109572
ADVIES
in het geding tussen:
[verzoekster], wonende te [woonplaats], verzoekster, en
[bevoegd gezag], gevestigd te [vestigingsplaats], het bevoegd gezag van [de school] te [vestigingsplaats], verweerder
gemachtigde: de heer mr. M.R.A. Dekker
1. KERN VAN HET ADVIES
Het verzoek is ongegrond. Verweerder heeft in redelijkheid tot het voornemen tot verwijdering kunnen komen, en heeft tot dit moment overeenkomstig de regels van passend onderwijs gehandeld.
2. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Op 22 november 2020, aangevuld op 6 januari 2021, heeft verzoekster aan de Commissie een geschil voorgelegd over de voorgenomen beslissing van verweerder van 12 november 2020 om [de leerling] te verwijderen van [de school].
Verweerder heeft op 10 december 2020 een verweerschrift ingediend.
De digitale hoorzitting vond plaats op 12 januari 2021.
Verzoekster was aanwezig, vergezeld door de [ambulant begeleider] van [de leerling] vanuit de [organisatie], en de [onderwijsconsulent].
Namens verweerder waren aanwezig de [directeur] en de [zorgcoördinator] van de school. Zij werden bijgestaan door de gemachtigde.
3. DE FEITEN
1. Verzoekster is de moeder van [de leerling]. [de leerling] is geboren op [geboortedatum]
2006.
2. [leerling] is in augustus 2018 begonnen op [school 2] te [vestigingsplaats], in de brugklas havo/vwo. Vanwege achterblijvende schoolresultaten is hij na het eerste jaar overgestapt naar de mavo-afdeling van [de school], eveneens gevestigd te [vestigingsplaats].
3. Vanwege de werkhouding en het gedrag van [leerling] heeft de school in eerste instantie ingezet op extra mentorbegeleiding. Ook heeft de klas van [leerling] gezamenlijk
motivatie- en gedragstraining gehad van een extern coachingsbureau. Een van de externe coaches heeft vervolgens nog een aantal individuele gesprekken met [de leerling]
gevoerd.
4. In januari 2020 heeft de school voor [de leerling] een opp opgesteld. Dit opp is met name gericht op gedragsaspecten. Verzoekster heeft dit opp ondertekend.
5. Naar aanleiding van een incident op 13 februari 2020, waarbij [leerling] onder meer met een tafel heeft gegooid, heeft de school [leerling] een schorsing van vijf dagen opgelegd.
De school heeft daarna een externe orthopedagoog ingezet om [leerling] te begeleiden.
Dit traject is kort na de start afgebroken.
6. Op 6 oktober 2020 bevond [leerling] zich op enig moment in het meisjestoilet. Nadat hij daarop was aangesproken heeft hij docenten en de directeur uitgescholden, met
meubilair gegooid en een brandmelder in werking gezet, wat heeft geleid tot ontruiming van de school.
7. Op 12 oktober 2020 heeft verweerder verzoekster schriftelijk het voornemen
meegedeeld om [de leerling] als leerling van de school te verwijderen. Dit voornemen is een dag later met verzoekster besproken. Sindsdien volgt [de leerling] thuisonderwijs op afstand.
8. Op 21 oktober 2020 heeft verzoekster bij de regiodirecteur schriftelijk bezwaar gemaakt tegen het voornemen tot verwijdering. De regiodirecteur heeft daarop op 20 november 2020 in een schriftelijke reactie de bezwaren van verzoekster afgewezen.
9. Op 18 december 2020 heeft verzoekster een gesprek gehad met een consulent passend onderwijs van het swv. De consulent heeft in dat gesprek voorgesteld dat [de leerling] na de kerstvakantie start op [school 3] te [vestigingsplaats], een bovenschoolse voorziening van het swv, gericht op leerlingen met gedragsproblematiek. [de leerling] kan daar werken met het les- en toetsmateriaal van [school 4], afdeling vmbo, met het doel om naar deze school uit te stromen. Vanaf het schooljaar 2021-2022 is er een plek voor [de leerling] beschikbaar op [school 4].
4. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN Standpunt verzoekster
De ondersteuning die in het opp is opgenomen is helaas niet van de grond gekomen, mede vanwege de coronamaatregelen, waaronder de tijdelijke sluiting van de school. De externe coaching is destijds beëindigd tegen het advies van het betreffende bureau in.
Inmiddels krijgt [de leerling] ondersteuning van een ambulant begeleider, die hij zelf heeft
benaderd. Verder is hij aangemeld bij een kinderpsycholoog, die hem helpt bij het omgaan met de relatie met zijn vader. Die relatie is ernstig verstoord en dat heeft veel invloed op de
emotieregulatie van [de leerling]. De incidenten op school zijn daar een uitvloeisel van. De ambulante begeleiding richt zich op de regulatie van die emoties, hoe om te gaan met gezag en conflictsituaties en het aanleren van sociale vaardigheden. [de leerling] staat open voor
begeleiding. Hij heeft dat ook kenbaar gemaakt aan de schooldirecteur. Hij heeft tijd en ruimte nodig om zijn gedrag te veranderen.
[de leerling] is in zijn schoolcarrière twee keer tussentijds van school veranderd. Hij heeft moeite met wennen aan een nieuwe schoolomgeving en zich aansluiten bij een nieuwe groep leerlingen.
De weerstand die [de leerling] heeft tegen een overgang naar [school 3] moet niet onderschat worden. Verzoekster en [de leerling] zijn inmiddels wel zo ver dat zij een feitelijke terugkeer naar [de school] niet wenselijk vinden voor de verdere ontwikkeling van [de leerling]. Hij moet direct overstappen naar [school 4]. Met de juiste ondersteuning moet hij daar kunnen slagen. Die begeleiding kan zo nodig ook door een externe partij worden gegeven. Op [school 3] is overigens ook sprake van ondersteuning door externen.
Standpunt verweerder
De heftige incidenten op 13 februari 2020 en 6 oktober 2020 zijn onderdeel van een lange reeks incidenten waarbij [de leerling] betrokken was. Een plek op de school is niet langer houdbaar omdat [de leerling] niet meer te hanteren is. Alle benaderde deskundigen – school, Jeugdformaat, Leerplicht en swv – zijn van mening dat een plaatsing op [school 3] nu de meest passende optie voor [de leerling] is. Als [de leerling] dat traject met goed gevolg doorloopt kan hij het nieuwe schooljaar op [school 4] starten. Een terugkeer naar de school is niet aan de orde. Plaatsing op een andere reguliere vo-school valt op dit moment ook niet te verwachten, althans niet zonder een voorafgaand traject op [school 3], gelet op de ernst van de gedragsproblematiek. Een
dergelijk traject vergroot juist de kansen van [de leerling] om op [school 4] te slagen. Het klopt dat op [school 3] sprake is van ondersteuning door externen, maar die zijn wel altijd op school
aanwezig. Daarnaast zijn er trainingen in groepsverband, en dat heeft beslist meerwaarde voor [de leerling]. Eventueel wil verweerder nog wel navragen of [school 4] bereid is om [de leerling]
op een eerder moment te plaatsen onder de voorwaarde dat hij daarnaast intensieve externe ondersteuning krijgt.
De ingezette ondersteuning is om twee redenen niet goed verlopen. Coronamaatregelen
beperkten het gewenste contact. Daarnaast herkenden verzoekster en [de leerling] zich niet in de aanpak van de begeleiding. De beëindiging van de externe coaching is het gevolg van een
misverstand: de betreffende coach dacht dat er geen begeleiding op school meer mogelijk was en heeft vervolgens het traject voor zichzelf afgesloten.
5. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE Bevoegdheid en ontvankelijkheid
Ouders kunnen aan de Commissie geschillen voorleggen die verband houden met de verwijdering van een leerling.1 Voor wat de beoordeling van de bevoegdheid van de Commissie betreft, stelt zij een voornemen tot verwijderen gelijk aan een geschil over verwijdering. Het geschil heeft hierop betrekking nu verweerder op 12 oktober 2020 aan verzoekster kenbaar heeft gemaakt dat [de leerling] niet kan terugkeren op de school. Aldus is de Commissie bevoegd. Nu verder het verzoek tijdig is ingediend, is het verzoek ontvankelijk.
De beoordeling van het verzoek
De Commissie beschouwt de mededeling dat de school niet meer kan voorzien in de
ondersteuningsbehoefte van [de leerling], in combinatie met het plan om hem tijdelijk elders te plaatsen, als een voornemen tot verwijdering, temeer omdat verweerder heeft uitgesloten dat [de leerling] te zijner tijd terugkeert op de school. Overigens bestrijdt verzoekster niet dat er voor [de leerling] geen toekomst is op de school.
Formeel is nog geen sprake van definitieve verwijdering zodat slechts tot dit moment kan worden beoordeeld of verweerder overeenkomstig de regels van passend onderwijs heeft gehandeld.
De Commissie overweegt dat de school de nodige inspanningen heeft verricht voor [de leerling], zoals het aanbieden van extra mentorbegeleiding, klassikale en individuele coaching en
ondersteuning door een orthopedagoog. Dat deze acties niet hebben geleid tot verbetering is niet aanwijsbaar op het conto van de school te plaatsen. Met de verwijzing van [de leerling] naar [school 3] wil verweerder een volgende stap in het proces zetten, om de problematiek en daarop te ondernemen actie, inclusief het vervolgonderwijs, op een heldere en gestructureerde manier in kaart te brengen. Gelet op de geschetste gedragsproblematiek, zoals het fysiek bejegenen van medeleerlingen en het vertonen van grensoverschrijdend gedrag jegens medeleerlingen en personeel, is de Commissie van oordeel dat de school in redelijkheid heeft kunnen besluiten om [de leerling] op [school 3] onder te brengen. Voorts heeft verweerder al een mogelijke passende vervolgschool voor [de leerling] gevonden: met ingang van het schooljaar 2021-2022 is voor hem een plek op [school 4] gereserveerd.
Op grond van het voorgaande komt de Commissie tot het oordeel dat verweerder in redelijkheid tot de voorgenomen verwijdering van [de leerling] heeft kunnen komen, en dat verweerder tot dit moment overeenkomstig de regels van passend onderwijs heeft gehandeld.
6. OORDEEL
Op grond van bovenstaande overwegingen oordeelt de Commissie het verzoek ongegrond.
7. AANBEVELINGEN
De Commissie adviseert verzoekster om [de leerling] zo spoedig mogelijk naar [school 3] te laten gaan, indien een vervroegde plaatsing op [school 4] niet mogelijk blijkt.
De Commissie adviseert partijen om te komen tot overleg/afstemming over de verschillende vormen van begeleiding – in de schoolsituatie en daarbuiten – die [de leerling] krijgt, zodat zijn begeleiding zo optimaal mogelijk vormgegeven kan worden.
Aldus gedaan te Utrecht op 29 januari 2021 door mr. J.P.L.C. Dijkgraaf, voorzitter, drs. E. Hoeksma en drs. J.P.M. Wichers-Bots, leden, in aanwezigheid van mr. J.J. van Beek, secretaris.
mr. J.P.L.C. Dijkgraaf mr. J.J. van Beek
voorzitter secretaris
1Op grond van artikel 27 lid 2 sub b Wet op het voortgezet onderwijs (WVO).