• No results found

EUROPEES PARLEMENT WERKDOCUMENT. Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken. 25 maart 2004

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "EUROPEES PARLEMENT WERKDOCUMENT. Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken. 25 maart 2004"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DT\530134NL.doc PE 339.635

NL NL

EUROPEES PARLEMENT

1999 









 

2004

Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken

25 maart 2004

WERKDOCUMENT

over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat

(herschikking)

Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken

Rapporteur: Joke Swiebel

(2)

PE 339.635 2/7 DT\530134NL.doc

NL

De tenuitvoerlegging van het besluit van de Europese Raad tot oprichting van een Mensenrechtenbureau

De Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken nam in haar vergadering van 21 januari 2004 kennis van het besluit van de Europese Raad betreffende de uitbreiding van het mandaat van het Europees Waarnemingscentrum tot dat van een

Mensenrechtenbureau; zij stemde in met de indiening door de rapporteur van een werkdocument over de tenuitvoerlegging van het besluit van de Europese Raad.

1. Het besluit van de Raad; bedoeling en opmaak van dit werkdocument

Op de Europese Raad van Brussel van 13 december 2003 werd een besluit genomen over de zetels van bepaalde bureaus en agentschappen van de EU. "In hetzelfde kader benadrukten de vertegenwoordigers van de lidstaten, in de Europese Raad bijeen, het belang van verzameling en analyse van gegevens inzake de mensenrechten met het oog op het bepalen van beleid van de Unie op dit gebied en kwamen zij overeen om voort te bouwen op het bestaande Europese Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat en het mandaat daarvan uit te breiden zodat het een Mensenrechtenbureau wordt. De Commissie stemde hier ook mee in en deelde mee dat zij voornemens is een voorstel in te dienen om Verordening 1035/97 van de Raad van 2 juni 1997 in die zin te wijzigen."1

Dit besluit kwam als een volslagen verrassing - zelfs voor insiders. Het werd een slecht voorbeeld van politiek handjeklap genoemd en zou volgens critici op een vreemde manier haaks staan2 op de discussie die momenteel gaande is betreffende het functioneren van het huidige, complexe mensenrechteninstrumentarium op EU-niveau.

Het voornemen van de Commissie om een nieuw voorstel in te dienen ter vervanging van het huidige mandaat van het Waarnemingscentrum zou duidelijk alleen maar kunnen betekenen dat zij haar eerdere mededeling3 over de werkzaamheden van het Waarnemingscentrum en het voorstel tot herschikking van de Verordening betreffende zijn mandaat en organisatie zou intrekken. Als EP-rapporteur voor dit dossier ben ik van mening dat gedane zaken geen keer nemen. Ik benaderd zaken veeleer positief. Dit werkdocument heeft tot doel een aantal bouwstenen aan te dragen die zouden kunnen bijdragen aan de totstandkoming van een Mensenrechtenbureau van de EU. Door de oorsprong en de historische achtergronden van het idee te schetsen (par. 2), zouden we de consternatie die over het genomen besluit is ontstaan iets kunnen afzwakken en de discussie een iets meer geordend karakter kunnen geven. Een overzicht van een aantal recente ontwikkelingen op het gebied van de EU-besluitvorming inzake mensenrechten (par. 3) zou kunnen bijdragen aan een analyse van zowel de

verbeteringen als de tekortkomingen waarvan op dit gebied sprake is. Dat zou neerkomen op een invulling van het politieke en institutionele landschap waarin een nieuw

Mensenrechtenbureau een plaats zal moeten vinden. Ook is het noodzakelijk rekening te houden met de beoordeling van de werking van het Waarnemingscentrum, zoals die werd gegeven in bovengenoemde mededeling van de Commissie. De core business van het Waarnemingscentrum, zoals die er nu uitziet - het aanleveren van betrouwbare en

vergelijkbare gegevens over de verschijnselen van racisme en vreemdelingenhaat - mag niet zomaar even onder het tapijt worden geveegd. Dit is des te belangrijker nu het erop lijkt dat de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat haar plaats aan de top van de politieke

1 http://register.consilium.eu.int/pdf/en/04/st05/st05381.en04.pdf.

2 Brief van het EU-bureau van Amnesty International en het Europese Netwerk tegen Racisme aan commissaris Vitorino van 12 februari 2004.

3 COM (2003) 483 van 5.8.2003.

(3)

DT\530134NL.doc 3/7 PE 339.635

NL

agenda van de EU bezig is te verliezen (par. 4). In par. 5 wordt nagegaan wat wij kunnen hebben aan de aanbevelingen over de instellingen op het gebied van de mensenrechten die zijn opgesteld in het kader van de Verenigde Naties en de Raad van Europa. Betere

mechanismen voor samenwerking tussen de EU en Raad van Europa komen aan bod in par. 6.

2. Een EU-Mensenrechtenbureau - oorsprong en historische achtergronden van het idee1

In 1998 beval een Comité van Wijzen de oprichting aan van een EU Human Rights Monitoring Agency voor het verzamelen van informatie en het analyseren van de mensenrechtensituatie in de EU.2 Het Comité stelde dat geïnformeerde, consequente en transparante beleidsvorming onmogelijk is, wanneer geen nauwkeurige en recente informatie beschikbaar is. Op de Europese Raad in Keulen (juni 1999) werd besloten dat de eventuele oprichting van een dergelijk orgaan in overweging zou moeten worden genomen.3 Er werden ook sterke argumenten voor een Mensenrechtenbureau van de EU aangedragen door de drie wijzen4, die verslag aan de Europese Raad uitbrachten over de situatie in Oostenrijk en over adequate methoden die voor de EU beschikbaar zijn om te reageren op eventuele

mensenrechtenproblemen in een lidstaat. Het voorstel voor een mensenrechtenbureau werd door de Commissie echter verworpen in haar mededeling van 8 mei 20015, zonder dat er een haalbaarheidsonderzoek was gepubliceerd (zoals oorspronkelijk bepleit door het comité van wijzen). Hoewel het oorspronkelijke voorstel betrekking had op de mensenrechtensituatie in de EU zelf, ging de Commissie ervan uit dat het betrekking had op landen buiten de EU. Het voorstel werd voornamelijk afgewezen, omdat het probleem volgens de Commissie niet is dat er te weinig informatie en adviezen beschikbaar zijn6, maar dat het moeilijk is "de informatie op productieve wijze te gebruiken en de politieke wil te hebben om moeilijke beslissingen te nemen". Er werd geen aandacht geschonken aan de meer algemene motieven en toelichtingen die werden gegeven door het Comité van Wijzen (zie voetnoot 2 op deze blz.). Ook werd geen rekening gehouden met de standpunten van het EP, dat dit voorstel had omarmd in een aantal eerder gepubliceerde verslagen.7 Het Parlement bleef het idee steunen, zowel in verslagen over het buitenlands beleid als in verslagen over binnenlands beleid.8

1 Zie ook de toelichting bij mijn verslag over de mensenrechtensituatie in de EU, T5-0012/2003, 12 december 2002.

2"A European Union Human Rights Monitoring Agency, with a general information-gathering function in relation to all human rights in the field of application of Community Law, is essential. One option for this purpose would be to expand the existing European Monitoring Centre on Racism and Xenophobia in Vienna.

Another is to establish a new and separate Agency.", Leading by Example: A Human Rights Agenda for the European Union for the Year 2000. Zie ook: Philip Alston en J.H.H. Weiler, "An 'Ever Closer Union' in Need of a Human Rights Policy: The European Union and Human Rights", in Alston (eds), The EU and Human Rights, op. cit., blz. 55 - 59. Het uitbrengen van verslagen over de mensenrechtensituatie in de wereld werd gezien als een taak van de Commissie, in overleg met de Raad.

3 Europese Raad van Keulen, 3 en 4 juni 1999, conclusies van het voorzitterschap, par. 46 (persmededeling 150/99).

4 Rapport van Martti Ahtisaari, Jochen Frowein en Marcelino Oreja, aangenomen in Parijs op 8 september 2000.

Zie: http://www.virtual-institute.de/en/Bericht-EU/report.pdf.

5 COM (2001) 252 van 08.05.2001, par 5.

6 Soortgelijke standpunten werden verworpen op het eerste EU-discussieforum over de mensenrechten, Brussel 30 november – 1 december 1999.

7 Zie onder andere de resolutie over het jaarverslag over de mensenrechten in de EU (1998-1999) van 16 maart 2000 (T5-0111/2000), par. 94; resolutie over het jaarverslag over de mensenrechten in de wereld van 16 maart 2000 (T5-0110/2000), par. 10.

8 T5-0012/2003, par. 8 van 15 januari, T5-0204/2002 van 25 april 2002, par. 25-28, A5-0207/2004, par. 10.

(4)

PE 339.635 4/7 DT\530134NL.doc

NL

Na het besluit van de Europese Raad van december 2003, is het voor sommigen nog steeds onduidelijk of het nieuwe Mensenrechtenbureau zich bezig zou moeten houden met

mensenrechtenvraagstukken binnen of buiten de EU, of beide. Aan deze onduidelijkheid moet snel een einde worden gemaakt. Hoewel moet worden beklemtoond dat het interne en het externe mensenrechtenbeleid van de EU gecoördineerd moeten worden en consistent moeten zijn, willen zij doeltreffend en geloofwaardig zijn1, betekent dit niet noodzakelijkerwijze dat het verzamelen van gegevens, het maken van analyses en het opstellen van adviezen op beide terreinen binnen dezelfde instelling moeten plaatsvinden. Het verdient wellicht aanbeveling om de gebruikelijke weg te bewandelen met betrekking tot de beleidsvorming binnen de Europese instellingen, waar buitenlandse zaken en binnenlandse zaken twee verschillende beleidsterreinen zijn. Een Mensenrechtenbureau van de EU, dat tot stand zou moeten worden gebracht door een uitbreiding van het mandaat van het Waarnemingscentrum dat zich

bezighoudt met racisme en aanverwante verschijnselen binnen de EU, zou logischerwijze en in de eerste plaats kunnen worden gezien als een instrument voor de bevordering en het waarborgen van het naleven van de mensenrechten in de EU en haar lidstaten.

3. Recente ontwikkelingen op het gebied van de besluitvorming inzake mensenrechten in de EU

Het besluit van de Europese Raad tot oprichting van een Mensenrechtenbureau van de EU moet worden uitgevoerd met inachtneming van een aantal recente ontwikkelingen met betrekking tot de besluitvorming over de mensenrechten in de EU.

- Het EU-Handvest van de grondrechten, een samenvatting van de verplichtingen van de lidstaten op het gebied van de mensenrechten, heeft de zaken verduidelijkt en daaraan meer gewicht toegekend; het heeft de betekenis van fundamentele waarden als leidende beginselen op alle beleidsterreinen onderstreept. De opneming van het Handvest in het (ontwerp)verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa zal de desbetreffende bepalingen voor de EU- instellingen en de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van het recht van de Unie bindend maken.

- De Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken heeft, te beginnen met de haar verslag over 2000, het Handvest als uitgangspunt gebruikt voor de jaarverslagen van het EP over de mensenrechtensituatie in de EU. Dit heeft tot gevolg gehad dat deze verslagen een meer gericht en transparant karakter kregen, maar heeft ze niet minder controversieel gemaakt.

- Op aanbeveling van het EP heeft de Commissie een Netwerk van onafhankelijke

deskundigen op het gebied van de grondrechten in de EU opgericht. Dit netwerk heeft tot dusverre twee jaarverslagen gepubliceerd.2 Hoewel de timing van de verslagen van het EP en die van het netwerk in de toekomst beter moet worden gecoördineerd, heeft het toezicht op mensenrechtenvraagstukken in de lidstaten van de EU een meer systematisch en professioneel karakter gekregen. Het netwerk heeft de Commissie op haar verzoek ook verschillende

adviezen betreffende specifieke kwesties doen toekomen. Het netwerk zelf is van oordeel dat deze taken in de toekomst verder moeten worden ontwikkeld.3

- De inwerkingtreding van het Verdrag van Nice op 1 februari 2003 bracht een herziening van artikel 7 VEU met zich mee, waardoor een preventie- en waarschuwingsmechanisme werd toegevoegd aan het sanctiemechanisme als voorzien in het Verdrag van Amsterdam. De Commissie heeft aangegeven hoe zij haar nieuwe bevoegdheden zal gebruiken, en met welke middelen kan worden gegarandeerd dat elke lidstaat de gemeenschappelijke waarden die de

1 Verslag EP T5-0012/2003 en COM (2003) 606 def.

2 Zie http://europa.eu.int/ecomm/justice_home/cfr_cdf/index_en.htm#.

3 Report on the situation of fundamental rights in the European Union in 2003, (Brussel) januari 2004, blz. 15.

(5)

DT\530134NL.doc 5/7 PE 339.635

NL

grondslag vormen van de Unie, eerbiedigt en bevordert.1 Het op gezette tijden onderzoeken van de mensenrechtensituatie in de lidstaten door onafhankelijke deskundigen is van

essentieel belang om tijdig eventuele problemen op te sporen en adequate oplossingen voor te stellen. Het kan tevens een bijdrage leveren aan een proces van wederzijdse informatie door het delen van ervaringen.

Samenvattend moeten wij concluderen dat in een betrekkelijk korte periode ingrijpende veranderingen hebben plaatsgevonden met betrekking tot de normatieve en institutionele parameters van de beleidsvorming met betrekking tot de mensenrechten in de Europese Unie.

Deze ontwikkelingen zijn echter vrij gefragmenteerd en het ontbreekt aan een bindende visie.

Zwakke punten zijn met name het gebrekkige informatiebeheer en het gevaar van overlapping van werkzaamheden van verschillende actoren en instellingen. Bovendien kan men zich in weerwil van alle retoriek over de EU als een "gemeenschap van waarden" afvragen in

hoeverre de regeringen van de lidstaten werkelijk bereid zijn om mensenrechtenproblemen in een bepaalde lidstaat niet slechts als de verantwoordelijkheid van die staat te zien, maar als een zaak die de EU als geheel aangaat. In dit verband is een te verregaande uitbreiding en verfijning van de instrumenten en instellingen wellicht gevaarlijk voor de geloofwaardigheid van een mensenrechtenbeleid van de EU. Daarom moet een nieuw Mensenrechtenbureau op een zodanige wijze vorm worden gegeven dat het een bijdrage kan leveren aan het verhelpen van deze situatie in plaats van deze te verslechteren.

4. De 'core business' van het Waarnemingscentrum

Hoewel de mededeling van de Commissie van 5 augustus 2003 en haar voorstel voor een herziening van de bevoegdheden van het Waarnemingscentrum2 zullen worden ingetrokken, zijn de conclusies op basis van de externe evaluatie niet geheel zonder waarde. Het

Waarnemingscentrum blijft een belangrijk instrument voor zowel de EU als de lidstaten in hun strijd tegen racisme, vreemdelingenhaat en aanverwante verschijnselen. Door zijn

werkzaamheden een meer gericht karakter te geven, moet het mogelijk zijn om de problemen van het verleden op te lossen en vooral aandacht schenken aan zijn core business, d.w.z. het verzamelen en analyseren van objectieve, betrouwbare en vergelijkbare gegevens over racisme en dergelijke. Die gegevens vormen een wezenlijke voorwaarde voor de beoordeling van de doeltreffendheid van de maatregelen die worden genomen tegen racisme. De

uitbreiding van het mandaat van het Waarnemingscentrum tot dat van een

Mensenrechtenbureau mag niet tot gevolg hebben dat voorbij wordt gegaan aan zijn oorspronkelijke taken of dat daaraan minder aandacht wordt besteed. Dat zou niet alleen neerkomen op de vernietiging van het intellectuele kapitaal dat wordt gevormd door de tot dusverre door het Waarnemingscentrum opgedane ervaring, maar zou ook betekenen dat de doeltreffendheid en de geloofwaardigheid van de bestrijding van racisme als uitdrukkelijke doelstelling van de EU wordt ondermijnd. Dit is des te belangrijker, omdat het er steeds meer op begint te lijken dat deze doelstelling steeds lager op de politieke agenda van de EU komt te staan.

5. Mensenrechteninstellingen in de optiek van de Verenigde Naties en de Raad van Europa

Zowel de Verenigde Naties als de Raad van Europa hebben aanbevelingen gedaan betreffende

1 COM (2003) 606 van 15.10.2003.

2 COM (2003) 483.

(6)

PE 339.635 6/7 DT\530134NL.doc

NL

onafhankelijke (nationale) instellingen ter bevordering en bescherming van mensenrechten.1 De achterliggende gedachte van deze aanbevelingen is dat de bescherming van mensenrechten niet alleen door rechtbanken kan worden gewaarborgd, maar dat er ook behoefte bestaat aan niet-justitiële instrumenten. Hoewel deze twee aanbevelingen heel wat ruimte laten voor wat betreft de tenuitvoerlegging, kan wel worden aangegeven welke belangrijke taken dergelijke (nationale) instellingen zouden moeten hebben: (1) het adviseren van regeringen en/of parlementen, bijvoorbeeld met betrekking tot internationale verplichtingen op het gebied van de mensenrechten; (2) het aanbieden van informatie en onderwijs, sensibilisering; (3)

behandeling van klachten betreffende schendingen van de mensenrechten; (4) bevordering van studie en onderzoek. Beklemtoond moet worden dat deze taken niet allemaal door een en dezelfde instelling hoeven te worden verricht; in de praktijk is er nogal wat verschil tussen dergelijke instellingen. De oudste en bekendste voorbeelden van dergelijke nationale

instellingen op het gebied van de mensenrechten zijn te vinden in Frankrijk2 en Denemarken3, maar ook in Letland4. (Het is niet de bedoeling op deze plaats een volledig overzicht te

geven).

Wanneer een schets moet worden uitgewerkt voor een Mensenrechtenbureau van de EU, is het wellicht zinvol om te kijken naar dit soort instellingen. De debatten in de VN en de Raad van Europa over het onafhankelijke, niet-justitiële mensenrechteninstrumentarium bevatten een aantal praktische lessen voor de EU. Een aantal van de taken van de onafhankelijke nationale mensenrechteninstellingen zullen ook op EU-niveau moeten worden vervuld, met inachtneming van de werkzaamheden die door de huidige EU-instellingen reeds zijn verricht.

Terwijl de Europese Ombudsman en de Commissie verzoekschriften van het EP zich al bezighouden met de behandeling van klachten, lijkt het erop dat onderwijs en onderzoek minder aan bod komen. De voorlichtingsfunctie wordt op een grondige manier verzorgd door het netwerk van onafhankelijke deskundigen, maar voor de werking daarvan is een meer permanente rechtsgrondslag nodig en wellicht ook meer institutionele ondersteuning, alsmede een betere coördinatie met de andere actoren op het gebied van de mensenrechten op EU- niveau.

6. Betere samenwerking met de Raad van Europa

Uitbreiding van het mandaat van het Waarnemingscentrum tot dat van een

Mensenrechtenbureau van de EU zal het des te noodzakelijker maken om een werkbare verdeling tot stand brengen van de taken en vormen van samenwerking met de desbetreffende diensten van de Raad van Europa, en vooral met de Commissaris voor de rechten van de mens.

De overeenkomst EU/RvE van 10 februari 1999 (1999/132/EG) over de samenwerking tussen het Waarnemingscentrum en de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie (ECRI) moet worden aangevuld met passende samenwerking in een breder verband.

De beleidsmakers bij de EU-instellingen zijn teveel geneigd om de Raad van Europa over het

1 Algemene Vergadering res. 48/134, aangenomen op 20 december 1993 (met een Bijlage met de zogenaamde Paris Principles); Aanbeveling Nr. R (97)14 van het Comité van Ministers (van de Raad van Europa) over de oprichting van onafhankelijke nationale instellingen ter bevordering en bescherming van mensenrechten, aangenomen op 30 september 1997. Beide zijn te vinden in de brochure van de Raad van Europa Non-judicial means for the protection of human rights at the national level. (Straatsburg) mei 1998.

2 Commission nationale consultative des droits de l'homme; zie http://www.commission-droits-homme.fr/.

3 Het Deense Instituut voor de rechten van de mens, zie http://www.humanrights.dk/.

4 Het Letse Nationale Mensenrechtenbureau, zie http://www.vcb.lv/eng/.

(7)

DT\530134NL.doc 7/7 PE 339.635

NL

hoofd te zien, en gaan daarmee voorbij aan het acquis van de RvE en zijn unieke bijdrage.1 De tenuitvoerlegging van het besluit van de Europese Raad tot oprichting van een

Mensenrechtenbureau is bij uitstek een gelegenheid om de mogelijkheden van een bredere samenwerking te onderzoeken. De recente veranderingen met betrekking tot de problematiek van de mensenrechten zijn voldoende reden om een inventarisatie op te maken en om te bekijken hoe de samenwerking in de toekomst het beste kan worden georganiseerd. Een bijeenkomst van groepen deskundigen, waaraan ook wordt deelgenomen door

vertegenwoordigers van de belangrijkste actoren op het gebied van het mensenrechtenbeleid van de EU en de RvE, zou wat dat betreft een zinvolle bijdrage kunnen leveren.

7. Conclusie

Het besluit van de Europese Raad tot oprichting van een Mensenrechtenbureau kan om verschillende redenen worden bekritiseerd, maar toch is een positieve benadering op zijn plaats. Het is van belang dat alle betrokken actoren deelnemen aan het komende proces van raadpleging en deze gelegenheid aangrijpen om zowel de institutionele fundamenten als het niveau van de politieke steun voor mensenrechten in de EU te versterken. Het nieuwe Mensenrechtenbureau mag niet leiden tot overlapping met bestaande activiteiten, maar de hele problematiek van de mensenrechten in de EU moet op een zodanige wijze worden geherdefinieerd dat alle samenstellende delen beter worden toegerust. Het netwerk van deskundigen op het gebied van de grondrechten ziet het als volgt:

In 2005 or 2006, an independent Human Rights Agency may offer the Network the institutional support it requires to take account the expansion of its missions and the need, therefore, to provide it with supplementary means, especially with respect to the collection of data concerning the practice of national authorities and the use of indicators to monitor the evolution of these practices and compare these evolutions across the Member States.2

Het is van belang te beklemtonen dat de taken van het netwerk van deskundigen met

betrekking tot analyse, beoordeling en advisering ook in de toekomst op een onafhankelijke wijze worden verricht. Dit betekent niet dat er geen sprake zou moeten zijn van nauwe banden tussen het Mensenrechtenbureau en het netwerk van deskundigen.

Het nieuwe Mensenrechtenbureau zal zich moeten concentreren op het verzamelen en verspreiden van informatie, alsmede op de ontwikkeling van indicatoren en andere

methodologieën om deze gegevens betrouwbaarder en meer vergelijkbaar te maken. Het werk moet betrekking hebben op het brede spectrum van de mensenrechtenproblematiek – vgl. de zes hoofdstukken van het Handvest - en daarom ook verdergaan dan alleen racisme en aanverwante verschijnselen. Dit zou natuurlijk betekenen dat het personeelsbeleid, de interne organisatie en de managementstructuren een nieuwe invulling moeten krijgen. De

oorspronkelijke taak van het Waarnemingscentrum moet niet "weg worden gedefinieerd", maar moet zichtbaar blijven binnen het nieuwe Bureau dat voort kan bouwen op de werkzaamheden die in het verleden zijn verricht. Bovendien zou het nieuwe

Mensenrechtenbureau een belangrijke rol kunnen vervullen bij de bevordering van

wetenschappelijk onderzoek en educatie op het gebied van mensenrechten, sensibilisering en de ondersteuning van publieke debatten.

Betere samenwerking met de bevoegde diensten bij de Raad van Europa moet ook op de mensenrechtenagenda van de EU worden geplaatst. Een vergadering van groepen deskundigen kan een doeltreffende manier zijn om dat proces te bevorderen.

1 Het recente verslag van Maurizio Turco over de rechten van gevangenen in de EU (T5-0142/2004) vormt daarop een opmerkelijke uitzondering.

2 Id. voetnoot 3 op blz. 4.

(8)

Addendum: 1

New .eu Domain

Changed Web and E-Mail Addresses

The introduction of the .eu domain also required the web and e-mail addresses of the European institutions to be adapted. Below please find a list of addresses found in the document at hand which have been changed after the document was created. The list shows the old and new list of addresses found in the document at hand which have been changed after the document was created. The list shows the old and new address, a reference to the page where the address was found and the type of address: http: and https: for web addresses, mailto: for e-mail address, a reference to the page where the address was found and the type of address: http: and https: for web addresses, mailto: for e-mail addresses etc.

addresses etc.

Page: 2 Type: http:

Old: http://register.consilium.eu.int/pdf/en/04/st05/st05381.en04.pdf New: http://register.consilium.europa.eu/pdf/en/04/st05/st05381.en04.pdf

Page: 4 Type: http:

Old: http://europa.eu.int/ecomm/justice_home/cfr_cdf/index_en.htm New: http://europa.eu/ecomm/justice_home/cfr_cdf/index_en.htm

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Commissie de noodzakelijke stappen moet zetten om in de eerste plaats te waarborgen dat de richtlijn naar behoren in de lidstaten ten uitvoer wordt gelegd, ten tweede om de

Agendapunt: Financiering Loonruimteovereenkomst publieke sector 2015 2016 Zaak: Brief regering - minister van Binnenlandse Zaken en

b) het territoriale toepassingsgebied van een bevel dat is gericht tot een aanbieder met hoofdvestiging in de lidstaat waar het bevel is uitgevaardigd, op basis van de

Zaak: Nota naar aanleiding van het (nader) verslag - minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A... Agendapunt: Herindeling van de gemeenten Franekeradeel, het

Agendapunt : Wijziging van de begrotingsstaten van het ministerie van Algemene Zaken (IIIA) en van het Kabinet der Koningin (IIIB) en de Commissie van Toezicht betreffende

05 Question de Philippe Pivin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les services de police en Région bruxelloise et les Bruxellois

erkent dat sectorale richtlijnen noch voor de behoeften van de arbeidsmarkt in de EU, noch voor de kwestie van legale migratie in het algemeen een wondermiddel zijn; is van mening

benadrukt dat de gevolgen van de COVID-19-pandemie weliswaar nog niet volledig meetbaar zijn, maar dat het niettemin duidelijk is dat de crisis de meest kwetsbare slachtoffers