• No results found

DEEL III: LIJM, MORTEL, VOEGMORTEL, BETON, DEKVLOER

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "DEEL III: LIJM, MORTEL, VOEGMORTEL, BETON, DEKVLOER"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DEEL III: LIJM, MORTEL, VOEGMORTEL, BETON, DEKVLOER

III.1. LIJMEN

...63

III.1.1. CLASSIFICATIE VAN DE LIJmSooRTEN ...64

III.1.1.1. Volgens hun samenstelling ...64

III.1.1.2. Volgens hun prestaties ...65

III.1.1.3. Volgens hun verwerkingskarakteristieken ...66

III.1.1.4. Gegevens lijmverpakking ...68

III.1.2. SoEPELE LIJmEN (“FLEX”) ...72

III.1.3. NANoTECHNIEK ...73

III.1.4. WELKE LIJmKAm...75

III.2. VOEGMORTELS

...76

III.2.1. DEFINITIE ...76

III.2.2. BEREKENING HoEVEELHEID VoEGmoRTEL ...78

III.3. STELMORTEL (PLAATSINGSMORTEL)

...80

III.3.1. SooRTEN ...80

III.3.2. DoSERING TRADITIoNELE TEGELmoRTEL ...81

III.4. OVERZICHT MORTELS EN BETON (SAMENSTELLING)

...82

61 PB

(2)
(3)

III.1. LIJmEN

Traditionele mortels (zand/water/cement) ruimen steeds meer plaats voor poeder- en pastalijmen.

Een gefundeerde keuze maken tussen beide lijmsoorten is niet altijd evident. Bij het uitvoeren van kleinere projecten zijn het gebruiksgemak en de snelheid misschien belangrijker dan de prijs.

Rekening houdend met de te betegelen ondergrond, waarbij kleine oneffenheden soms moeten worden opgevangen, is het beter te werken met zelf aangemaakte cementlijm.

Dit komt doordat dispersielijmen onder de categorie van de dunbedlijmen vallen (lijmdikte na aandrukking: 1 tot 3 mm). Poedercementlijmen daarentegen worden vaker ingeschakeld voor midden- en dikbedtoepassingen en we kunnen deze soms onder de “uitvlakmortels” catalogeren.

Poederlijmen worden met zuiver water aangemaakt, goed gemengd met een mixer op een laag toerental en na een korte rusttijd nog een tweede maal gemixt om een perfecte adhesie tussen de verschillende partikels te verzekeren. Na het mixen mag geen water meer bijgevoegd worden.

Pastalijmen daarentegen zijn onmiddellijk gebruiksklaar verpakt.

ook in uitharding bestaat een verschil. Pastalijmen zijn luchtverhardend en hebben een redelijk lange droogtijd, terwijl poederlijmen hydraulisch afbinden (cement met water) en een relatief snelle afbind- en droogtijd hebben.

Een goed tegelwerk begint met een vlakke en gezonde ondergrond. Voor sommige ondergronden is een specifieke lijmtoepassing nodig.

De samenstelling van de tegellijm en de verschillende bindbestanddelen (cement, kwarts, minerale vezels, kunststofharsen zoals polyvinylacetaat, acrylhars en andere kunststofvulstoffen) zijn bepalend voor de kwaliteit van de lijm en het toepassingsgebied ervan. Er bestaan ook nog andere hechtmiddelen, zoals reactieharslijmen, die voornamelijk op kritische ondergronden worden toegepast.

Het hars verhardt door de onderlinge reactie van de verschillende componenten.

Zak poederlijm

Pasta-emmer

63 62

(4)

III.1.1. CLASSIFICATIE VAN DE LIJmSooRTEN

65 64

III.1. LIJmEN

De classificatie van de tegellijmen is omvat in de Europese norm EN 12004 “Kleefstoffen voor tegels”. Tegellijmen worden ingedeeld volgens hun samenstelling, prestaties en verwerkingseigenschappen.

III.1.1.1. Volgens hun samenstelling

C: Cementgebonden lijm in de vorm van poeder, aan te maken met water. Deze lijm hardt uit door de W/C/T- reactie (water/cement/temperatuur-reactie).

D: Dispersielijmen (kant-en-klare dunbedkleefpasta’s). Deze lijmen bevatten geen cement. Ze bestaan uit een mengsel van organische bindmiddelen (in de vorm van een polymeer) in een wateroplossing met minerale toeslagstoffen. Ze bezitten doorgaans zeer goede elastische eigenschappen en verharden langzaam door afgifte van water aan de lucht.

(Polymeer (van het Griekse: poly: veel, en meros: deel) betekent aan elkaar gekoppelde moleculen.) R: Kleefstoffen op basis van Reactieve harsen (polyurethaan, epoxy) of bicomponent-lijmen. Ze binden

door samenvoeging van ten minste twee componenten. Ze hebben een zeer grote kleefkracht, vaak ook op kunststof en staal, en bezitten vaak een hoge chemische weerstand. Na verharding zijn ze veelal vochtongevoelig.

(5)

III.1.1. CLASSIFICATIE VAN DE LIJmSooRTEN

III.1. LIJmEN

65 64

III.1.1.2. Volgens hun prestaties

Kleefstof met normale hechting

Concreet betekent dit dat deze lijm na uitharding een hechtsterkte moet halen van minimum 0,5 N/mm² en maximum 1 N/mm².

Kleefmiddel met verbeterde hechting

Deze kunststofgemodificeerde kleefstof heeft na uitharding een hechtsterkte ≥ 1 N/mm².

Dit betekent: 1 N/mm² = 0,1 kg/mm² 0,1 kg/mm² = 10 kg/cm²

Een aan het plafond gekleefd tegeltje van 10 cm x 10 cm (= 100 cm²) kan dus weerstaan aan een trekkracht van 1000 kg (1 ton).

Sommige van deze lijmen zijn volgens de Europese norm EN 12002 zeer buigzaam.

S1: de verticale afstand bij de doorbuigtest voor verharde lijm ligt tussen 2,5 en 5 mm;

S2: doorbuiging ≥ 5 mm!

Deze twee lijmsoorten mogen buiten worden gebruikt en zijn dus vorstbestendig.

(6)

67 66

III.1.1. CLASSIFICATIE VAN DE LIJmSooRTEN

III.1. LIJmEN

III.1.1.3. Volgens hun verwerkingseigenschappen

F (Fast)

snelle binding met een korte wachttijd voor het voegwerk nadien. Dit zijn de bekende “snelafbinders” (reeds na 24 uur 0,5 N/mm² hechtsterkte). De opvoegsnelheid maakt op zijn beurt een vroegere beloopbaarheid en ingebruikname van de betegelde ruimte mogelijk.

Praktische voorbeelden: plaatsing van grootformaattegels, vlekgevoelige natuursteen, werken op korte termijn, … T (Thixotropic)

hoge afglijdweerstand, uiterst geringe tot helemaal geen afglijding. In wezen houdt dit type lijm de neerwaartse beweging tegen die ontstaat door de inwerking van de zwaartekracht na het moment van aandrukking.

Voor het plaatsen van zware tegels op zwevende wanden (bv. betegeling boven deuropeningen zonder ondersteuning) of verlijming van boven naar beneden, is dit een zeer handige eigenschap. De verticale verschuiving na plaatsing van de tegel mag volgens de norm maximum 0,5 mm bedragen na maximum 20 minuten. De voorwaarde hiervoor is echter dat de hoeveelheid toevoeging van water aan C-lijmen perfect wordt gerespecteerd. Een teveel of tekort aan water heeft een negatieve invloed op deze eigenschap.

E (Extended open time)

staat voor verlengde open tijd. Dit wil zeggen dat men, na het uitsmeren van de lijm op de ondergrond

(aanbrengen van de lijmslak), nog 30 minuten de tijd heeft om de tegels aan te brengen (bij een gewone lijm is de open tijd max. 20 minuten).

met dergelijke aanhechting wordt een latere hechtsterkte van ten minste 0,5 N/mm² bedoeld. Dit kan nuttig zijn bij de plaatsing van grote oppervlakten of in warme omstandigheden.

menig fabrikant voegt naast de reeds bestaande genormaliseerde eigenschappen nog 2 belangrijke items toe:

• S (Soepel): een flexibele lijm, die niet alleen voldoet aan de EN 12002, maar tevens uitermate soepel blijft na de uithardingperiode (S1 en S2).

• G (Glue): dit symbool duidt op een “vloeibedlijm”: dit is een lijm die gebruikt wordt om grootformaattegels vast te lijmen.

In principe moeten grootformaattegels altijd dubbel verlijmd worden (d.w.z. èn de ondergrond, èn de tegel met lijm instrijken; wordt ook wel “buttering-floating”-systeem genoemd). met deze vloeibedlijm is dit niet meer nodig.

Deze lijm is namelijk meer vloeibaar (lage viscositeit), zodat enkel de ondergrond moet ingestreken worden.

In dit voorbeeld ontleden wij een cementgebonden tegellijm met verbeterde hechting (2), die snel uithardt (F), thixotropisch is (T) en een verlengde open tijd (E) heeft.

Deze kleefstof voldoet aan de Europese norm EN 12004 en draagt het Europese veiligheidslabel.

(7)

67 66

III.1.1. CLASSIFICATIE VAN DE LIJmSooRTEN

III.1. LIJmEN

TyPE SyMBOOL KLaSSE (*) aaNDuIDING

MORTEL- LIJMEN

C 1 Normaal verhardende mortellijm

C 1E Normaal verhardende mortellijm met verlengde open tijd

C 1F mortellijm met snelle verharding

C 1FT mortellijm met snelle verharding en beperkte afglijding

C 2 Verbeterde mortellijm

C 2E Verbeterde mortellijm met verlengde open tijd C 2F Verbeterde mortellijm met snelle verharding

C 2S1 Verbeterde vervormbare mortellijm

C 2S2 Verbeterde zeer vervormbare mortellijm

C 2FT Verbeterde mortellijm met snelle verharding en beperkte afglijding

C 2FTS1 Verbeterde vervormbare mortellijm met snelle verharding en beperkte afglijding

DISPERSIE- LIJMEN

D 1 Normaal verhardende dispersielijm

D 1T Normaal verhardende dispersielijm met beperkte afglijding D 1E Normaal verhardende dispersielijm met verlengde open tijd

D 2 Verbeterde dispersielijm

D 2T Verbeterde dispersielijm met beperkte afglijding

D 2TE Verbeterde dispersielijm met beperkte afglijding en verlengde open tijd

REaCTIE- LIJMEN

R 1 Normaal verhardende reactielijm

R 1T Normaal verhardende reactielijm met beperkte afglijding

R 2 Verbeterde reactielijm

R 2T Verbeterde reactielijm met beperkte afglijding (*) 1 : normaal hechtmiddel

2 : verbeterd hechtmiddel (dat beantwoordt aan de eisen van de bijkomende karakteristieken) F : hechtmiddel met snelle binding

T : hechtmiddel met beperkte afglijding

E : hechtmiddel met verlengde open tijd (enkel voor de verbeterde mortel- en dispersielijmen) S1 : vervormbaar

S2 : zeer vervormbaar

(8)

III.1.1. CLASSIFICATIE VAN DE LIJmSooRTEN

69 68

III.1. LIJmEN

III.1.1.4. Gegevens lijmverpakking

Merk of naam van de producent (in België zijn een dertigtal lijmmerken actief ).

Gewicht van de inhoud: traditionele verpakkingen (25 kg) worden steeds vaker vervangen door lichtgewichtlijmen (15 à 18 kg/zak).

Kleur van de tegellijm: wit, spierwit, grijs of lichtgrijs.

Hoeveelheid aanmaakwater: een perfecte

mengverhouding is belangrijk om de eigenschappen van het product te behouden. Zowel te veel als te weinig zuiver water beïnvloedt de eigenschappen van de aangemaakte tegellijm.

Rijptijd (enkele minuten): na aanmaak van de cementlijm moet de mortel enkele minuten kunnen rijpen (vrijkomen van de kunststofpartikels) en daarna opnieuw gemixt worden.

Verwerkingstijd: ook ‘potlife’ genoemd. Dit is de levensduur van de lijm na aanmaak. Deze maximum beschikbare

tijd om de lijm te verwerken hangt tevens af van de

omgevingstemperatuur en relatieve vochtigheidsgraad. Deze tijd bedraagt ongeveer 3 uur, maar er zijn lijmfabrikanten die 8 uur en zelfs langer voorschrijven.

Open tijd: de periode die mag verstrijken tussen het openstrijken van de lijmslakken en het aandrukken van de tegels, zodat een goede hechting nog verzekerd kan worden.

Deze tijd is vastgesteld op minimum 20 minuten.

afbindtijd: afhankelijk van de ondergrondsamenstelling en omgevingstemperatuur zal de binding langer of minder lang duren. Dit hangt onder meer af van het type cement en de hoeveelheid toegevoegde kunstharsen en/of vulstoffen.

Versteltijd: de tijd waarbinnen nog correcties gemaakt kunnen worden aan de geplaatste tegels. Deze tijd bedraagt gemiddeld een tiental minuten.

Beschrijving op verpakking van de fabrikant.

Tweede mixing (na rijptijd)

Lijmslakken

(9)

III.1.1. CLASSIFICATIE VAN DE LIJmSooRTEN

III.1. LIJmEN

III.1.1.4. Gegevens lijmverpakking

Maximum lijmdikte: volgens de voorschriften van de fabrikant.

Verbruik per m²: is afhankelijk van het type lijm, de te gebruiken lijmkam in functie van de tegelafmetingen en de toepassing van de buttering- en/of de floatingmethode, in de veronderstelling dat de “overdracht” 100% moet zijn.

Regelmatig duiden producenten het verbruik aan in een tabel in de catalogus.

Binnen- en/of buitentoepassing: niet alle tegellijmen zijn vorstbestendig. Ze moeten volgens de norm EN 12004 voldoen aan de gestelde vorst-dooicycli.

aanduiding geschikte ondergronden: voorstrijkmiddelen worden meestal aanbevolen.

Opvoegtermijn: de tegels mogen meestal 24 uur na de plaatsing worden opgevoegd. Deze termijn is voornamelijk afhankelijk van het gebruikte lijmtype, de temperatuur en de vochtigheidsgraad van de omgeving.

Wachttijd tot de vloer begaanbaar is of belast kan worden: hier dient men een duidelijk onderscheid te maken.

Daags na de voegwerken is een vloertegel al beloopbaar.

Volle belasting echter kan doorgaans pas na een aantal dagen. Dit is opnieuw erg afhankelijk van het type lijm dat men heeft gebruikt.

Dispersielijmen gebruikt men zelfs beter niet voor de plaatsing van vloertegels, omdat ze weinig druksterkte kunnen opbouwen en het zeer lang duurt voor de lijm uitgehard is (beloopbaarheid, voegwerken).

69 68

(10)

III.1.1. CLASSIFICATIE VAN DE LIJmSooRTEN

71 70

III.1. LIJmEN

III.1.1.4. Gegevens lijmverpakking

Verwerkingstemperatuur (omgeving én ondergrond:

idealiter tussen 5 en 25 °C).

Natuursteengeschiktheid: voor de plaatsing van natuursteen zijn niet alle tegellijmen geschikt. meestal is hiervoor een spierwit poeder met speciale vulstoffen nodig.

Houdbaarheid: doorgaans kan de lijm maximum 12 maanden bewaard worden (productiedatum controleren).

Opslagomstandigheden: koel, droog en in gesloten verpakking.

Gevarenklasse: soms staat een pictogram op de verpakking met aanduiding van de eventuele gevaarlijke eigenschap (meestal etiket “irriterend”), de nodige richtlijnen en

voorzorgsmaatregelen. of met de aanduiding: “geen”, indien de lijm geen schadelijke stoffen bevat.

Veiligheidsvoorschriften

CE- kwaliteitslabel: deze markering geeft aan dat het product voldoet aan de Europese normen.

Deze afkorting mag men echter niet verwarren met de classificatie-afkorting “C E” (ander lettertype), die slaat op een cementgebonden lijm met verlengde open tijd.

Verwerkingstemperatuur

CE-kwaliteitslabel Pictogram “irriterend”

(11)

III.1.1. CLASSIFICATIE VAN DE LIJmSooRTEN

III.1. LIJmEN

III.1.1.4. Gegevens lijmverpakking

Overdracht: het percentage contactoppervlak, gelijkmatig verdeeld, dat de massa tussen de tegelonderkant en de ondergrond bestrijkt.

Als richtlijn kunnen we de volgende gegevens vermelden:

• voor wandtegels binnen:

70%, verdeeld over het hele tegeloppervlak;

• wandtegels buiten:

100%;

• vloertegels binnen:

85%, gelijkmatig verdeeld (voor grootformaattegels probeert men min. 90% overdracht te bekomen);

• vloertegels buiten:

100%! Dit geldt tevens voor industriële bevloeringen waarbij het tegelwerk zwaar belast wordt (grootwarenhuizen, magazijnen, ziekenhuizen, ...). Bijgevolg dient men de convexheid (bolrondheid) van de tegels te controleren en ervoor te zorgen dat ze ook “centraal” dik in de mortel (ook wel “volzat” genoemd) worden geplaatst. Dit kan men controleren door middel van een diagonale afstrijkcontrole.

De voornaamste specificaties zijn meestal terug te vinden in de catalogus van de fabrikant.

men houdt rekening met het feit dat de (genormaliseerde) proeven in ideale laboratoriumomstandigheden

plaatsvinden (constante temperatuur, luchtvochtigheid en luchtcirculatie). De eindresultaten in de praktijk, op de werf, kunnen uiteindelijk sterk afwijken. Regelmatig de overdracht van de lijm controleren is hier aanbevolen.

overdracht

Tip: een optimale overdracht bekomt men door de tegel haaks in te schuiven t.o.v. de lijmrichting.

71 70

Emissie-arme lijmstoffen: EMICODE

De bezorgdheid voor het milieu en de gezondheid wordt steeds belangrijker. Fabrikanten van lijmproducten delen deze bezorgdheid. Steeds meer lijmen die op de markt gebracht worden, zijn milieuvriendelijk. Fabrikanten proberen de Vluchtige organische Stoffen (VoS) zo veel mogelijk te beperken, wat onze gezondheid ten goede komt.

Deze fabrikanten hebben een kwalificatiesysteem ontwikkeld, waarmee men de emissies van lijmen kan indelen. (Emissies zijn vluchtige dampen die vrijkomen en ingeademd kunnen worden.)

op de verpakking vindt men vaker volgende codes terug:

EMICODE EC 1: zeer emissiearm EMICODE EC 2: emissiearm EMICODE EC3: niet emissiearm uiteraard is het belangrijk om bij de lijmkeuze rekening te houden met deze criteria.

Kies bij voorkeur voor een product uit de klasse EmICoDE EC 1.

(12)

III.1.2. SoEPELE LIJmEN (“FLEX”)

73 72

III.1. LIJmEN

Naast de Europese norm EN 12004 is ook de EN 12002 van groot belang. Deze geregistreerde Belgische norm NBN EN 12002 (1997) werd in een Europees kleedje gestoken,

“adhesives for tiles – determination of transverse deformation for cementitious adhesives and grouts”: “tegellijmen – bepaling van de dwarse vervorming van cementhoudende lijm- en voegmortels”.

Deze bepaling houdt namelijk in dat een ‘plaat’ van 3 mm dik uitgeharde lijm getest wordt op dwarse vervorming met een doorbuigsnelheid van 2 mm/minuut. Dit leidt tot een gedefinieerde classificatie S1 of S2. Dit betekent concreet dat een cementgebonden tegellijm of voegmortel van het type S1 een doorbuigcapaciteit heeft tussen 2,5 mm en 5 mm. Een mortel van het type S2 daarentegen verdraagt een doorbuiging ≥ 5 mm.

De bedoelde lengteverandering na uitharding is voornamelijk afhankelijk van:

• de vervormbaarheid van de gebruikte tegel;

• de lijmbeddikte: dunne lijmlagen kunnen minder

vervormen en kunnen de bewegingen van de ondervloer dus minder goed opvangen;

• de aard en het gedrag van de ondergrond.

Een flexmortel mag dus pas “flex” worden genoemd indien hij voldoet aan de drie volgende voorwaarden:

1) EN- norm 12004;

2) Effectieve hechtsterkte ≥ 1N/mm²;

3) EN 12002, die een minimale dwarse vervorming voorschrijft ≥ 2,5 mm!

Alleen in de volgende gevallen is het gebruik van flexlijm een absolute must:

• bij buitentoepassingen (vorst-dooicycli);

• voor tegels en platen met een waterabsorptiecoëfficient ≤ 0,5%;

• voor glasmozaïek en bepaalde natuurstenen.

EN 12002-test 1) ondersteuning 2) uitgeharde lijmlaag

(13)

III.1.3. NANoTECHNIEK

III.1. LIJmEN

Reeds geruime tijd wordt deze techniek toegepast in de medische wereld en de ruimtevaartindustrie. De techniek heeft nu ook zijn intrede genomen in de ontwikkeling van verbeterde lijmmortels. Hierdoor zijn het hechtingspectrum, de vervormingeigenschappen en ook de verwerkingseigenschappen aanzienlijk verbeterd.

Deze lijmen hebben de volgende eigenschap: C2FTE:

De combinatie van de snelle lijmeigenschap “F” en verlengde open tijd “E” is een bijzonderheid, omdat een snel afbindproces van de cement normaal geen verlengde open tijd toestaat.

De gebruikelijke cementdeeltjes zijn meerdere micrometers (1 micrometer, µm = 1/1000ste millimeter) groot (of 1 miljoenste van een meter), maar nanodeeltjes zijn massa’s kleiner: 1 nanometer = 1/1.000.000ste millimeter (of 1 miljardste van een meter) (10-9 meter - zie tabel)!

Tabel:

In combinatie met het gebruik van lichte kunststofvulstoffen laat deze techniek door zijn veel betere hechteigenschappen een universele toepassing toe die door andere lijmtypes niet te evenaren is.

met deze tegellijm kan om het even welke keramiektegel op bijna om het even welke ondergrond geplaatst worden, zowel binnen als buiten.

De steeds maar dichter gebrande keramiektegels met uiterst geringe wateropname kunnen dus zonder probleem met deze techniek worden verlijmd.

Niettegenstaande de zogenaamde gladde onderkant van de tegel, is er voor de uiterst kleine reactieve nanodeeltjes nog voldoende ruwheid en porositeit aanwezig om zich in het materiaal vast te zetten. Door de afbindreactie worden zeer fijne, met elkaar verbonden kristallen gevormd, die zich als weerhaken in de poriën van de tegeloppervlaktestructuur, cementmatrix en ondergrond vastzetten.

73 72

aTTOMETER 10-18 0,000 000 000 000 000 001 m

FEMTOMETER 10-15 0,000 000 000 000 001 m

PICOMETER 10-12 0,000 000 000 001 m

NaNOMETER 10-9 0,000 000 001 m

MICROMETER 10-6 0,000 001 m

METER 1 m

KILOMETER 103 1 000 m

MEGaMETER 106 1 000 000 m

GIGaMETER 109 1 000 000 000 m

TERaMETER 1012 1 000 000 000 000 m

PETaMETER 1015 1 000 000 000 000 000 m

(14)

III.1.3. NANoTECHNIEK

75 74

III.1. LIJmEN

Speciaal aangepaste lichtgewichtvulstoffen en andere kunststoftoevoegingen zorgen voor een smeuïge

verwerking. Speciaal ontwikkelde polymeerpoeders zorgen op hun beurt voor soepelheid, flexibiliteit, verhoogde aanhechtsterkte en spanningsarme uitharding.

Door de unieke gewichtsreducerende bindmiddel- en vulstoffencombinatie wordt deze lichtgewichtlijm verpakt in kleinere zakken (meestal 15 kg), maar levert één zak in volume ongeveer dezelfde hoeveelheid aangemaakte specie op dan de traditionele verpakkingen (25 kg), namelijk 22 à 24 liter.

Werken met een lijmkam van 8 mm betekent dat ongeveer 7 à 8 m² tegels verwerkt kunnen worden. Het verbruik bedraagt dus ongeveer 2 kg/m².

met een glastegel wordt in het laboratorium de overdracht bestudeerd.

bron: mapei

(15)

III.1.4. WELKE LIJmKAm

III.1. LIJmEN

75 74

De keuze van de juiste lijmkam is afhankelijk van de vlakheid van de ondergrond en de afmetingen van de te plaatsen tegel. De keuze van de vertanding zal bijgevolg ook het verbruik beïnvloeden.

Algemeen mag men stellen dat de werkelijke laagdikte na het aandrukken van de tegel bij enkele verlijming ten minste 1/3 van de tandafmeting moet bedragen. Dit wil zeggen dat men bij het gebruik van een lijmkam van 8 x 8 mm een effectieve hechtlaagdikte van ongeveer 3 mm zal verkrijgen.

Vertandingsmaten worden door sommige fabrikanten aangeduid door een nummer, andere fabrikanten gebruiken letters.

Enkele voorbeelden:

• V1: driehoekige tanden van 1 mm;

• V2: driehoekige tanden van 2 mm;

• V4/2: afgeknotte driehoekige tanden van 4 mm;

• Vertanding nr. 4: vierkante tanden van 4 x 4 mm;

• Vertanding nr. 6: vierkante tanden van 6 x 6 mm;

• Vertanding nr. 8: vierkante tanden van 8 x 8 mm;

• Vertanding nr. 10: vierkante tanden van 10 x 10 mm;

• Vertanding nr. 12: vierkante tanden van 12 x 12 mm;

• Vertanding nr. 15: vierkante tanden van 15 x 15 mm;

• Vertanding nr. 20: halvemaanvormige vertanding van 20 mm, meestal gebruikt bij toepassingen met vloeibedlijm;

om een idee te geven: vierkante vertandingen van 3 à 4 mm zijn aanbevolen bij de plaatsing van glasmozaïeken.

Lijmkammen van 12 (zeer courant) en 15 mm worden regelmatig gebruikt bij de plaatsing van grootformaattegels.

Bij vloeibedverlijmingen zal men eerder een halvemaankam van min. 20 mm gebruiken (in functie van het tegelformaat en de ondergrond).

Lijmspatels

bron: RG Bouwmachines

(16)

III.2.1. DEFINITIE

77 76

III.2.VoEGmoRTELS

Voegproducten hebben als functie de openingen tussen de tegels op te vullen en de spanning van het tegelvlak te verdelen. Ze camoufleren mogelijk ook de eventuele afwijkingen van de gebruikte materialen.

Ze zorgen tevens voor een bijkomende hechting tussen de tegels en soms ook met een miniem gedeelte van hun draagvlak.

om aan de esthetische vereisten te voldoen, moet de kleur van de voeg aan het tegelwerk worden aangepast of moet een bijpassende contrasterende kleur worden gekozen.

Andere mogelijkheden om tegelwerk te verfraaien of te doen opvallen, zijn een glinstervoeg of een fluorescerende voeg.

Een glinstervoeg wordt verkregen door middel van toevoeging van glitterstukjes aan een tweecomponent voegspecie.

Zelf aangemaakte voegspecie wordt meestal samengesteld uit een hoeveelheid cement en een portie witzand. De volumeverhouding hangt af van de voegbreedte.

Bij de plaatsing van keramiektegels van bv. 45 x 45 cm en met een voegbreedte van 3 mm, zal men doorgaans een verhouding nemen van 1 deel cement en 1 tot 1,5 deel zuiver witzand.

meer en meer echter worden voorgefabriceerde

voegpoeders gebruikt waar enkel water aan toegevoegd moet worden. Verschillende korrelgroottes en een enorm kleurenpallet laten een ruime keuze toe voor de eindafwerking.

ook hier bekomt men een homogeen mengsel door toevoeging van de exacte hoeveelheid water, waardoor de cohesie, gelijkmatigheid en gewenste tint van het voegwerk verzekerd zijn.

Niet alleen de voegbreedte en voegdiepte, maar ook de kleur en de gladheid spelen een grote rol. Verder zijn ook de dichtheid (porositeit), slijtvastheid en chemische weerstand belangrijke eigenschappen waar we rekening mee moeten houden.

(17)

III.2.1. DEFINITIE

III.2.VoEGmoRTELS

77 76

Voorgefabriceerde voegmiddelen vallen onder de norm EN 13888. Ze worden, net als lijmen, onderverdeeld in verschillende categorieën volgens hun aard en prestaties.

We onderscheiden 3 klassen:

CG1

,

CG2

en

RG

.

“C” betekent, net als bij de poederlijmen, dat de basis van de voegspecie uit cement bestaat.

“G” komt van het Engelse ‘grout’, dat voor ‘voeg’ staat.

De cijfers 1 en 2 verwijzen naar de kwaliteit van de voeg.

Het cijfer 1 verwijst naar een “normaal” cementgebonden voegmortel, het cijfer 2 naar een “verbeterde” voegmortel.

met een verbeterde voegmortel bedoelt men een mortel met een betere slijtvastheid en een geteste waterbestendigheid.

Voorbeeld:

CG2(Ar W) = een cementgebonden voegspecie met verbeterde eigenschappen:

1) betere slijtweerstand 2) verminderde wateropname 3) min. druksterkte ≥ 15 N/mm² 4) verminderde krimp

5) min. buigsterkte

Een epoxyharsvoeg (bicomponent) wordt aangeduid met de klasse RG. Dit type vindt men in de handel meestal in gesloten metalen potten of plastic emmers. Epoxyvoegen zijn bestand tegen hoge chemische belasting en zijn bovendien waterdicht. Niettegenstaande de waterdichtheid van dit product, kunnen de zijkanten van de tegels voor deze eigenschap gevoelige plaatsen blijven en toch vocht doorlaten.

Aanmaken van epoxyvoegspecie

Tip: tijdens koude periodes is het handig de epoxy- of polyurethaanlijm te mengen in een “bain-marie”, om soepel mengen en verwerken te vergemakkelijken.

(18)

III.2.2. BEREKENING HoEVEELHEID VoEGmoRTEL

79 78

III.2.VoEGmoRTELS

Het verbruik van een voegmortel kan als volgt worden berekend:

Voorbeeld

faience van 20 x 30 cm, 6 mm dik, met voegbreedte 3 mm.

verbruik voegmortel = (200 + 300) x (3 x 6 x 1,8) = 500 x 32,4 = 16200 = 0,27 kg/m² 200 x 300 60000 60000

Netto hoeveelheid voegmortel (in kg) per m² tegelwerk =

tegellengte (mm) + tegelbreedte (mm) x voegbreedte (mm) x voegdiepte (mm) x densiteit van de mortel (gemiddeld 1,8)

tegellengte (mm) x tegelbreedte (mm)

(opletten bij voegspecies met “hoge weerstand”: de densiteit kan oplopen tot > 2 ! ) De formule ziet er als volgt uit:

VM = (TL + TB) x (VB x VD x d) TL x TB

(19)

III.2.2. BEREKENING HoEVEELHEID VoEGmoRTEL

III.2.VoEGmoRTELS

79 78

Een andere manier voor het berekenen van de benodigde hoeveelheid voegmortel is de volgende:

In het bovenstaande voorbeeld wordt het verbruik nu als volgt berekend:

(6 x 3) x 20 + 30 x 1,8 = 18 x 0,0833 x 0,18 = 0,27 kg/m² 20 x 30 10

Het verbruik van tegelvoegspecie kan men tevens in de catalogus van de producent terugvinden in een uitgewerkte tabel, waarin een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende tegelsoorten en hun afmetingen (lengte, breedte en dikte, uitgedrukt in millimeter). Hier is een duidelijk overzicht gemaakt van de voegbreedtes waarvoor elk type voegmortel is geschikt.

Hou er wel rekening mee dat bij traditionele plaatsing van vloertegels in de mortel het verbruik veel hoger kan zijn. Hier moet niet alleen rekening gehouden worden met de tegeldikte, maar ook met de voegdiepte en de vermoedelijke holtes die onder de hoeken en de randen van de tegels aanwezig kunnen zijn. Een vloeibare voegspecie zal zijn weg zoeken onder de tegels en deze holtes opvullen.

Een andere manier voor het berekenen van de benodigde hoeveelheid voegmortel is de volgende:

d x b (in mm) x L + B (in cm) x di = v (kg/m²) L x B 10

Verklaring: d = dikte van de tegel (mm) b = breedte van de voeg (mm) L = lengte van de tegel (cm) B = breedte van de tegel (cm)

di = dichtheid van de voegspecie (gemiddeld 1,8) v = verbruik (kg/m²)

(20)

III.3.1. SooRTEN

81 80

III.3. STELmoRTELS (PLAATSINGSmoRTEL)

• kalkmortel = een mengeling van zand, kalk en zuiver water (drinkwater);

• cementmortel = een mengeling van cement, zand en water (+ eventuele toeslagstoffen);

• bastaardmortel = een mengeling van cement, hydraulische kalk, zand en water;

• waterdichte mortel = cementmortel met waterwerende toeslagstoffen;

• antizuurmortel = mortel met aluminiumcement;

• vuurvaste mortel: de voornaamste basisgrondstoffen van deze cement zijn bauxiet en kalksteen. Het is de enige soort cement die bestand is tegen temperaturen tot 1.500°C. Een belangrijke toepassing is dus het gebruik ervan in vuurvaste mortels en vuurvast beton.

(21)

III.3.2. DoSERING TRADITIoNELE TEGELmoRTEL

III.3. STELmoRTELS (PLAATSINGSmoRTEL)

81 80

Dit drukt men meestal uit in volumedelen, bv. 1/4 = 1 deel cement voor 4 delen zand.

Voor het plaatsen van tegels kan men het best 3 à 4 volumes fijn rijnzand 0/2 (0 tot max. 2 mm) en 1 volume portlandcement van het type 32,5 of 42,5 gebruiken met zuiver water.

op de bouwplaats wordt dit soms verdeeld onder een aantal emmers (± 10 liter) per kruiwagen (± 80 liter).

Voor natuursteen kan men het best 1 deel wit cement (of eventueel trascement) en 4 delen zuiver witzand 0/2 gebruiken.

Gebruiksklare mortels

• In zakken

Dit zijn voorgefabriceerde droge mortelspecies, waar men enkel nog water dient aan toe te voegen. De hoeveelheid water staat vermeld op de verpakking en moet gerespecteerd worden.

• In bulk

De mengeling wordt aangemaakt in de betoncentrale en wordt meestal op de bouwplaatsen geleverd in speciale kunststofreservoirs of in grotere hoeveelheden met een mixervrachtwagen. Deze mortels zijn

gebruiksklaar en zijn meestal voorzien van “vertragers”

en plastificeerders.

(22)

83 82

III.4. oVERZICHT moRTELS EN BEToN (SAmENSTELLING)

TE GEBRuIKEN

VOOR SaMENSTELLING

(PER M³ zaND)

VERHOuDINGEN IN MaaTDELEN

CEMENT HyDRauLISCHE KaLK zaND

METSELMORTEL metselwerken volle bak-

steen, volle betonblokken, ... 400 kg cement + 1 m³ zand 1 3

MORTEL VOOR VLOERTEGELS

Plaatsen van vloertegels op traditionele wijze, geen

zachte natuursteen 300 kg cement + 1 m³ zand 1 4

BaSTaaRDMORTEL VOOR VLOERTEGELS

Plaatsen van zachte natuursteen op traditionele wijze

150 kg wit cement + 150 kg hydraul. kalk

+ 1 m³ wit zand 1/2 1/2 4

MORTEL VOOR MuuRTEGELS

Plaatsen van muurtegels op traditionele wijze (wordt bijna niet meer toegepast)

250 kg cement

+ 1 m³ zand 1 5

PLEISTERMORTEL Buitenbepleisteringen, ruwe binnenbepleistering

Grondlaag: 200 kg cement + 200 kg hydraul. kalk

+ 1 m³ zand 1 1/2 6

Zichtbare laag:

150 kg cement + 200 kg

hydraul. kalk + 1 m³ zand 1 2 8

op muren van lichte en extra lichte betonblokken

Grondlaag: 100 kg cement + 150 kg hydraul. kalk

+ 1 m³ zand 1 2 12

Zichtbare laag:

100 kg cement + 150 kg hydraul. kalk + 1 m³ zand

1 2 12

BENODIGDE GRONDSTOFFEN VOOR 1M³ CEMENT zaND GRIND GEWaPEND

BETON

350 kg cement + 800 kg zand + 1200 kg grind of

steenslag (max. 30 mm) 1 2 3,4

ONGEWaPEND BETON

250 kg cement + 625 à 725 kg zand + 1400 kg steen- slag of grind

1 2,5 à 3 5

GESTaBILISEERD

zaND (BINNEN) Leggen van tegels 200 kg cement/m³

rijnzand 0-4 1 6

GESTaBILISEERD

zaND (BuITEN) Leggen van klinkers en

tegels 150 kg cement/m³

rijnzand 0-4 1 8

VERHaRDE DEKVLOER

(CHaPE) (BINNEN) Deklagen voor vloeren

(chape) 250 kg cement/m³

rijnzand 0-4 1 5

Opgelet! De doseringen zijn gemiddelden. De samenstelling van een mortel kan veranderen in functie van de toepassingsvoorwaarden (temperatuur, hydrometrie, absorptie van de drager, absorptie van de tegels, blokken, bakstenen,...).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

id; laat zien dat ook zonder veel ruimte ecologische oevers toegepast kunnen worden (d.i. zonder plasberm)..

• Klant: er moet een afnemer zijn voor de woningbouw (consument, woningcorporatie, woon-zorginstelling, belegger) danwel het aan woningbouw gekoppelde andersoortige vastgoed

Uitwerking Uitbreiding bedrijvigheid Hoogvelt Verder uitwerken plannen uitbreiding bedrijvigheid RO, Werken, mede in relatie tot groen en infrastructuur Provincie,

kraamverzor ger, medewerker thuiszorg waardoor zij in verband met de uitoefening van hun beroep of bedrijf meer dan tien keer per twee maanden aangewezen zijn op het gebruik van

■ Schrijf de zin dan in de andere tijd: tegenwoordige tijd wordt verleden tijd en omgekeerd.. 1 Stan bracht een bezoek aan

kandidaat iets verzwijgen, dan is dat achteraf eenduidig vast te stellen. In die zin gaat van de procedure een preventieve werking uit. Nieuw is dat de burgemeester en

De reden waarom de verzoeker fysiek blijvend niet in staat is deze negatieve wilsverklaring te schrijven en te ondertekenen is de volgende: .... werd aangewezen om deze

Op de ontwerp-instemmingsbesluiten zijn in totaal 31 zienswijzen binnengekomen (waarvan 29 uniek) en 7 reacties