• No results found

Citation for published version (APA): Kreukniet, J. (1959). Longtuberculose en de astmatische constitutie. Groningen: s.n.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Citation for published version (APA): Kreukniet, J. (1959). Longtuberculose en de astmatische constitutie. Groningen: s.n."

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

University of Groningen

Longtuberculose en de astmatische constitutie Kreukniet, Johannes

IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record

Publication date:

1959

Link to publication in University of Groningen/UMCG research database

Citation for published version (APA):

Kreukniet, J. (1959). Longtuberculose en de astmatische constitutie. Groningen: s.n.

Copyright

Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Take-down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.

Download date: 12-11-2019

(2)

an de verpleging re uitgebreidheid .edcn tof resectic- ificant, doch wel

aantal patidnten zelfde kan opge- is niet nagcgaan n cle astma-groep bestaat er tussen

ie van bronchos- SAN{ENVAT"|ING EN CONCLUSIES

In hoofdstuk I r,vcrd het doel ram het onderzoeh- uiteengezet. Uit de literatuur r,l'erd de indr-uk vcrkregen dat tusscn de astmatischc constitutie en bepaalde long- aandoeningen ecn zekere rclatie bestaat. Dezc relatic kan tot uiting komcn in ecn andere frequcntie r'vaarin beidc aandocnir.rgcn tezanlen voorliomen dan op grond van kansberekcningen mag n'ordcn verwacht en in een r'vedcrzijdsc beinvlocding rran het beloop van bcide ziektcn.

Wij gingcn het verband na tllssen cle astmatischc constituiie en cle longtuber- culose. Daaltoe rverd cen groep vollvasscn longtuberculosc-patidnten uit het Volks- sanatorium tc Fleilendoorn vergeleken met een groep controlc-personen van de Bedrijfsgcnceskundigc Dienst tc Almelo. In bcicle groepen werd clc frequentie van dc astm:rtische constitutie nagegaan. De tuberculose-groep werd vervolgens gcsplitst in cen deel lvaarin dc patienten met een astmatische constitutic werden opgenomen, cle astma-grocp, en een deel waarin deze r.riet vertegen."voordigd waren, de nict-astma-groep. Deze laatste grocpen rvcrden onderling vergcleken wat be- treft hun longtriberculose.

Floofcistuli II gceft een o't,erzicht ucm tle literannrr bctreffcnde he t r,erband ttrs- scn dc astmatischc constitutie en de longtubcrculosc. I)aar de term astmatische constitutie in dc iiteratuur veelal niet gebruikt wordt, zijn hiel de literatuurge- gevens vcrmeld over het verbanci tusscn het asthn.rir bronchiale, dc cl'ironische (eosinofieie) bronchitis cn het chronisch substantiecl longemfysecm encrzijds en de longtr-rbcrculose andcrzijds. Uit deze literatuurstuclic blijkt r.r'el dat er geen ecnstemmighcid bestaat en de meningen van de verschillende autcurs die over dit oncierlvcrp hebbcn eeschreven, sterli uitecnlopen. Voor ecn deel bcrust dit onge- trvijtclcl op dc verwardc nomcnclatuur die op clit gebied hecrst.

Voor het uaroxysnnctl astluna bronchiale rvordt cloor dc mecste ondcrzockers aangegcvcn .l.t d"r" aandoening zeker tczrmcn met cen longtuberculose wnrdt gezicn, doch dat er gcen causaal verband is. Het samengaarl zou op toevallighcid berusten cn het gcvolg zijn van de reiatief grote verbreiding van bcicle zickten.

Dat de oorzaak van het asthma bronchiale gczocht zou moeten u'orden in de tuber- cuiose, zoals <ioor son.rmige autcurs r,vordt bcweerd, dient als zeer on'"r'aarschijnlijk te r,vorden beschouwd. Hiertegei.r pleiten te sterk de constitutionele elementen die bij het astma in de regel worden gevonden.

t07

(3)

De longtuberculose bij astma-patienten zou overwegend een weinig ernstig karakter hebben en geen of althans weinig neiging tot progressie vertonen, Andere auteurs zagen echter u'Al ernstige, progressie'r'e \/ormen van longtuberculose bij astmatici.

Wat de invloed van de longtuberculose op het paroxysmale asthma bronchiale betreft kan vermeld worden dat gewoonlijk na het begin van dc longtuberculose de astma-aanvallen in ernst en frequentie afnamen.

In de regel gaat het paroxysmale asthma bronchiale aan de longtubcrculose vooraf.

De ch.ronisclce bronchitis werd meestal gevonden bij een wcinig ernstige long- tuberculose. VeN Enprcurt (1956, 77) zag evenwel bij een uitgebreid onderzoek over het samengaan van de chronische eosinofiele bronchitis en de longtuber- culose deze tuberculose minder gunstig verlopen bij de bronchitis-patidntcn.

De spaarzame gegevens over het verband tussen het clcronisch srtbstantieel longemfyseem en dc longtuberculose gcven aan dat ook hierbij de tuberculose in de regel n'einig progressicf zou verlopen.

Aan het einde van dit hoofdstuk wordt nog even ingcgaan op de achtergronden r,an de relatie tussen de astmatische constitutic en de culose.

In hoofdstuk III worden de begrippen allergie, overgetoeligheid en ostnmtische corcstitutie nader omschreven. Onder allcrgie in engerc zin verstaan lvij cen over- gevoeligheid gebaseerd op een antigeen-antilichaam-rcactie en in dc regel gcpaard gaande met positieve huidreacties op dit allergeen (,,immediate t1'pe reaction").

De or,ergcvoeligheid is de bij sommigc personen voorkomende neiging om op allerlei prikkels abnormaal te reageren, zondcr dat hicrbij sprake behoeft te zijn van een antigeen-antilichaam reactie. De astmatische constitutie kan door ons worden beschreven als het constitutie-t}'pc dat predisponeert tot hef ontstaan r,an het paroxysmale asthrna bronchiale, cle chronische eosinofiele bronchitis, bcpaalde vormen van diffuse basale bronchidctasiedn en het chronisch substantieel long- emfyseem, al of niet o.i.r,. uitwendige factoren, waarbij gedist werd dat nrinstens twee van de door ons opgesteldezgn. ,,allergisc'tr'te criteria" hierbij aanrvezig weren.

D e z e c r i t e r i r z i j n :

a. Positieve eigen anamnese op het voorkomen van bepaalde urls allersisch be- schouwde aandoeningen rl'aartoe rn'ij rekenen het paroxysmale asthma bronchiale, de chronische astmatischc bronchitis, hooikoorts, rhinitis \/asomotoria, sinusitis, neuspoliepen en daur.vworm.

b. Positieve familie-anamnese op het voorkomcn van dezc aandoeningen.

c. Het vinden van allergische aandoeningen bij algemeen lichamelijk onderzoek met name afwijkingen aan de bovenste luchtwegen (sinusitiden, ncuspoliepen, een allergisch ncusslijmvlies) en bij onderzoek van de thorax: piepende en brommende rhonchi.

1 0 8

morelijke longtuber-

d. Eosinofilie v e. Positieve hui F. De reactie op grafisch longfunct Aan de hand r aangetoond dat d vaker rvorden gev

Tenslotte wordt vaststellen van dc sche onderzoek g, komsten van de s1

In hoofdstuk I\

steld en de gebrui Hoofdstuk V g, leeftijdsopbouw, r zowel van de lonr zoek werd verrich bij 287 controle-p Wat betreft de vermeld dat in de woordigd zijn. Dt het 30e levensjaar van beide groepe wordt waargenom,

De wrdelingnt r,rouwelijke patier (tabel ll en diagr sche constitutie bi mannen zou ook beide groepen. D verdeling zijn eve astmatische consti Over de beroep ten zowel van de hoorde en wel vo,

In hoofdstuk V controle-groep na.

sche constitutie. I significant.

(4)

3n weinig ernstig ) vertonen. Andere ongtuberculose bij asthma bronchiale Je longtuberculose le longtubcrculose inig ernstige long- gebreid onderzoek

en de longtuber- tis-patidnten.

'nisc'h substantieel bij de tubercr-rlose r op de mogelijke

en de longtuber-

eitl en astnmtische taan wij een o\/er- r de regcl gepaard :e tvpe reaction").

le nc.iging om op behoeft tc zijn van r door ons rvorden

ontstaan van het rnchitis, bepaalde

substantieel long- verd dat minstens j aanwezig waren.

als allergisch be- sthma bronchiale, motoria, sinusitis,

dcleningen.

rmelijk onderzoek neuspoliepen, een le en brommende

d. Eosinofilie I'an het bloed, uitstrijken van het neussecreet en her sputum.

e. Positieve huidreacties (,,in.rmediate 11'pc") met bepaalcle allergenen.

f. De reactie op bronchus-verwijdende en -vernauwende middelen bij het spiro- grafisch longfunctieonderzock.

Aan de hand van tabellen u,aarin de literatuurgegevens zijn veru'erkt rvordt aangetoond dat de genoemde ,,allergische criteria" bij de astmatische constitutic vaker worden ge'r,onden dan bij normalcn.

Tenslotte wordt nog dieper ingegaan op de wetl,,toden tan onderzoel<. die bij het vaststellen van de verschillcnde allcrgische criteria r,r'erden gebruikt. Het statisti- sche onderzoek gcschiedde geheel bij de Afdcling Bewcrking \Maarnemingsuit- komsten r,an de stichting T.N.O.

In hoofdstuk IV vyorclcn de rvijze waarop de diagnose lotl.gtuberctiose werd ge- steld en de gcbruikelljke bekandelizg beschreven.

Hoofdstuk V gecft een oterzicht van lrct wttarnetnimgsntateriaal wat betreft de leeftijdsopbourv, clc verdeling naar het geslacl-rt en dc verschillendc beroepen, zowel van de longtuberculose-pati€nten als van de controle-personen. Het onder- zoek werd verricht bij 250 tuberculosc-patienren (167 manncn en 83 r,rourven) en bij 287 controle-personen (205 mannen en 82 vrour,r'en).

Wat betreft d.eleeftijdslerd.eling (tabel l0 cn diagrammen I cn 2) kan \\orden vermeld dat in de controle-groep de oudere leeftijdsgroepen minder goed vertegen- woordigd zijn. Daar de astmatische constitutic zich bij volrvasscnen r,ooral boven het 30e levensjaar manifesteert zou dit invloed kunnen hebben bij dc vergclijking var-r

_beide groepen wat betlcft de frequentie waarin de astmatische constitutie wordt waargenomell.

De t,erdeling nasr ket geslncht gaf te zien dat in de tuberculosc-groep hct aantal vrouwelijke pati€nten naar verhouding iets groter was dan in de controle-grocp (tabel 1l en diagran 3). Daar de frequentie van de manifcstatie.s van de astmati- sche constitutie bij vrour'ven in de oudere lecftijdsgrocpen veel geringer is dan bij mannen zou ook dit zijr-r weerspiegeling kunncn vinden bij de verqelijking van beide groepen. De invloed van de geringe verschillen in leeftijds- en geslachts- verdeling zijn evenrvel tegengesteld. Bij de bcrehening var-r de frcquentie van de astmatische constitutie is mct deze verschillen rekening gehouden.

Over de beroepen kan rvorclen opgemelkt dat het merendecl van de onclcrzoch- ten zowel van de controle-grocp als rran de tubcrculose-groep tot dc arbeiders bc- hoorde en wel voolnamelijk arbeiders uit dc textielindustrie.

In hoofdstuk VI vindt ee ljergelijl<izg plaats 'van de tu.berctiose-groelt en de controle-groep naar de frequcntie van bepaalcle allergische criteria en de astmati- sche constitutie. Het verschil was \roor de meeste onderzochte criteria statistisch significant.

1 0 9

(5)

Allergische aarttloenirtgem in tle yarsoonlijlze anlnlntese vonden u'ij in de tuber- culosc-grocp bij 36,0 vo in dc cor.rrrole-groep bij 21,6 vo van het aantal personen van ieclere grocp (tabel 12 en 13, diagram 4). Iiet verschil r,vas significanr. op- vallcnd u,as het vcrschil in frequentie voor dc anamncstisch gerroncien ,,chronische blonchitis" clic rvij, na vcrder ondelzoek, meenden tc mocten beschouwcn als een chronische eosir-rofiele bronchitis. I-let percentage bcdrocg r,oor de tuberculose- grocp 22,C voor dc controlc-grocp 5,6. IIet typiscl'r astna gaf vrijwcl gecn verschil t u s s c n b e i d e g r o e p e n , ( l c s p . 2 , 3 % cn2,lo/").De fre<luenties r r o o r t v p i s c h a s t m a e n chronische bronchitis dic rvij iir onze controle-grocp vonden, komen met de gege- i'ens van de belangrijkste Nederlandse onderzoekingen op dit terrein overcen.

De fauilIie-anallnrese oy allergisclte aancloe'nittge?? \'an de tuberculose grocp ver- schiide niet-significant van die van c'le controle-groep, rcsp. 29,6% en 26,8 % van beicle groepen huiclclcn ccn positicf allcrgische fan.rilie-anan.rnese (tzibellen 15 en 1 6 , d i a g r a m 5 ) .

Vcrvolgcns u'ercl ingegaan op de factoren die ecn eosinofilie spcciaal bij astma- tischc tuberculosc-pati€ntcn kunncn bcinvloedcn (Infectie!: IsneErs, 1952, 1953, l'll). Toch bestond ook hier, zowel r'oor dc cosinofilic van hct blocd als van hct ncussccrcct ccn significant vcrschil tussen cle trrbc'rculose-groep en de controle- groep. In de tuberculose-groep rverrl brj 20,1 9t r,an het aantal pati€nten een bloed-cosinofilic cn bll 15,2 % ecn eosinofilic van hcr neussccrcet gevonden. Voor cle controlc-grocp bcdrocgcn dczc pcrccnragcs rcsp" 9,i cn 5,5 (tabellcn 18 en 19, diagrammen 6 cn 7).

De titale capacitcit (V.C.) cn de idn-secottcle waarde toonclen voor de tuber- culose-groep statistisch significant lagcrc r,r,aardcn <1an voor de controle,groep (tabel 20 en cliagrammen 8 en 9). Dit zou, zckcr rvat de V.C. betrcft, qeheel het gevolg kunnen zijn r':rn dc longtuberculosc cn gecft clan ook geen informatie voor hct rterschii in frequentie rtan de astmatischc constitutie tussen be-ide groepen.

Dc reactie op aclrer.raline is helaas niet vocrr de gehclc controle-groep nagcgaan cloch ook ]rier bestaat ecr-r duidciijk verschil n-ret de rr-rbercnlosc-grocp (tabel 2t).

Aan het einclc van dit hoofdstuk r.vordt nog narler ir-rgegaan ctyt dc frequentie uan de astmatische co'nstitutie bepaald naar de aanrvezigheid van minstens t\vee r,an dc ,,allergischc critcria", bij cle tuberculosc-groep e' de controle-groep. Bij cle tubcrculose-groep rverden 62 patidnten (21,8%,52 mannen en ll yroul"rcn) ge- vonden als clragers van de astmatische constitutic. Hicrr,:in haclclcn ecn typisch asthma blonchiale 7 patienten (2.8 '/n,2 manne n en 5 vrouvven) cn ee n chronische cosinofielc bror.rchitis 55 pati€nten (22,0%,49 mrnnen en 6 vLoun,cn). Bij de con- trolc-groep vonden rvij cen astmatische constitutic bij 22 personen (7,7 o/o,27 man- nen en I vroulr'). Een tvpisch asthma bronchiale hadden 6 pcrsonen (Z,l %, 6 mannen) en ecn chronische eosinofiele bronchitis l6 personen (5,60,6. 15 mannen en l vrour,v). Dcze ber,inclingen z-ijn nog ecns neergelegd in tabcl 73 en in dc diagrammen i0 cn I i. [{et verschil is statistisch significant.

il0

Tabcl 73. De astl ( T h e ast

Aantal onderzochtcn Typisch asthma broncliiale Chronische cosinofiele

bronchitis

Asrmatiscl.re constitutie

Bij onderzock pen bestaan, blcJ frequentic van de

Dc astmatische zor'vcl bij cle tuber tistisch significant

In hoofdstuk \ niet astlfi.a-groep, I De astma-groep b groep cle overblij, r,crqelekcn rvat br gische criteria.

Volgens cle tab cle jcugdiger leefr mccr voor (tabel 2

Tussen clc astn vcrschil rvat betre anantnese. Respe<

onderzochten uit Ook de fautilie op. In de astma-gl aandoeningen in 26 en diagram 13

I Iet aantal per ficant verschil tu, troulvbaarhcid i'a eosinrfrlie uan. h l B , 2 c / n e n 4 , 5 % , De u':rarclen vo tdn-seccntde :l,aar

(6)

Tabel 73. De astmatisclte constitutie bij de ntberctiose-ytatitntut en de controle-persoil.en (The asthmatic constitution in the tuberculosis-grou1; and in the control'group)

T r r l , . r c r r l o s c - X r o c p C o n t r r ' l r ' - g r o e p

I * -."*

;" I ,;';" ',;;- ."..i

l a r i r t a l % a a n t a l % a a D t r l %

J a a n t a l 9 l a l n t l l ' / , , i l i u t a l l , '

l - l Aantal onderzochten

Typisch asthna bronchiale Chronische eosinofiele

b r o n c h i t i s

Astmatische constitutie

167 iOo 83 100 25o 100 | ,os ro0 82 r00 2s7 100 2 1 , 2 5 6 , 0 7 2 . B l 6 2 . 9 - 0 , 0 6 2 , 1 4 9 2 9 , 3 6 7 , 3 5 5 2 2 , 0 J 1 5

I

7 , f 1 t . 2 1 6 5 , 6 5 t 30,5 r r 13,3 62 24,8 | 2t tA,2 7 1,2 22 7,7 n lvij in de tuber-

rt aantal personen rs significant. Op- :nden ,,chronische lschou\'l'cn ais een tr dc tr-rberculose- jrvel geen verschil r typisch asrma en men met de gege- rrein overcen.

3rculosc-grocp ver- ,Vo en 26,8 % yan ,e (tabcllcn 15 en

speciaal bij astma- a E r s , 1 9 5 2 , i 9 5 3 ,

blocd als van hct p en de controle- tal patidnten een :t gevondcn. Voor :abellen 18 en 19,

3n voor de tubcr- de controle-qroep rctleft, gcheel het )n informatie voor rn beide groepen.

ep nagegaan doch . t a b e l 2 1 ) .

op dc frequentie in minstens t\r/ee ontrole-groep. Bij r ll yrourn'en) gc- lden een typisch ln cen chronische rn,en). Bij clc con- t ( 7 , 7 % , 2 1 r n a n - rrsonen (2,1 %, 6

; , 6 %, 15 mannen rbel 73 cn in de

Bij ondcrzoek van cle leeftijds- en gcslachts-vcrschillcn die tussen beidc groe- pen bestaan, bleken deze gecn invloed van cnige betekenis te hebben op de freqtrentie van cle astmatischc constitutie (tabcllen 22 en 23).

Dc astmatiscl.rc constitutie n'crd vlker gcvondcn bij rnanncn dan bij vrour,r'en, zor,vcl bij dc tube.-culose-pati6nten ais bij de controle-personcn. FIet verschil is sta- tistisch significant.

In hoofclstr-rk VII wordt de controle-groep gesplitst irt een astvna'groetl en een niet-astffia-groep, op grond van de aar-rvuezigheid van minstens 2 allergische criteria.

De astma-grocp bevat cle persor.rcn met cen astmatischc constitutic, de nict astma- groep de overblijvcnde controle-personen. Deze beide groepcn rverden onclerling vergelcken wat bctreft de lceftijdsverschillen en de frequentie van bepaalde aller- giscl.rc criteria.

Volgens cle tabel ovcr de leeftijtlsterclchng ovcrheersen in de niet-astma-groep cle jcugdiger: leeftijden, in de astma-groep komen de lceftijdcn van 30-60 jaar mecr voor (tabel 24 cn cliagram l2).

-I'usseu

de astma-groep cn clc niet-lstma-groep bcstaat een statistisch significant velsclril u,at bctreft de freqr:entie van aller:gischc aandoemin,lem ir. de ltersoonl.ijke til'ta1n.nese. Rcspecticr,clijk r'vcrclen deze bij 2B,Z% cn bij 15,1 % I'an hc-t aantal onderzochten uit iccler:e grocp gevondcn (tabel 25 en cliagram l3a).

Ook de fanilie'ananuTese op allergische ziek"en ler,erde een dcrgelijk verschil op. In de astma-groep had.68,2 Vo yarthet aar-rtal per-sor.rcn uit dic eroep allergische aandocningcn in cle familie'ar.urnincsc, in dc niet-astma-gr'oep slcchts 26,1 % (tabel 26 cn diagram l3b).

FIet aantal personen met ecn eosinofilie tan het bloed gat geen statistisch signi- ficant verschil tussen beidc groePcn (resp. 18.2% en 8.3 %). a;t de qcringerc be- trour,vbaarhcicl van de tcllingcn rverd nacler ingegaan. FIet aantal personen met een eosinofilie ttan het neussecreet r,vas I'r,dl statistisch significalt ycrschillend (resp.

l8,Z % en 4,5 %, tabellen 27 en 28, clirgram l4).

Dc u'aarden r,ool dc V.C. uitgedrukt in % r,an de thcoretischc waarde en voor dc ldn-seconcle 'waarde in Va t'an Je V.C. n'arcn in de astma-groep duidelijk kleiner I l

(7)

dan in de niet-astma-groep. I{et verschil was statistisch significant (tabel 29 en diagrammen 15 en 16). De verschillen zijn vooral wat betreft de V.C. niet groot en in het algemeen verschaft een te lage V.C. ons ook geen inlichtingen over het al of niet bestaan van een astmatische constitutie. Het verband tussen de 66n- seconde waarde en de leeftijd werd aangegeven voor de niet-astma-groep in tabel 30, waaruit de daling van de 66n-seconde waarde uitgedrukt in Vo van de V.C.

met het stijgen van de leeftijd blijkt. Wij komen tot de conclusie dat dc onder- zochte ,,allergische criteria" in de astma-groep vaker werden gevonden dan in de niet-astma-groep.

De tuberculose-patidnten worden in l-roofdstuk VIII op dezelfde wijze als de controle-personen t,erdeeld ouer ee1,L astlna-groep en een ttiet-astfira-groeP waarna beide groepen onderling rvorden vergeleken.

De leeftijdsterdeling (tabel 31 en diagram 17) geeft een zelfde r,erschil te zien tussen de astmatici cn de niet aan astma lijdendc personen als bij de controle-groep.

In de astma-groep overhecrst de lecftijd van 30-60 jaar, terwijl in de niet-astma- grocp de jeugdiger leeftijds'groepen meer u'orden gevonden.

Wij vonden allergische aaydoeninqen in de persoonlijlze anallnlese bij 43,6%

van de patienten uit dc astma-groep en bij 14,9 % van dc niet-astmatici. Het ver- schil is statistisch significant (tabel 32 en diagram lBa).

De familie-anarnllese op allergisc'h.e aandoenimger? vonclen wij positief bij resp.

5l.B% enbij22,3% vanhet aantal patidntcn uit iedere groep. Ook dit verschil is statisch significant (tabel 33 en diagram lBb).

Brom.ntende en piepende rhonchi lverdcn bij 3C,7 % van de astmatici geregeld gehoord bij het lichamelijk onderzock dat maandelijks plaats vond. In de niet- astma-groep kwamen zij slechts voor bij 2,1 oh (tabel 35 en diagram 29). Het ver- schil is statistisch significar-rt.

Afwijkingen aam de bottenste luchtuegen. rverden in de astma-groep significant vaker gevonden dan in dc nict-astma-groep. Allergische neusafwijkingen troffen rn'ij in de astma-groep b\ 32,3 %, in de niet-astma-groep bij 3,7 Vo. Ook niet-aller- gische neusafwijkingen werden bij de astma-groep vakcr gevonden. De percentagcs hiervoor \'varen resp. 12,9 en 5,9. Een d.p.1'. punctie vastgcsteldc purulente sinusitis maxillaris rverd gevonden bij 12,9 % van de patienten uit de astma-groep en slechts bij 0,5 % van de pati€nten uit de niet-astma'groep. Voor neuspoliepen luidden deze percentages resp.4,B en 1,1 voor een allergisch neusslijmvlies resp.

B,l en 0,0 (tabel 37 en diagram 2B).

Het aantal patidnten met een eosinofilie t,an het bloed. en lxet sputu11l was significant hogcr in de astma-groep'dan in de niet-astma-groep. De gevonden per- centages bedroegen voor het aantal pati€nten rnet een eosinofilie van het bloed resp. 30,7 en 17,0 en voor het spntum resp. 54,8 en l,l. I-let aantal pati€nten met een cosinofilie van het nellssecreet was in de astma'groep wel hoger (22,6 %) dan in de nict-astma-groep (12,8 %), doch de significantie is twijfelachtig (tabellen 38, 39 en 40, cliagram l9).

Bij de 'huidreacties

met allergencn (huisstof, schimmels, veren) gaven van de 1r2

pati€nten uit de , tieve uitslag (tabel

Wat betreft de beide groepen. In de ltm'secomde ^u,a het residu in % diagrammen 21, , varieerde met de I lagere gemiddeldt reactie op bronclu groep bij 36 patie vonden. Voor de voor de reactie op op thiazinamidum r,vaarbij opvicl dal toonclen (Boov-N, Het diafragwa uit de astma-groep aan het diafragmr 30). Het verschil

l n \ l l c n 1 2 u ,rpgcmerkt dat de zijn van de longtr ook de tuberculost bronchiaalboom g constitutie hebber l,onden r.vij na br, choscopie onclergi- cn diagram 31a).

zoek gcvonden tr<

en slechts bij 2,1 diagram 3lb).

Wij komcn tot de tuberculose-pa' worden aangetrof

In hoofdstuk . tuberculose-pati€r

Ailercerst lverd cu.Iose te bovijze gchelc groep \ran ccn of andcre m zock, lnvekcn tta.

chussccreet, pleu

(8)

ranr (rabel 29 en e V.C. niet groot chtingen over het d tussen de 66n- ma-groep in tabc.l t % van de V.C.

sic dat de onder- 'onden dan in de

lfde rvijze als de .m&-groep waarna e verschil te zien de controie-groep.

in de nict-astma- nmese bij 43,6Vo

;tmatici. Hct ver'- positicf bij resp.

)ok dit vcrschil is Lstmatici gcregeld ond. In dc nict- am 29). Het ver-

groep significant vijkingen troffen 6. Ook niet-aller- r. De percentages stelde purulente it de astma-grocp ror neuspolicpen usslijmvlies resp.

het sytutum was )e gevonden per- e van het bloed al patidnten met ger (22,6 %) dan lachtig (tabellen r) garren van dc

patiCnten uit de astma-groep 29,0 % en uit de niet-astma-groep 15,4% een posi- tieve uitslag (tabel 4l en diagram 20). Het verschil is statistisch significant.

Wat betrcft de longfunctie bestaat er cveneens een significant verschil tussen beide groepen. In de astma-groep zijn de V.C. in Vo van de theoretische waarde, de ,/,!n-second.e 'nraard.e in % van de V.C. en van de T.C. en het M.A.l\4.V. kleiner, het residu m % van de T.C. is groter dan in de niet-astma-groep (tabcl 42 en diagrammen 21, 22, 23, 24 en 25). De 66n-seconde waarde in % van de V.C.

varieerde met de leeftijd van de proef-personen, doch gaf voor de astma-groep veel lagere gemiddelden dan voor de nict-astma-groep (tabel 43 en diagram 26). Een reactie op bronc'h.usvenvijdende- en/of -uernau*ende-midtlelen werd in de astma- groep bij 36 patienten (58,0%), in de niet-astma-groep bij 4 patienten (2,1 %) ge- vonden. Voor de reactie op adrenaline vvaren cleze percentages resp. 25,9 en 1,5, voor de rcactie op histamine resp. 25.9 en 0,5 (tabel 4,1 en diagram2T). De reactie op thiazinamidum (multergan) is slechts bij een gedeclte van de pati6nten verricht, waarbij opviel clat vooral de oudere cmfyscem-patiijnten hielop cen goecle reactie toonclen (Boov-Noono, OnrE, 1957,23). FIet verschil is statistisch significant.

Het diafraEnr? wris bij doorlichten goed bcr.vecglijk bij 29,0 % yan de patidntcn uit dc astma-groep, voor clc niet-astma-grocp bedroeg clit pcrcentage 83,6. Aclhaesies aan he t diafragma r,onden wij bij rcsp. 59,7 % en bij 3,7 % (tabel46 en diagram 30). Het verschil is statistisch siqnificant.

ln \ I I en l2 wolden de bronihoscol.ric cn de bronchografie besproken. Er u,ordt opgemerkt clat de xfla,ijkende bevindinscn hierbij ger,onclen het gcvolg kunnen z-ijn van de longtuberculose en dan in de regel zich beperkcn tot het cebied \.vaar ook de tubcrculose zetelt. Hiernaast \rr/erden ook mecr diffuse aandoeningen van clc bronchiaalboom ger,ondcn, die zich rvaarschijnlijk als aevolg van de istmatische constitutie hebben ontwikkeld. I)czc laatste niet-tubcrculcuze cliffuse bronchitiden vonden rvij na bronchoscopisch onclt'r:zoek bij 57,6 van de astmatici die ecn bron- choscopie onderginecn cn bij eecn enkele pati€nt van de niet-astma-groep (tabel 47 cn diasram 3la). Niet-tubcrculeuze diffusc afr,vijkingcn bij bronchografisch onder- zock gevonden troffen u'ij bij 89,6c/o van de onderzochten uit de astma-groep aan cn slcchts bij 2,1 7o van clc ondcrzochten uit dc niet-astma-Elroep (tabel 48 en d i a u a m 3 l b ) .

\'fij komcn tot cle conclusic dat allergische r,erschijnselen en aandocningen bij cle tr.rbcrculosc-patidnten in de astma-groep, geheel volgens de verwachting, vakcr worden aangctroffcn dan in clc niet-astma-groep.

In hoofdstuk IX hebbcn rvij dc ilstma-groep en de nict,astma-grocp van de tubcrculose patidnten vcrgeleken \\'at bctreft lrct beloolt uan de longtnberculose.

Allcrcerst vverd nagegaan in hocverrc rvij crin gcslaagd zijn de disenose tuber- c'.ulose te bovijzcn. Allc patidntcn hadclen positieve tubcrculine-reacties. Voor de gchcle sroep \:an tubercuiosc-patidnten gclukt het bii i9-l per-sonen (77,6%) op cen of andcrc manier ttrberkclbacillen aan te tonen cl.n.r.r'. direct sDutum-ondcr- zock, ku'clicn r,:rn het sputum, cle nuchtcre n.raaginhoucl, trachea-spoclsel, bron- chussccreet, plcuravocht enlof de ulinc. Bor.cnclien rvclcl nog bij 21 1>atidntcn

111

(9)

(8,4 %) bij histologisch onderzoel< r'an her resecie-preprrcar ccn tl,pische tuber- culosc go'onclen, zodat wij de diagnosc tuberculosc bij 215 (86,0 %) r,an de tuber- culose-paticnten ber'vezen achten. In de astma-groep gclukte het bij 55 patidnten (88,7 %) tubcrkelbacillcn aan re ronen. In clc niet-asrmr-groep werd de diagnose tuberculose ben'ezen geacht bij 160 parid'ren (85,7 %, tabellen 50 en 5l). Voor de kleine groep overblijvende patidntcn, r,vaarbij iret nict gelukte de tuberculeuze etiologic van de longafwijkingen te beu'ijzen, waren wij voor de diagnose tubcr- culosc gcheel aangewezen op hct rontgenbccld en hct verderc klinischc beloop.

Wij zijn ervan o\rcrtlligd dat het moeilijk kan zijn om de rontsenbeeld"., ,,nn d"

tuberculosc en van aspecifieke longafn'ijkingen van elkear tc onclerscheiden. Toch plcitte het gchele verdcre beloop van de longafrvijkingcn bij deze ovcrblijvendc paticnten zo sterk voor een longtubelcuiose, dat r,vij ook hier de diagnosc long- tuberculose hebben gcstelcl.

De aard tam de ntbercwlose rvas cle volgcnde:

Phthisis pulmonum 228

Primaire longtubcrculose 6

Pleuritis tuber:culosa i I

Bronchusstomp-tuberculose na opcratic 3 Tubcrculeuzc fistcl van dc bolstrvand ntr operatie I Positier,e kwecli zoncler aantoonbare longhaalcl I Dc mecrdcrheicl van onzc tuberculosc-patidnten lccd pulmonurn.

p a t i d n t ( c n ) ( 9 1 , 2 % ) , , ( 2 , 4 % ) , , ( 1,4 %)

, . ( t , 2 c / o )

, , ( 0 , 1 % ) , , ( 0 , 1 % )

clus aan ccn phthisis Als behandelime ram de lonsntbercllose liregcn 241 paticnte' (96,4 %), naast bcclrust, ccn combinatic van clagciijks P.A.S. cn I.N.FI. per os en tneemaal per Iveeli strePtomt'cinc i.m. Eer-r trveetal patidnten lireeg nog anclerc tubercr-rlostatica d:rn bovengcnoemcle, 9 paticnten lverclcn nict berhanclcld met tcgcn cle tuber- culose gerichte middclen (tabcl 53). Rcsccric tl-rcrapic is rocgcpast bij 96 patienten (38,1 %,61 manncn en 35 r'r'ouu'cn). Bij 66n vronu,elijkc paticnt is nrrq cen thoracoplastick gedaan.

- Voor: een recitlief kuu'clen 91 patientc' (36,4 %). In cle astma-gl.c.p bedrocg he t rccidicf pcrccntage 53,2 (33 paticnren), in cle nicr-asrma-sroep ro,s (ss patidnl ten). IIet lerschil is statistisch significant (tabel 5,1 en diagram 32). Daar l.rct r:cci- dief-percentagc mct het stijgen van cle leeftijd toenecmt en dc astrna,grocp ccn gr-.otcr aantal ouclcrc personcn bcvat dan clc nict-astma-groep zou het ver:schil tr-rs- sen bciclc groepen hierop kunncn bcrustcn. Ook per lecftijclser:ocp berekend is het recidief-perccntagc van clc astma-groep eclrter als regel hogcr (tabel 55 en diagram 33). Er bestaat geen vcrband tusscn het rccidief en het r,inden van positicf ,pr,t.r*

bij dc huiclige kuur (tabcl 56). Ook is er gcen duidelijk vcrschil russcn clc astrn:r- groeP en cle niet astma-groep $1at betrcft het tijdsinterval tusscn het rccidief cn de vorigc kuui (tabcl 57).

Dilect yositief s1r1.ttLt1tt en/of positicye krvekcn \/an sputum, maagr,ocht, trac|cir, spoelsel, bronchussecrcct en plcuravocht vondcr-r u'ij bij lB3 patienten (73,2%).

114

Voor de astma-groe I-Iet grootste versc.

sputum. Hicrvan lr (tabcl 58 en diagrar cleclen de patidntcn zij vveer negatief \,vi g r a m 3 5 ) . O o k d i t

Wat betreft de wordcn opgcmcrkt grocp vakcr u'ercle.

b1j 55,5 %). Ook he (tabel 61 cn diagrar

Can,ernen r,onder een phthisis pulmc dubbelzijdis in de caverne, in de nict- patienten is evenlt'€

er een zel<ere samc positicf sputum uit aantal cavcrnen in , De bronchoscolti.

s p r o k c n i n \ 9 e n van nict-tubcrculeu tuberculcuzc afll'ijk astma groeP.

Bij bronchoscopie ten (27,? % van a bronchitis tuberculo (6,7), actievc perfor (0,7 %) en ecn tub (2,7 %, tabel 64).

Bij bronchografi, bronchi in het longl

ten (27,3 % van all, bronchidctasiecn bij

Voor cle ernst 1)a1 svstcem ingcclccld ( in de astma-grocp v:

3B). Hct verschil is De lzuurcluur u,a, groep, doch het ver te verklaren cloor d, duur in de astmal trekken (tabcl 68 e

(10)

en tvpische tuber- ) Vo) van de tuber- Ir bij 55 paridnren

werd de diagnose r-0 en 5l). Voor de e de tuberculerrzc Je diagnose tubcr-

klinische beioop.

lenbeelclcn van dc oerscnetden. t l I och Jeze ovcrblijvendc

de diagnose long-

t(enl( 9 1 , 2 q ( ) 2 , 4 % ) 1 , + % ) t,2 7,,) 0.1 Vo\

0,4 ,t,)

aan ecn phthisis :n (96,,1 %), naast en t\\'ccmaal pcl:

'e tubcrcukrstatica tegen de tuber t bij 96 parianren Ltibtt is noq een rla-grocl) bedroeg r 3 0 , 9 (5 8 p a t i c n - 2). Daar het r:cci,

astma-groeP cen l-ret vclschil tus- p berekencl is hct

el 55 en diaqranl n positicf spurum

tussen clc astma- r hct recidicf cr-r ragr.ocht, trachea- t i e n t e n (7 3 , 2 % ) .

Voor de astma-grocp_bcdrocg dit pcrcentage 79,1, r,oor de niet-astma-groep 71,3.

I'Iet grootste verschil. vonden rvii bij het aantal pari€nten met .lirect po.iti"f sputum. Hiervan li-ridden de percenraqes voor beide grocpcn resp. 36,-{ cn 14,9 (tabel 58 en diagram 34). Dit vcrschil is statistisch sign"ificnnt. Oucr het algemcen cleden de patidnten uit de astma groep, bij gelijke beliancreling er langer over voor zij rvccr neqaticf !\/aren, rlan dc pafirlnten uit cle niet-ast-.-gr"o"1, (tab"cl iS e1 dia- gram 35). Ook dit verschil is statistisch sisnificant.

Wat bctrcft dc rcintgenologische uitgcireitlheid. r,an de lottgtubercttlo-se kan worden opgemerkt clat patidntcn mct dribbclzijdiec longafn,ijkinecn in cle astma- g:::tl _t,l\"r--rvcrden g*'orrden cla' i' de niet-astmn-gi,,"p 1r".p. tii 75,g% c-n bij 55,5 %). Ook het a:rntal aangcdane-longscsmcrltcn orlos; l,r.l" o..t,.,lu-g.nep grorer (tabcl 6l en diagram 36). IJct vcrschil js itaiistiscl., sisnificant.

Cat,ernen vonclcn rvij in cle astma-grocp bij 63,8 % r'an het rlnrel patidnren r.net een phthisis pulmonum in cle niet-iistma-gr-oep b1j 52,4%. De calrenren \varen dubbelzijdig in c1e asrma groep bij 32.3 % r'an hct aantal paticnren mer een cavcrlrc, in dc niet-astma-groep bij ll,2 %. llet r,crschil trrssc-n bciclc groepen van patidnter-r is evcnrvcl nict significant (tabcl 62 en diagram 37). IIet is ilog"hlk drt er elcn zekclc samenhang bcstaat tr:ssen het grotcre aantal patiEnter-r met dir-ect positicf splltum r,tit cle astma grocp en de glotele uitgcbrciriheicl en het qrorer-c aantal cavcrnen in deze grocp.

Dc bromiho sco lt iscl rc

- en bron cl to gra f i sche b e t' indi n ge n r,vor-.clen yel,olqcn s be, sprol<cn in \ 9 elr 10. In hoofclstril, \/IIi rveld reecls ingcgaan op cle of,.iLir1g",1 t'an niet tuberculeuze aar'cl clic hicrbij kunncn lr,or-dcn g"*r-rd"t-r. Wat beirefi dc tubcrculeuze afrt'ijkingen \vas ei' gccn vcrschil tussen cie astma-glocp en cle liet- astma-grocP.

Bij b-ronchoscopie'onden wij ee. .,bronchitc cl'accompagnemcnr" bij 4l 1;aticrn- tcn (27.3 % van allc bronchoscopisch onderzoclrtr,' tribcllculosc patiinter.r), cer.r brorrchitis tubcrculosa bij.3 paticntcn (2,0%), in:rctieve pcrforatics bij l0 parienten (6,7), actie'c pcrforaties bij 4 patiertcn (2,7 %) ecn bror.rchussrenur" bii i patid't (0,7 %) cn ccn tuberculose r,an dc bronchusstomp na ol)cratie bij .l poiil,r.lt"r, (2,7 c/a, tabcl 6,1).

- Bij

- blonchoglalic u'er-den starrc, gcbunclel<l er-r,/of onrcgclmatig bcgrcnscle bronchi^in het longgc'bic'd tvaal ook dc trrber"culose zcteldc go,olr.lcn bil aalatc"- ten (27,3 Vo vttn itllc irroncl.rografisch onclerzochte tubclculirsc,pati6nten) en locale bronchicct:rsicen bij 32 patienter"r (26.1 %), tabel 66.

Voor clc ernst l'cti'L de. l.ongtubercttiose u,clclcn dc pati€nter-r volgens een Duntel- svstecm ingecleelcl (zrc \ 9) \vil2\rna blecli dat crnstige \,ormen i,an'longtuberculosc in dc astlna-grocp vaker rtoolkomcn dalr in cle niet-asima-glocp (tabcl 6ien cliagram 3B). I let vcrschil is statistisch sisnificant.

Dc lzuurduttr u.rs in 11. astm,r-gr,,cp gemiclilelci rvci lanqer jap in cle nict-astna- groeP, doch het verschil is statistiscl'r niet significant. IIei lcrschil is r,oornamelijk tc verklirrcn cioor de aanvuezigheid vrn cnliele patiilnten inct ccn ,"". lorrg" k.,.,.- duur: in de astma-groep, clie de gcmiddcldc liuu'durrr voor cleze grocp "omhoog trekkcn (tabel 68 en diagram 3g).

1 l J

(11)

Resectie-theraytie werd toegepast bij 96 patientcn (38,4 %). Yoor de astma-groep bedroeg dit percentage 24,1 Vo en voor de niet-astma-groep 48,2% (tabel 69 en diagram 40). FIet verschil is statistisch significant. De oorzaak van het geringere aantal resccties in de astma-groep is veelal gelegen in de slechtere longfunctie van de patienten uit deze grocp wet rcsectie onmogelijk maakte. Bij degenen waar wel tot operatie\/e behandeling werd overgegaan blijkt het aantal postoperatieve complicaties groter (tabel 70). De getallen \\.,aren evenwel te klein voor een sta- tistische bewerking. Dc uitgebreidheid van de resectie rvas in de astma-groep groter dan in de niet-astma-groep (tabel 7l). Ook hier waren evenwel de gegevens te gering voor een statistisch onderzoek.

Het r}ntgenologisch. resuhaat tan de kuwr bliJkt in de astma-groep slechter te zijn dan in de niet-astma-groep. Terwijl in de astma-groep slechts 32,3 % van de patidntcn als rdntgenologisch voldoende genezen rverd beschouwd, bedroeg dit percentage voor de niet-astma-grocp 70,3 (tabel 72 cn diagram 4l). Het verschil is statistisch significant. Opgemerkt moet even\ryel worden dat de interpretatie van de r6ntgenbcelden soms moeilijk blijft.

Uit het verrichtte onderzoek mogen wij concludcrendatdeasfmatischeconstitutie bij de tuberculose-patidntem taker wordt geuonden tlan bij de controle-yersonem.

Of deze verhoogde frequcntie van de astmatische constitutie bij tuberculose- patienten veroorzaakt wordt door een spoediger :ranslaan r,an de tuberculeuze in- fectie bij astmatici dan wel door een sroterc neiging tot uitbreiding cn klinisch manifest worden van de tubcrculose bij een ecnmaal bestaand contact mct dc tuber- kclbacil, of hct gevolg is van een geringerc nciging tot gcnezcn r-an dc tubcrculose bij dragers van cle astmatische constitutie, kunnen wij nict beoordelen. Hierin zou cen onderzoek naar de tuberculine-omslagen cn het aantal primaire infecties bij astmatische cn niet-astmatische kinderen misschien enige verheldering kunnen brengen.

Het bel.oolt ran de longtuberculose is bij yatiinten flNet een astmatische con-;

stitwtie ook and.ers dan bij miet-astmatici. Uit hoofdstuk IX blijkt wcl dat de long- tuberculose bij astmatici in de regel ernstiger is, cn minder gcmakkelijk op de conservatieve behandeiing aanslaat. Resectie-therapic u,orclt door de slechte long- functie in vele gcr,'allen onmogelijk.

Het viel ons op dat een aantal patienten met een astmatische constitutie gewoon- lijk uit de oudere lccftijds-groepen bijzondcr slccht vcrlopende \/ormen van long- tuberculose hadclcn. Ondanks uitgebreide behancicling met tuberculostatica, waar- voor zij in de meeste gcvallen nog een goecle gevoeligheid vertoonden, hielden zij steeds positicf sputr-rrr bij kr,veek of in het dirccte sputumpreparaat, ten'vijl de riintgenologische zichtbare afwijkingen vrijr,vel niet vcranderden. Voor resectie- therapic ku'amcn zij u'egens de zcer slcchte longfunctie niet in aanmerking.

Daarnaast bestoncl er cen grote groep astmatici clic rvat betreft hun longtuber- culose wcl wat rloeizamer r:eageerdcn dan de niet-astmatischc tuberculoselatidn- ten, maar r'vaarbij tenslotte tn.t ,-rng een bo,redigcnd resultaat rvcrd bereiki.

Tcnslotte waren er nog de, r'eelal jcugclige, astmatici die zich in hun long- tuberculose nict ondcrscheiden van dc overigc tubcrculosc-patidnten.

1 t 6

y\" ,"h1q,qront longtubercttlose, s geheel onbekencl.

(holmonale invlo, nische factorcn dr een andere psych zijn op het beloc dlager rran cle asr ziin zielite clan hadden de astmal bronchitis, afgezi<

nogal eens zagen.

in het bijzonder aarclhcid onze aal

Samenvattend . culose-patidnten , sonen. FIet belool constitutic in dc r Dit is van bete l-randeling van de kar-r clror een te\

paticnt met 66n r dat cer.r zich bij h Iilachtcn tcngevol kcncle astrnatischc asl.rccificlic' Ionqaf sleten r.oor ecn tu Drar r1e lonqtu gcvallcr-r \ran erns behanclelir-rg van hct bestaan rrrrn e nosc van dc longt Wat bctreft clc u'oldcn gchor-rden tie lian afstuiten , cnLrse znllcr-r de clicncn tc u,orclen ratcn, zoals bij sor gelen. Or,o' het patidntcn gccn b, t u b e - r c u l o s t a t i c a ' u Patientcn aan ccn oqen tc houclen c lian relicnen rlat c

(12)

Voor de astma-groep 4B,2Vo (tabel 69 en rk van het geringere

;lecl.rtere longfunctie te. Bij degenen \,vaar rantal postoperatieve : klein voor een sta- ie astma-groep groter rwel de gegevens te :ma-groep slechter te echts 32,3 % van de :houwd, bedroeg dit .m 4l). Het verschil : de interpretatie van stmat i s che c om stit,t ii e le contr ole- 1: er solt en.

rtie bij tuberculose- de tuberculeuze in- breiding en klinisch contact met de tuber- n van de tubcrculose oordelen. Hierin zou rrimaire infectics bij 'erhcidering kunnen

:en astmatische con-.1 ijkt lr,el dat de long- : gcrnakkclijk op de loor de slechte long- e constitutie ge\,voon- ie vormen van long, tberculostatica, waar- rtoonden, hielden zij preparaat, terrvijl de ,rden. Voor resectie- r aanmcrking.

rtreft hun longtuber- e tubcrculose-patidn- t r'r'erd bereikt.

: zich in hun long- Ltienten.

[)e aclterrJronrlen r,an 'het

rerbmtd tussan de astfintisch(, cortst}.tutie ett de longnrberutl.ose, \\'aarop rvij in hoofclstuk II reeds c\.en ingingen, zijn noq r,rijwcl geheel onbekcncl. Flicrbij is ter sprakc geliomen clat zo\'vcl algemcnc factoren (l-rolmonalc invlredcn, anderc immuniteitsvcrhoudingcn etc.) als locale, rrccha- nischc factoren dc relatic tr-rsscn bcicle aancloc-ninqen zouden kunncn bcpalcn. Ook cen andcrc psychische gcaardhcid r,an de astma'pirti|nt kan n.rogclijk van invloccl zijn op hct bcloop van dc lonstr-rberculosc. Wij haddcn niet dc indruk dat de dragcr van dc astmatischc cor-rstitutic meer mocite had met het aanvaiudL-n \ran zijn zielitc dan de niet-astrnirtische tubclculosc-patiiint. Ovc-r het algemeen hadden cle astmirtici na opncming u,cinig l:rst r,an hun astma of l-run astrnatischc bronchitis, afgezien rran bactcridlc ir.rfectics die rvij, 'r'ooral in dc ."vintennaanclen, r-rogal eens zagcn. Vcrder onclcrzock naar bct rrerbancl tussen bcide ziclitcn, \\raarbij in hct bijzonclcr hr't hvpofvsc-bijniersvstc-crn en clc verschillcn in psvchiscl.re ge- aardhcicl onzc aanclacht vcrclicr.rcn blijft cvenu,el qcrvenst.

Siimenr.attencl liunnen r,r'ij zetgen dat de astmatische cor-rstitutie bij lonqtubcr- culosc patidntcn vaker rvcrd qer'onclen clrn bij een grocp nolnalc controlelcr- sonen. I Iet bcJoop van dcze Lrngtrrbcrculosc \\r2rs bij dc- dragers van dc astnatische constitutic irr de rcgcl anclcrs clan bij clc nict-astmrrtische tubcL'cr,rlose-prtienten.

Dit is var.r bctckcnis zog'cl r.oor dc cliagnostick als r,oor cle plognose en clc bc- l-randeling van de longtubcr:culose. Imrrcrs cle diagnostick v:rn cle longtnbcrculosc kan clool een tcvens aanu'ezigc astnratischc constitutic veltroc-bclcl u'ordcn. De patidnt nret 66n r.rrn cle marnitestatics lan clc astmatischc cor-rstitutr'e loopt clc kans dat cen zich bij hem ontu'ikkcldc longtrrbcrculosc latcr n'orilt ontderlit, omclat zijn klachtcn tenger.olgc van clc lonqtubcrculosc u'orderr gc\'\retcn aar-r zijrr rccds bc- kencle astrr-ratiscl-re cor-rstitutic. On-rgekeenl li:.rn het voolkomcn clat een patiijnt met aspecifielie lor"rgafr,vijkingen tcnger,olgc van clc astn.ratiscl-rc corlstitutic rvolclt r,cr- sletcn rcor ecn tuberculose-patidnt.

Daar: cle lor-rgtubcrcnlose bij dragcr:s rran de astmatischc cor-rstitutic ir-r somrnire gcvallen lan elnstigc'r aald is dan bii r.rict-lstmatici en ook l'rct rc.sultaat lirn <le bcl-rancleling van astrnatischc lorrgtubcrculosc lratiirntcn r,cclal nrinclcr goccl is, zal het bcstuan \/irn cen astnatischc constitutic bij lonqtubcr"culosc-pati€ntclr clc ploq nosc' \'irn dc lor-rgtubcrcnlosc ongunstig liunncn bcinvlocden.

M/at bctrcft clc bchar.rclclin!1 r'an clc ionqtubelcrrkrse clicnt clmecle lclic'ninq tc u'orclct'r gclrouclt'r-r drlt rcscctic-thrrlapic bij clc clraqcls vun clc irstrnltischc corstitn- tie lian alstuitcn oP cle slcchtc lol.gfrrr.rctic. P-rij dc bchanc'lclilrq yar-r clc longtubcr- culose zullcr.r clc nranifestltics vln clc rrstmatischc con:;titr,rtic in dc bchanclelinq diencn tc u'olclcn bt-trolilicn. D,,- lanqdLrriqc bchirndcl inq mct bijnicrsclrols-prepn- ratcn, zorls bij somrniqc astn.rl-pati0r-rten nooclzalicliik is, l.rrn hierbij mociiijl.hcclen gcven. Or,cr: het algcrnccn l)cstaat tcqcrr clczc n-ricldclcn ooli lrij Llrqti-rbelcnlose- patilntcn qeen bczu'itar: mits zij rnull onrlcr ccn voortclurcnrlc bcschcrminq I'an tubc'rcuLrstaticzt n'olclern tocqcrlicnc[. Bcrlir.lt mcn bij astr-r-ntisc]rc' lonqtrrbcrculose- pirtiLrrtcn llrln ccn bchanclclinq rnct crrticostcrrir-lcn clan client n'rc'rr zich goc.cl I'oor ogcn te houclcn dut dczc therapic allccn mrq rvoltlcn gegevcn inclicr-r mcn er op liun relicnen clat ooli clc tubercr-rlostatica stcccls zrrllclr rvolclcn tocgccliencl.

117

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De gemiddelde verpleegduur van de volledig behandelde patiënten was voor de vrouwen 2% maand langer dan voor de mannen; voor de behandeling van de caverneuze

Er zijn inderdaad aanwijzingen dat patiënten met chronische pijn met sterkere en langdurigere aan- spanning van de spieren in het pijnlijke gebied reageren op stressoren,

Hierbij staat prijs zeker niet alleen voor geld maar ook voor intensive care behandeling en nabehandeling met alle nadelen ervan voor de pasgeborenen en de

Zou de chirurg belangstelling voor de oncologie gehad hebben, dan zou hij wel oog gehad hebben voor hèt herstel van de balans tussen Yin en Yang bij onze

Hierbij staat prijs zeker niet alleen voor geld maar ook voor intensive care behandeling en nabehandeling met alle nadelen ervan voor de pasgeborenen en de

In het derde en vierde scenario word veronderstelt dat de overheid de mate waarin zij risico’s loopt door de garantstellingen in een PPS kan verkleinen, door het

Met name natuur heeft de unieke eigenschap dat het zowel ont-strest en een veilige leeromgeving kan bieden (denk aan ADHD en Remedial Teaching) als ook dat het prikkelt en aanzet

In de inleiding werd de vraag gesteld “Kunnen we een wetenschappelijk goed onderbouwd programma ontwikkelen om Nederlandse verloskundigen te helpen met het effectief bevorderen