• No results found

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Decubitus

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Decubitus"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Protocollenboek

Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen

Hoofdstuk

Decubitus

(2)

© Vilans 25-03-2013

Anamnese...5

Decubitus categorieën...6

Risicoplaatsen ...8

Risicoscore ...10

Risco bij verminderde mobiliteit, activiteit en/of sensibiliteit...12

Risco bij verminderde huidconditie...13

Risico bij verminderde bewustzijn ...14

Risico bij slechte voedingstoestand...15

Risico bij neurologische stoornis ...17

Risico bij afwijkende lichaamstemperatuur...18

Nat - droog - balans...19

Decubitus preventie...20

Niet-wegdrukbare roodheid intacte huid...22

Verlies van een gedeelte van de huidlaag of blaar ...23

Oppervlakkige diepe decubitus met geel beslag...24

Oppervlakkige diepe decubitus zonder necrose zonder geel beslag...25

Oppervlakkige diepe decubitus zonder necrose met geel beslag...26

Oppervlakkige diepe decubitus met droge necrose ...27

Stappenplan decubituspreventie ...28

Zithouding ...29

Lighoudingen ...30

Lopen instructie ...33

Aandachtspunten decubitus behandeling ...34

Wondbehandelingsprodukten...37

Zitkussens...41

Matrassen ...42

Onjuiste maatregelen...44

WCS Classificatiemodel en productadvies...45

Geraadpleegde bronnen...48

(3)

Decubitus: Definitie en begrippen

Definitie

“Decubitus is een gelokaliseerde beschadiging van de huid en/of onderliggend weefsel, meestal ter hoogte van een botuitsteeksel, als gevolg van druk of druk in samenhang met schuifkracht.”

Decubitus wordt ingedeeld in vier categorieën (I, II, III en IV).

Decubitus ontwikkelt zich als gevolg van de reactie op externe druk en schuifkrachten.

Risicoplaatsen

Decubitus ontstaat meestal op plaatsen waar het botweefsel zich dicht onder de huid bevindt.

Deze plaatsen noemt men risicoplaatsen en dit zijn: stuit, hielen, heupen, ellebogen, oren, schouderbladen en het achterhoofd.

Druk

Druk (ook wel ‘normaalkracht’ genoemd) is de kracht die loodrecht op de huid en onderliggende weefsels wordt uitgeoefend.

Als deze druk hoog is, dan worden bloedvaten afgeklemd waardoor er onvoldoende zuurstof en voedingsstoffen bij de huid en het weefsel onder de huid kunnen komen. Daardoor kunnen afvalstoffen niet goed afgevoerd worden en ontstaat een beschadiging van het weefsel.

De druk neemt toe met de diepte van het weefsel: ter hoogte van de huid is deze het laagst en het hoogst ter hoogte van het onderliggend botweefsel.

Dit is één van de redenen waarom in diepe weefsels uitgebreide beschadigingen kunnen optreden, zonder dat de huid wordt aangetast. Bovendien is de huid mechanisch sterker dan de dieper gelegen weefsels en beter in staat om perioden van onvoldoende bloedtoevoer

(ischemie) te doorstaan.

Kortdurende hoge druk kan net zoveel gevolgen hebben als langdurige lage druk.

Spierweefsel is gevoeliger voor schade dan huidweefsel.

Schuifkrachten

Een ‘schuifkracht’ is een kracht parallel aan het huidoppervlak. Wanneer twee oppervlakken in contact met elkaar zijn, kunnen ze of vast zitten (de oppervlakken glijden niet ten opzichte van elkaar) of ze kunnen langs elkaar glijden (soms ook ‘slip’ genoemd).

Of er sprake is van vast zitten of ‘slip’ hangt af van de eigenschappen van het oppervlak en van de mechanische belasting, een combinatie van normaal- en schuifkrachten.

In technische toepassingen wordt de term ‘wrijving’ gebruikt om alle fenomenen te beschrijven die het glijden van oppervlakken ten opzichte van elkaar beïnvloeden. In decubitusliteratuur, inclusief de richtlijn, wordt ‘wrijving’ gebruikt om de contactkracht parallel aan het huidoppervlak, in het geval van glijden, te definiëren (d.w.z. glijden van oppervlakken ten opzichte van elkaar).

Combinatie van druk- en schuifkracht

Een ondersteunende ondergrond, zoals een rolstoelkussen of een matras, kunnen zowel druk als schuifkrachten op het lichaam uitoefenen.

De combinatie van schuifkracht en druk doet de kans op decubitus zeer sterk toenemen.

Antidecubitus kussen of matrassen zorgen ervoor dat het risico verminderd.

1 Geraadpleegde bronnen:

Landelijke multidisciplinaire richtlijn Decubitus preventie en behandeling 2011 V&VN.

© Vilans 30-01-2012 Richtlijninformatie

Decubitus - definities - begrippen: 1 (van 2)

(4)

De oorzaken én de behandeling zijn verschillend:

„ letsel door incontinentie (incontinentie dermatitis) wordt veroorzaakt door urine en/of feces;

„ smetten (intertrigo) wordt veroorzaakt door huid op huid contact in de plooien, de aanwezigheid van warmte en vocht en onvoldoende luchtcirculatie;

„ decubitus wordt veroorzaakt door druk- en schuifkrachten.

Geraadpleegde bronnen

„ Landelijke multidisciplinaire richtlijn Smetten (intertrigo) preventie en behandeling, V&VN, 2011

„ Landelijke multidisciplinaire richtlijn Decubitus preventie en behandeling, V&VN, 2011

© Vilans 30-01-2012 Richtlijninformatie

Decubitus - definities - begrippen: 2 (van 2)

(5)

Decubitus en letsel door incontinentie

Huidletsels die ontstaan door druk of door incontinentie zijn moeilijk van elkaar te

onderscheiden. Dit geldt vooral voor letsels op de stuit. Huidletsel door incontinentie wordt incontinentie dermatitis genoemd (voorheen Vochtletsel).

Belangrijk voor het onderscheid:

“Decubitus” ontstaat door druk- en/of schuifkrachten en “incontinentie dermatitis” ontstaat door vocht.

Incontinentie dermatitis

Langdurig huidcontact met urine of feces gaat vaak gepaard met het ontstaan van huidletsels.

Het bijtende (etsende) effect van bijvoorbeeld urine kan de huid doen verweken. Er ontstaat roodheid en de oppervlakkige huidlagen kunnen stuk gaan.

Als er huidletsel is ontstaan door incontinentie, dan is dat gebied wel extra gevoelig voor het ontstaan van decubitus. Maar incontinentie zonder de combinatie met druk- en/of

schuifkrachten veroorzaakt geen decubitus.

Om incontinentie dermatitis te voorkomen is het in de eerste instantie van belang om na te gaan of de cliënt het juiste incontinentiemateriaal gebruikt.

Onderscheid tussen decubitus en incontinentie dermatitis

Criterium decubitus Incontinentie dermatitis Opmerkingen oorzaak druk- en/of schuifkrachten aanwezigheid van vocht:

- urine - feces

combinatie van beide oorzaken is mogelijk en deze zullen beide aangepakt moeten worden locatie plekken waar de huid onder

druk staat; waar bot vlak onder de huid ligt, maar ook bijv de druk op de huid van een katheter

gebieden waar huid in contact komt met (bijtend) vocht, bijv.:

- bilnaad, stuit, labia, scrotum

m.n. op stuit en in bilnaad is onderscheid moeilijk te maken, gecombineerd letsel is mogelijk

kleur Algemeen:

niet wegdrukbare roodheid, (bij cliënten met een donkere huidskleur blauw of paarse huid)

- wegdrukbaar óf niet

- soms vlekkerig, glanzend of fel rood

- roze of witte huid rond letsel:

(ophoping van vocht onder huid)

rode huid (soms in

combinatie met witte vlekjes) kan ook duiden op

schimmelinfectie

vorm meestal regelmatige vorm - vaak grillig:

verschillende oppervlakkige open plekjes

- kopieletsel:

ten minste 1 wond is veroorzaakt door inwerking van vocht

onregelmatige wondvormen duiden vaak op

gecombineerd letsel

diepte afhankelijk van categorie

decubitus - oppervlakkig

- bij infectie: diepte en omvang kunnen sterk toenemen

vocht- in combinatie met schaafletsel:

gescheurde huid randen - duidelijk zichtbaar

- oude wonden:

randen zijn verdikt

vaag en/of grillig vocht- in combinatie met schaafletsel: gekartelde wondrand

necrose mogelijk bij categorie III en

IV geen necrose

Tabel: onderscheid tussen decubitus en incontinentie dermatitis

© Vilans 12-07-2012 Richtlijninformatie

Decubitus en letsel door incontinentie: 1 (van 2)

(6)

„ zorg dat de huid zo min mogelijk in aanraking komt met feces en/of urine;

„ zorg voor schoon, droog en glad beddengoed;

„ bij incontinentie:

– instrueer cliënt, indien mogelijk, regelmatig naar het toilet te gaan (ook als de plasdrang ontbreekt)

– was het onderlichaam met ruim water;

– gebruik geen zeep of een Ph-neutrale zeep;

– niet wrijven;

– gebruik alleen indien nodig incontinentiemateriaal;

„ nagaan of het juiste incontinentiemateriaal wordt gebruikt

– incontinentieproblemen en incontinentiematerialen inventariseren;

– ga na of er alternatieven zijn voor het gebruikte incontinentiemateriaal

– stel zo nodig een schema op voor het verwisselen van het incontinentiemateriaal;

„ bescherm de huid tegen verweking door zinkolie of een barrière spray te gebruiken (ook bij hevige diarree).

NB 1.

Hoewel ook wel eens folie wordt voorgeschreven om verweking te voorkomen, wordt dit afgeraden. Folie kan de huid beschadigen:

„ doordat de randen opkrullen en hierdoor druk veroorzaken;

„ bij het verwijderen.

NB 2.

Decubitus is geen indicatie voor een verblijfskatheter, een verblijfskatheter veroorzaakt op den duur (> 7 dagen) altijd infectie en decubitus van de urethra.

Geraadpleegde bronnen

„ Landelijke multidisciplinaire richtlijn Smetten (intertrigo) preventie en behandeling, V&VN, 2011.

„ Landelijke multidisciplinaire richtlijn Decubitus preventie en behandeling, V&VN, 2011.

„ WCS Wondenboek, 2009. Woundcare Consultant Society, Leiden.

© Vilans 12-07-2012 Richtlijninformatie

Decubitus en letsel door incontinentie: 2 (van 2)

(7)

Anamnese

De anamnese gericht op (dreigende) decubitus maakt altijd deel uit van de totale anamnese bij de cliënt.

Bij de anamnese gericht op (dreigende) decubitus wordt informatie verzameld over:

„ risicofactoren om decubitus te ontwikkelen, zoals voedingstoestand, bloeddoorstroming, conditie van de huid, gevorderde leeftijd, medicatie;

„ ziektegeschiedenis;

„ aanwezige kennis over decubitus;

„ motivatie van de cliënt;

„ behoeften van de cliënt;

„ aanwezigheid mantelzorg;

„ belevingsaspecten bij decubitus, zoals pijn, afhankelijkheid en sociaal isolement;

„ de reeds aanwezige decubitus.

Wanneer tijdens de anamnese decubitus wordt gesignaleerd, wordt de wondanamnese ingevuld met bijvoorbeeld de ALTIS methode.

ALTIS staat voor: Aard, Lokalisatie, Tijdsduur, Intensiteit en Samenhang en dient ervoor om klachten bij (decubitus)wonden op steeds dezelfde manier te beoordelen:

„ Aard:

– wat voor soort wond is het?

– hoe is de wond ontstaan?

– doet de wond pijn en hoe voelt de pijn aan?

„ Lokalisatie van de wond en de pijn:

waar zit de wond?

„ Tijdsduur:

sinds wanneer is er sprake van decubitus?

„ Intensiteit:

ernst van de decubituswond: welke categorie is het?

„ Samenhang:

– beloop van de klachten: zijn de klachten of de wond erger geworden sinds het ontstaan?

– wat is er aan gedaan?

– begeleidende verschijnselen: bijv. koorts, jeuk, eczeem, enzoovoort.

– uitlokkende en verergerende factoren: verminderde mobiliteit, allergische reacties, enzovoort.

– verzachtende factoren: wat kan de cliënt zelf tegen de pijn doen, tijdstippen waarop de pijn minder is, enzovoort.

Leg de informatie over de wond vast met behulp van het TIME model:

„ Tissue, hoe ziet de wond er uit? Is de wond rood, geel of zwart.

„ Infection, is er sprake van een infectie?

„ Moisture, is de wond droog, vochtig of nat?

„ Edge, hoe zien de wondranden er uit? Verweekt, droog, rafelig, glad?

Verzamel regelmatig gegevens over de situatie van de decubitus en de wond. Indien de wond niet verbetert: minstens elke twee weken.

Hulpmiddelen voor het verkrijgen van een goed beeld van de totale situatie:

„ algemene anamnese;

„ risicoscorelijst (voor meer informatie zie: Risicoscore);

„ voedingsanamnese;

„ wondanamnese- en evaluatie.

Geraadpleegde bronnen

„ Landelijke multidisciplinaire richtlijn Decubitus preventie en behandeling, V&VN, 2011

„ www.wondenwijzer.nl d.d. 5 december 2011

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Anamnese: 1 (van 1)

(8)

Decubitus categorieën

Decubitus wordt aan de hand van een aantal verschijnselen onderverdeeld in categorieёn.

Deze indeling in categorieën is gebaseerd op de ernst van decubitus (diepte en aantasting van weefsel). Categorie I en II komen het meest voor.

Categorie I

Categorie I kenmerkt zich door een niet-wegdrukbare roodheid van de intacte huid.

Dit kan gepaard gaan met verkleuring van de huid, warmte, zwelling of verharding van het weefsel. Bij cliënten met een lichte huidskleur ziet het eruit als een afgelijnde zone met blijvende roodheid.

Bij cliënten met een donkere huidskleur is categorie I te herkennen door een omlijnde zone met blijvende rode, blauwe of paarse huid zichtbaar. Naast kleurverandering kunnen warmte van de huid en eventuele vochtophoping kenmerken zijn.

De huid wordt normaliter wit door druk uit te oefenen op de bloedvaten met bijvoorbeeld een vinger. Na het weghalen van de vinger wordt de huid weer rood doordat de bloedvaten weer doorgankelijk worden. Wanneer deze reactie uitblijft, duidt dit op beschadiging van de bloedvaten.

Niet-wegdrukbare roodheid is meestal omkeerbaar als direct effectieve preventieve maatregelen worden genomen.

Foto: categorie I

Categorie II

Categorie II kenmerkt zich door verlies van een deel van de huidlaag of een blaar.

Gedeeltelijk verlies van een laag van de lederhuid (dermis), waardoor een oppervlakkige open wond zichtbaar wordt met een rood roze wondbodem, zonder wondbeslag. Categorie II kan er ook uitzien als een intacte of open/gescheurde, met vocht, serum of bloed gevulde blaar. Ziet eruit als een glimmende of droge oppervlakkige wond.

© Vilans 30-01-2012 Richtlijninformatie

Decubitus categorieën: 1 (van 2)

(9)

Foto’s: categorie II

Categorie III

Categorie III kenmerkt zich door het verlies van een volledige huidlaag (vet is zichtbaar) Bot, pezen en spieren liggen niet bloot. De diepte varieert per locatie. De neusbrug, de oren, het achterhoofd en de enkels hebben geen vetweefsel en dan kan de wond oppervlakkig zijn.

Decubitus op gebieden met veel vetweefsel kan wel heel diep zijn zonder dat bot, pezen of spieren te zien zijn. Er kan wondbeslag aanwezig zijn.

Foto’s: categorie III

Categorie IV

Categorie IV kenmerkt zich door verlies van een volledige weefsellaag.

Spieren, pezen en/of botten zijn zichtbaar. Er kan wondbeslag of necrose aanwezig zijn. De wond gaat meestal de diepte in, afhankelijk van de locatie. Decubitus kan zich uitbreiden in de spieren, pezen en/of gewrichten. Hierdoor kunnen er botontstekingen ontstaan. Deze categorie kan ook bestaan met een intacte huid.

Foto’s: categorie IV

Geraadpleegde bronnen

„ Landelijke multidisciplinaire richtlijn Decubitus preventie en behandeling, V&VN, 2011

© Vilans 30-01-2012 Richtlijninformatie

Decubitus categorieën: 2 (van 2)

(10)

Let Op! Spasticiteit en/of vergroeiingen geven extra risico op decubitus en op onverwachte plaatsen.

Rugligging:

„ achterhoofd

„ schouderbladen (en wervelkolom)

„ ellebogen

„ stuit

„ hielen (en achillespees en teenpunten)

Zijligging:

„ oren

„ schoudertop (en ellebogen)

„ ribben

„ heupen

„ knieën: buitenkant en binnenkant

„ enkels (buitenkant en binnenkant)

„ (zijkant van voeten)

Buikligging:

„ oren

„ ellebogen

„ ribben

„ borsten

„ knieën

„ scheenbeen

„ wreef van de voeten

Zithouding:

„ schouderbladen

„ ellebogen

„ stuit

„ zitbeen

„ (knieholte) en hielen (achillespees)

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Risicoplaatsen: 1 (van 2)

(11)

Staan/lopen (schoeisel):

„ achillespees

„ hiel: achter-en onderzijde

„ bal onder voeten

„ tenen: boven- en onderkant

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Risicoplaatsen: 2 (van 2)

(12)

Risicoscore

Preventie van decubitus start met het opsporen van cliënten die risico lopen om decubitus te krijgen. Het is hierbij van belang om onderscheid te kunnen maken tussen risicofactoren en risico-indicatoren.

„ Risicofactoren hebben een directe relatie met het ontstaan van decubitus; het betreft druk- en schuifkrachten.

„ Risico-indicatoren zijn kenmerken die ertoe bij kunnen dragen dat cliënten een verhoogd risico op het ontwikkelen van decubitus lopen: bijvoorbeeld verslechterde voedingstoestand, neurologische aandoening, verminderde mobiliteit.

NB. Beschouw cliënten met een verminderde activiteit en/of mobiliteit altijd als risicocliënten.

Risicoscorelijsten en risicoschalen

Risicoscorelijsten worden gebruikt bij het inschatten van het decubitusrisico. De betrouwbaarheid van deze instrumenten staat ter discussie.

Het resultaat van een risico inventarisatie is een momentopname en risico-inschatting dient een continu proces te zijn en regelmatig herhaald te worden.

Er moet in ieder geval een nieuwe inschatting worden gemaakt wanneer:

„ de cliënt ‘in zorg’ komt;

„ de cliënt bed- of (rol)stoelafhankelijk wordt;

„ de conditie van de cliënt sterk verandert, zowel bij verslechtering als verbetering.

Combineer de risico-inventarisatie met de dagelijkse verzorging van de cliënt. Vergelijk de gegevens van de inventarisatie met de totale situatie van de cliënt.

De meest bekende risicoscorelijsten in Nederland zijn:

„ de Bradenschaal;

„ de Nortonschaal;

„ de Waterlowschaal.

Er wordt geen specifiek risico-inschattingsinstrument aanbevolen, omdat een dergelijk

instrument alleen een hulpmiddel is om op een gestructureerde wijze het risico op decubitus te bepalen. Naast de genoemde aspecten in het instrument zijn ook de individuele kenmerken van de cliënt, de klinische blik en ervaring van de zorgverlener belangrijk bij het bepalen van het risico.

Bij het gebruik van de risicoscorelijsten geldt de volgende kritische kanttekening:

„ er blijven cliëntsituaties bestaan waarbij sprake is van een lage score, maar waar toch een sterk verhoogd risico aanwezig is;

„ andersom kan soms ook het geval zijn: een hoge score, maar toch een laag risico.

De uitkomst van een risicoscore geeft een indicatie om preventieve maatregelen te starten of uit te breiden.

De Bradenschaal

De Bradenschaal omvat 6 onderdelen:

„ waarneming van pijn en ongemak;

„ vochtigheid huid;

„ activiteit;

„ mobiliteit;

„ voeding;

„ wrijving en schuiven.

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Risicoscore: 1 (van 2)

(13)

De onderdelen wrijving en schuiven hebben een score van 1 tot en met 3. De overige onderdelen hebben een score van 1 tot en met 4.

De maximumscore bedraagt 23 punten. Hoe minder punten, hoe groter het risico op decubitus.

Een score lager dan 17 duidt op een verhoogd decubitusrisico.

De Nortonschaal

De Nortonschaal omvat 5 onderdelen:

„ algemene lichamelijke toestand;

„ geestelijke toestand;

„ activiteit;

„ mobiliteit;

„ incontinentie.

Op alle onderdelen wordt gescoord van 1 tot en met 4. De interpretatie is als volgt:

„ score 5 tot en met 11: sterk verhoogd risico

„ score 12 tot en met 14: verhoogd risico

„ score 15 tot en met 20: geen risico

De Waterlowschaal

De waterlowschaal ( the-waterlow-score-card , externe link) bevat 6 onderdelen + 3 gericht op extra risico:

Risico score

BMI 0 - 3

huidconditie 0 - 3

Geslacht 1 - 2

voedingstoestand 1 - 4

continentie 0 - 3

mobliteit 0- 5

Verhoogd risico

Verstoorde stofwisseling / vaatlijden 1 - 8

Neurologische stoornissen 4 - 6

Groot trauma of na een operatie 5 - 8

De interpretatie is als volgt:

„ 10+: risico

„ 15+: verhoogd risico

„ 20+: sterk verhoogd risico

Geraadpleegde bronnen

„ Landelijke multidisciplinaire richtlijn Decubitus preventie en behandeling, V&VN, 2011.

„ WCS Wondenboek, 2009. Woundcare Consultant Society, Leiden.

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Risicoscore: 2 (van 2)

(14)

Risico bij verminderde mobiliteit, activiteit en/of sensibiliteit

Verminderde mobiliteit, activiteit en/of sensibiliteit zijn belangrijke risicofactoren omdat:

„ er door te lang dezelfde houding aan te nemen drukplekken kunnen ontstaan op risicoplaatsen;

„ er bij verminderde mobiliteit oedeem aan voeten en benen kan ontstaan waardoor bijvoorbeeld schoeisel gaat knellen en er drukplekken kunnen ontstaan;

„ er bij verminderde sensibiliteit iemand niet zelf kan voelen of er drukplekken zijn, bijvoorbeeld bij een dwarslaesie of neuropathie.

Preventieve acties

„ stimuleer de cliënt zoveel mogelijk te mobiliseren en leg uit wat het belang daarvan is;

„ maak een mobiliteitschema in overleg met de cliënt;

„ gebruik een optrekbeugel (papagaai);

„ overleg met de arts over het eventueel inschakelen van fysio- en/of ergotherapie;

„ zo nodig toepassen van wisselhouding;

„ zo nodig gebruik van AD-materiaal;

„ vrijleggen van de risicoplaatsen;

„ screening van de voedingstoestand;

„ regelmatige beoordeling van de huid op risicoplaatsen.

Geraadpleegde bronnen

„ Landelijke multidisciplinaire richtlijn Decubitus preventie en behandeling, V&VN, 2011

„ WCS Wondenboek, 2009. Woundcare Consultant Society, Leiden

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Risco bij verminderde mobiliteit, activiteit en/of sensibiliteit: 1 (van 1)

(15)

Risico bij verminderde huidconditie

Een verminderde conditie van de huid is een risicofactor en kan komen door:

„ een te droge of te vochtige huid,

een droge of te vochtige huid is kwetsbaarder, daardoor is de kans op het ontstaan van huiddefecten en/of infecties groter;

„ ouderdom

bij ouderen is de huid dunner en minder soepel. Daardoor ontstaan er vaker doorbloedingsstoornissen;

„ medicijnen (zoals corticosteroïden en chemotherapie), deze medicijnen maken de huid dunner en kwetsbaarder.

Preventieve acties

Acties om de huid in een betere conditie te brengen zijn:

„ inspecteer de huid dagelijks en rapporteer bevindingen;

„ gebruik maximaal één keer per dag zeep of maak gebruik van zeepvrije producten;

„ niet te heet en niet te lang douchen (heeft uitdrogend effect);

„ voorzichtig met pleistergebruik (ontvelling bij verwijderen);

„ geef dagelijks schoon ondergoed;

„ bij droge huid: maak gebruik van een ongeparfumeerde huidcrème of indifferente zalf:

– kloppend opbrengen, niet wrijven (stevig wrijven kan door de schuifkrachten een schadelijke werking hebben);

– de huidcrème of zalf moet snel in de huid trekken;

„ bij vochtige huid:

– product gebruiken met indrogend effect zoals zinkoxide;

– vernieuw bij incontinentie, het incontinentiemateriaal regelmatig en bescherm de huid zo nodig met barrièrecrème of -spray.

Geraadpleegde bronnen

„ WCS Wondenboek, 2009. Woundcare Consultant Society, Leiden

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Risco bij verminderde huidconditie: 1 (van 1)

(16)

Risico bij verminderd bewustzijn en/of verwardheid

Verminderd bewustzijn en/of verwardheid is een risico omdat:

„ de cliënt de adviezen niet (goed) kan uitvoeren;

„ de cliënt mogelijk geen (pijn)klachten kan aangeven;

„ de cliënt niet (goed / tijdig) zelfstandig van houding kan veranderen.

Preventieve acties

„ probeer te reactiveren;

„ zorg voor voldoende opname van vocht en voeding;

„ bied goede incontinentieverzorging (zie ook vochtletsel);

„ controleer op afkoelen (met name ’s nachts);

„ besteed extra aandacht aan alle andere risicofactoren;

„ controleer dagelijks de huidconditie.

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Risico bij verminderde bewustzijn: 1 (van 1)

(17)

Risico bij slechte voedingstoestand

Een slechte voedingstoestand is een risicofactor voor decubitus:

„ een tekort aan calorieën en/of voedingstoffen vergroot, door een verminderde weerstand, de kans op infecties en huiddefecten en op een vertraagde wondgenezing

„ bij ernstige vermagering ontstaat bovendien ter plaatse van benige uitsteeksels (heupen, staartbeen, ellebogen) extra risico op huidletsel.

Oorzaken van een slechte voedingstoestand zijn:

„ Verminderde inname van voeding door:

– niet zelf kunnen eten of drinken;

– verminderd bewustzijn / suf en/of verwardheid;

– stress, angst, depressie;

– pijn;

– misselijkheid / zuurbranden;

– slik-, kauw- of passageklachten;

– benauwdheid;

– vermoeidheid;

– eenzijdige voedselkeuze;

– mechanische belemmeringen (stenosen, slecht passende gebitsprothesen etc.);

– ouderdom.

„ Verhoogde voedingsbehoefte:

– COPD;

– chronische hartziekten;

– infectie/koorts;

– kanker;

– aids;

– chemotherapie;

– ondergaan van grote operatie;

– grote wonden, zoals decubitus, ulcus cruris en brandwonden;

– stress;

– trauma.

„ Verliezen van voedingstoffen door:

– > 2 dagen frequent braken en/of ernstige diarree;

– grote verliezen via fistel; stoma; drain;

– frequent bloedverlies;

– verlies via open wonden (decubitus, brandwonden, ulcus cruris);

– radio- of chemotherapie;

– recent grote operatie.

Hoe meet je ondervoeding (hier is geen consensus over):

„ BMI lager dan 20 met een gewicht hoger dan 65 kg of een BMI lager dan 18,5 met een gewicht lager dan 65 kg.

„ Weinig intake

„ Gewichtsverlies

De relatie decubitus en ondervoeding is (nog) niet bewezen.

Er is sprake van een slechte voedingstoestand als er in combinatie met een aandoening sprake is van:

„ ongewenst gewichtsverlies: meer dan 5% binnen 30 dagen of meer dan 10% binnen 180 dagen en/of

„ het langer dan 5 tot 7 dagen niet of nauwelijks kunnen eten (door bijvoorbeeld slikklachten of slechte eetlust).

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Risico bij slechte voedingstoestand: 1 (van 2)

(18)

Beoordeel bij iedere cliënt de voedingstoestand. Neem bij geconstateerde afwijkingen individuele voedingsmaatregelen, zoals:

„ corrigeren van de ondervoeding door middel van een afgestemd dieet dat voldoende energie en eiwit bevat:

– driemaal daags een volwaardige maaltijd;

– 1,5 liter tot 2 liter vocht per 24 uur;

– gebruik niet alleen koffie, thee, water en bouillon, maar ook melkproducten en vruchtensappen; deze bevatten meer voedingsstoffen;

„ hulp bieden bij het eten;

„ de cliënt zo mogelijk rechtop laten eten;

„ wegen bij opname of start van de verzorging en daarna bij voorkeur 1 maal per maand (circa zelfde tijd, zelfde weegschaal) en registreren in zorgdossier/verpleegplan

„ controleer de huidspanning en de urineproductie regelmatig.

Aangezien ondervoeding een omkeerbare risicofactor is voor de ontwikkeling van decubitus, is vroege herkenning en behandeling van ondervoeding erg belangrijk. Personen die een

verhoogd decubitusrisico hebben, kunnen ook een risico op ondervoeding hebben of zelfs ondervoed zijn. Zij moeten daarom gescreend worden op hun voedingstoestand. Gebruik bij de screening van de voedingstoestand een valide en praktisch instrument dat snel en eenvoudig is te gebruiken. Maak hierbij voor de oudere zorgvrager gebruik van de SNAQRC of SNAQ65+.

Deze instrumenten bestaan uit vragen die het best ondervoeding voorspellen. De SNAQ wordt beschouwd als een van de meest accurate en toepasbare instrumenten.

Diëtist

Schakel een diëtist in bij een verhoogd voedingsrisico met risico op decubitus en bij aanwezige decubitus.

Dieetadvies door diëtist:

„ energie- en eiwitverrijkt, hoeveelheden afhankelijk van behandeldoel: preventie of behandeling;

„ extra aandacht voor vochtopname in overleg met diëtist. Start niet zelf met drinkvoedingen!

„ bij een slechte voedingstoestand en/of het onvoldoende innemen van voeding kan het gebruik van enterale voeding (sondevoeding en drinkvoeding) of parentale voeding (voeding via een bloedvat) noodzakelijk zijn.

Geraadpleegde bronnen

„ Landelijke multidisciplinaire richtlijn Decubitus preventie en behandeling, V&VN, 2011

„ WCS Wondenboek, 2009. Woundcare Consultant Society, Leiden

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Risico bij slechte voedingstoestand: 2 (van 2)

(19)

Risico bij neurologische stoornissen

Neurologische stoornissen zijn een risico omdat:

„ cliënten met verlammingen niet zelfstandig van houding kunnen veranderen en/of door gevoelsstoornissen waarschuwingssignalen (zoals pijn of een verkeerde houding) wegvallen;

„ bij spasticiteit plaatselijk een te hoge druk ontstaat en herhaalde bewegingen schuif- en/of wrijvingskrachten veroorzaken. Ook op onverwachte plekken.

Diabetespatiënten hebben een verhoogde kans op decubitus door de complicatie neuropathie;

een aandoening van met name de gevoelszenuwen.

Preventieve acties

„ Bij gevoelsstoornis: indien mogelijk cliënt attenderen op compensatie van weggevallen waarschuwingssignaal, anders: regelmatig bedreigde plaatsen controleren door de hulpverlener;

„ regelmatige verandering van houding: minimaal eenmaal per 3 uur;

„ eventueel bed- en/of stoelaanpassing;

„ dagelijks controle van het zitvlak (bijvoorbeeld met spiegeltje);

„ eventueel speciaal / aangepast schoeisel en dagelijks controle van de voeten.

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Risico bij neurologische stoornis: 1 (van 1)

(20)

Risico bij afwijkende lichaamstemperatuur

Een afwijkende lichaamstemperatuur is een risicofactor omdat:

„ bij koorts de huid vochtig en week wordt door transpiratie;

„ bij ondertemperatuur de haarvaten zich vernauwen waardoor de stofwisseling van de huid vermindert en deze kwetsbaar wordt.

Preventieve acties

Ondertemperatuur (< 35.5 ºC):

„ voorzichtig opwarmen, warme drankjes drinken en indien mogelijk regelmatig houding veranderen (30º zijligging en hielen vrijleggen), katoenen sokken aan in bed.

Verhoogde temperatuur (> 38ºC):

„ bij transpireren: regelmatig wassen, zorgen voor droge onderlaag;

„ eventueel zorgen voor extra vochtabsorptie;

„ een zachte wasbare, absorberende onderlegger

„ voldoende vocht toedienen

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Risico bij afwijkende lichaamstemperatuur: 1 (van 1)

(21)

Nat – droog – balans

Een vochtig wondmilieu zorgt voor een snellere genezing van decubitus, mits de productie van wondvocht in balans is met de absorberende eigenschappen van het gebruikte verband.

Met behulp van een vochtig wondmilieu:

„ verloopt het oplossen van necrotisch weefsel beter;

„ wordt de vorming van granulatieweefsel bevorderd;

„ wordt het granulatieweefsel beschermd.

De hoeveelheid wondvocht is bepalend voor de keuze van het verbandmateriaal. Doordat het verband het wondvocht opneemt, ontstaat een vochtig wondmilieu zonder dat verweking van het wondbed ontstaat.

Let er bij het verwisselen van het wondverband op of de wond niet te droog is.

Als het verband aan het wondbed blijft plakken is de wond te droog.

Geraadpleegde bronnen

„ Landelijke multidisciplinaire richtlijn Decubitus preventie en behandeling, V&VN, 2011.

„ WCS Wondenboek, 2009. Woundcare Consultant Society, Leiden.

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Nat - droog - balans: 1 (van 1)

(22)

Decubituspreventie

Bij decubituspreventie zijn de volgende zaken belangrijk:

„ herkennen van een cliënt met een verhoogd risico op decubitus;

„ informeren van de cliënt en de mantelzorger;

„ treffen van preventieve maatregelen;

„ samenwerken met andere disciplines.

Herkennen

Cliënten die blootstaan aan druk- en of schuifkrachten hebben een verhoogd risico op

decubitus. Een slechte weefseltolerantie kan het risico verder verhogen. Beoordeling van deze factoren moet regelmatig plaatsvinden, maar in ieder geval als er veranderingen zijn in de algemene conditie of de huid van de cliënt.

Bij het herkennen van cliënten met een verhoogd risico op decubitus en cliënten met decubitus categorie I is de zogenaamde ‘klinische blik’ (verkregen door ervaring en scholing) belangrijk.

Hiernaast kan men gebruik maken van een risicoscorelijst, zoals de Bradenschaal, de Nortonschaal of de Waterlowschaal.

Voorlichten

Kennis en inzicht verhogen de motivatie van de cliënt om zelf mee te helpen om decubitus te voorkomen.

„ informeer cliënt (en mantelzorg) over de verschijnselen en risicofactoren van decubitus;

„ informeer, instrueer en motiveer cliënt (en mantelzorg) over preventieve maatregelen;

Voorlichtingsmateriaal:

„ cliëntenfolder ‘Doorliggen, wat kan ík doen?

„ Doorliggen, Leg je er niet bij neer! Brochure voor verzorgenden.

Treffen van preventieve maatregelen

De juiste preventieve maatregelen zijn te onderscheiden in het verminderen van druk- en schuifkrachten en het verhogen van de weefseltolerantie.

De volgende aandachtspunten zijn van belang:

„ mobiliteit;

„ onderlaag;

„ houding:

– liggende houding;

– in de stoel;

„ conditie van de huid;

„ vocht en voeding.

Mobiliteit

„ mobiliseren (indien zelfstandig mobiliseren niet mogelijk is, ondersteunen/overnemen; aan de hand van mobilisatieschema);

„ laat cliënt gebruik maken van een optrekbeugel;

„ gebruik dekenboog ter drukontlasting van onderbenen (eventueel sokken dragen of de voeten losjes bedekken met een molton ter voorkoming van koude voeten);

„ gebruik juiste verplaatsingstechnieken, bijvoorbeeld glijdekens, tillift enzovoort.

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Decubitus preventie: 1 (van 2)

(23)

Onderlaag

Let op het volgende:

„ gladde onderlaag (bij gebruik van hoeslakens mag geen hangmateffect ontstaan);

„ geen te strak gespannen lakens en/of stugge kussenhoezen (matras kan bol gaan staan waardoor het drukopheffend vermogen van onderliggend matras wordt verminderd. Hetzelfde geldt voor strakke, stugge kussenhoezen);

„ gebruik drukverlagende matrassen;

„ voorkom oneffenheden als plooien, kruimels, katheterslangen en dergelijke.

Liggende houding Let op het volgende:

„ voorkeur liggende houding: halve zijligging, in 30°;

„ rugligging: hoofdeinde en beengedeelte van bed omhoog, in 30°;

„ buikligging: halve buikligging, in 30°;

„ handhaven van juiste houding, gebruik kussens en/of voetensteun;

„ wissel van houding eens per 3 uur bij een gewoon matras en eens per 4 uur bij een anti- decubitusmatras;

„ leg hielen vrij van de onderlaag met behulp van hielelevator, kussen onder het volledige onderbeen, ter drukontlasting van hiel(en).

Zittende houding Let op het volgende:

„ voorkeur: stoel met armleuningen, rugleuning achterover, zitting achterover, voeten op een bankje (hielen vrij en achterover zittende houding 60°);

„ handhaven juiste houding; gebruik armleuningen en/of voetensteun;

„ gebruik drukverlagende kussens (bijvoorbeeld een gel- of luchtkussen).

Conditie van de huid Let op het volgende:

„ bij incontinentie: adequaat gebruik van incontinentiemateriaal;

„ bescherm huid tegen verweking;

„ verzorg een droge huid met een indifferente zalf;

„ inspecteer de huid dagelijks.

Voedingstoestand Let op het volgende:

„ zorg voor goede voedingstoestand;

„ zorg voor voldoende inname van calorieën en eiwit;

„ zorg voor individueel dieet;

„ zorg voor voldoende vochtinname: minimaal 1½ ltr / 24 uur.

Samenwerken met andere disciplines

Bij zowel decubituspreventie als -behandeling is multidisciplinaire samenwerking belangrijk. Het doel is het verbeteren en optimaliseren van de organisatie van zorg in de totale keten van de decubituszorg (ketenzorg), rekeninghoudend met de verschillende taken en

verantwoordelijkheden van de betrokken disciplines.

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Decubitus preventie: 2 (van 2)

(24)

Niet-wegdrukbare roodheid van de intacte huid

Intacte huid met niet-wegdrukbare roodheid in een gelokaliseerd gebied meestal ter hoogte van een botuitsteeksel. Er kan sprake zijn van een verkleuring van de huid, warmte, oedeem, verharding en pijn. Een donker gekleurde huid vertoont mogelijk geen zichtbare verkleuring.

Het gebied kan pijnlijk, stijf, zacht, warmer of kouder zijn in vergelijking met aangrenzend weefsel. Categorie I kan moeilijk te ontdekken zijn bij personen met een donker gekleurde huid. Dit kan betekenen dat dit personen zijn ‘die risico lopen’.

Niet-wegdrukbare roodheid betekent dat de rode huidskleur niet wit wordt wanneer met een aantal vingers lichte druk op de rode plek wordt uitgeoefend. De roodheid blijft.

Beoogd resultaat

† Roodheid heeft zich niet uitgebreid.

† Roodheid is niet in een (open) wond ontaard.

† Roodheid is verdwenen.

Interventies

† Informeer cliënt over huidige situatie en verschijnselen van verbetering/verslechtering.

† Zoek de oorzaak van de decubitus, door te kijken naar de plaats van decubitus, het mobiliteitschema, het voedingspatroon, de huidconditie en de onderliggende pathologie en hef deze zoveel mogelijk op.

† Pas preventieve maatregelen toe in relatie tot relevante risicofactoren of breid deze uit.

† Controleer minimaal 2x daags de drukplekken.

† Bedek intacte huid met transparante wondfolie.

† Indicatie voor eventueel gebruik van crèmes:

Als de huid te droog is: neutrale crème/lotion gebruiken die snel in de huid trekt (niet wrijven).

Als de huid vochtig is: product gebruiken met indrogend effect zoals zinkoxide. Indien er ook sprake is van incontinentie dient het incontinentiemateriaal regelmatig verschoond te worden en de huid zo nodig beschermd te worden met barrièrecrème- of spray.

Bronnen

„ Landelijke multidisciplinaire richtlijn Decubitus preventie en behandeling, V&VN, 2011

„ Wondenboek 2011, WCS

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Niet-wegdrukbare roodheid intacte huid: 1 (van 1)

(25)

Categorie II Verlies van een gedeelte van de huidlaag of blaar

Blaar met gesprongen blaardak of ontvelling

Gedeeltelijk verlies van een laag van de lederhuid (dermis), waardoor een oppervlakkige open wond zichtbaar wordt met een rood-roze wondbodem, zonder wondbeslag. Kan er ook uitzien als een intacte of open/gescheurde, met vocht gevulde of met serum en bloed gevulde blaar.

Ziet eruit als een glimmende of droge oppervlakkige wond zonder wondbeslag of kneuzing.

Deze categorie moet niet gebruikt worden om skin tears (huidscheurtjes/wondjes), kleefpleisterletsel, incontinentie gerelateerde dermatitis (door urine of feces), maceratie (verweekte huid door vocht) of schaafwonden te beschrijven.

Beoogd resultaat

† Wond is niet geïnfecteerd.

† Omliggende huid is niet verweekt.

† Blaarvorming heeft zich niet uitgebreid.

† Huid heeft zich hersteld.

Interventies

† Informeer cliënt over huidige situatie en verschijnselen van verbetering/verslechtering.

† Zoek de oorzaak van de decubitus, door te kijken naar de plaats, het mobiliteitschema, het voedingspatroon en de onderliggende pathologie en hef deze zoveel mogelijk op.

† Pas preventieve maatregelen toe in relatie tot relevante risicofactoren.

† Bescherm omliggende huid tegen verweking, bijvoorbeeld met zinkolie.

† Blaarresten verwijderen.

† Verwijder zalfresten bij verbandwisseling met een zoete olie.

† Dek blaar of ontvelde huid af met:

Droge wond

† Vetzalfgazen, afgedekt met non-woven gazen of met absorberende gaaskompressen.

Verbandwisseling minimaal 1 x daags, of

† Siliconenverband, afgedekt met non-woven of met absorberende gaaskompressen.

Verbandwisseling eens per 2 tot 7 dagen.

† Hydrocolloïd. Verbandwisseling eens per 2 tot 7 dagen.

Exsudatieve wond

† Hydrofiber, afgedekt met absorberende gaaskompressen. Verbandwisseling om de 1-8 dagen; de kompressen vaker om de hydrofiber te controleren,of

† Schuimverband. Verbandwisseling eens per 2 à 3 dagen.

Fixeer het gebruikte materiaal met een folie of met een absorberend verband, afhankelijk van de vochtigheid van de wond.

De frequentie van verbandwisselingen is afhankelijk van de mate van vochtverlies uit de wond. Zorg altijd voor het juiste vochtige wondmilieu.

Bronnen:

„ Landelijke multidisciplinaire richtlijn Decubitus preventie en behandeling, V&VN, 2011

„ Wondenboek 2011, WCS

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Verlies van een gedeelte van de huidlaag of blaar: 1 (van 1)

(26)

Categorie III & Categorie IV

Oppervlakkige/diepe decubitus, met geel beslag en met natte necrose

De decubituswond produceert veel vocht en/of pus. Er bevindt zich necrotisch weefsel in vervloeide vorm in de wond. De wondranden zijn rood, binnen in de wond is het weefsel geel en zwart van kleur. Veelal verspreidt de wond een sterke, onaangename geur.

Beoogd resultaat

† Wond heeft zich niet uitgebreid.

† Omliggende huid is niet verweekt.

† Wond is gereinigd van overtollig vocht en/of geel beslag en/of pus.

† Aanwezige necrose is verwijderd.

† Onaangename geur is verdwenen.

† Decubitus is verdwenen.

Interventies

† Informeer cliënt over huidige situatie en verschijnselen van verbetering/verslechtering.

† Spoel de wond schoon; bij voorkeur onder de douche, anders met water of fysiologisch zout; frequentie gekoppeld aan gekozen verbandmateriaal.

† Bescherm omliggende huid tegen verweking, bijvoorbeeld met zinkolie.

† Verwijder zalfresten bij verbandwisseling met een zoete olie.

† Breng enzymatische necroseoplossers aan.

† Verbind/vul wond volgens WCS classificatie en wondbehandelingsproducten.

† Optimaliseer preventieve maatregelen of breid deze uit.

NB Necrose categorie IV op de stuit geeft veel lig- en zitproblemen:

† Er is langdurig een hoogwaardig matrassysteem noodzakelijk, soms is alleen nog een zandbed of low-air loss systeem (met name in ziekenhuizen) de aangewezen

ligondersteuning om de wond adequaat te behandelen. De cliënt mag beslist niet op de wond zitten en krijgt daarom vaak bedrust voorgeschreven.

† Het genezingsproces kan bij een schone decubitus wond categorie IV versnellen door het defect te sluiten via transplantaten van een huid-spierlaag door een plastisch chirurg.

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Oppervlakkige diepe decubitus met geel beslag: 1 (van 1)

(27)

Categorie III & Categorie IV Oppervlakkige decubitus & Diepe decubitus

1

Oppervlakkige/diepe decubitus, zonder necrose en zonder geel beslag De wond is rood van kleur. Bij diepe decubitus is er meer weefselverlies.

Beoogd resultaat

† Decubitus heeft zich niet uitgebreid.

† Omliggende huid is niet verweekt.

† Wond is niet geïnfecteerd.

† Decubitus is verdwenen.

Interventies

† Informeer cliënt over huidige situatie en verschijnselen van verbetering/verslechtering.

† Bescherm omliggende huid tegen verweking, bijvoorbeeld met zinkolie.

† Verwijder zalfresten bij verbandwisseling met een zoete olie.

† Spoel de wond schoon; bij voorkeur onder de douche, anders met water of fysiologisch zout; frequentie afhankelijk van gekozen verbandmateriaal.

† Verbind/vul een wond volgens WCS classificatie en wondbehandelingsproducten.

† Optimaliseer preventieve maatregelen of breid deze uit.

NB Oppervlakkige / diepe decubitus categorie III & IV op de stuit geeft veel lig- en zitproblemen:

† Er is langdurig een hoogwaardig matrassysteem noodzakelijk, soms is alleen nog een zandbed of low-air loss systeem (met name in ziekenhuizen) de aangewezen

ligondersteuning om de wond adequaat te behandelen. De cliënt mag beslist niet op de wond zitten en krijgt daarom vaak bedrust voorgeschreven.

† Het genezingsproces kan bij een schone decubitus wond categorie IV versnellen door het defect te sluiten via transplantaten van een huid-spierlaag door een plastisch chirurg.

1 Met betrekking tot de wondbehandeling zijn de categorieën III en IV samengevoegd. De interventies komen bij deze categorieën vrijwel overeen. Het verschil tussen de categorieën is gelegen in de diepte van de wond.

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Oppervlakkige diepe decubitus zonder necrose zonder geel beslag: 1 (van 1)

(28)

Categorie III & Categorie IV

Oppervlakkige/diepe decubitus, zonder necrose, met geel beslag

De wondranden zijn rood van kleur. De wond produceert veel vocht en in de wond is geel beslag aanwezig.

Beoogd resultaat

† Wond heeft zich niet verder uitgebreid.

† Omliggende huid is niet verweekt.

† Wond is gereinigd van overtollig vocht en/of geel beslag en/of pus.

† Decubitus is verdwenen.

Interventies

† Informeer cliënt over huidige situatie en verschijnselen van verbetering/verslechtering.

† Spoel de wond schoon; bij voorkeur onder de douche, anders met water of fysiologisch zout; frequentie gekoppeld aan gekozen verbandmateriaal.

† Bescherm omliggende huid tegen verweking, bijvoorbeeld met zinkolie.

† Verwijder zalfresten bij verbandwisseling met een zoete olie.

† Verbind/vul wond volgens WCS classificatie en wondbehandelingsproducten.

† Optimaliseer preventiegerichte maatregelen of breid dit uit: stappenplan decubituspreventie.

NB. Oppervlakkige / diepe decubitus categorie III & IV op de stuit geeft veel lig- en zitproblemen:

† Er is langdurig een hoogwaardig matrassysteem noodzakelijk, soms is alleen nog een zandbed of low-air loss systeem (met name in ziekenhuizen) de aangewezen

ligondersteuning om de wond adequaat te behandelen. De cliënt mag beslist niet op de wond zitten en krijgt daarom vaak bedrust voorgeschreven.

† Het genezingsproces kan bij een schone decubitus wond categorie IV versnellen door het defect te sluiten via transplantaten van een huid-spierlaag door een plastisch chirurg.

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Oppervlakkige diepe decubitus zonder necrose met geel beslag: 1 (van 1)

(29)

Categorie III & Categorie IV

Oppervlakkige/diepe decubitus met droge necrose

De wondranden zijn rood. De wond is droog en er bevindt zich gele of zwarte necrose in de wond.

Beoogd resultaat

† Wond heeft zich niet uitgebreid.

† Omliggende huid is niet verweekt.

† Wond produceert geen pus.

† Necrotisch weefsel is verwijderd.

† Decubitus is verdwenen.

Interventies

† Informeer cliënt over huidige situatie en verschijnselen van verbetering/verslechtering.

† Bescherm omliggende huid tegen verweking, bijvoorbeeld met zinkolie.

† Verwijder zalfresten bij verbandwisseling met een zoete olie.

† Necrotomie door arts. Dit geldt niet voor hiel met droge necrose.

† Verweek overgebleven necrose met natte gazen (verwisseling 3-4 daags) of met hydrogel afgedekt met absorberende gaaskompressen (verwisseling 1 x per 3 dagen).

† Gebruik enzympreparaten bij dunne vervloeiende necrotische lagen die niet goed bereikbaar zijn voor mechanische verwijdering.

† Verbind/vul wond na necrotomie op volgens WCS classificatie en wondbehandelingsproducten.

† Optimaliseer preventieve maatregelen of breid deze uit.

NB. Necrose categorie IV op de stuit geeft veel lig- en zitproblemen:

† Er is langdurig een hoogwaardig matrassysteem noodzakelijk, soms is alleen nog een zandbed of low-air loss systeem (met name in ziekenhuizen) de aangewezen

ligondersteuning om de wond adequaat te behandelen. De cliënt mag beslist niet op de wond zitten en krijgt daarom vaak bedrust voorgeschreven.

† Het genezingsproces kan bij een schone decubitus wond categorie IV versnellen door het defect te sluiten via transplantaten van een huid-spierlaag door een plastisch chirurg.

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Oppervlakkige diepe decubitus met droge necrose: 1 (van 1)

(30)

Stappenplan Decubituspreventie

1. Herkennen van cliënten met een decubitusrisico.

2. Risicoscorelijst invullen en passend anti-decubitusmateriaal inzetten bij iedere cliënt:

„ die bed- en/of rolstoelgebonden raakt;

„ waarvan de conditie ernstig achteruit gaat (bijvoorbeeld terminale cliënten);

„ die een neurologische aandoening heeft (bijvoorbeeld CVA, MS, dwarslaesie);

„ die al decubitus ontwikkeld heeft.

3. Onderzoeken van de conditie van de huid door middel van bekijken èn betasten (voelen naar onderhuidse zwellingen en/of verhardingen op risicoplaatsen).

4. Cliënt indelen in risicocategorie met behulp van uitkomst risicoscorelijst en klinische blik.

Houd ook rekening met individuele omstandigheden die niet in de lijst zijn opgenomen maar wel het risico kunnen verhogen, bijvoorbeeld: (ernstig) decubitus in verleden, lichamelijke vergroeiingen, spasticiteit.

5. Vaststellen van preventieve maatregelen op basis van de specifieke risico’s die bij de individuele cliënt een rol spelen.

Bij een hoog risico: inschakelen van de behandelend arts en zo nodig diëtiste, decubitus- of wondverpleegkundige, fysiotherapeut, ergotherapeut.

Leg de bevindingen en maatregelen vast in het zorgdossier.

6. Informeren, instrueren en motiveren van de cliënt en diens mantelzorger over:

„ factoren die decubitus beïnvloeden;

„ specifieke risicoplaatsen bij deze cliënt;

„ maatregelen die cliënt /mantelzorger zelf kan nemen;

„ maatregelen die de hulpverlener zal nemen.

7. Frequentie van evaluatie risicofactoren en huidinspectie:

„ in chronische/stabiele situaties:

één keer per 2 maanden of vaker indien zich onverwacht nieuwe situaties voordoen zoals koorts, griep, fractuur, enzovoort;

„ één keer per week in situaties waarbij de toestand snel kan veranderen zoals bij pas ontstane ziekte/aandoening;

„ bij decubitus: één keer per week beschrijving van de decubitus.

Op basis van de evaluatie en de beschrijving worden de maatregelen al dan niet bijgesteld.

Verslaglegging van de evaluatie in het zorgdossier.

Als het decubitusrisico met de gebruikelijke middelen en maatregelen niet tot een bij de situatie van de cliënt passend aanvaardbaar risico verlaagd kan worden, dient een gespecialiseerd verpleegkundige of arts te worden ingeschakeld.

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Stappenplan decubituspreventie: 1 (van 1)

(31)

Preventieve maatregel: Zithoudingen

Een goede zithouding houdt in:

„ goede gewichtsverdeling over zitvlak, voeten, armen en rug;

„ goede zithoogte:

bovenbenen rusten geheel op de zitting en voeten staan plat op de grond of voetensteun;

„ een zitting die aan de voorkant tot circa 2 cm oploopt en waarvan de diepte zodanig is dat de afstand tussen zitting en knieholte vuistbreed is;

„ een zitbreedte die niet uitnodigt tot scheef zitten;

„ voldoende brede armleuningen met de hoogte zo afgesteld dat de schouders ontspannen;

„ regelmatig veranderen van houding;

„ maximaal 2 à 3 uur achtereen op een stoel zitten. Bij decubitus op zitvlak, niet langer dan 60 minuten laten zitten en maximaal 3x daags.

Als regelmatige houdingsverandering niet mogelijk is, is een speciaal zitkussen geïndiceerd.

Schakel bij problemen zo nodig een ergotherapeut of fysiotherapeut in voor advies.

Let op bij transfers:

„ gebruik zo nodig hulpmiddelen (ter verlaging schuifkrachten);

„ voorkom letsel door stoten aan beensteunen of andere uitsteeksels (laat deze omwikkelen).

Afbeeldingen: diverse verkeerde zithoudingen

Geraadpleegde bronnen

„ Landelijke multidisciplinaire richtlijn Decubitus preventie en behandeling, V&VN, 2011

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Zithouding: 1 (van 1)

(32)

Preventieve maatregelen: lighoudingen

Algemeen

„ Zorg voor een gladde absorberende onderlaag en niet te strak gespannen lakens, voorkom plooien, kruimels, oneffenheden en druk van katheterslangen;

„ laat zo mogelijk de cliënt ook een paar keer per dag op een stoel zitten;

„ gebruik zo nodig een dekenboog of hang dekens over het voeteneinde;

„ vermijd schuiven bij transfers en maak gebruik van een papegaai (niet bij CVA-patiënten);

„ gebruik bij veel wrijfkrachten badstofsokken: deze moeten goed passend zijn, niet knellen en geen naden bezitten;

„ instrueer cliënt ten aanzien van een goede lighouding:

– houdingsverandering: iedere 3 à 4 uur (dag en nacht!);

– halfzijligging 30º (zie figuur 6a t/m 6f);

– rugligging semi-Fowler 30º (zie figuur 7 t/m 10);

Wisselhouding

„ Gebruik zo nodig een schema voor wisselhouding als frequente houdingsverandering niet tot de routine behoort of een mobilisatieschema. Bij onvoldoende effect dient de frequentie te worden opgevoerd (in combinatie met een antidecubitusmatras).

„ Het tijdsinterval van wisselhouding is niet alleen bepalend voor het ontstaan van decubitus.

Het hangt ook af van de aanwezige druk- en schuifkrachten en individueel bepaalde weefseltolerantie.

„ Als houdingsverandering niet mogelijk is (door bijvoorbeeld hevige pijn) is een speciale matras geïndiceerd.

Halfzijligging 30º

In halve zijligging is het drukoppervlak ter hoogte van het bekken groter dan in strikte zijligging.

Er is in deze positie meer weefselmassa ten opzichte van de onderlaag, zodat druk beter over het weefsel kan worden verdeeld. Bovendien wordt in deze houding de huid op de heupen en de stuit optimaal van zuurstof voorzien (dit in tegenstelling tot de 90º-houding).

Deze positie wordt verkregen door middel van (wig)kussens onder het matras of door ondersteuning van de patiënt met hoofdkussens.

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Lighoudingen: -3 (van 4)

(33)

Afbeelding: zijligging

Afbeeldingen: lighouding

Rugligging

Bij rugligging is de druk het laagst in een semi-Fowlerhouding, waarbij zowel hoofdeinde als beengedeelte 30º omhoog is gebracht. Het voorkomt onderuitzakken en schuifkracht wordt vermeden. Zet eerst het voeteneinde omhoog en dan pas het hoofdeinde.

Bij buikligging: plaats een kussen onder de borstkas en laat de buik vrij om ademhaling

gemakkelijk te maken. Plaats tevens een kussen onder de onderbenen zodat druk op tenen en voorvoet worden voorkomen.

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Lighoudingen: -2 (van 4)

(34)

Afbeelding: zwevende hielen

Leg bij bedreigde hielen een kussen onder de onderbenen zodat de hielen vrij liggen.

Geraadpleegde bronnen

„ Landelijke multidisciplinaire richtlijn Decubitus preventie en behandeling, V&VN, 2011

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Lighoudingen: -1 (van 4)

(35)

Preventieve maatregelen: lopen en schoenen

Afbeelding: schoen

Instructie over lopen en schoenen

„ Controleer de schoenen:

– voel naar naden en stiksels die drukplekken kunnen veroorzaken;

– is de maat juist, niet te wijd of te strak;

– is er voldoende ventilatie, zoals bij leren schoenen;

– geen hoge hak, maximaal 3-4 cm.

„ Besteed aandacht aan de sokken:

– goed vochtabsorberend materiaal (katoen) zonder naden, rimpels en plooien.

„ Let bij cliënten met diabetes mellitus en/of neurologische stoornissen op gevoelsstoornissen.

„ Verwijs eventueel naar fysiotherapeut en/of revalidatiearts voor verbandschoenen:

– als de cliënt wondjes aan de voeten heeft;

– bij voetafwijkingen met verhoogd risico op drukplekken waarbij orthopedisch schoeisel niet geïndiceerd is of waarbij bewust niet gekozen wordt voor orthopedisch schoeisel;

– als preventieve maatregel als er een verhoogd risico op het ontstaan van drukplekken aanwezig is (bijvoorbeeld bij slecht ingestelde diabetes mellitus met voetproblematiek);

– bij cliënten met pijnlijke voeten die normaal schoeisel niet verdragen en die met verbandschoenen veiliger en stabieler lopen dan met gewone pantoffels.

„ Verwijs eventueel naar podotherapeut en/of orthopedisch schoenmaker.

Bron

Wondenboek 2011, WCS

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Lopen instructie: 1 (van 1)

(36)

Bij goede decubituszorg staat preventie van decubitus, het voorkomen van verergering en de behandeling van wonden op de voorgrond.

Er is echter nog een aantal problemen die zich bij decubitus kunnen voordoen en voortdurende aandacht vragen.

In sommige situaties zal men moeten vaststellen dat decubitus niet genezen kan worden vanwege zeer slechte, achteruitgaande lichamelijke conditie. Dit geldt bijvoorbeeld voor terminale cliënten. De behandeling van decubitus zal dan altijd gericht zijn op bereiken van zo groot mogelijk comfort voor de cliënt.

De volgende onderwerpen worden nader toegelicht:

„ complicaties;

„ geuroverlast;

„ pijn;

„ overige aandachtspunten:

– sociaal isolement;

– informeren;

– vergroten motivatie;

– instrueren;

– palliatie.

Complicaties

Wees bedacht op de volgende complicaties en schakel bij niet genezen of verslechtering de arts in.

Infectie

Infectie locaal: pijn, roodheid, zwelling, warm aanvoelen in het gebied rond de wond (let bij groen beslag op specifieke geur: pseudomonasbacterie) en functieverlies.

Abces

Met pus gevulde holte onder of aansluitend aan de decubituswond. Soms als fluctuerende zwelling voelbaar. De cliënt voelt zich soms ziek en kan een lichte verhoging hebben.

Artritis

Soms kan vanuit een diepe decubituswond een gewricht aangetast worden door infectie.

Cellulitis

Diffuus verspreidende ontsteking van vooral los bindweefsel. De huid lijkt op wondroos, maar ligt dieper. De huid is warm, rood en opgezet. De begrenzing is vaag.

Erysipelas

Acute infectie van de huid en onderhuids weefsel, in combinatie met opgezette, felrode, scherpbegrensde verkleuring van de huid. Gaat soms gepaard met koorts.

Osteomyelitis

Ontsteking van onderliggend botweefsel, door uitbreiding van een decubituswondinfectie. Kan pijnlijk zijn en koorts en gevoel van ziek zijn veroorzaken. Met name bij categorie IV decubitus, waarbij bot aangetast is, kan een osteomyelitis (bontontsteking) ontstaan.

© Vilans 05-01-2012 Richtlijninformatie

Aandachtspunten decubitus behandeling: 1 (van 3)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ook zonder bekwaamheidsverklaring echter mogen voorbehouden handelingen in opdracht van een arts worden verricht, ongeacht of de beroepsgroep waartoe de opdrachtnemer behoort

De medicijnen worden uit een geneesmiddel distributiesysteem of uit de oorspronkelijke verpakking gehaald; indien het gebeurt uit een geneesmiddel distributiesysteem (GDS) 3 (“zoals

Een dubbelloops ileostoma wordt aangelegd als het verder gelegen stuk dunne darm of de hele dikke darm tot rust gebracht moet worden. Dit kan een tijdelijke oplossing zijn, maar

De diagnose en de behandeling van diabetes bij kwetsbare ouderen kan verschillen van relatief gezondere cliënten met diabetes mellitus 2.. Bij het stellen van de diagnose en het

Er zijn latex handschoenen zonder poeder verkrijgbaar of er kunnen vinyl of nitriel handschoenen gebruikt worden.. „

Een bloeddruppel uit capillair volbloed (vingerprik) wordt verkregen door een prik in de huid met een lancet die in de prikpen geplaatst is of met een vingerprikker voor

✓ Oefenen van vaardigheden rondom het inbrengen/verwijderen/verwisselen van voedingssondes, het verzorgen van een cliënt met een voedingssonde en het toedienen van sondevoeding

Het verbod op de uitvoering van voorbehouden handelingen door anderen dan zelfstandig bevoegden of zonder opdracht van een zelfstandig bevoegde geldt niet in een noodsituatie,