• No results found

Vennootschappen in vereffening en de notionele interestaftrek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Vennootschappen in vereffening en de notionele interestaftrek"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten

Vennootschappen in vereffening en de notionele interestaftrek

INHOUD

p. 1/ Vennootschappen in vereffening en de notionele interestaftrek p. 2/ Stopzetting/overdracht van een eenmanszaak : enkele

aandachtspunten op het vlak van sociale zekerheid

p. 4/ MAR : Minimumindeling van het Algemeen Rekeningenstelsel – Klasse 6

De Commissie voor Boekhoudkundige Normen gaat in haar advies nr. 2010/22 dieper in op de boekingswijze van een voorschot op de verdeling van het netto-actief (CBN-advies 2010/22 van 10 november 2010).

Dit advies heeft implicaties op het vlak van de aftrek voor risi- cokapitaal, die hier nader worden besproken.

Wat voorafging

Dat vennootschappen in vereffening aan de normale regels van de vennootschapsbelasting onderworpen blijven, werd reeds door de Minister van Financiën uitdrukkelijk bevestigd (Parl. Vraag nr. 57 (Van der Maelen) d.d. 8 december 2009).

Ook vennootschappen in vereffening genieten derhalve van de aftrek voor risicokapitaal, die wordt berekend op basis van het (gecorrigeerd) eigen vermogen van de desbetref- fende vennootschap.

Maar wat met voorschotten op het nettoactief die aan de aandeelhouders worden toegekend ?

In zijn antwoord op voormelde parlementaire vraag stelde de minister van Financiën dat deze voorschotten aan de aan- deelhouders op de verdeling van het nettoactief in minde- ring moeten worden gebracht van de berekeningsbasis van het risicokapitaal van dat belastbare tijdperk. Keert een ven- nootschap in vereffening haar nettoactief stapsgewijs uit, dan vermindert ook de aftrek voor risicokapitaal stapsge- wijs.

Overeenkomstig de boekhoudwetgeving moeten deze voor- schotten immers gedebiteerd worden op de rekening 19 (Voorschot aan de vennoten op de verdeling van het netto- actief).

De minister werd bijgetreden door de Commissie voor Boek- houdkundige Normen die in haar advies nr. 170-2 oordeelde dat het toegekende voorschot globaal moet worden afge- trokken van het eigen vermogen.

CBN-advies nr. 2010/22

Eind vorig jaar verving de CBN haar advies nr. 170-2 door het advies nr. 2010/22.

De CBN komt nu tot het besluit dat voor de boekhoudkun- dige verwerking van de toekenning aan de aandeelhouders van een in vereffening gestelde vennootschap, van een voor- schot op het nettoactief dat hen zal toekomen bij de afslui- ting van de vennootschap twee benaderingen moeten wor- den onderscheiden, m.n. :

– een eerste benadering die inhoudt dat het bedrag van het toegekende voorschot als voorschot op de verdeling on- der de activa wordt geboekt;

– een tweede benadering die inhoudt dat het bedrag van het toegekende voorschot op zichtbare wijze, globaal wordt afgetrokken van het eigen vermogen.

In haar advies geeft de CBN de voorkeur aan de tweede be- nadering.

De vraag rijst immers of de sommen die als voorschot wor- den toegekend op de uitkering daadwerkelijk een actief vormen. In de toekomst zal daaruit normalerwijze geen in- komstenstroom voortvloeien die gunstig is voor de onder- neming.

Voorschotten op de verdeling van het nettoactief worden bij- gevolg tot de sluiting van de vereffening bij voorkeur in de boekhouding opgenomen onder een afzonderlijke rekening van de klasse 1, m.n. rekening 19 (Voorschot aan de ven-

(2)

noten op de verdeling van het nettoactief). Na afl oop van de vereffening wordt rekening 19 gesaldeerd door het de- biteren van de verschillende betrokken rekeningen van het eigen vermogen.

De CBN lijkt echter niet uit te sluiten dat vennootschappen kiezen voor de eerste benadering. Deze benadering heeft geen impact op het eigen vermogen van de betrokken ven- nootschap. De aan de aandeelhouders toegekende voorschot- ten op het nettoactief worden immers als schuldvorderingen op die aandeelhouders geboekt. Het eigen vermogen van de vennootschap wijzigt niet zodat ook de berekeningbasis van de aftrek voor risicokapitaal ongewijzigd blijft.

Deze benadering is uiteraard in het voordeel van vennoot- schappen in vereffening die hun aftrek voor risicokapitaal willen optimaliseren. Evenwel houdt zij totaal geen reke- ning met de boekhoudwetgeving die uitdrukkelijk voorziet in een boeking op het passief in de rubriek «Voorschot aan de vennoten op de verdeling van het nettoactief». Het is dus zeer de vraag hoe de fi scale administratie hierop zal reage- ren.

Liesbet UYTTENHOVE Juriste – Accountantskantoor Decostere & C° BVBA

Stopzetting/overdracht van een eenmanszaak : enkele

aandachtspunten op het vlak van sociale zekerheid

Naar analogie met werknemers, werd ook voor zelfstandi- gen een sociaal vangnet gecreëerd. Het sociaal statuut der zelfstandigen wordt geregeld in het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967. Van bij de opstart van een zelfstandige ac- tiviteit, is men onderworpen aan dit statuut en is men wette- lijk verplicht om zich tijdig aan te sluiten bij een sociaal ver- zekeringsfonds naar keuze en sociale bijdragen te betalen, ongeacht of de zelfstandige activiteit in hoofdberoep dan wel in bijberoep wordt uitgeoefend.

De sociale bijdragen die per kwartaal verschuldigd zijn, wor- den in de regel berekend op het inkomen dat de zelfstandige drie jaar eerder realiseerde; dit is het refertejaar. Bij wijze van voorbeeld is 2008 het refertejaar voor het jaar 2011. De bijdragen dienen betaald te worden uiterlijk de laatste dag van het kwartaal waarop ze betrekking hebben; zo niet wor- den sancties opgelegd.

In de praktijk komt het vaak voor dat men na enkele suc- cesvolle jaren werken binnen een eenmanszaak de professio- nele activiteiten verder wenst uit te oefenen via een vennoot- schap en men beslist tot overdracht van de eenmanszaak aan een (pas opgerichte) vennootschap.

Voor wat betreft de fi scale behandeling bij overdracht of stopzetting verwijzen wij graag naar het artikel verschenen in Pacioli nr. 312 van 31 januari-13 februari 2011.

1. Overdracht van een eenmanszaak aan een zelf opgerichte

vennootschap

Na de overdracht van een eenmanszaak aan een vennoot- schap wordt de zelfstandige bedrijfsleider van de eigen ven- nootschap.

De beslissing tot overdracht heeft veelal geen onmiddellijke gevolgen voor de sociale bijdragen in hoofde van de zelfstan- dige/bedrijfsleider, aangezien de verschuldigde bijdragen worden berekend op het inkomen van het derde jaar voor- afgaand aan het huidige jaar. Een eventuele beperking van de bezoldiging die de bedrijfsleider uit de vennootschap ont- vangt, resulteert pas drie jaar later in een vermindering van de verschuldigde kwartaalbijdrage.

Bij de berekening van de sociale bijdragen moet rekening worden gehouden met de eventuele ‘stopzettingsmeer-

(3)

naar Pacioli nr. 270 van 2-15 maart 2009). Deze meerwaar- den worden inzake sociale zekerheid beschouwd als een deel van het bedrijfsinkomen en maken derhalve deel uit van de berekeningsbasis voor de sociale bijdragen. De stop- zettingsmeerwaarde zal dus leiden tot een hogere kwartaal- bijdrage in het derde jaar na de overdracht. Mogelijks kan de stopzettingsmeerwaarde ook gedurende meerdere jaren een invloed hebben op de verschuldigde sociale bijdragen.

Het is immers mogelijk dat de koopsom afgelost wordt over meerdere jaren (bijvoorbeeld wanneer de verkoopprijs vast- gesteld wordt als een percentage van de omzet dat gedu- rende een aantal jaren zal worden betaald). In dat geval zal het effect van de meerwaarde gespreid over verschillende opeenvolgende jaren voelbaar blijven.

Naast de bedrijfsleider moet ook de vennootschap worden aangesloten bij een sociale verzekeringskas. De bijdrage in hoofde van de vennootschap is afhankelijk van het balans- totaal van het voorlaatste afgesloten boekjaar en moet jaar- lijks betaald worden voor 1 juli.

2. Stopzetting van een eenmanszaak

De situatie is anders indien men beslist om de zelfstandige activiteit volledig stop te zetten. In dat geval is men niet meer onderworpen aan het sociaal statuut van zelfstandi- gen vanaf het kwartaal volgend op de stopzettingsdatum.

Vanaf dan is men niet langer sociaal verzekerd via het sta- tuut van zelfstandigen.

Stopzettingsmeerwaarden gerealiseerd bij defi nitieve en volledige stopzetting van de zelfstandige activiteiten hebben geen enkele weerslag meer op de sociale bijdragen, onge- acht of men de verkoopprijs in één keer dan wel gespreid ontvangt. Zoals hierboven beschreven, worden gespreid be- taalde meerwaarden namelijk berekend op het inkomen dat drie jaar eerder werd gerealiseerd. Het inkomen van het jaar waarin de zelfstandige al zijn zelfstandige activiteiten heeft stopgezet, zal dus nooit als bedrijfsinkomen in rekening worden genomen bij de bepaling van sociale bijdragen.

Ook als men niet meer onderworpen is aan het sociaal sta- tuut van zelfstandigen, is het belangrijk om alsnog in orde te blijven met de sociale zekerheid, door bijvoorbeeld een nieuwe beroepsactiviteit uit te oefenen als werknemer, door een vervangingsinkomen te genieten of door zich als per- soon ten laste aan te melden bij de ziekteverzekering van iemand anders. Afhankelijk van geval tot geval is men al dan niet volledig sociaal verzekerd.

Personen die na het stopzetten van hun zelfstandige activiteit niet onmiddellijk wensen over te gaan naar een andere rege- ling voor sociale zekerheid maar die toch hun pensioenloop-

baan wensen te vervolledigen kunnen gedurende twee jaar soelaas vinden in de zogenaamde voortgezette verzekering.

Hiertoe moeten uiteraard de nodige bijdragen betaald worden aan een sociaal verzekeringsfonds.

3. Welke formaliteiten moet de zelfstandige vervullen ingeval van stopzetting of overdracht van zijn eenmanszaak ?

3.1. Doorhaling van inschrijving in KBO

Indien de zelfstandige activiteit defi nitief en volledig wordt stopgezet, dient de zelfstandige binnen de maand volgend op stopzetting te worden uitgeschreven bij de Kruispunt- bank van Ondernemingen (KBO). Dit kan bij het plaatselij- ke ondernemingsloket. De datum en reden van stopzetting worden hierbij genoteerd. De zelfstandige ontvangt een at- test van schrapping.

3.2. Aangifte van stopzetting bij het btw- kantoor

Uiterlijk 30 dagen na de datum van stopzetting, moet de schrapping inzake btw worden aangevraagd. Hiertoe moet een formulier 604.C worden ingediend bij het btw-controle- kantoor waaronder de eenmanszaak ressorteerde. Deze aan- gifte kan gebeuren door de onderneming zelf of door een gevolmachtigde derde.

(Voor een gedetailleerde bespreking van de aandachtspun- ten inzake btw verwijzen wij graag naar Pacioli nr. 307 van 8-21 november 2010).

3.3. Schrapping bij de sociale verzekeringskas

Binnen een termijn van 15 dagen na het verkrijgen van het attest van doorhaling in de KBO, dient men het sociaal ver- zekeringsfonds en het ziekenfonds op de hoogte te brengen van de stopzetting van de eenmanszaak. Dit gebeurt met een persoonlijke verklaring van stopzetting en een bewijs van stopzetting (bv. een kopie van het attest van schrapping uit de KBO).

3.4. Schrapping van de inschrijving bij de RSZ indien personeel tewerkgesteld werd

De zelfstandige die tevens werkgever was, dient, binnen de maand volgend op het kwartaal waarin hij geen personeel meer tewerkstelt, de RSZ op de hoogte te brengen met ver- melding van de vertrekdatum van het laatste personeelslid.

Baker Tilly Belgium

(4)

MAR : Minimumindeling van het

Algemeen Rekeningenstelsel – Klasse 6

Het koninklijk besluit van 30 januari 2001 stelt het beginsel voorop dat de resultatenrekening de kosten en opbrengsten moet vermelden, uitgesplitst naar hun aard.

De kosten zijn de tijdens het boekjaar gedragen kosten die voortvloeien uit de uitoefening van het bedrijf, met het oog op het genereren van opbrengsten.

We herinneren er nog aan dat de kosten moeten geboekt worden aan de hand van verantwoordingsstukken, in over- eenstemming met het beginsel van de toewijzing van de kos- ten aan de opbrengsten en het beginsel van het compensatie- verbod, en ongeacht de datum van betaling ervan.

Inleiding

De eigenlijke kostenrekeningen dragen nummers begin- nende met 60 tot 67, namelijk :

– 60 – de verbruikte handelsgoederen, grond- en hulpstof- fen : aankopen van goederen + beginvoorraad – eindvoor- raad;

– 61 – de diensten en diverse goederen;

– 62 – de bezoldigingen en sociale lasten;

– 63 – de toevoegingen aan afschrijvingen, waardevermin- deringen en voorzieningen voor risico’s en kosten;

– 64 – de andere bedrijfskosten;

– 65 – de fi nanciële kosten;

– 66 – de uitzonderlijke kosten;

– 67 – de belastingkosten.

De posten 68* en 69* zijn, naar onze mening, veeleer techni- sche aanpassingen ingevolge de fi scaliteit (belastingvrije re- serves, uitgestelde belastingen) of de resultaatverwerking, dan uitgaven (lasten) in strikte zin. Bijgevolg zullen we de toepassingsgevallen van voormelde posten niet in dit artikel bespreken.

Artikel 84 van het KB van 30 januari 2001 bepaalt : «Kun- nen actief- of passiefbestanddelen tot meer dan één rubriek of onderrubriek van de balans behoren, of opbrengsten dan wel kosten tot meer dan één rubriek of onderrubriek van de re- sultatenrekening, dan worden ze ingeschreven onder die post welke ten opzichte van het voorschrift van artikel 24, eerste lid, het meest is aangewezen».

Grondstoffen en handelsgoederen

De aankopen van handelsgoederen en grondstoffen en de

6[xx] Aankopen [of Diensten]

4110 Terug te vorderen btw 440 aan Leveranciers

Na aftrek van de in de handel toegestane kortingen en van de belasting over de toegevoegde waarde, voor zover deze af- trekbaar is, worden onder deze post opgenomen de inkopen van handelsgoederen, grond- en hulpstoffen. Deze bestand- delen moeten geïnventariseerd worden, zodat de in klasse 3 ingeschreven bedragen bij de afsluiting van het boekjaar een getrouw beeld geven van de onderneming.

Worden eveneens onder deze post geboekt, de ingekochte diensten, werken en studies, voor zover deze een rechtstreek- se invloed hebben op de vervaardigingsprijs van de gepro- duceerde goederen, de algemene onderaannemingen en de inkopen van onroerende goederen bestemd voor verkoop.

De rekening «603 Onderaannemingen» wordt, onzes in- ziens, alleen onder post 60 geboekt voor zover de bestandde- len deel uitmaken of kunnen uitmaken van een als voorraad geboekt bestanddeel (klasse 3 van de MAR).

Diensten en diverse goederen

Deze rubriek wordt meestal «algemene kosten» genoemd.

Het is wel vreemd dat de MAR slechts in één enkele reke- ning voorziet. Maar niets belet ons om deze rekening uit te splitsen over subrekeningen, hetgeen, zowel met het oog op het beheer van de onderneming als fi scaaltechnisch (voor de berekening van de verworpen uitgaven) wenselijk is.

De kosten worden geboekt voor hun nettobedrag, met name na aftrek van de in de handel toegestane kortingen en btw exclusief (voor zover de btw aftrekbaar is).

De post «Diensten en diverse goederen» omvat de kosten verbonden met de dienstverlening of de levering van goe- deren door derden in het kader van de bedrijfsuitoefening, tenzij deze kosten onder rubrieken A (Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen) of C (bezoldigingen) moeten worden geboekt.

Voorbeelden

– huur en huurlasten (als de onroerende voorheffi ng ten laste van de huurder wordt gelegd, moet ze ook in een rekening 61 worden opgenomen);

– leveringen van water en energie (elektriciteit, verwar-

(5)

fi ches 281.50 en de desbetreffende samenvattende opga- ven niet op te stellen);

– bijdragen aan beroepsorganisaties (instituten, verenigin- gen, enz.);

– verzekeringspremies;

– vervoerskosten : auto (onderhouds-, parkeer- en brand- stofkosten), motorfi ets, trein, vliegtuig, enz.;

– portkosten, telefoon- en internetkosten;

– restaurant- en/of hotelkosten;

– opleidingskosten (seminaries);

– kantoorbenodigdheden en documentatie (boeken, abon- nementen);

– onderhoudskosten (onderhoudsproducten, vuilnisbak- ken, enz.);

– giften, reclame- en/of sponsoringkosten.

De ervaring leert ons dat deze rekeningen, bij een fi scale controle, grondig onderzocht worden. Oplettendheid is dus geboden, simpele kopieën volstaan volgens ons niet en op een kasticket moet een stempel aangebracht zijn zodat de leverancier en de soort dienst kan worden geïdentifi ceerd.

Er zijn twee speciale rekeningen voorzien :

617 uitzendkrachten en personen ter beschikking van de onderneming (cf. factuur van een uitzendkantoor);

618 bezoldiging, premies voor buitenwettelijke verzekerin- gen, ouderdoms- en overlevingspensioenen van bestuur- ders, zaakvoerders en werkende vennoten, die niet worden toegekend uit hoofde van een arbeidsovereenkomst (cf.

bezoldigingen van bedrijfsleiders – waardoor de bezoldi- ging van een enige bedrijfsleider niet moet worden gepu- bliceerd – en premies inzake een individuele pensioentoe- zegging).

Advies 155-1 van de CBN bepaalt dat de wijze waarop com- missies moeten worden geboekt, afhangt van de verrichting waarop zij slaan.

Slaan commissies op aankopen van de onderneming, dan maken zij substantieel of accessoir deel uit van de aankoop- kost van de gekochte goederen.

Op dit principe voorziet het koninklijk besluit van 30 ja- nuari 2001 één uitzondering, namelijk waar het gaat om bijkomende kosten met betrekking tot het aanschaffen van fi nanciële vaste activa of van geldbeleggingen die, op het ogenblik waarop ze worden gemaakt, ten laste mogen worden genomen en derhalve niet worden opgenomen in de aanschaffi ngswaarde van de betrokken fi nanciële activa.

Deze uitzondering mag niet worden uitgebreid tot de bijko- mende kosten met betrekking tot het aanschaffen van an- dere activa.

Advies 128-8 van de CBN herinnert eraan dat het Belgische boekhoudrecht het beginsel huldigt dat kosten naar hun aard moeten worden geboekt. Hoe door een onderneming gemaakte kosten in fi scaalrechtelijk opzicht worden ge(her) kwalifi ceerd – als voordelen van alle aard – heeft in beginsel geen belang voor hun boekhoudkundige verwerking. Dit geldt a fortiori ook wanneer de fi scale kwalifi catie waarmee

men rekening zou willen houden, uiteindelijk niet op de on- derneming maar op een derde slaat.

«Voordelen van alle aard» is een fi scaal begrip. Dit omvat niet alleen de kosten die in het boekhoudrecht niet onder de kwalifi catie «bezoldigingen» vallen, maar ook kosten die in fi scaal opzicht voordelen voor derden vertegenwoordigen die boekhoudkundig niet als kost in de jaarrekening van de on- derneming worden uitgedrukt (voorbeeld : fi ctieve interesten i.v.m. een renteloos voorschot aan een personeelslid).

Kosten louter op grond van hun fi scale kwalifi catie boe- ken, strookt derhalve niet met de boekhoudreglementering.

Naar het oordeel van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen zullen de bedragen die op de persoonlijke fi scale fi ches als bezoldigingen worden vermeld, derhalve niet vol- ledig overeenstemmen met de bedragen die in de rekening

«Bezoldigingen» in de boekhouding van de onderneming worden vermeld.

Om de fi scale fi ches beter in overeenstemming te brengen met de gegevens van de boekhouding, stellen we volgende boekingen voor, bijvoorbeeld in verband met de kosteloze terbeschikkingstelling van een bedrijfsvoertuig, met betrek- king tot de 5 000 of 7 500 privékilometer, vermenigvuldigd met de toepasselijke coëffi ciënt :

61811 Bezoldigingen – Voordelen van alle aard

743 aan Andere bedrijfsopbreng- sten, VAA voertuig 4514 Te betalen btw (berekend

tegen 8,55 %) – herzie- ningen

Privé-uitgaven die normaliter door de werknemer zelf moe- ten worden gedragen, maar door de onderneming defi ni- tief in zijn plaats zijn betaald, moeten evenwel steeds in de rekening «Bezoldigingen» worden geboekt, omdat een dergelijke betaling als een bezoldiging moet worden be- schouwd.

Bezoldigingen en sociale lasten

Vreemd genoeg heeft het Belgisch boekhoudrecht nooit een defi nitie gegeven van het begrip «bezoldiging».

Het betreft de bedragen die aan het personeel worden toege- kend in het kader van een arbeidsovereenkomst. De inter- nationale boekhoudstandaard IAS 19 Personeelsbeloningen geeft daarentegen een zeer nauwkeurige omschrijving.

In België moeten deze bezoldigingen verantwoord worden door fi scale fi ches 281.10 en samenvattende opgaven, zo niet kan de fi scale administratie de bijzondere aanslag op geheime commissielonen, berekend tegen het tarief van 309 %, toepassen.

Dat de kosten van de werkgever beperkt zijn tot het bru- toloon, is een misverstand. De sociale wetgeving bepaalt immers dat de werkgever, bovenop de sociale bijdragen

(6)

ten laste van de werknemer, voor de werknemer ook nog werkgeversbijdragen moet betalen aan de RSZ, gewoonlijk de «patronale lasten» genoemd. Het brutoloon van de werk- nemer wordt onder meer verminderd met de persoonlijke RSZ-bijdragen en de bedrijfsvoorheffi ng.

Voorbeeld

Betalingsfiche

620 Bezoldigingen 2 500,00

453 454 455

aan Ingehouden voorheffi ng RSZ

Bezoldigingen [te betalen]

620,75 348,76 1 530,49 Werkgeversbijdragen

621 Werkgeversbijdragen voor sociale verzekeringen

810,00

454 aan RSZ 810,00

De sociale wetgeving betreffende de werknemers bepaalt eveneens dat de werkgever het jaarlijks vakantiegeld van de bediende (of de arbeider) betaalt, op basis van de in het voorgaande jaar gepresteerde arbeid. Het brutobedrag van dit «Vakantiegeld» werd, voor de bedienden, vastgesteld op 18,8 % van de totale brutobezoldiging van het voorgaande jaar en voor de arbeiders op 10,27 % van die bezoldiging.

Op het brutobedrag van het vakantiegeld wordt nog de RSZ- bediende (arbeider) en de bedrijfsvoorheffi ng ingehouden.

Maar de werkgever moet er, in principe, geen patronale RSZ-bijdragen op betalen.

6250 Toekenning aan de voorziening voor vakantiegeld

...

456 aan Vakantiegeld ...

Een sociaal secretariaat is een instelling die zich, voor reke- ning van de werkgever, bezig houdt met de berekening en de uitsplitsing van de bezoldigingen van de werknemers.

Het betreft dus een aan de btw onderworpen dienst, waar- van de prijs afhankelijk is van de omvang van de verleende diensten. Naast de jaarlijkse opgaven, verstrekken de soci- ale secretariaten vaak ook een ontwerp van boekhoudkun- dige verwerking.

De werkgever kan beslissen om bovenop het loon maaltijd- cheques toe te kennen. Zonder alle wettelijke voorwaarden op te sommen, willen we toch eraan herinneren dat het nominaal bedrag van de cheque niet hoger mag zijn dan 7,00 euro, terwijl de persoonlijke bijdrage van de werkne- mer ten minste 1,09 euro moet bedragen.

Voorbeeld

We nemen het – meest voorkomende – geval van een maan- delijkse bestelling van 80 maaltijdcheques met een nomi- nale waarde van 7,00 euro (hetzij in totaal 560,00 euro).

Onderneming SATC koopt de 80 maaltijdcheques aan

Factuur aankoop van maaltijdcheques (aankoopdagboek) : 579 Kas maaltijdcheques 560,00

6135 Diensten en diverse goederen (commissie)

53,20

6150 Diensten en diverse goederen (verzendingskosten)

20,00

4110 Terug te vorderen btw 15,37

4400 aan Leveranciers 648,57

Voor de maand juli kent de werkgever aan zijn vier werk- nemers maaltijdcheques toe, hetzij elk 20 cheques tegen 6,00 euro/cheque.

Per werknemer wordt dus 20 maaltijdcheques x 1,09 euro

= 21,80 euro van zijn te betalen nettoloon afgetrokken (21,80 euro x 4 = 87,20 euro).

De bijdrage van de werkgever bedraagt 20 maaltijdcheques x 5,91 euro = 118,20 euro (x 4 werknemers = 472,80 euro).

Bezoldiging van vier werknemers, brutoloon 1 800,00 euro met maaltijdcheques :

620 Bezoldigingen 7 200,00

453 454 455 459

aan Ingehouden voorheffi ng RSZ

Bezoldigingen [te betalen]

Andere sociale schulden

2 000,00 869,04 4 243,76 87,20 Werkgeversbijdragen (ongewijzigde boeking, aangezien maaltijdcheques niet aan de RSZ onderworpen zijn)

621 Werkgeversbijdragen voor sociale verzekeringen

2 400,00

454 aan RSZ 2 400,00

Uitreiking van de maaltijdcheques

459 Andere sociale schulden 87,20 623 Andere personeelskosten 472,80 454 aan Kas maaltijdcheques (80

cheques tegen 7,00 euro)

560,00

Afschrijvingen en waardeverminderingen

De afschrijvingen en waardeverminderingen hebben we al behandeld in onze analyse van de oprichtingskosten, im- materiële en materiële vaste activa. Terugnemingen van af- schrijvingen en waardeverminderingen worden niet onder deze post verwerkt, maar onder de uitzonderlijke opbreng- sten.

Geboekte waardeverminderingen op voorraden, op bestel- lingen in uitvoering en op handelsvorderingen, vormen, samen met de toevoegingen aan de voorzieningen voor ri- sico’s en kosten ook kosten die geen aanleiding geven

(7)

Andere bedrijfskosten

De «Andere bedrijfskosten» zijn de door derden aangere- kende kosten die niet als diensten en diverse goederen kun- nen worden beschouwd – omdat deze kosten geen verband houden met aan de onderneming verleende diensten – maar in het rechtstreekse verlengde liggen van de hoofdactivi- teit – zo niet moeten ze als fi nanciële of uitzonderlijke kos- ten worden aangemerkt.

Voorbeelden

– de onroerende voorheffi ng (niet verwarren met de roe- rende voorheffi ng, die van toepassing is op interesten, dividenden en royalty’s);

– de verkeersbelasting;

– de niet-aftrekbare btw in verband met een leasingover- eenkomst (in de andere gevallen moet de niet-aftrekbare btw op de rekening worden geboekt waarop het bedrag, btw excl., van de kost al werd geboekt);

– de diverse gewestelijke, provinciale en gemeentelijke be- lastingen : de taks op de drijfkracht, op het tewerkgesteld personeel, de accijns, enz.;

– de minderwaarden op de realisatie van handelsvorderin- gen, tenzij het een disconto betreft; het disconto voor con- tante betaling – op sommige facturen soms aangegeven als «Kredietlimiet» wordt onder de «Andere fi nanciële kosten» geboekt.

Voor de toepassing van de btw, zijn voorschotten uitgaven die in naam en voor rekening van derden zijn gedaan. Aan- gezien deze bedragen slechts de rekeningen van de liquide middelen beïnvloeden, adviseren we om als tegenrekening gebruik te maken van een wachtrekening of een rekening diverse vorderingen/schulden.

De kosten die worden doorgerekend worden eerst gefac- tureerd ten name van de onderneming, die vervolgens zelf een factuur opstelt. Wij adviseren de doorfacturering van de voor rekening van derden gedane kosten, per categorie, op een rekening 64 te boeken, zodat de doorgefactureerde bedragen, idealiter voor hetzelfde bedrag, tot uiting ko- men op het credit van een rekening 74. Maar de btw kan deze «symmetrie» tussen de rekeningen 64x en 74x ver- storen.

Voorbeelden

– na een diner in een restaurant wordt een factuur ge- vraagd (btw aftrekbaar). De maaltijd wordt doorgefactu- reerd met btw (het is de bestemmeling van de factuur die de btw niet zal kunnen aftrekken);

– de huur van een gemengd voertuig (btw 50 % aftrekbaar) wordt doorgefactureerd met btw (ook hier is het de be- stemmeling van de factuur die maximaal 50 % van de btw zal kunnen aftrekken).

Financiële kosten

Het betreft voornamelijk de interesten in verband met de aan de onderneming toegestane fi nancieringen (schulden).

Aldus omvatten de Kosten van schulden :

1. de rente, commissies en kosten verbonden aan schulden;

2. de afschrijving van kosten bij uitgifte van leningen en van disagio.

In de praktijk mogen mensualiteiten rechtstreeks uitge- splitst worden over «rente» en «terugbetaling kapitaal». Een andere oplossing is de overeenstemmende rekening [42] te debiteren en, bij afsluiting van het boekjaar, het debetbedrag naar de fi nanciële kosten over te boeken. In alle gevallen is, onzes inziens, een afl ossingstabel van de lening onontbeer- lijk, en niet alleen om het aan de fi nanciële kosten toegere- kende bedrag te kunnen nagaan, maar ook om het bedrag van de langlopende schuld dat binnen het volgend boekjaar vervalt te kunnen herklasseren.

Als de onderneming een rentesubsidie ontvangt, gebiedt het boekhoudkundig beginsel van het compensatieverbod dat de subsidie afzonderlijk tot uiting komt op een rekening 753.

Het is niet toegestaan om op rekening 6500 van de MAR de netto betaalde rente in te schrijven.

Ook de waardeverminderingen (en terugnemingen ervan) op andere vorderingen dan handelsvorderingen, op geldbe- leggingen en op liquide middelen vallen onder de fi nanciële kosten. En ook de terugnemingen van waardeverminderin- gen op deze vlottende activa worden aan deze post toegewe- zen.

De post «Andere fi nanciële kosten» omvat alle kosten van fi nanciële aard die niet werden geboekt onder de vorige pos- ten, en in het bijzonder :

1. de minderwaarden verwezenlijkt bij de realisatie van vor- deringen, andere dan handelsvorderingen, van geldbe- leggingen en van liquide middelen;

2. het disconto ten laste van de vennootschap bij het ver- handelen van vorderingen (een wissel, een warrant, een factuur, enz.);

3. de wisselresultaten en de resultaten uit de omrekening van vreemde valuta tenzij deze specifi ek verbonden zijn met een andere post van de resultatenrekening; in dit laatste geval mogen ze onder die post worden opgeno- men;

4. de kosten betreffende posten van het eigen vermogen (kosten bij inbreng, kosten bij kapitaalverhoging, niet opgenomen onder de oprichtingskosten, de taks op ter beurze genoteerde effecten, enz.);

5. de commissies en fi nanciële kosten.

De bij de aankoop van effecten gedragen bijkomende kos- ten (en belastingen) worden doorgaans ten laste genomen.

Daartoe wordt rekening «656 Diverse fi nanciële kosten» ge- debiteerd.

Uitzonderlijke kosten

Dit zijn de kosten die geen verband houden met de gewone bedrijfsuitoefening van de vennootschap. Deze kosten zijn noch voorzienbaar, noch recurrent van aard.

(8)

Voorbeelden

– de uitzonderlijke afschrijving van een vast actief in- gevolge een schadegeval (bv. brand van een gebouw of zwaar auto-ongeval). Ook al wordt de schade volledig of gedeeltelijk door de verzekering terugbetaald, toch eist het beginsel van het compensatieverbod (art. 25, § 2, KB 30 januari 2001) dat de vergoedingen in de uitzonderlijke opbrengsten opgenomen worden (gesteld dat de kost on- der de bedrijfskosten werd opgenomen, zou een rekening

«Andere bedrijfskosten» moeten gecrediteerd worden);

– minderwaarden op de realisatie van vaste activa (bv. bij verkoop van aandelen die onder de fi nanciële vaste activa waren opgenomen), enz.

We herinneren eraan dat artikel 6 van de wet van 17 juli 1975, in alle gevallen, eist dat elke boeking geschiedt aan de hand van een verantwoordingsstuk.

Belastingkosten

Het betreft de directe belastingen ten laste van de vennoot- schap. De rekeningen 670 omvatten de belastingen van het lopend boekjaar.

De directe belasting is de belasting die uit hun aard duur- zame situaties treft. Ze treft de inkomsten van een welom- schreven belastbaar tijdperk en wordt gevestigd voor een bepaald belastbaar tijdperk (aanslagjaar). De personenbe- lasting (PB) en de vennootschapsbelasting (Ven.b.) worden vooraf geheven door middel van twee afzonderlijke heffi n- gen :

– de roerende voorheffi ng;

– de bedrijfsvoorheffi ng (op de bezoldigingen – zie hier- voor) en/of de voorafbetalingen.

De roerende voorheffi ng

De roerende voorheffi ng is verschuldigd door de schulde- naars van roerende inkomsten : inkomsten van aandelen (of belegd kapitaal), interesten of royalty’s. Artikel 267 WIB 1992 bepaalt dat «de toekenning of de betaalbaarstel- ling van de inkomsten, in geld of in natura, de opeisbaarheid van de roerende voorheffing medebrengt».

Het tarief van de roerende voorheffi ng bedraagt 15 % voor interesten en royalty’s en 25 % voor inkomsten van aande- len (in sommige gevallen 15 % of 10 %).

De roerende voorheffi ng is alleen bevrijdend ten name van de natuurlijke personen die de bestanddelen niet voor de uit- oefening van hun beroepswerkzaamheid hebben gebruikt.

Voorbeeld

Een (rechthebbende) onderneming int 85,00 euro netto-in- terest.

55 Kredietinstellingen 85,00

6700 Verschuldigde of gestorte belastin- gen en voorheffi ngen

15,00

751 aan Opbrengsten uit vlottende activa

100,00

De voorafbetalingen en de belasting

Voorafbetalingen zijn noodzakelijk om een belastingver- meerdering te vermijden (artikel 157 e.v. WIB 1992). Voor- afbetalingen worden per kwartaal gedaan en moeten uiter- lijk op 10 april, 10 juli, 10 oktober en 20 december van het jaar «vóór het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd»

zijn gestort.

In advies 128-6 van de CBN wordt de boeking van de belas- ting gedetailleerd uiteengezet. Het ontbreekt ons hier aan ruimte om de inhoud van dit advies te bespreken, waarmee onze confraters trouwens behoorlijk vertrouwd zijn.

Voorafbetalingen worden rechtstreeks geboekt via de bank- rekening (dat het enige verantwoordingsstuk is), en wel als volgt :

6700 Verschuldigde of gestorte belastin- gen en voorheffi ngen

...

550 aan Kredietinstellingen ...

Indien het bedrag van de voorafbetalingen en voorheffi ngen hoger is dan het geraamd bedrag van de verschuldigde belas- tingen, moet dit overschot geactiveerd worden (rekening 412 van de MAR). Indien de geraamde belasting echter hoger is dan de voorafbetalingen en voorheffi ngen, moet geboekt worden :

6702 Verschuldigde of gestorte belas- tingsupplementen

4500 aan Schulden met betrekking tot belastingen

Stéphane MERCIER Erkend Boekhouder-fiscalist BIBF

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

**Belkosten zijn de standaard gesprekskosten naast de kosten van het gebelde nummer, die u betaalt vanaf 01-01-2014. Eenmalige kosten voor

Gelet op het feit dat, wanneer de uitgevoerde wer- ken van die aard zijn dat ze een belangrijke wijzi- ging aan het gebouw met zich brengen, het meestal moeilijk is te bepalen of

Daarom werd in de rechtspraak en rechtsleer tot 2001 aangenomen dat de causaliteitsvoorwaarde voor een vennootschap eigenlijk niet gold, zonder dat dit overigens betekende dat

Aangezien er wettelijk wordt bepaald dat er geen schulden meer mogen blijken uit de op te stellen staat van activa en passiva (lees : boekhoudkundige staat waaruit het vermo- gen

Voor de betrokken vennootschappen brengt dit dus de ver- plichting mee om vóór het verstrijken van de overgangspe- riode hun statuten aan te passen, hetzij om het bestaan van

Indien de beschikbaarstelling van privatieve en gemeenschappelijke lokalen gepaard gaat met de levering van bepaalde van deze diensten die NIET bij de onroerende verhuring komen

Indien er voor een belastbaar tijdperk geen of onvoldoende winst is om de aftrek voor risicokapitaal in mindering te kunnen brengen, wordt de voor dat belastbaar tijdperk niet

We werken openlijk ontvangen opvoeding nog slechts de notaris uit sparen om kosten notaris gemeenschap van goederen en veiligheid voor de nederlandse erfrecht door de verschafte