• No results found

KERN VAN HET ADVIES:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "KERN VAN HET ADVIES:"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

KERN VAN HET ADVIES:

Het verzoek is gegrond. De verwijderingsbeslissing staat niet in verhouding tot de incidenten en het vertoonde gedrag van de leerling en zijn ouders. Tussen school en ouders is overleg vereist, mogelijk met een bemiddelaar.

109064

ADVIES

in het geding tussen:

mevrouw [verzoekster] en de heer [verzoeker], wonende te [plaatsnaam], verzoekers, en

[het bevoegd gezag], gevestigd te [plaatsnaam], het bevoegd gezag van [de school], verweerder gemachtigde: de heer mr. drs. H.E. van Ipenburg

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 21 november 2019 hebben verzoekers een klacht voorgelegd aan de Landelijke

Klachtencommissie Onderwijs (LKC). Na overleg met het secretariaat hebben verzoekers besloten de klacht niet door te zetten maar deze, met toezending van aanvullende stukken op

11 december 2019, voor te leggen aan de Geschillencommissie passend onderwijs (Commissie).

Het verzoekschrift is gericht tegen de beslissing van 10 december 2019 om [de leerling] te verwijderen van [de school] te [plaatsnaam] (verder: de school).

Verweerder heeft op 8 januari 2020 een verweerschrift ingediend.

De hoorzitting vond plaats op 16 januari 2020 te Utrecht.

Verzoekers waren ter zitting aanwezig en werden vergezeld door [de leerling], hun zoon.

[de leerling] heeft aan het begin van de zitting vragen van de Commissie beantwoord en heeft daarna de zaal verlaten.

Namens verweerder waren aanwezig ter zitting de heer [directeur van de school], de heer [teamleider basisberoepsgerichte leerweg] en de heer [zorgcoördinator], daartoe bijgestaan door de gemachtigde.

[het samenwerkingsverband] werd ter zitting vertegenwoordigd door mevrouw [directeur], en de heer [voorzitter van de Toelaatbaarheidscommissie].

(2)

2. DE FEITEN

1. Verzoekers zijn de ouders van [de leerling]. [de leerling] is geboren op [geboortedatum]

2004. Vanaf het schooljaar 2017-2018 volgt [de leerling] vmbo-bb op de school. [de leerling] is bekend met een trauma en faalangst.

2. Op 10 september 2019 heeft de school een ontwikkelingsperspectief (opp) opgesteld.

3. Op 8 oktober 2019 vond een incident op de school plaats, waarbij [de leerling] een dreigende houding naar een teamleider aannam. Verweerder heeft daarna [de leerling]

voor twee dagen geschorst.

4. Verzoekster heeft op 10 oktober 2019 een klacht ingediend tegen de directeur van de school en de teamleider. De klachten zijn door verweerder ongegrond verklaard.

5. Vanwege betrokkenheid van [de leerling] bij het induwen van het brandalarm op de school heeft verweerder besloten om [de leerling] van 20 t/m 25 november 2019 te schorsen.

6. Op 3 december 2019 heeft een incident plaatsgevonden waarbij [de leerling] een dreigende houding naar de directeur heeft aangenomen.

7. Verweerder heeft verzoekers op 3 december 2019 schriftelijk in kennis gesteld dat zij voornemens is [de leerling] te verwijderen. Verzoekers zijn uitgenodigd voor een gesprek op 6 december 2019.

8. Verweerder heeft vervolgens besloten om over te gaan tot de definitieve verwijdering van [de leerling]. Dit besluit heeft verweerder op 10 december 2019 aan verzoekers

gezonden.

3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN Standpunt verzoekers

Het verwijderen van [de leerling] van de school is buitenproportioneel. Verweerder had minder ingrijpende middelen kunnen inzetten. Bij de aanmelding van [de leerling] op de school hebben verzoekers toegelicht dat hij een trauma heeft en zij dachten dat de school voldoende kennis had om daarmee om te gaan. Tot september 2019 waren er geen incidenten met [de leerling]. Daarna volgen in zeer korte tijd drie incidenten. [de leerling] heeft atypisch gedrag laten zien, maar van fysieke dreiging jegens docent(en) is nooit sprake geweest. [de leerling] heeft, na het laatste incident, van de huisarts met spoed een verwijzing naar jeugd-GGZ gekregen. Voor de eerste twee incidenten heeft verweerder [de leerling] geschorst. Verzoekers kunnen zich niet vinden in de schorsingen en hebben na zowel de eerste als de tweede schorsing een klacht bij school

ingediend. Sinds het indienen van de klachten verloopt het contact met de school zeer moeizaam.

De schorsingen en de ingediende klachten dienen los te staan van het belang en het welzijn van [de leerling]. Van het aanbod om bij het gesprek ook het samenwerkingsverband uit te nodigen, heeft verweerder geen gebruik willen maken. Ook hebben verzoekers een voorstel voor mediaton gedaan. Op dit laatste verzoek heeft verweerder niet gereageerd. Verzoekers hebben zich nimmer intimiderend richting verweerder geuit. Dit kan dan ook geen grond zijn voor het besluit om [de leerling] van school te verwijderen.

Verweerder heeft huiswerk aan [de leerling] verstrekt. Het is voor verzoekers niet mogelijk om

(3)

Verzoekers zijn op zoek naar een passende onderwijsplek voor [de leerling], waarbij zij zich voor ondersteuning tot het samenwerkingsverband hebben gewend. Verzoekers kunnen zich niet vinden in het voorstel van verweerder, zoals op genomen in het verweerschrift, om onder andere de communicatie enkel via de verzoeker en de zorgcoördinator te laten lopen, zodat [de leerling]

alsnog op de school kan blijven.

Standpunt verweerder

[de leerling] is verwijderd vanwege zijn gedrag, de communicatie door verzoekers, met name door verzoekster, en het ontbreken van mogelijkheden om afspraken met verzoekers te maken over het volgen van regulier onderwijs. Bij aanvang van het derde schooljaar hebben zich drie ernstige incidenten voorgedaan. Na het eerste incident heeft verweerder besloten om [de leerling] te schorsen als een pedagogische maatregel. Vervolgens is [de leerling] betrokken bij het induwen van brandalarm waardoor hulpdiensten onnodig zijn uitgerukt. Dit heeft geleid tot commotie bij personeel, leerlingen en hun ouders. Verweerder heeft besloten [de leerling] te schorsen omdat duidelijk dient te zijn dat de school grenzen stelt. Wederom volgde een incident op de school waarbij [de leerling] zeer onrustig was, de trap afstormde en richting de directeur een beweging van een kopstoot maakte. Het lijkt te gaan om structureel gedrag bij [de leerling] dat voortvloeit uit kindeigen problematiek. Verweerder heeft hierover meerdere gesprekken met verzoekers gevoerd, ook in het kader van het opp. Met name verzoekster interpreteert en legt zaken anders uit. Verweerder heeft getracht tot een werkbare relatie te komen, maar de situatie is zo complex geworden dat mediation ook niet passend is.

Vanwege de verstoorde verhouding met verzoekers heeft verweerder het samenwerkingsverband benaderd om te bemiddelen bij het vinden van een andere passende onderwijsplek voor [de leerling]. Dit betekent niet dat verweerder zich aan haar inspanningsverplichting onttrekt. [de leerling] krijgt huiswerk maar dat wordt niet ingeleverd.

Om te voorkomen dat [de leerling] langer thuis blijft zitten, kan hij terugkeren mits een aantal afspraken in een overeenkomst vastgelegd worden. De communicatie rondom [de leerling] zal via verzoeker en de zorgcoördinator lopen. [de leerling] zal starten in een trainingsklas, waarbij hij een aangepast lesprogramma krijgt. De mogelijkheid bestaat dat hij bij een reguliere klas instroomt. Verweerder zal kijken naar de ondersteuning van [de leerling], waarbij mogelijk de zorgcoördinator met de jeugd-GGZ een gesprek kan voeren.

4. INBRENG SAMENWERKINGSVERBAND

Het samenwerkingsverband speelt op verzoek van verweerder een bemiddelende rol tussen verweerder en de ouders van [de leerling] bij het vinden van een passende onderwijsplek voor [de leerling]. Ouders zijn actief op zoek naar een andere school. Verweerder heeft hiervoor informatie met het samenwerkingsverband gedeeld. Het samenwerkingsverband kan behulpzaam zijn om ervoor zorg te dragen dat [de leerling] een goede start op een nieuwe school kan maken. Het samenwerkingsverband bekijkt wat zowel [de leerling] als de school hiervoor nodig hebben.

Tevens kan de inzet van het samenwerkingsverband het proces naar een nieuwe school mogelijk versnellen.

(4)

5. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE Bevoegdheid en ontvankelijkheid bij verwijdering

Aan de Commissie kunnen geschillen worden voorgelegd die verband houden met de verwijdering van een leerling.1 Voor wat de beoordeling van de bevoegdheid van de Commissie betreft, stelt zij een voornemen tot verwijdering hieraan gelijk. Het geschil heeft hierop betrekking. De Commissie is daarom bevoegd. Nu het verzoek tijdig is ingediend, is het verzoek ontvankelijk.

De beoordeling van het verwijderingsbesluit

In de wet is geregeld dat verwijdering van een leerling niet plaatsvindt dan nadat het bevoegd gezag ervoor heeft zorggedragen dat een andere school bereid is de leerling toe te laten.2 Vooralsnog heeft verweerder geen andere school gevonden die [de leerling] toelaat. Nu er nog geen andere school voor [de leerling] is, kan slechts sprake zijn van een voorgenomen besluit tot definitieve verwijdering. De grond voor de door verweerder genomen beslissing is kennelijk gelegen in het gedrag van [de leerling], en de verstoorde relatie met verzoekster als gevolg van haar gedrag en communicatie.

Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de Commissie echter gebleken dat de verwijderingsbeslissing feitelijk een ordemaatregel is. Wat daarop wijst is de toezegging van verweerder dat [de leerling] op school kan blijven en dat hij daar in een extra ondersteuningsstructuur zal worden geplaatst.

Overigens rechtvaardigen de gedragingen van [de leerling] en de daarmee samenhangende incidenten, zoals uit de stukken en ter zitting naar voren is gekomen, hoe ongewenst ook, geen verwijdering. Die uiterste maatregel staat onvoldoende in verhouding tot de aard en ernst van de aangevoerde gedragingen en incidenten. Dit laat onverlet dat verweerder (corrigerend) dient op te treden bij dergelijke incidenten. Dat sprake is van een onhoudbare situatie als gevolg van zijn gedragingen op de school is niet gebleken. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze gedragingen afzonderlijk of tezamen dermate ernstig zijn dat dit verwijdering rechtvaardigt. Er is sprake van moeizame communicatie tussen verzoekers en verweerder. Het starten van mediation was een mogelijkheid geweest om uit deze patstelling te komen. Denkbaar is dat partijen hiermee alsnog aan de slag gaan, waarbij het belang en het welzijn van [de leerling] voorop dient te staan.

Indien [de leerling] onderwijs op de school wil blijven volgen, dienen zowel verweerder als verzoekers zich hiervoor in te spannen en mogelijke ergernissen terzijde te plaatsen. Dit gezegd hebbende is het de Commissie niet gebleken dat de communicatieproblemen dan wel het gedrag van verzoekers of dat van [de leerling] voldoende grond opleveren om [de leerling] te verwijderen van school.

Bovendien zal een verwijdering wegens gedragsmatige problematiek van de leerling onderbouwd dienen te zijn door het ontwikkelingsperspectief. Verwacht mag worden dat aan de hand van dat document gewerkt wordt aan de ondersteuningsbehoefte van [de leerling] en dat dit plan wordt bijgesteld als doelen onverhoopt niet worden gehaald. Voorts dient over het plan met de ouders op instemming gericht overleg te worden gevoerd. Ook zal bij een verwijdering van [de leerling], duidelijk moeten zijn welke vorm van onderwijs en school voor hem passend is. Dat [de leerling]

buiten het onderwijs van de school wordt gehouden zonder dat voor hem een

toelaatbaarheidsverklaring is aangevraagd, verdraagt zich in beginsel niet met de uitgangspunten

(5)

6. OORDEEL

Op grond van bovenstaande overwegingen oordeelt de Commissie het verzoek gegrond.

7. AANBEVELINGEN

De Commissie adviseert verweerder om inhoud te geven aan zijn toezegging [de leerling] terug te plaatsen op de school. Het ontwikkelingsperspectief voor [de leerling] dient te worden bijgesteld.

Dit vereist overleg met verzoekers. Gezien de communicatieproblematiek tussen verweerder en verzoekers kan bij dit overleg mogelijk een deskundige derde worden betrokken. Indien [de leerling] niet op de school wil terugkeren, adviseert de Commissie om in overleg op zeer korte termijn een passende onderwijsplek voor [de leerling] te vinden, waarbij die periode aan [de leerling] op adequate wijze huiswerk en momenten om het in te leveren, worden geboden.

Aldus gedaan te Utrecht op 7 februari 2020 door mr. J.P.L.C. Dijkgraaf, voorzitter,

drs. J.J.M. Cremers, drs. W.A.J.J. Willems, leden en in aanwezigheid van mr. J. Nikkels, secretaris.

mr. J.P.L.C. Dijkgraaf mr. J. Nikkels

voorzitter secretaris

1 Dit is geregeld in artikel 27c lid 2 sub b van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO)

2 Artikel 27 lid 1 derde volzin WVO: Definitieve verwijdering van een leerling waarop de Leerplicht 1969 van toepassing is, vindt niet plaats dan nadat het bevoegd gezag ervoor heeft zorggedragen dat een andere school, een school voor voortgezet speciaal onderwijs, een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs dan wel een instelling als bedoeld in artikel 1 onder c, van de Leerplichtwet 1969 bereid is de leerling toe te laten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor wat betreft de klacht rond de zorgplicht van de school jegens de zoon van klaagster heeft de school verklaard dat er ondanks de ondersteuningsbehoefte van klaagster rondom

Definitieve uitschrijving en verwijdering van een leerling vindt niet plaats dan nadat het bevoegd gezag ervoor heeft zorg gedragen dat een andere school, een school voor

Verder bevat het derde lid de bevoegdheid voor de Minister van SZW tot definitieve verwijdering van de gegevens uit het register indien de ge(her)registreerde met zijn

Op basis van dit besluit dient degene een bouwwerk gebruikt, tenzij het betreft een gebruik uitsluitend als woonfunctie als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van het Bouwbesluit

Behoudens spoedeisende gevallen stelt Onze minister de raad in de gelegenheid voor iedere te vervullen plaats in de directie een voordracht te doen van ten minste één persoon, waarvan

Het bevoegd gezag kan besluiten tot definitieve verwijdering van een leerling nadat deze en, indien de leerling nog niet de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt, ook diens

De Commissie stelt vast dat de school in het verleden getracht heeft aan de behoefte van klager tegemoet te komen door hem wekelijks een mogelijkheid te bieden voor een

Deze elementen komen niet terug in het dossier bevoegd gezag, omdat deze in de aanvraag van de vergunning voor de omgevingsplanactiviteit