• No results found

Vrede door Jezus Christus

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Vrede door Jezus Christus"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

www.prekenweb.nl 1/11

Ds. Th. van Stuijvenberg – Handelingen 10:36

Zingen: Psalm 147: 10 Lezen: Handelingen 10 Zingen: Psalm 119: 1, 53 Zingen: Psalm 85: 3 Zingen: Psalm 87: 4 Gemeente, onze tekst kunt u vinden in Handelingen 10 vers 36:

Dit is het Woord, dat Hij gezonden heeft de kinderen Israëls, verkondigende vrede door Jezus Christus; Deze is een Heere van allen.

In deze tekstwoorden wordt gesproken over: Vrede door Jezus Christus.

We willen letten op drie zaken:

1. De belofte 2. De vervulling 3. De zegen 1. De belofte

De geschiedenis kennen we wellicht. Petrus is gekomen in Cesarea, in het huis van de Romeinse hoofdman Cornelius. In dat gezin heeft de Heere al gewerkt. We kunnen dat lezen in vers 2 van ons teksthoofdstuk. Het zaad van het Evangelie is gestrooid en het heeft wortel geschoten, opdat het vruchten zou voortbrengen, opdat de naam des Heeren geëerd en geprezen zou worden, zowel door de Joden als door de heidenen.

Cornelius heeft Petrus ontboden, die in Joppe was, bij Simon de lederbereider. En Petrus, die onderwijs van de hemel heeft gekregen, is meegegaan met de drie mannen die door Cornelius afgezonden waren.

Inmiddels heeft Cornelius heel zijn familie en allen die het maar horen wilden, bijeengeroepen, opdat ze straks uit de mond van Petrus de woorden Gods zouden vernemen.

En als Petrus eenmaal gekomen is, heeft hij dat Woord van God ook verkondigd. Dan heeft hij gezegd: Dit is het Woord, dat Hij gezonden heeft de kinderen Israëls. Petrus wordt geroepen om als eerste aan heidenen het Evangelie te verkondigen. Daar in Cesarea gaat de Heere een gemeente stichten, een gemeente van ware Christgelovigen.

De Heere is ten hemel gevaren en heeft plaats genomen aan de rechterhand van Zijn Vader, om van daaruit Zijn Kerk te vergaderen, al de verkorenen ter zaligheid, uit alle volken en talen en natiën en geslachten. Zij zullen komen, door het Goddelijk licht geleid, om de Naam des Heeren te vermelden. Dit volk heb Ik Mij geformeerd, zij zullen Mijn lof vertellen.

(Jes.43:21) Het gaat in de eerste plaats niet om onze zaligheid, gemeente. Nee, het gaat om

(2)

www.prekenweb.nl 2/11

de eer van de Koning, Die alle eer toekomt die Hij waardig is te ontvangen van nu aan tot in der eeuwigheid.

Daar in Cesarea zijn hongerige en dorstige harten. Daar heeft het Woord van God kracht gedaan. Daar heeft de Heere harten geopend. We zouden het ook zo kunnen zeggen: daar heeft de Heilige Geest een werkplaats ingericht. Daar gaat Hij Zijn werk beginnen.

Hoe wordt het als de Heere in ons hart komt? Hoe wordt het als Hij ons uit de wereld haalt of uit onze godsdienstigheid? Hoe wordt het wanneer Hij onze ogen opent voor het grote gevaar waarin we verkeren en wanneer we dan als arme zondaren, als smekelingen aan Zijn voeten komen? Wat is één van de vruchten van de werkingen van de Heilige Geest? Dat is dit: er wordt een betrekking gelegd op het Woord van God:

Uw Woord kan mij, ofschoon ik alles mis, Door zijne smaak én hart én zinnen strelen.

Er wordt een betrekking gelegd op God - al is het dat de ziel het niet verklaren kan. Een betrekking op Zijn Woord en op Zijn inzettingen. ‘Hoe lief heb ik Uw wet!’ En dan wordt ook die bede geboren: ‘Maak in Uw Woord mijn gang en treden vast.’

O, gemeente, dat we ook in de tijd waarin wij leven, ook als de Heere onze ogen geopend heeft - en mogen er maar velen onder ons tot het licht komen, door de bediening van de Heilige Geest - dat we dat Woord toch ter hand zouden nemen, om daaruit onderwezen en geleerd te worden. Want we zijn zulke dwaalzieke mensen.

Dat Woord is het richtsnoer voor ons leven. We zien het in het leven van Cornelius: de Heere heeft tot hem het Woord gezonden en hij heeft het lief gekregen.

Cornelius leefde in een heidense omgeving. Daar leven ook wij midden in. Het is ontzettend wat er allemaal plaatsvindt in de tijd waarin wij leven. Niet alleen Neêrlands volk, maar ook Neêrlands kerk is zo ver van God, van Zijn Woord en van Zijn inzettingen afgeweken. Dan moeten we het elkaar toeroepen: Laat ons toch wederkeren tot de Heere! Laten we niet meegaan met de geest van onze tijd, die er zo velen tot slachtoffer maakt!

Al is het dat Cornelius en de zijnen in een heidense omgeving leven, te midden van de wereld en van de goddeloosheid, ze zijn niet van de wereld. Waar de genade Gods verheerlijkt is, daar kunnen we niet meer meedoen. Dan is het: Weg wereld, weg schatten!

Al hebben we maar iets gekregen van dat leven der genade, dan wordt de begeerte gewekt om in Zijn inzettingen te leven. Dan kan de wereld ons hart niet meer vervullen. Wat is het droevig als we een beetje gaan delen: ons hart nog wat aan de wereld geven en ook wat aan de dienst van de Heere. Er moet een keuze komen, deze keuze: Uw volk is mijn volk en uw God mijn God. (Ruth 1:16)

Is dat ook zo in jullie hart, jongens en meisjes? Is de zonde al tot zonde geworden in jullie leven? Gemeente, schreit uw ziel naar de Heere:

‘k Ben, door Uwe wet te schenden, Krom van lenden,

vol van druk, benauwd van hart.

Is het de begeerte van uw hart: Zeg tot mijn ziel: Ik ben uw Heil (Ps.35:3)? Want met minder kan het niet, hoor!

(3)

www.prekenweb.nl 3/11

In Cesarea vinden we een klein gezelschap van mensen die de Heere aanvankelijk hebben leren vrezen. En weet u wat de kern is van die gemeente? Dat moeten we ook goed ter harte nemen. We moeten onderzoeken of dat ook in ons leven zo is, of ook wij behoren bij die gemeente. Wat de gemeente des Heeren is, dat zegt artikel 27 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis zo duidelijk. Het is ‘een heilige vergadering van ware Christgelovigen, al hun zaligheid verwachtende in Jezus Christus, gewassen zijnde door Zijn bloed, geheiligd en verzegeld door de Heilige Geest’.

Aan die kleine gemeente in Cesarea gaat de Heere Zijn Woord brengen: Dit is het Woord, dat Hij gezonden heeft de kinderen Israëls. Petrus heeft het soevereine werk van God gezien. Hij heeft gezien dat het naar het welbehagen des Heeren en naar Zijn wil was, om ook in dat gezin van Cornelius Zijn wonderwerk te verheerlijken. Petrus heeft gezegd in vers 35: Ik verneem in der waarheid, dat God geen aannemer des persoons is. Maar dan moet u ook eens lezen wat hij verder zegt: Maar in allen volke is die Hem vreest en gerechtigheid werkt, Hem aangenaam.

Weet u wat Petrus hier zo nadrukkelijk laat merken? Dat het niet om woorden gaat. Zoals Paulus er ook van spreekt in Romeinen 2 vers 13: Want de hoorders der wet zijn niet recht- vaardig voor God, maar de daders der wet zullen gerechtvaardigd worden. O, dat we toch de hemel heilig lastig zouden vallen, of de Heere in ons door Zijn Geest en Woord wonderdaden wil verheerlijken. Dat is genade, hoor!

Daar gaat Petrus op wijzen: Dit is het Woord, dat Hij gezonden heeft de kinderen Israëls.

Hiermee gaat hij naar voren brengen hoe de Heere uit Abraham, uit Izak en uit Jakob Zijn gemeente gevormd heeft. Dat Hij aan hen eerst de woorden Gods heeft toebetrouwd, naar Zijn vrijmacht.

Als we eens kijken in het huisgezin van Terah, hoe was het dan in het leven van die man en hoe was het in het leven van zijn zonen? Al waren ze uit Sem voortgesproten, aan wie ook de woorden Gods toebetrouwd waren, ze dienden wel de afgoden. De Heere heeft in het geslacht van Sem toch Zijn gemeente heerlijk voortgeplant. Hij heeft Abraham geroepen:

Ga gij uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis... (Gen.12.1) Dat was naar de raad en voorkennis Gods. Onder dat volk heeft de Heere gewerkt, een volk dat niet beter of voornamer was, een volk waar geen waardigheid in lag. Bij de Heere is geen aanzien des persoons.

En als we nu in de kerk zitten, mogen we niet zeggen: ‘Dat zal voor deze en die wel kunnen, maar voor mij niet.’ Nee, u moet bedenken dat de Heere vrijmachtig is, dat Hij geen aanne- mer des persoons is. Nietwaar, volk des Heeren, dat zullen we toch altijd voor Gods aangezicht moeten belijden: ‘Waarom heeft de Heere naar mij omgezien?’ Het is vrije genade alleen!

Zo was het ook met Abraham en zijn geslacht. Het was een uitverkoren geslacht, uitgeleid uit het diensthuis van Egypte. De Heere heeft ze bij de hand gevat en ze geleid door de woestijn naar het beloofde land Kanaän.

Zo doet de Heere nog: de Heere vat de zondaar bij de hand. Hij trekt hem weg uit de duisternis, of uit zijn vroomheid, of uit zijn eigengerechtigheid, of uit zijn godsdienst, of uit de wereld der zonde. Dan kan het zijn dat de Heere een jongen of meisje in het hart grijpt, of een kind uit het midden van de gemeente. Dan zegt de Heere: ‘Tot hiertoe en niet

(4)

www.prekenweb.nl 4/11

verder.’ En dan leidt Hij ze uit de paden van de wereld en van de zonde of uit die van de eigengerechtigheid en vroomheid.

De kinderen Israëls. Dat volk is genoemd naar Jakob. U weet wel, een hielenlichter, bedrieglijk in zijn bestaan. Zijn naam werd veranderd in Israël, dat wil zeggen: in Gods kracht overwonnen, zich vorstelijk gedragen met God. Ook dat was genade, enkel genade in dat geslacht.

De kinderen Israëls. Een volk aan wie de Heere Zijn gunst ging betonen en Zijn wegen ging bekendmaken. Waar zou dat onderscheid in gelegen zijn, dacht u? Dat ligt niet bij ons. Of dacht u dat wij meer rechten hebben? Als de Heere al zoveel jaren geklopt heeft aan de deur van ons hart, hebben wij dan rechten? Dan moeten we zeggen: ‘Nee, Heere, die hebben we niet. Maar zie op ons in gunst van boven en wees ons toch genadig, Heere!’

Ook wij mogen in Zijn bijzondere gunsten delen; als God ons nog laat bij Zijn Woord en bij Zijn dienst en bij Zijn inzettingen. Laten we dat toch niet verachten. Laten we de dienst van de Heere toch niet prijsgeven. Laten we niet menen dat het ook wel een beetje makkelijker kan. De Heere wil dat we voor Hem buigen en dat we hartelijk onze zonden en onze ongerechtigheden voor Hem bewenen. Moet het ons niet tot verwondering en tot aanbidding brengen, als de Heere zoveel aan ons ten koste legt?

Daar in het huis van Cornelius heeft Petrus eerst gesproken over de raad Gods en over de wet Gods. Nu schakelt hij over naar het Evangelie van Jezus Christus. Hij gaat aan die mensen onderwijs geven. Gods Kerk raakt nooit uitgeleerd. Er is steeds onderwijs van de hemel nodig. Gelukkig als de Heere dat geeft. Men zei vroeger wel eens: ‘Als we vast varen bij hoog water, dan is er zelfs een springvloed nodig om los te komen.’ Wat is het toch nodig dat de Heere ons laag bij de grond houdt, dat de Heilige Geest ons maar arme zondaars maakt en ook laat. Want op de bergen van Gilboa valt noch dauw noch regen, hoor!

Dit is het Woord. Daar heeft de apostel Johannes ook van gesproken als hij zegt: Het Woord is vlees geworden. Als over het Woord gesproken wordt, dan wordt daarmee de Heere Jezus bedoeld; Hij Die gekomen is om te zoeken en te zaligen wat verloren is. Het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond. En wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van de Vader. (Joh.1:14)

Wat een bevoorrecht volk was dat volk van Israël. De Heere heeft hen het Woord gebracht.

De Heere heeft Zich bekendgemaakt aan de kinderen Israëls, aan de nakomelingen van Jakob, als de Logos, als het Woord. Zo heeft Hij Zich geopenbaard. Zo heeft de Kerk van de oude dag Hem ook gezien. Ze zijn in de belofte gestorven, de belofte niet verkregen hebbende. Maar als Jakob op zijn sterfbed ligt heeft hij Hem gezien: Op Uw zaligheid wacht ik, HEERE. (Gen.49:18) Abraham heeft Hem ook gezien, van verre gezien en omhelsd en beleden dat hij, Abraham, een gast en vreemdeling was.

Dit is het Woord. Er worden in deze tekst twee dingen genoemd. In de eerste plaats gebruikt Petrus in zijn prediking de naam ‘Woord’. Maar die naam houdt ook de zaak in. En dat heeft de Heere aan Israël bekendgemaakt: eerst het Woord, de belofte, maar vervolgens ook de vervulling. Dat alles heeft de Heere aan Zijn volk Israël bekendgemaakt.

Het Woord, de Logos, Dat vlees geworden is en onder ons gewoond heeft. O, wat is dat een rijke belofte geweest!

(5)

www.prekenweb.nl 5/11

Is dat voor elk mens geweest, voor het hele volk van Israël? O nee, er zijn er velen geweest die een Messias verwacht hebben die in het stoffelijke, in het tijdelijke, uitzicht en toekomst zou geven. Maar er was ook een volk - en daar behoorde Abraham bij en Izak en Jakob - dat uitgezien heeft naar de Verlosser. Naar Hem Die verlossen zou van de heerschappij van de zonde en van de dood, ja, Die de dood teniet zou doen en het leven en de onverderfelijkheid aan zou brengen.

Er zou een Verlosser der wereld komen. Dat heeft de Heere Jezus Zelf gezegd toen Hij in gesprek was met Nicodemus: Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. (Joh.3:16)

Wat hebben we toch dikwijls harde gedachten van de Heere, namelijk dat wíj wel gewillig zijn, maar dat de Heere het niet is. Maar nee, gemeente, het is juist andersom! Want Hij heeft Zichzelf gegeven. Alzo lief heeft God de wereld gehad…!

Zo klopt Hij aan ons hart: ‘Doe Mij toch open! Doe Mij toch open, jongens, meisjes! Doe Mij toch open, gemeente! Laat de wereld toch geen vat op u hebben! Keer je toch af van de dingen der ijdelheid en van de zonde, jongens en meisjes!’

Van de beloofde Verlosser heeft ook Jesaja zo nadrukkelijk gesproken in hoofdstuk 7 vers 14: Zie, een maagd zal zwanger worden en zij zal een Zoon baren en Zijn naam IMMANUËL he- ten. En in hoofdstuk 9 vers 5: Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder. Dat is als een erfenis weggelegd voor de kinderen Israëls.

Een mens van nature zit nogal eens op een andere erfenis te kijken; een erfenis die van voorbijgaande aard is, die vergankelijk is, die een dief doorgraaft en steelt, of die van de mot en de roest verteerd wordt. Maar God heeft in Zijn Zoon Jezus Christus voor een arm en ellendig volk een andere erfenis gegeven. Een erfenis behoort bij het kindschap. O, welgelukzalig degenen die tot kinderen aangenomen worden, die Hij wederbaart en vernieuwt door de kracht van de Heilige Geest en die Hij met dat kindschap bedeelt. In hun eertijds waren ze kinderen der wereld, maar Hij heeft ze levend gemaakt, die dood waren door de misdaden en zonden. Zij zijn tot dat kindschap gebracht.

In een belofte die de Heere geeft ligt blijdschap. Ook al hebben ze Hem dan van verre gezien en omhelsd, ze hebben hoop gekregen, ze zijn verblijd geweest. Toezeggingen van de wereld zijn zo betrekkelijk. Die zijn van voorbijgaande aard. Ze vallen vaak zo tegen.

Maar de Heere geeft een belofte van een Verlosser voor degenen die gebonden zijn door de banden van de zonde en de dood en die er achter gekomen zijn dat ze zichzelf daar nooit uit verlossen kunnen. Zij worden nu gewezen op die geheel enige Verlosser, Die is de Weg, de Waarheid en het Leven.

Daarom: het is niet alleen een Woord, het is ook een zaak. Want de belofte die de Heere aan de Kerk van de oude dag gegeven heeft werkte geloof. Dat Woord aangaande Christus maakte hun geloof werkzaam. Ze gingen uitzien. Dat werd hun hoop, hun verwachting. Dat Woord wás onder hen en het kwám onder hen. Dit is het Woord, dat Hij gezonden heeft de kinderen Israëls. Dat is de kern van de boodschap die Petrus mag brengen in Cesarea, in het huis van Cornelius, in die huisgemeente. De Heere gaat ook daar Zijn Kerk bouwen, een gemeente van ware Christgelovigen.

Hij is aan de kinderen Israëls in de beloften verschenen. Wat hebben die kinderen Israëls nu ervaren, denkt u? Hebben die ook de vrede daaruit gesmaakt? Ja, natuurlijk! Als de Heere

(6)

www.prekenweb.nl 6/11

door Zijn Heilige Geest Zijn Woord afdrukt in de ziel, dan wordt daarvan de vrede gesmaakt.

Ze zijn in het geloof, in de verwachting gestorven, maar het heeft wel vrede in hun hart gegeven. Alleen in Christus Jezus, Die stond te komen en Die gekomen is, ligt immers vrede voor de ziel.

Mag ik u vragen, gemeente, jongens en meisjes, ziet u, zien jullie ook uit naar die verlossing? Heeft de Heere door Zijn Woord de verbrokenheid en verslagenheid in uw hart gewerkt? Heeft Hij door dat Woord het licht doen opgaan over uw ziel en u laten zien waar de hoop en de verwachting is gelegen? Dat er een Verlosser is en dat Hij gekomen is?

Er zijn wel eens mensen die zeggen: ‘Ik heb gehoord dat er een Verlosser is; daar heb ik genoeg aan.’ Maar dat is tekort, hoor! Als de Heere werkt, gaat Hij ook werkzaamheden geven. Is dat zo in uw leven? Heeft de Heere dat Woord voor u ook al geopend? En hebt u door de traliën van dat Godsgetuigenis gezien dat er een Redmiddel is ter zaligheid?

Misschien zegt u: ‘Hij heeft dat Woord, die beloften, aan de kinderen Israëls gezonden, maar nu wacht het op de toepassing daarvan in mijn hart.’ O ja, de ziel kan het er niet mee stellen als hij er van gehóórd heeft. Maar vraag het dan: ‘Heere, wilt U het ook tóepassen aan mijn hart?’

Zo is het ook in het leven van Gods kinderen, die aanvankelijk de rijkdom van de Zaligmaker, van die dierbare Jezus hebben mogen zien en ook door de toe-eigening des geloofs Hem aan het hart hebben leren drukken. In de voortgang van het leven hebben ze zo nodig dat de Heere Zich opnieuw openbaart aan hun hart. En dat gebeurt op Zijn tijd. Als de deuren van onze kant gesloten zijn, staat Hij in het midden, zoals eenmaal in de discipelkring. En dan zegt Hij: Vrede zij ulieden! (Joh.20:19) Dan gaat de Heere tonen dat Hij hun volkomen Zaligmaker, hun Redder wil zijn en dat er bij Hem alleen uitkomst is. Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen.

Hij heeft het Woord, Gods Woord, gezonden tot de kinderen Israëls. Hij heeft hulp besteld bij een Held Die verlossen zal. O, dan is de Heere toch zo rijk van barmhartigheid en groot van goedertierenheid. De Heere is wel rechtvaardig, maar Hij is ook barmhartig. Het valt altijd zo mee voor zondaren, die voor Hem in het stof leren buigen. Dat wil niet zeggen dat dit buigen de grond is. Nee, gemeente, aan onze kant ligt geen grond, helemaal niets. Maar wel in het Woord, gezonden tot de kinderen Israëls. Bij U, Heere, is de levensbron. Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond; en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd. Dat brengt ons tot onze tweede gedachte:

2. De vervulling

Petrus zegt nog meer. Luister maar: Verkondigende vrede door Jezus Christus. Wat heeft Petrus in de ruimte gestaan! Hij mag gaan verkondigen dat God de Vader door Jezus Christus vrede gemaakt heeft in het bloed des kruises. Het Woord der zaligheid is gezonden tot Israël, maar ook tot Cornelius en de zijnen. Zij mogen er ook in delen. De Heilige Geest gaat het waar maken: Hij is gekomen. De belofte wordt vervuld.

Petrus noemt hier het woord ‘verkondigen’. Weet u hoe het grondwoord ook vertaald zou kunnen worden? Verkondigen is evangeliseren. Het wil zeggen: laat het doorklinken, laat het doordringen tot het hart! Een mens kan wel hard roepen, maar hij kan het niet laten doordringen tot het hart. Maar de Heere kan dat wél.

(7)

www.prekenweb.nl 7/11

Er staat: Verkondigende vrede. Dat is de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, die onze harten en zinnen bewaren zal in Christus Jezus.

De Heere is een Waarmaker van Zijn Woord. Durft u te zeggen dat de Heere het nog nooit waargemaakt heeft wat Hij tot u gesproken heeft? Al kunnen de beloftenissen wel lang op hun vervulling moeten wachten, twijfel toch niet aan de Heere, want Hij is een Waarmaker van Zijn Woord. Zijn Woord wordt altoos trouw volbracht. Wat Hij belooft dat doet Hij. Hij is de Waarachtige, de Getrouwe, de nooit beschamende Rotssteen.

We moeten maar geen harde gedachten hebben van God. Wel van onszelf: dat wij zo hard zijn; dat we in de strikken en de banden van de zonde en van het ongeloof verkeren; dat wij zo diep gezonken zijn in onze eerste vader Adam; dat we van God zijn afgeweken. Dat alles moest ons tot grote droefheid brengen. Maar aan de andere kant: dat we toch een kruimeltje geloof zouden krijgen om te zien dat er in Christus Jezus vrede is. Vrede voor de grootste der zondaren!

Vrede verkondigen houdt in dat Hij Zijn kinderen zaligt, hen gelukkig maakt. Het zijn in zichzelf ongelukkige mensen. Soms zijn ze zo in de strikken van de dood en van de hel gebonden. Maar die maakt Hij vrij. Die schenkt Hij vrede door het bloed des kruises.

Vrede. Daar hebben de engelen van gezongen in Efratha’s velden: Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen. (Luk.2:14) Vrede houdt verzoening in. Dat wil wat zeggen! We leven op voet van oorlog met de Heere. Als we daaronder leren treuren, als de zonde in ons leven een last wordt, dan leren we het nazeggen: ‘Ik ben, door Uwe wet te schenden, krom van lenden.’ U hoort het, dat gaat niet buiten ons om. Dat is een zaak die de Heere uitwerkt in het leven van zondaren. Dat is het werk der genade, het werk Gods, het werk van wederbarende kracht.

Hoe leeft een mens eigenlijk? Geef eens eerlijk antwoord tussen de Heere en uw ziel. Moet u dan niet zeggen: ‘Heere, we leven in vijandschap tegenover U.’ Ook Gods kinderen moeten zo dikwijls zeggen: ‘Heere wat ben ik toch een vijand van vrije genade. Als U me niet opgezocht had, dan zou er nooit iets van terechtgekomen zijn.’

We tonen ook vijandschap met onze gedachten, woorden en werken. U moet dit maar eens in uw eigen leven nagaan. En als u het niet ziet, moet u maar eens om licht van de hemel vragen. Vijandschap… en dat terwijl de Heere zegt: Vréde laat Ik u, Mijn vréde geef Ik u.

(Joh.14:27)

Mag ik u eens vragen: hebt u het al opgegeven voor de Heere? Hebt u de strijd al moeten verliezen? Bent u al onvoorwaardelijk aan de voeten van die Koning terechtgekomen? Hebt u de wapens al ingeleverd, waarmee u steeds maar bleef strijden tegen de Heere? Is de Heere u al te sterk geworden in uw leven? Of hebt u misschien geprobeerd om vrede te maken van uw kant? Hebt u de Heere vredesonderhandelingen aangeboden? Dat kan ook voorkomen in het hart en het leven van kinderen van God. Dan zeggen ze: ‘Heere, ik zal niet meer zondigen, ik zal de wereld niet meer dienen, ik zal heilig voor U gaan leven.’

Gelukkig als we er dan achter komen dat we de Heere daarmee niet tevreden kunnen stellen. Onze catechismus zegt het zo nadrukkelijk: ‘God wil dat aan Zijn gerechtigheid genoeg geschiede.’ Daarom is het zo groot als we het eens verliezen, als we het onderspit eens gaan delven. Dat moet hoor, gemeente, echt, dat moet! De Heere stapt niet over de schuld heen. Hij wil de schuld wel vergeven, maar Hij wil dat die zondaar voor Hem buigt, dat hij het gewonnen geeft.

(8)

www.prekenweb.nl 8/11

Volk des Heeren, dat is elke keer maar weer nodig in ons leven, nietwaar? Het is een arm en onvruchtbaar leven als wij menen op onze bekering te kunnen rusten. O, dan is het zo’n koude zaak. Dan gaat er geen reuk of smaak van ons uit.

Maar welgelukzalig als die vrede bij vernieuwing eens afgekondigd wordt in uw ziel. Als u overal de grond uit verliest, om door het ontdekkend licht van de Heilige Geest te zien dat Hij niet alleen gegeven is tot wijsheid, om uw ogen te verlichten, maar ook tot rechtvaardigheid, om nergens anders rust voor uw ziel te vinden dan alleen in het bloed des kruises. Het is ook nodig om dagelijks daarin gewassen te worden, want de rechtvaardigmaking alleen is niet genoeg; ook de heiligmaking is nodig.

Verkondigende vrede door Jezus Christus. O, wat gelukkig! Dat is nu het Woord dat Hij gezonden heeft tot de kinderen Israëls. Het is waar geworden: Hij is onze Vrede. (Ef.2:14) Dat we dat toch eens gaan geloven, als we het nog nooit gezien of nog nooit geloofd hebben. Gerechtigheid redt van de dood. Als u ergens anders de zaligheid zoekt, dan moet ik u zeggen dat het een hopeloze zaak is. Een mens is zo bezig om het elders te zoeken. Hij draait er altijd omheen. Gelukkig als de Heilige Geest hem eens schuldig gaat stellen, voor het eerst of opnieuw, en hij met lege handen, als een arme bedelaar bij Hem terechtkomt.

Er is alleen maar vrede in Hem, Die vrede gemaakt heeft en de middelmuur des afscheidsels gebroken heeft. Daarom mag ik u toeroepen: houd er toch mee op om te proberen van uw kant vrede met God te zoeken, want u kunt niet voldoen. Wie kan die prijs der ziele, dat rantsoen, voor God in tijd of eeuwigheid voldoen?

Misschien zegt iemand nu: ‘Als ik dat zo hoor, dan zal het bij mij allemaal niets zijn. Ik heb hierop gegrond en daarop gebouwd en op weer wat anders gesteund.’ Als dat zo is moge de Heere het allemaal maar wegslaan, opdat we als een arme, behoeftige smekeling mogen komen aan de voeten van Hem, Wiens werk volkomen is.

Dat we toch naar Hem leren luisteren, van Wie Jesaja sprak: De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. (Jes.53:5) Vrede dus in een Ander! Hebben we dat gezien? Hebben we die vrede geproefd en gesmaakt?

Misschien zegt u: ‘Ja, ik heb er iets van beleefd, toen dat bloed van Sions Koning aan mijn hart gestreken werd en wanneer de toepassing van Zijn gerechtigheid door de Heilige Geest mij geschonken werd. Maar ik kan het zo moeilijk onder woorden brengen wat die vrede is, die vrede Gods…’ Maar dan antwoord ik u: als we zien mogen op Zijn werk en op Zijn Persoon, als we Hem aanschouwen, die gezegende Profeet, Priester en Koning, dan ligt daar tóch de vrede al in!

En dat hebben we allemaal nodig. Dat kan niemand van ons missen. Toe, jongens en meisjes, smeek de Heere eens of Hij dit ook in jullie hart wil verheerlijken. Want Hij is een goedertieren Koning, hoor! Hij zal heus niet achterblijven voor wie Hem ernstig smeken, voor wie het om God begonnen is en voor wie het weten: buiten Hem is geen leven. O, dat jullie eens komen tot de keus van Ruth - dan kun je in Moab niet meer blijven. Of tot de keus van Mozes - dan kun je niet meer aan het hof van Farao blijven.

We leven in een dynamische tijd. Er wordt ons en jullie geweldig veel voorgesteld en voorgehouden. Dat neemt je zo in beslag. Maar dat we het dan toch eens uit jullie mond zouden vernemen wat de verloren zoon zei: Ik zal opstaan en tot mijn vader gaan en ik zal tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de Hemel en voor u en ik ben niet meer

(9)

www.prekenweb.nl 9/11

waardig uw zoon genaamd te worden. (Luk.15:18-19) Dan gaan we letten op wat God zegt, zoals de dichter dat bezingt in Psalm 85 vers 3:

Merk op, mijn ziel, wat antwoord God u geeft;

Hij spreekt gewis tot elk, die voor Hem leeft, Zijn gunstgenoot, van blijde troost en vreê, Mits hij niet weer op ‘t spoor der dwaasheid tree.

Voorwaar, Gods heil is reeds nabij ‘t geslacht, Hetwelk Hem vreest en Zijne hulp verwacht;

Opdat er eer in onze lande woon’

En zich aldaar op ‘t luisterrijkst vertoon’.

3. De zegen

Deze is een Heere van allen. Gemeente, Petrus heeft als gezant van Christus de vrede verkondigd aan hen die verre en aan hen die nabij waren. En het is waar geworden wat de Heere Zelf gesproken heeft tijdens Zijn omwandeling op aarde: Ik heb nog andere schapen, die van deze stal niet zijn; deze moet Ik ook toebrengen. (Joh.10:16)

Petrus heeft de vrucht van de kruisverdienste van Christus mogen zien. Dat heeft hij verkondigd. Daar is zijn hart van vervuld geweest en daar vloeide zijn mond van over. En de Heere heeft de prediking van Petrus willen gebruiken opdat Cornelius en de zijnen meer geoefend werden. Ze moesten meer kennis verkrijgen van die ene Naam, Die onder de hemelen gegeven is tot zaligheid. Het waren mensen die godvrezend waren en die afgezonderd leefden. Daar kunnen we hoge achting voor koesteren. Werd dat maar meer gevonden onder ons, in de tijd waarin wij leven. Maar de Heere wilde verder gaan, opdat Cornelius en de zijnen de rust zouden vinden in Hem, Die een Heere is van allen. In Hem, Die Zichzelf als de Vredevorst heeft laten verkondigen. Hij heeft Zijn volk tot Zijn eigendom verkoren en hen toegebracht. Maar ook al de heidenen, die door Zijn handen zijn voortgebracht uit alle landen, ze zullen tot Hem komen en voor Zijn aanschijn bukken.

Deze is een Heere van allen. Daarmee zegt onze tekst: een Koning, een Heiland van allen, beide van Jood en van heiden. De middelmuur des afscheidsels is gebroken. Als dat niet gebeurd was, dan zouden u en ik niet zalig kunnen worden. Dan zou de zaligheid alleen tot het Joodse volk beperkt gebleven zijn. Dan zouden de heidenen allemaal omkomen in hun diepe verlorenheid, die ze zich waardig gemaakt hebben. Maar nu: een Heere van allen.

Uit deze allen heeft Hij Zich een gemeente verkoren tot zaligheid. Daarom zal het straks tóch een grote schare zijn; een schare die niemand tellen kan! Maar de grote vraag is wel:

zullen wij er ook bij zijn? Daar gaat het toch om, gemeente, jongens en meisjes? We kunnen het heel rechtzinnig zeggen: ‘Gods kinderen zijn gelukkig; mensen die God vrezen gaan een goede toekomst tegemoet.’ En dan? Weer overgaan tot de orde van de dag? Als er verder geen nood in onze ziel is, wat staat het er dan slecht met ons voor. Als we ons nog proberen te voeden met de dingen van de wereld en van dit tijdelijk leven, eventueel met een vernisje godsdienst eroverheen, wat is het dan arm!

Maar mag ik u vragen: hebben we dat bloed des kruises voor ons schuldige hart al nodig gekregen? Daar komt het echt op aan. Zeg dan niet: ‘Dat zal voor mij niet kunnen.’ Dat dát dan eens voor u mocht gaan wegen op uw ziel, zodat u eens tot de Heere gaat roepen: ‘O

(10)

www.prekenweb.nl 10/11

Heere, zou U me eens als een arme zondaar aan Uw voeten willen brengen? Zou U me eens willen doen zien dat ik met al mijn doen en laten niets kan aanbrengen tot mijn zaligheid?

Want als U in het gericht treedt, Heere, dan komt U op Uw eis terug. Dan eist U ons terug zoals U ons geschapen hebt. Ik heb er niets van terechtgebracht. O God, hoe moet ik toch voor U verschijnen? Hoe moet ik straks toch verantwoording doen?’

We kunnen voor God niet bestaan, gemeente, als we niet achter dat bloed gebracht zijn en als de gerechtigheid ons niet geschonken is. Als we door het geloof niets gezien hebben van die rijkdom en van die zaligheid, die niet ín ons, maar búiten ons ligt, in een Ander, in Hem, Die Zich gegeven heeft tot een rantsoen. Het ligt niet aan de Heere. Hij heeft gezegd: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. (Matth.28:18) De Heere kan en wil en zal in nood, zelfs bij het naderen van de dood, volkomen uitkomst geven. Laten we er toch ernstig om smeken. Haast en spoed u toch om uws levens wil!

De Heere kan van Zijn recht geen afstand doen. Dat leert de Kerk des Heeren. Met alles wat ze de Heere willen aanbrengen kunnen ze toch niets zijn voor God. De Heere ontdekt ze daar aan. Hij brengt ze af van alle hoop en van alle grond buiten Christus. Maar Hij is ook barmhartig en genadig. Hebben we al eens in die milde handen en in die vriendelijke ogen gekeken, gemeente? Hebben jullie ook al eens geroepen, jongens en meisjes: ‘Sla de zonden nimmer gâ, die mijn jonkheid heeft bedreven’?

We hebben geen van allen een bestaansgrond voor de Heere. Maar Hij is een Heere van allen! Het woord ‘Heere’ is ‘Kurios’, dat wil zeggen: Bezitter. Hij is een Bezitter van allen. Ja, alles is het wettig eigendom des Heeren. Ook het volk dat Hij van eeuwigheid heeft liefgehad. Ze worden allemaal Zijn eigendom. Ze worden deelgenoot van het onuitspreke- lijke goed, van die vrede waarvan in onze tekst gesproken is.

Het is beloofd, het is vervuld, maar het is ook ten zegen. Een Heere van allen; van de kleinen en van de groten; van de Joden en van de heidenen, wie ze dan ook zijn en wat ze dan ook zijn. Hij zal ze wel onder ogen brengen wie en wat ze zijn. Maar Hij zal ze ook laten zien dat er een Fontein geopend is voor het huis van David en voor de inwoners van Jeru- zalem, tegen de zonde en tegen de onreinigheid. Dat is een rijkdom!

Misschien zegt er iemand: ‘Ik durf niet te ontkennen dat er ooit iets in mijn leven geweest is, maar…’ Wat denkt u, zou de Heere daar geen verandering in kunnen geven? Is Hij dan niet bij machte om Zijn hof nog eens te doorwaaien, opdat de specerijen gaan uitvloeien?

En is dat ook niet het uitzien van de Kerk des Heeren, dat hun mond eens opengebroken wordt, dat ze niet in de klacht blijven steken, maar dat ze mogen gaan roemen in God? Dat ze Hem verheerlijken mogen, Die hen aangezien heeft in de Zoon van Zijn welbehagen?

O, er ligt zo'n ruimte in Hem, in de Kurios, Die hen wil bezitten. Maar Die Zich ook wegschenkt aan hen, opdat ze Hem bezitten mogen, Hem mogen eigenen door het dierbaar geloof.

Zie toch door het geloof op Hem! Ze zullen niet beschaamd worden die op Hem vertrouwen en het van Hem verwachten. Want gelukkig: de Kerk heeft een Koning, een Kurios, een Middelaar, een Zaligmaker, Die Zich voor hen heeft ingezet. De apostel zegt dat Christus voor ons gestorven is, als wij nog zondaars waren. (Rom.5:8) Hij heeft Zich voor hen ingezet, om ze te begiftigen met die genade, die alleen redt van de dood.

Amen.

(11)

www.prekenweb.nl 11/11

Slotzang: Psalm 87:4

God zal ze Zelf bevestigen en schragen, En op Zijn rol, waar Hij de volken schrijft, Hen tellen, als in Isrel ingelijfd,

En doen de naam van Sions kind’ren dragen.

Deze preek is eerder gepubliceerd in de prekenserie ‘Een zaaier ging uit…’ (deel 8)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vanuit die kérn, de liefde voor elkaar, komen ook de andere vier dingen: met elkaar meeleven, barmhartig zijn, eensgezind en de minste.. Zo werken we als het ware van binnen

Bewust leven, keuzes maken, Gods leefregels een plaats in je leven geven, dat wil niet zeggen dat je voortdurend op de barricaden moet staan, dat je altijd maar bezig moet zijn.

De zonen van Cheet kunnen verder zijn rug op en Efron mag in zijn vuistje lachen: Abraham heeft grond onder de voeten en een plek om zijn geliefde dode te begraven.. Inderdaad

De Heere geeft twee van Zijn jongeren, Petrus en Johannes, de opdracht om de zaal gereed te maken voor het Pascha.. Hij zegt: ‘Gaat heen en be- reidt ons het Pascha, opdat wij het

En om het allemaal wat dichter bij onszelf te brengen, zeggen ze dan dat niet wij de eigenaars van de aarde zijn, maar dat we de aarde geleend hebben van onze kleinkinderen?.

Het had zo mooi kunnen zijn, dat verhaal van die mens, Jezus van Nazareth, die het nieuws bracht van Gods goede toekomst van vrede en recht,.. en daadwerkelijk genezend en

Die angst staat tegenover het geloof om het leven uit te houden Om in de storm te roepen, tegen de wind in. Om te vertrouwen dat de hemel om ons bewogen is En niets ons uit

Want zoals het voor bloemen onmogelijk is om zichzelf te bekleden, En het voor vogels onmogelijk is om zelf hun voedsel te verbouwen Zo is het voor de mens onmogelijk om zijn leven