

2 _______________________________________________________________________ OK 33 300 23 490

12 450 2 640 42 600 32 790

24,75 37,2

2,05 14,5

81,373 93,823

23 000 37 001 56 200 70 201 29 800 43 801

107,9 129,01 52,02 73,13 28,713 49,823

e 4,75 + e 2,40 + e 5,95 + e 3,25 = e 16,35 Neen, ze kan het skateboard niet betalen.

e 19 – e 16,35 = e 2,65 Farah heeft e 2,65 te weinig.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Inrichting voor het afstemmen van een uit twee parallelle leidingen van gelijke lengte bestaand Lecherdraadsysteem, met het kenmerk, dat beide leidingen over de N • geheele of

1.1.25 Type een Python script in het bovenste invoerveld van Thonny om stap voor stap het aantal seconden in een jaar te berekenen en sla dit script op in het

Programma Programmaonderdeel Uitgaven V/N Inkomsten V/N Uitgaven V/N Inkomsten V/N Uitgaven V/N Inkomsten V/N Uitgaven V/N Inkomsten V/N Uitgaven V/N Inkomsten.. Een sociale

[r]

b) -Use PREOS.xls to determine the atmospheric boiling point for isooctane by finding the temperature where the fugacity ratio is 1 using Solver.. -List the instructions you

e) Describe the Boltzmann superposition principle.. The scattered intensity is measured as a rate, counts per time. So it might make sense that the average rate is calculated in

binnengebied x cement - de plint is plaatselijk beschadigd naast de deuren en poorten en vertoont lichte scheurvorming dorpels x blauwe hardsteen - de deurdorpels verkeren

The final conclusion that can be drawn from this research is that the tested latency and jitter values won’t affect the perceived audio and video quality for the everyday use of