University of Groningen
Over lobectomie en pneumonectomie wegens longtuberculose Drift, Leo van der
IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.
Document Version
Publisher's PDF, also known as Version of record
Publication date:
1950
Link to publication in University of Groningen/UMCG research database
Citation for published version (APA):
Drift, L. V. D. (1950). Over lobectomie en pneumonectomie wegens longtuberculose. Koninklijke Van Gorcum.
Copyright
Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).
The publication may also be distributed here under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license.
More information can be found on the University of Groningen website: https://www.rug.nl/library/open-access/self-archiving-pure/taverne- amendment.
Take-down policy
If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.
Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.
S A M E N V A T T I N G .
In de inleiding wordt het doel van deze studie geformuleerd als een poging tot bundeling van de snel groeiende ervaring van de be- handeling der longtuberculose door middel van pneumonectomie, lobectomie of segmentale resectie.
In het eerste hoofdstuk rvorden eerst enkele principes besproken van de tuberculosebehandeling in het algemeen en van de long- tuberculose in het bijzonder. Hierbij wordt de nadruk gelegd op de noodzaak, de behandeling der longtuberculose door middel van exstirpatie van het zieke orgaan te blijven zien als een onderdeel van de behandeling der chronische algemene infectieziekte, die door de besmetting met tuberkelbacillen wordt veroorzaakt. De immuno- logische verhouding tussen gastheer en bacil blijft uiteindelijk be- slissend voor het welslagen der therapie.
Vervolgens rvordt de ontrn'ikkeling van deze radicaal-operatieve behandeling der longtuberculose besproken, zoals die blijkt uit de literatuur. Daarbij worden 3 perioden onderscheiden, nl. de periode van een onvoldoende chirurgische en anaesthesietechniek, ver- volgens de periode, waarin de operatietechniek en de anaesthesie adaequaat zijn ontwikkeld, maar waarin de wees voor vroege, door tuberkelbacillen veroorzaakte, complicaties de indicatiestelling be- heerst, en tenslotte de periode, waarin de chirurgische techniek en een effectieve bacteriostatische medicamenteuze therapie tezamen een zodanige ,,veiligheid" van de operatie waarborgen, dat bij de indicatie- stelling in de eerste plaats rekening kan worden gehouden met de vraag, of de patient door de behandeling duurzaam zalzljngeholpen, terwijl het operatierisico en de kansen op een ongestoord postoperatief beloop naar het tr,r'ecde plan zijn gedrongen.
Aan dc hand van de literatuur en van eigen inzichten wordt ver- volgens een schema opgesteld van die vormen der longtuberculose, die voor een behandeling door middel van longresectie in aanmerking komen. Deze rvorden onderscheiden als:
1. Restafwijkingen bij een klinisch hersteld proces, die op zichzelf.
de bron van ernstige verwikkelingen zijn, b.v. secundaire infecties in bronchiectasiedn.
250
2. Afwijkingen, waz betering te verwr 3. Afwijkingen, waa voortzetting daar zieke gedeelte va Er wordt hierbij g bedreigen als gevolg'
In de tweede afdr gegaan op de facto:
moet worden gehoud kunnen worden onde:
het onderzoek van hr van planigrafie en br en bij het onderzoek In de derde afdeli vatting gegeven van longtuberculose, bij '
Professor Dr L. D.
segmentale resectie I In het tweede ho sproken. Daarbij werr de operatie, op de nar, in de eerste 2 weken alleen besproken, vo aard van het ziektep dienen van penicilline toepassen van zuigdri onmisbaar onderdeel Het welslagen der I zorg waarmee deze o:
wezen, dat men daaro houden met de gevoel
Na een beschrijvin5 gecompliceerde gevall voordeden in deze vrr onregelmatige hartwer de ontplooiing van de partiele longresectie e grote belang van de zo:
na de operatie.
In het derde hoofdr
ie geformuleerd als :rvaring van de be- r pneumonectomie, rrincipes besproken r en van de long- rdruk gelegd op de door middel van s een onderdeel van ziekte, die door de rakt. De immuno- ijft uiteindelijk be-
radicaal-operatieve s die blijkt uit de len, nl. de periode hesietechniek, ver-
en de anaesthesie voor vroege, door rdicatiestelling be- :he techniek en een 'apie tezamen een lat bij de indicatie-
gehouden met de n zal zijn geholpen, toord postoperatief zichten wordt ver- rngtuberculose, die tie in aanmerking :s, die op zrchzelf.
ecundaire infecties
2. Afwijkingen, waarvoor van collapstherapie geen afdoende ver- betering te verwachten is.
3. Afwijkingen, waarbij men de keuze heeft tussen collapstherapie of voortzetting daari'an in een andere vorm en exstirpatie van het zieke gedeelte van de long.
Er wordt hierbij gewezen op de gevaren, die de patient later kunnen bedreigen als gevolg van het wegnemen van een long of longkwab.
In de tweede afdeling van het eerste hoofdstuk wordt nader in- gegaan op de factoren, waarmee bij de indicatiestelling rekening moet worden gehouden en op de methodens, waarmee deze factoren kunnen worden onderzocht. Er rvordt in het bijzonder stil gestaan bij het onderzoek van het sputum, bij het rontgenonderzoek door middel van planigrafie en bronchografie, bij het bronchoscopisch onderzoek en bij het onderzoek van de hart- en longfunctie.
In de derde afdeling van het eerste hoofdstuk wordt een samen- vatting gegeven van de indicatiestelling bij de eerste 100 lijders aan longtuberculose, bij wie in de Groningse Chirurgische Kliniek door Professor Dr L. D. EBnrauD een pneumonectomie, lobectomie of segmentale resectie werd gedaan.
In het tweede hoofdstuk wordt de operatieve behandeling be- sproken. Daarbij werd gelet op de voorbereiding van de patient v66r de operatie, op de narcose, de operatietechniek en op de nabehandeling in de eerste 2 weken na de operatie. De technische details werden alleen besproken, voorzover ze rechtstreeks samenhangen met de aard van het ziekteproces. Het in alle gevallen prophylactisch toe- dienen van penicilline en streptomycine voor en na de operatie en het toepassen van zuigdrainage na een partiele longresectie worden een onmisbaar onderdeel geacht van de resectietherapie.
Het welslagen der behandeling is in hoge mate afhankelijk van de zorg waarmee deze onderdelen worden uitgevoerd. Er wordt op ge- wezen, dat men daarom bij het stellen van de indicatie rekening rnoet houden met de gevoeligheid der tuberkelbacillen voor streptom]'cine.
Na een beschrijving van het verloop in de eerste 2 weken bij on- gecompliceerde gevallen, worden de stoornissen besproken, die zich voordeden in deze vroege postoperatieve periode . Deze bestonden uit onregelmatige hartwerking, neurologische stoornissen, stoornissen bij de ontplooiing van de achtergebleven homolaterale longdelen na een partiele longresectie en atelectase. Er wordt daarbij gewezen op het grote belang van de zorg voor een ruime expectoratie in de eerste dagen na de operatie.
In het derde hoofdstuk worden de resultaten beschreven van een 25L
naonderzoek bij 65 patienten, die langer dan 6 maanden na de operatie geobseweerd konden worden. Van 35 andere patienten, die nog niet zo lang geobserveerd konden worden, werd alleen het beloop in de eerste 2 maanden nagegaan.
De toestand van de eerste 65 patienten, op de datum waarop het onderzoek werd afgesloten, werd beoordeeld naar de validiteit, naar het voorkomen van tuberkelbacillen in het sputum en naar het voor- komen van tijdelijke, weer genezen complicaties.
De operatiesterfte bedroeg +.6/r'), de late sterfte 1S%. Van de 61 overlevenden waren bij afsluiting van het onderzoek 47 personen valide. Van de 14 invalide patienten hadden er 10 een goede kans binnenkort valide te worden.
Het sputum van 59 patienten was betrouwbaar negatief.
Van een aantal patienten was het postoperatieve beloop in de latere phase tijdelijk gecompliceerd. Deze complicaties bestonden uit:
bronchusfistel, empyeem, contralaterale pleuritis, uitzaaiingen en activeringen en tuberculeuze ontstekingen in het slijmvlies van de bronchus.
Deze complicaties worden gedetailleerd besproken en in verband gebracht met de gegevens over het ziektebeloop voor de operatie en met de bijzonderheden uit de operatieverslagen.
De resultaten worden vergeleken met de cijfers van een statistiek, waarin de resultaten van enkele vooraanstaande Amerikaanse thorax- chirurgen zijn samengebracht. Hieruit blijkt, dat de uitkomsten van de resectietherapie bij onze 65, uit therapeutisch oogpunt, hopeloze gevallen zeer bewedigend zijn geweest.
Uit het overzicht van het postoperatief beloop blijkt echter eens te meer, dat het wegnemen van de ergste ziektehaard slechts onderdeel van een algemene tuberculosebehandeling kan zijn. In dit verband wordt met nadruk gewezen op de wenselijkheid van een frequente en gedurende het gehele verdere leven voortgezette contrdle door de Consultatiebureaux van de met pneumonectomie behandelde patienten.
In het vierde hoofdstuk wordt een bespreking gewijd aan het probleem van de holte na het wegnemen van een long of longkwab.
Na een beschrijving van de veranderingen, die in de thorax optreden als deze hoite aan zichzelrf wordt overgelaten, wordt ingegaan op de gevolgen, die deze veranderingen voor de functie en de weerstand
r) Dit pcrcentage bedraagt voor de inmiddels tot t76 Iongresecties uit- gegroeide serie 3.4o/o
252
tegen tuberculeuze kunnen hebben.
Uit de literatuur worden enkete richt na pneumonectomie
In aansluiting daz men de holte kan ' en een progressief het bijzonder stil g prothese op te vull Tenslotte worden besproken gevallen een radicale behand de overwegingen, c bijzonderheden tijdt de ingreep, de belanl onderzoek van het uit het verdere post<
van het prae- en pc
nden na de operatie .enten, die nog niet n het beloop in de
datum waarop het de validiteit, naar n en naar het voor- zrfte 7.51o. Van de erzoek 47 personen 10 een goede kans ar negatief.
: beloop in de latere ies bestonden uit:
is, uitzaaiingen en t slijmvlies van de ken en in verband voor de operatie en
van een statistiek, merikaanse thorax- de uitkomsten van
oogpunt, hopeloze blijkt echter eens 'd slechts onderdeel n. In dit verband van een frequente ette contr6le door
;tomie behandelde g gewijd aan het
long of longkwab.
de thorax optreden dt ingegaan op de r en de weerstand
76 longresecties uit-
tegen tuberculeuze processen van de achtergebleven longgedeelten kunnen hebben.
Uit de literatuur over het postoperatieve longfunctieonderzoek worden enkele richtlijnen afgeleid voor de behandeling van de holte na pneumonectomie en lobectomie.
In aansluiting daaraan worden de maatregelen besproken, waardoor men de holte kan verkleinen om daardoor de kans op complicaties en een progressief functieverlies te verminderen. Hierbij wordt in het bijzonder stil gestaan bij de methode om de restholte met een prothese op te vullen.
Tenslotte worden de verkorte ziektegeschiedenissen van de 100 besproken gevallen vermeld, ingedeeld naar de afwijkingen, waarvoor een radicale behandeling nodig geoordeeld werd. Hierin zijn vermeld de overwegingen, die bij de indicatiestelling hebben gegolden, de bijzonderheden tijdens de operatie en tijdens de eerste 2 weken na de ingreep, de belangrijkste geger.ens van het pathologisch-anatomisch onderzoek van het operatiepraeparaat en de belangrijkste gegevens uit het verdere postoperatieve beloop, terwijl bij sommige de gegevens van het prae- en postoperatiel spirografisch onderzoek zijn vermeld.
253