• No results found

Jeugdgezondheidszorg: een gigantisch effect voor een prikkie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Jeugdgezondheidszorg: een gigantisch effect voor een prikkie"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Factsheet Jeugdgezondheidszorg

Jeugdgezondheidszorg (JGZ) in Nederland bestaat al meer dan 100 jaar, is uniek in de wereld en biedt basiszorg aan alle kinderen. JGZ wordt actief, systematisch en gratis aangeboden aan 3,9 miljoen Nederlandse kinderen van 0 tot 19 jaar (24% van de totale bevolking). Bij een bereik van 95% kost het totale preventieprogramma JGZ 120 euro per kind per jaar (situatie in 2007). Voor dat geringe bedrag krijgt elk kind en/of de ouders een compleet pakket aan diensten aangeboden. Het volgen van de ontwikkeling van het kind, informatie, voorlichting en advies aan het kind en/of de ouders diverse interventies, waaronder medisch onderzoek, gezondheidsvoorlichting, vaccinaties, screeningen en zorg op maat. Een groot deel van deze interventies is bewezen effectief. De gezondheidswinst die met deze preventieve activiteiten behaald wordt is dan ook groot. Ieder kind wordt minimaal 17 contacten met een jeugdarts of verpleegkundige JGZ aangeboden. De JGZ is de spil in het Centrum voor Jeugd en Gezin en functioneert in de diverse netwerken zodat zij alle kinderen in beeld heeft en zorg op maat biedt aan risicokinderen1. De verwijsindex en het digitaal dossier JGZ zijn inmiddels in het merendeel van het land geïmplementeerd.

Jeugdgezondheidszorg is Sociale Geneeskunde. JGZ is preventieve gezondheidszorg gericht op de groei en ontwikkeling van het kind en diens omgeving ter voorkoming van gezondheidsbedreigingen. De JGZ volgt daartoe de lichamelijke, psychische, sociale en cognitieve ontwikkeling van kinderen en geeft informatie aan ouders en kinderen over een gezonde ontwikkeling op a l deze gebieden.

Daarnaast signaleert de JGZ (dreigende) stoornissen en zorgt voor adequate behandeling of verwijzing. Deze zorg is van belang voor alle kinderen. Lag vroeger vooral het accent op de lichamelijke ontwikkeling, tegenwoordig is daarnaast ook aandacht voor problemen op het gebied van de opvoeding en psychosociale problematiek. Tijdige signalering en hulp voor risicokinderen en - gezinnen kan ontsporing op latere leeftijd voorkomen en biedt kinderen een betere kans op een gezonde en veilige ontwikkeling.

De activiteiten van de JGZ worden aangeboden door het consultatiebureau en de schoolartsendiensten, bij deze instanties, thuis of op school. De JGZ biedt ook activiteiten zoals oudercursussen en voorlichtingsbijeenkomsten. Het aanbod van de JGZ is vastgelegd in het Basistakenpakket JGZ 0-19 jaar. Dit pakket bestaat uit een uniform deel met activiteiten die aan elk kind in Nederland moeten worden aangeboden en uit een maatwerkdeel waarin iedere gemeente het aanbod kan aanpassen aan de lokale situatie. In het pakket zijn 38 interventies opgenomen waarvan de effectiviteit (deels) bewezen is2. Hieronder vallen de vaccinaties, screeningsprogramma's (op onder andere hartafwijkingen, heupdysplasie, testis-indaling, gehoorstoornissen, gezichtsvermogen en amblyopie) en adviezen ter preventie van overgewicht, wiegendood en veiligheid, cariës, niet roken in aanwezigheid van kinderen, zindelijkheid en vitaminegebruik. Van de overige taken is zeer aannemelijk dat ze effectief zijn, ma ar dit moet nog door wetenschappelijk onderzoek worden bevestigd. Diverse richtlijnen3 4 5 geven aan op welk moment de contactmomenten plaatsvinden en beschrijven de inhoud van de activiteiten uit het Basistakenpakket.

Zorgcoördinatie vanuit de JGZ is aan de orde wanneer meerdere hulpverleners of instanties bemoeienis hebben met een kind of een gezin, of zich daarmee zouden moeten bemoeien. Het gaat hier om kinderen die (nog) geen indicatie hebben voor Bureau Jeugdzorg. De JGZ als zorgcoördinator houdt in de gaten of de diverse instellingen voldoende dan wel te veel of te weinig hulp in zetten. De zorgcoördinator begeleidt ouder en kind gedurende dit proces.

In 2011 moeten in het hele land Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) gerealiseerd zijn, waar alle jongeren en hun ouders snel, laagdrempelig en efficiënt worden ondersteund bij het opgroeien en opvoeden. De centra brengen diverse instanties en functies samen: ConsultatieBureau (CB), schoolartsen van de GGD, Maatschappelijk Werk (AMW), Bureau Jeugdzorg (BJZ) en Zorg Advies Teams (ZAT‟s). De JGZ is de spil van deze nieuwe centra en zorgt ook voor korte lijnen met de 1e en 2e lijns gezondheidszorg zoals huisartsen, paramedici en medisch specialisten.

Het papieren dossier van de JGZ wordt gedigitaliseerd om de ontwikkeling en gezondheid van individuele kinderen beter te kunnen volgen en risico‟s eerder te signaleren. Het Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg (ddJGZ, voorheen EKD) maakt uniforme registratie en betere overdrachten van dossiers en zorg mogelijk binnen de JGZ. Naast het belang van de gezondheid van het individuele kind, dient het dossier het belang van groepen kinderen. Geanonimiseerde, geaggregeerde gegevens uit de elektronische dossiers geven informatie over trends in de gezondheid en ontwikkeling. De jeugdgezondheidszorg kan op basis van deze gegevens anticiperen op risico‟s bij groepen kinderen

De verwijsindex risicojongeren brengt risicomeldingen van hulpverleners bij elkaar en zorgt dat hulpverleners van elkaar weten dat zij betrokken zijn bij de jongere. De verwijsindex bevat geen inhoudelijke informatie over de aard van de problematiek en de behandeling, maar bevordert een snellere en betere samenwerking van hulpverleners.

1 zie ook de bijlage bij deze factsheet

2 2009 NJi Commissie Effectieve Jeugdinterventies, subcie Preventie, Gezondheidsbevordering en Jeugdgezondheidszorg

3 2003 RIVM Richtlijn Contactmomenten

4 2005 Platform JGZ Richtlijn „Eenheid van Taal‟

5 2008 RIVM Rapport Activiteiten Basistakenpakket per Contactmoment (Rapport ABC)

(2)

AJN

Postbus 24, 2160 AA Lisse tel. 0252-421074

2

Bijlage kenmerken en prevalentiecijfers, kengetallen m.b.t. risicokinderen

Wat zijn risicokinderen?

Kinderen bij wie sprake is van meerdere risico‟s, waardoor de participatie in de samenleving langdurig belemmerd is of kan worden. Bij deze kinderen zijn geen of onvoldoende beschermende factoren aanwezig om de negatieve invloed van de risicofactoren te verminderen en de balans tussen draagkracht en draaglast terug te brengen.

Risicokinderen en risicosituaties zijn herkenbaar

Zwangerschap

Elk jaar zijn in ons land ca.180.000 vrouwen zwanger. Zwangeren hebben recht op een goede voedingszorg. Uit onderzoek6 blijkt dat vrouwen te weinig groente en fruit en te veel vet (verzadigde vetzuren) eten; en verder te wei- nig voedingsvezel, marginaal calcium, te weinig ijzer en foliumzuur binnenkrijgen. Bij zwangeren ligt behalve voor foliumzuur ook voor meerdere mineralen (ijzer, selenium, koper) en vitamines (A, B1, B6, D) de gemiddelde

dagelijkse inname onder de aanbeveling

.

Daarom is samenwerking tussen diëtist en verloskundige belangrijk.

Laagopgeleide vrouwen hebben minder kans op een goed verlopende zwangerschap dan hoogopgeleide7. Ze lopen een groter risico op zwangerschapsvergiftiging, zwangerschapsobesitas en hoge bloeddruk. Dat komt omdat zij tijdens de zwangerschap vaker roken, meer last hebben van stress en vaker te zwaar zijn dan hoogopgeleide

vrouwen. Ook groeien kinderen van een laagopgeleide moeder trager in de baarmoeder.

Niet westerse immigranten hebben 1,3x zo hoog risico op complicaties met de bevalling8. Vooral vrouwen die minder lang in Nederland zijn en die uit Sub Sahara -Afrika komen hebben een verhoogd risico.

Veel kinderen van vrouwen die tijdens de zwangerschap last hadden van angsten of depressieve klachten vertonen gedragsproblemen9.Jongens met een moeder die vooral in het eerste trimester van de zwangerschap emotionele klachten had, bleken meer angstig en teruggetrokken gedrag te laten zien. Meisjes hadden vaker gedragsproblemen als hun moeder in het derde trimester emotionele klachten had. Ook bleek de kwaliteit van het contact tussen meisjes en hun moeder na de geboorte een belangrijke rol te spelen bij het ontwikkelen van gedragsproblemen Abortus

Het aantal abortussen (inclusief overtijdbehandelingen) in 2009 bedroeg 32.427, 556 minder dan in 200810. De daling komt vooral doordat het aantal buiten Nederland woonachtige vrouwen dat naar Nederland kwam voor een abortusingreep met 381 afnam tot 4055. De resterende daling van 151 komt op het conto van vrouwen die in Nederland wonen. Net als in voorgaande jaren vonden ook in 2009 de meeste abortussen (25%) plaats bij vrouwen tussen de 20 en 25 jaar. Het aantal abortussen bij een tienerzwangerschap daalde met 70 naar 4535. Van dit aantal werden 101 zwangerschapsafbrekingen uitgevoerd bij meisjes onder de 15; eveneens een lichte daling van 28.Wel wordt er een stijging van het aantal ziekenhuisabortussen geconstateerd. Het grootste deel van de abortussen 94%

vindt plaats in een abortuskliniek, slechts 6% wordt in ziekenhuizen uitgevoerd. Het aantal abortussen boven de 13 weken in ziekenhuizen is sinds 2000 wel verdrievoudigd. Het is aannemelijk dat er een verband bestaat tussen de toename van het aantal ziekenhuisabortussen en de zogenaamde twintig weken echo. Sinds 2007 krijgen vrouwen na twintig weken zwangerschap standaard een echoscopisch onderzoek (screeningstest) aangeboden. Bij mogelijke afwijkingen vindt prenatale diagnostiek plaats. Hierbij wordt het ongeboren kind onderzocht. Als ouders daarna

besluiten de zwangerschap af te breken gebeurt dit meestal in een ziekenhuis Prematuriteit en dysmaturiteit

1,5% van pasgeborenen wordt geboren met een gewicht van minder dan 1500 gram (dysmatuur) en/of een kortere zwangerschapsduur van korter dan 32 weken (prematuur).Vroeg geboren kinderen hebben aanzienlijk vaker handicaps (6-10% ernstige handicap en 45% beperkingen) dan op tijd geboren kinderen. Vooral op het gebied van bewegen (spasticiteit), mentale ontwikkeling (20% gaat naar het Speciaal Onderwijs) functioneren van ogen en oren en spraak/taalontwikkeling. Dit leidt vaak tot gedrags- en leerproblemen. Vroeggeboorte is geassocieerd met een hogere leeftijd van de moeder, een moeizamere hechting van ouders met kind, geboorte- en thuiskomststress en

gedragsproblemen waardoor meer kans op mishandeling.

IVF

Een op de 38 geboren baby‟s in 2009 is een is een ivf-baby; het aantal kunstmatig verwekte kinderen is daarmee opnieuw gegroeid.

zwangerschap op oudere leeftijd 11 Al tien jaar lang luiden gynaecologen de noodklok over de gemiddelde leeftijd van 29,4 waarop Nederlandse

vrouwen hun eerste kind krijgen. Een „late‟ zwangerschap heeft een aantal risico‟s:

6 2004 RIVM Hulshof e.a. Voedselconsumptiepeiling 2003 onder vrouwen van 19-30 jaar

7 2009 Erasmus Universiteit Lindsay Silva „Fetal origins of socioeconomic unequalities in early childhood health‟

8 2009 LUMC Joost Zwart Safe Motherhood

9 2010 Universiteit Tilburg; Anouk de Bruijn Tied to mommy‟s womb? Prenatal maternal stress, postnatal parental interaction style and child development

10 2010 Inspectie voor de gezondheidszorg

11 2006 Medisch Contact; C.Hilders „Het goede moment‟

(3)

AJN

Postbus 24, 2160 AA Lisse tel. 0252-421074

3 - zo is de kans op een geslaagde bevruchting boven het 35e jaar gedaald van 20% naar 10%; en bij 38 jaar naar 5% 12 - hoe ouder de moeder des te meer kans op een chromosoomafwijking doordat de vorming van eicellen afwijkend verloopt. Daarom wordt aan vanaf 36 jaar aan iedere zwangere prenatale diagnostiek aan- geboden.

- de kans op een meerlingzwangerschap en dus vroeggeboorte neemt met het stijgen van de leeftijd toe - het risico op een miskraam of een bevalling met een afwijkend verloop neemt toe met de leeftijd

- er lijkt een verband te bestaan tussen late zwangerschap en borstkanker

- mogelijk is er een verband tussen zwangerschap bevorderende medicatie en eierstokkanker - er is een toenemende kans op onvrijwillige kinderloosheid

- de frequentie van doodgeboorten en babysterfte is gerelateerd aan de leeftijd van de moeder Deficienties tijdens de zwangerschap:

 Jodiumtekort heeft met name tijdens de vroege ontwikkeling van een foetus in de baarmoeder en tijdens de eerste levensjaren een negatieve invloed op de hersenontwikkeling.13

Intoxicaties tijdens de zwangerschap:

 cafeïne: zwangere vrouwen die per dag 6 koppen koffie of meer drinken, krijgen vaker kleinere baby‟s.14 Het voedingscentrum adviseert zwangere vrouwen maximaal 4 koppen koffie per dag te drinken.

 Alcohol; kan leiden tot verminderde groei, congenitale afwijkingen en specifieke faciale kenmerken, maar vooral tot achterstand van de mentale ontwikkeling en gedragsproblemen; te scharen onder de noemer „foetale alcohol spectrumstoornissen‟ (FASD‟s). De mate waarin verschijnselen optreden is variabel. Dit hangt af van de mate van alcoholgebruik, van de zwangerschapsperiode waarin gedronken werd en van individuele genetische verschillen. Herhaalde en hoge piekconcentraties van alcohol in het bloed (na bingedrinken van de moeder) leiden tot ernstiger afwijkingen.

 Roken: verhoogd risico op vroeggeboorte, perinatale sterfte; buitenbaarmoederlijke zwangerschap, laag geboortegewicht en wiegendood. Klein hoofd, verminderde longfunctie (tot 10%); meer luchtwegklachten en toename astma.

 cannabis

Cannabisgebruik door zwangere vrouwen is nadeliger voor het ongeboren kind dan het gebruik van gewone tabak15. Onderzoek toont een verband tussen cannabisgebruik van aanstaande moeders en een lager geboortegewicht, zelfs bij kortdurend cannabisgebruik in de vroege zwangerschap. Ook hadden de kinderen een kleinere hoofdomtrek.

Ongeveer 3% van de zwangere vrouwen gebruikt cannabis tijdens de zwangerschap. 66% van deze vrouwen gebruikt cannabis alleen in het eerste trimester van de zwangerschap; de meeste vrouwen stoppen dus met het gebruiken van cannabis zodra ze weten dat ze zwanger zijn.

 drugs: verhoogd risico op aangeboren afwijkingen, bij intraveneus drugsgebruik risico op HIV en andere infecties

 Lood: toxine wordt door kinderen beter opgenomen als door volwassenen en heeft een negatief effect op cognitieve vaardigheden en verhoogd risico op antisociaal gedrag en crimineel gedrag. Recent onderzoek deed de aanbeveling om de norm voor loodconcentratie in het bloed van kinderen te verlagen van 10 µg/dl naar 5 µg/dl. Dit vanwege het feit dat aangetoond werd dat bij concentraties van meer dan 5 µg/dl kinderen slechter scoorden op IQ testen en gedragstesten dan kinderen met lagere waarden. Tevens wees het onderzoek uit dat kinderen met loodwaarden van 10 µg/dl of meer 3x zo vaak asociaal gedrag vertonen als kinderen met een normale spiegel (0-2 µg/dl).

 antidepressiva: beweeglijker in de baarmoeder, 3x meer last van stuipjes en stokkende ademhaling als andere baby‟s, meer doktersbezoek post-partem en grotere kans om een operatie te moeten ondergaan vanwege een hartafwijking16

 valproinezuur: (gebruik in 1e trimester) verhoogd risico op ernstige congenitale afwijkingen (o.a. spina bifida, ASD, schisis, polydactylie, craniostenose)

In Nederland worden jaarlijks ongeveer 180.000 kinderen geboren. Daarvan zijn 660 extreme vroeggeboortes. Een derde hiervan wordt direct veroorzaakt door roken tijdens de zwangerschap. Het aantal rokende zwangere moeders is tussen 2001 en 2007 flink gedaald. Toch rookt één op de tien moeders nog tijdens de zwangerschap; gemiddeld vijf sigaretten per dag. Rokende moeders drinken twee keer zo vaak overmatig: meer dan 6 glazen per gelegenheid.

Rokende moeders geven twee keer zo vaak kunstvoeding: 38% begint direct met de fles.

12 2001 www.erfelijkheid.nl

13 2010 Melse-Boonstra A.; Iodine deficiency en pregnancy, infancy and childhood and its consequences for brain development

14 2010 Erasmus Medisch Centrum: Generation R study

15 2010 Erasmus promotie Hannan El Maroun

16 2009 UMC Utrecht Tessa Ververs; OAZE studie; Antidepressants during pregnancy, risks for mother and child

(4)

AJN

Postbus 24, 2160 AA Lisse tel. 0252-421074

4 Rokende vrouwen lopen 7x meer kans op extreme vroeggeboorte (rond de 28e week) en 2x meer risico op een miskraam. In Nederland worden jaarlijks 220 kinderen voor de zevende maand (<28 weken) geboren en 3.000 ondervoede baby‟s als gevolg van het roken tijdens de zwangerschap17.

Onderzoek18 toont aan dat roken binnen het gezin vaatwandschade veroorzaakt bij kinderen, een effect dat mogelijk al tijdens de zwangerschap begint.

Kinderen van rokende moeders hebben meer kans op gedragsproblemen (driftbuien, vechten, concentratieproblemen en hyperactiviteit)19, zonen van zwaar rokende moeders hebben zelfs 80% meer kans op gedragsproblemen.

 Alcohol: foetale sterfte, vroeggeboorte en laag geboortegewicht, gezichtsafwijkingen zoals kleine schedel en kin, lage oren, dunne bovenlip en een stopcontactneus. Slechte spiercoördinatie, slecht sociaal functioneren, leerstoornis, hyperactiviteit, verstandelijke handicap en autistisch gedrag.

30-50% van de Nederlandse vrouwen drinkt alcohol tijdens de zwangerschap

1-3 op de 1.000 kinderen (180-540 kinderen per jaar) wordt geboren met een foetaal alcohol syndroom (FAS) en 9,1 op de 1.000 kinderen (1.600 kinderen per jaar) met een foetaal alcohol spectrum disorder (FASD) door overmatig alcoholgebruik (6 eenheden of meer) van de moeder tijdens de zwangerschap.

Infecties tijdens de zwangerschap:

cytomegalievirus: verhoogd risico op gehoor- of gezichtsproblemen, een leverfunctiestoornis, gestoorde geestelijke ontwikkeling of een te klein hoofd.20 Zwangere vrouwen kunnen met goede hygiëne voorkomen dat ze het virus oplopen. De virusdeeltjes zitten vooral in urine en speeksel. Omdat het virus veel heerst onder kinderen, zouden zwangeren hun handen goed moeten wassen als ze een luier hebben verschoond.

Ook moeten ze bijvoorbeeld geen lepeltje delen met hun kind CMV kan transplacentair worden overgedragen van moeder op kind.

Uit recent onderzoek blijkt dat in Nederland (buiten de grote steden) 0,09% van de pasgeborenen congeni- taal geïnfecteerd is met CMV. Elders in Europa is dit tussen de 0,15 en 0,5%. Transplacentaire transmissie van CMV kan zowel bij een primo-infectie van de moeder als bij een reactivatie van een latent aanwezige infectie optreden.

Bij een primo-infectie met CMV in de zwangerschap is de kans dat de zwangere het virus via de placenta overdraagt op het kind ongeveer 50%. Van deze geïnfecteerde kinderen heeft 5-10% al bij de geboorte meer of minder ernstige symptomen. Bij 10-15% van de ogenschijnlijk gezond geboren geïnfecteerde kinderen ontstaan er in de loop van de eerste levensjaren alsnog symptomen in de vorm van motorische of mentale retardatie of doofheid. Er is geen duidelijke relatie aangetoond tussen het tijdstip van infectie in de zwangerschap en de aard van de afwijkingen. Wel lijkt infectie in de eerste helft van de zwangerschap tot ernstigere schade te leiden. Intra-uteriene infectie kan eventueel worden aangetoond via amnionpunctie gevolgd door kweek of PCR op CMV. Bij de pasgeborene kan een congenitale CMV-infectie worden aan- getoond door middel van een positieve viruskweek van een in de eerste drie weken na de geboorte afge- nomen urinemonster. Bij een perinatale CMV-infectie wordt de urinekweek pas na de 3e levensweek posi- tief. Een CMV-infectie opgelopen tijdens of kort na de geboorte geeft zelden verschijnselen.

 0,2% van de kinderen wordt geboren met een toxoplasmose infectie; dat betekent dat er 4000 kinderen per jaar geboren worden die een grote kans hebben later slechtziend of blind te worden. Besmetting vindt vooral plaats door het eten van rauw vlees en door tuinieren. Risico op foetale transmissie is 40%; besmetting vroeg in de zwangerschap kan leiden tot intra-uteriene vruchtdood of abortus, later in de zwangerscahp vooral neurologische afwijkingen en oogafwijkingen bij de ongeborene.

 Kazen die zijn bereid met rauwe melk, kunnen een bacterie bevatten:Listeria monocytogenes. Tijdens de zwangerschapleidt een Listeria-infectie meestal tot een miskraam of een doodgeboorte.

 Q-koortswordt veroorzaakt door de Coxiella burnetiibacterie. Het is een ziekte die door dieren, hier

voornamelijk door geit of schaap, wordt overgedragen op de mens (zoönose). tijdens de zwangerschap kan dit leiden tot een ernstiger beloop ven de ziekte en abortus of intra-uteriene vruchtdood

Perinataal

Vroege prematuren (<32 wkn.) hebben en verhoogd risico op groeivertraging. Late prematuren (32-36 wkn) hebben twee maal zoveel kans op ademhalingsproblemen tot en met de leeftijd van vier jaar en driemaal zoveel kans om opgenomen te worden in ziekenhuis vanwege ademhalingsproblemen als op tijd geboren leeftijdgenoten. Te vroeg geboren kinderen (32-36 wkn.) hebben een grotere kans problemen in de fijne motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

17 2009 TNO Caren Lanting Clustering of Socioeconomic, Behavioural, and Neonatal Risk Factors for Infant Health in Pregnant Smokers

18 2009 UMC Utrecht Caroline Geerts e.a. Meer atherosclerose op 30-jarige leeftijd als ouders tijdens de zwangerschap rookten

19 2009 University of York; J. Hutchinson e.a Journal of Epidemiology and Health Smoking in pregnancy and disruptive behaviour in 3-year olds

20 2009 LUMC; A. Oudesluys e.a. Decibel study Journal of clinical virology

(5)

AJN

Postbus 24, 2160 AA Lisse tel. 0252-421074

5 Kinderen geboren na een zwangerschap van 32-34 weken hebben daarnaast ook wat vaker problemen met de communicatie en probleem oplossen21.

73% veel te vroeg geboren maar met succes behandelde kinderen krijgt later een chronische aandoening als gevolg van die behandeling. Bij 15% gaat het zelfs om een ernstige aandoening.

Onderzoek22 heeft uitgewezen dat het Infant Behavioral Assessment and Intervention Program (IBAIP) de zelf- regulatie, de ontwikkeling en de motorische ontwikkeling van te vroeg geboren kinderen verbeterd.

Te vroeg geboren kinderen hebben een verhoogd risico op ontwikkelingsstoornissen. Op babyleeftijd uiten die zich vaak als problemen met zelfregulatie: het afstemmen van het eigen functioneren op zintuiglijke prikkels uit de omgeving. IBAIP leert ouders hoe ze hun kind het best kunnen helpen om prikkels van buitenaf te verwerken. De meest kwetsbare groepen vroeg geborenen hadden het meeste baat bij IBAIP.

Te vroeg geboren baby's drinken op een andere manier dan op tijd geboren baby's, ook verloopt de ontwikkeling naar een normaal zuigpatroon vertraagd23. Slechts een kwart van de te vroeg geboren baby's drinkt rond de uitge- rekende datum net zo goed uit de borst of de fles als op tijd geboren baby's. Tien weken na de uitgerekende datum heeft een kwart van de te vroeg geboren kinderen nog geen normaal zuigpatroon. Te vroeg geboren baby's hebben vooral moeite om hun ademhaling te coördineren met zuigen en slikken, en om het zuigen vol te houden. Hun zuig- patronen worden niet gekenmerkt door ritmische bewegingen van kaken en tong, zoals dat wel het geval is bij een normaal, matuur zuigpatroon. Kinderen die na een zwangerschap van minder dan dertig weken worden geboren en kinderen met een geboortegewicht dat te laag was voor de zwangerschapsduur, hebben de meeste moeite om een normaal zuigpatroon te ontwikkelen. Deze kinderen hebben extra aandacht nodig om goed te leren drinken.

Kinderen die geboren zijn na in vitro fertilisatie (ivf) ontwikkelen zich hetzelfde als kinderen die geboren zijn na een natuurlijke conceptie.24

Een gezond dieet, met veel groente, fruit, vis en plantaardige olie, heeft een positieve invloed op de groei van een ongeboren kind en helpt vroeggeboorte voorkomen25.

Het aantal thuisbevallingen is in de periode 2005–2008 gedaald. In 2005 tot en met 2008 vond 29% van de bevallingen in Nederland thuis plaats. Het aandeel thuisbevallingen bedroeg in de periode 1997–2000 nog 35%.26 Vrouwen kunnen net zo veilig thuis als in het ziekenhuis bevallen. Uit onderzoek naar een half miljoen bevallingen kwam geen significant verschil in babysterfte naar voren27 Moeders stoppen vroegtijdig met het geven van borstvoeding omdat ze het „te druk hebben‟. Ze kunnen of willen borstvoeding vaak niet gedurende een langere periode combineren met hun baan en sociale leven28. Meteen na de geboorte van het kind legt ruim 80% van de moeders de baby aan de borst. Na een half jaar is dat nog hooguit een kwart. De chemische samenstelling van borstvoeding is bij elke voeding op de dag anders; ‟s ochtends bevat het natuurlijke stimulanten, ‟s avonds natuurlijke kalmerende stoffen29. Kolvende moeders moeten daarom zorgen dat hun baby‟s gekolfde melk op een juist tijdstip krijgen.

Kinderen krijgen minder vaak eczeem of een allergie als zij moedermelk drinken die veel vacceenzuur en rumenzuur bevat30. Dit is zo wanneer moeders zuivel en vlees van herkauwers eten.

De dosis vitamine K voor kinderen die borstvoeding krijgen moet verhoogd worden van 25 microgram per dag naar 150 microgram per dag of 1 milligram per week31. Kinderen die flesvoeding krijgen hebben geen extra vitamine K nodig. Vitamine K is bedoeld voor een goede bloedstolling om bloedingen te voorkomen.

Borstvoeding zowel als flesvoeding is een effectieve manier om pijn te verminderen bij pasgeborenen.32

Uit fundamenteel onderzoek van wiegendoodbaby‟s komen steeds meer aanwijzingen dat een belangrijke oorzaak voor het overlijden moet worden gezocht in een hapering van het vermogen om op het juiste moment wakker te worden. Er zijn ook epidemiologische studies die in die richting wijzen. Bij obductie bleek bij 41 tussen 2004 en 2008 overleden baby‟s een opvallend lage aanwezigheid van serotonine. 33 Een Amerikaanse groep wetenschappers signaleert een verband tussen een verstoorde serotoninehuishouding en wiegendood. De zogeheten neurotrans- mitter serotonine is van invloed op ademhaling en lichaamstemperatuur.

21 2009 Pinkeltje onderzoek

22 2009 UvA Karen Koldewijn Supporting resilience in very preterm infants. The effect of the Infant Behavioral Assessment and Intervention Program in very preterm infants and their parents

23 2010 RU Groningen; Saakje da Costa: "Development of sucking patterns in preterm infants"

24 2009 VU Amsterdam; Karin Wagenaar Cognitief en psychologisch functioneren van adolescenten geboren na IVF

25 2010 Sarah Timmermans

26 2009 CBS Permanent Onderzoek Leefsituatie POLS

27 2009 VU Amsterdam/ AMC Ank de Jonge / Simone Buitendijk

28 2009 Erasmus MC Hein Raat Borstvoeding in de eerste 6 maanden

29 2009 Universiteit Estramadura Spanje; Nutritional Neuroscience

30 2010 Universiteit Maastricht; Allergy

31 2009 UMC Utrecht Peter van Hasselt

32 2009 Technion-Israel Institute of Technology Haifa, Israel; A.Weissman; Pediatrics. 2009;124:e921-e926

33 2010 JAMA; 303(5): 430-7: Brainstem Serotonergic Deficiency in Sudden Infant Death Syndrome

(6)

AJN

Postbus 24, 2160 AA Lisse tel. 0252-421074

6 Gezondheid

96% van de kinderen34 vindt zichzelf (zeer) gezond, 3 van de 4 kinderen heeft minimaal één keer per jaar contact met de huisarts en 20-30% heeft één (of 2 of 3) chronische aandoening(en).

35 % van de jongeren heeft slaapproblemen; 58% van hen heeft daar ook last van35

35% heeft te maken met zorgen of stress; ruim de helft van deze jongeren heeft daar ook problemen mee.

Vaccinaties Net als in voorgaande jaren lag in 2010 de gemiddelde deelname aan alle vaccinaties uit het Rijksvaccinatie- programma landelijk gezien rond de 95%. Het percentage kinderen dat binnen het Rijksvaccinatieprogramma is ingeënt, is nog steeds hoog.36 Landelijk ligt het percentage voor alle vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma in 2009 ruim boven de ondergrens van 90%. Het betreft gegevens over zuigelingen geboren in 2006, kleuters uit 2003 en schoolgaande kinderen geboren in 1998.Voor zuigelingen is het vaccinatiepercentage voor de pneumokokkenprik ruim 94% en voor de overige vaccinaties ligt dat op 95% of hoger.

Vanaf 1 maart 2011 wordt er een nieuw 10-valent pneumokokkenvaccin ipv het huidige 7-valente vaccin gebruikt binnen het RVP. En vanaf 1 augustus 2011 krijgen alle kinderen een hepatitis B vaccinatie, dit maakt dan onderdeel uit van het DKTP-HIB-HepB-combinatievaccin, nu krijgen 20% van de kinderen dit combinatievaccin.

Het preventief geven van paracetamol voor een vaccinatie blijkt een negatieve uitwerking te hebben op de immuun- respons volgens een onderzoek gepubliceerd in de Lancet

In 2009 ontving de bijwerkingenbewaking van het RIVM 1647 meldingen; een toename van 26% tov.2008. Een toe- name die voornamelijk geduid kan worden als gevolg van de stijging van meldingen na de herhalingsvaccinatie DKTP bij vierjarigen. 81% werd geduid als bijwerking, waarvan 38% heftige verschijnselen betrof zoals hoge koorts, heftig huilen, collapsreacties, koortsstuipen en atypische aanvallen van rillerigheid, gespannenheid of hypotonie.

19% betrof verschijnselen van een toevallige samenloop van gebeurtenissen.

Kindersterfte37

5 op de 1000 kinderen overlijden voor het vijfde jaar38 in de wereld.

In Nederland is er een neergaande tendens waar te nemen in het aantal kinderen dat voor hun 15e jaar overlijdt. De kindersterfte is gedaald van 20,00 in 1998 (sterfte per 100.000 kinderen van 1 tot 15 jaar) tot 14,01 in 2008.

zwangerschap of partus

In 2009 werden 184.915 kinderen levend geboren en kwamen 648 kinderen na een zwangerschap van meer dan 24 weken levenloos ter wereld. Er stierven 711 kinderen in het eerste levensjaar, van hen overleden er 528 in de eerste vier weken. Bij 19 kinderen was wiegendood de doodsoorzaak. In 2009 overleden 9 vrouwen aan de gevolgen van zwangerschap, baring of kraambed.39

In 2009 was er in Nederland sprake van een daling van de perinatale sterfte (vanaf 24 en 28 weken

zwangerschap). De sterfte in het eerste levensjaar (zuigelingensterfte) is in 2009 gelijk gebleven ten opzichte van 2008. Het promillage zuigelingensterfte (sterfte per 1000 levendgeboren kinderen) is afgenomen van 4.71 in 1998 tot 3.39 in 2008.

Buitendijk noemt een aantal succesvolle strategieën als het gaat om De daling van de sterfte aan wiegendood is – na een sterke daling eind jaren tachtig – gestabiliseerd op een laag peil. Tot de jaren zeventig is de moedersterfte gedaald. Sindsdien schommelt de moedersterfte

natuurlijke dood

1246 jeugdigen (0-20 jaar) overleden in 2008 aan een natuurlijke doodsoorzaak. Dit is 80 % van de totale sterfte.

 hartafwijking

8 op de 1000 levend geborenen heeft een aangeboren hartafwijking.

38-64 kinderen overlijden per jaar aan hart en vaatziekten

 wiegendood

19 kinderen overlijden per jaar aan wiegendood (2009).

In 1996 was dit 50 en in 1987 nog 170 per jaar.

 kanker

0,1 % van alle kinderen heeft ooit kanker gehad40.

100 kinderen overlijden in Nederland per jaar aan kanker. 60% hiervan is door leukemie en maligniteiten in het brein.

niet-natuurlijke dood

197 jeugdigen (0-20 jaar) overleden in 2008 een niet-natuurlijke dood. Dit is 14% van de totale sterfte.

342005 Nivel/ErasmusLinden vd MW et al. Het kind in de huisartsenpraktijk. 2e nat. studie ziekten en verrichtingen HA praktijk

35 2008 Onderzoeksverslag Jeugdraadpanel

36 2010 RIVM Vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma Nederland. verslagjaar 2010

37 2008 CBS/ Knoeff-Gijzen; Kindersterfte in Nederland

38 2009 Unicef: the state of the worlds children

39 2010 RIVM nationaal Kompas Volkgezondheid

40 2008 CBS Gezondheid en zorg in cijfers

(7)

AJN

Postbus 24, 2160 AA Lisse tel. 0252-421074

7

 34 jeugdigen overleden in 2008 door zelfdoding (i.t.t 1.500 volwassenen per jaar).

 86 jeugdigen overleden in 2008 aan de gevolgen van een vervoersongeval.

 17 jeugdigen overleden in 2008 ten gevolge van verdrinking.

 33 jeugdigen overleden in 2008 ten gevolge van een overig ongeval Ongevallen

oorzaak

Ruim 50% wordt veroorzaakt door een valongeval, 8% door intoxicatie en 5% door verbranding.

behandeling

140.000 kinderen van 0 t/m 18 jaar worden jaarlijks na een privé-ongeval41 behandeld op de SEH-afdeling van een ziekenhuis:

 41% van de slachtoffers valt in de leeftijdscategorie van 5 t/m 12 jaar;

 25% is 13 t/m 18 jaar oud en

 33% is 0 t/m 4 jaar oud.

Het risico op een privé-ongeval, waarvoor behandeling op de SEH-afdeling nodig is, is het grootst voor de 0 t/m 4- jarigen.

opname

17.000 kinderen van 0 t/m 18 jaar worden jaarlijks opgenomen in een ziekenhuis na een privé-ongeval.

 40% van de slachtoffers valt in de leeftijdscategorie van 5 t/m 12 jaar;

 28% is 13 t/m 18 jaar oud en

 32% is 0 t/m 4 jaar oud

Het risico op een privé-ongeval, waarvoor opname nodig is, is het grootst voor de 0 t/m 4-jarigen.

12.000 kinderen per jaar (300 op elke 100.000 kinderen) lopen bij deze ongevallen hersenletsel op (NAH)42 Daarnaast: is er veel “verborgen” / nog niet onderkent NAH.

Chronische ziekten/ handicaps In ons land groeit 14-20% van de jeugdigen tot 18 jaar op met een chronische ziekte, in aantallen zijn dit 546.000 – 780.00 jeugdigen43. De verwachting is dat met gelijk blijvende incidentie en sterk verbeterde overlevingskansen het aantal jeugdigen die opgroeien met een chronische ziekte in de toekomst zal toenemen. Maar liefst 80 tot 90% van de patiënten heeft nu de kans om volwassen te worden met een ziekte waar ze 20 jaar geleden aan zouden zijn overleden.

Ouders van kinderen met een chronische ziekte hebben vaker psychosociale problemen en een lagere kwaliteit van leven dan ouders van gezonde kinderen44. Het risico op een verlaagde kwaliteit van leven is nog groter als de ouders zelf weinig emotionele steun krijgen of chronisch ziek, laagopgeleid, of niet in Nederland geboren zijn. De afgelopen decennia is het aantal chronisch zieke kinderen sterk toegenomen. De onderzoeker pleit voor meer aandacht voor het hele gezin, en niet alleen voor het zieke kind.

astma

115.000 kinderen hebben astma, dit is zo‟n 4,5% van alle Nederlandse kinderen tot 14 jaar45. 300.000 kinderen hebben last van astmatische klachten (kortademigheid / piepen op de borst).

Jaarlijks worden 3.000 kinderen opgenomen in een ziekenhuis vanwege hun astma.

Bijna tweederde van de kinderen met astma heeft de aandoening niet onder controle46.Uit het onderzoek blijkt onder andere dat 69% van de kinderen aangeeft niet mee te doen aan sport en andere inspannende activiteiten, 42% van de kinderen school mist en 20% ziet zijn vrienden niet meer. Van de kinderen met 'ernstige' astma heeft bovendien 23% het laatste jaar de spoedeisende hulp bezocht

.

Kinderen die vier maanden borstvoeding krijgen hebben minder kans op astma dan kinderen die geen borstvoeding krijgen.Hoe langer het kind borstvoeding krijgt, hoe beter de bescherming tegen astma47.

Overgewicht bij kinderen verhoogt het risico op astma

Voor kinderen van 0-4 jaar is voor constitutioneel eczeem een prevalentie van 7,5% aangetoond48

In Nederland hebben 2,03 kinderen per 1000 levend geborenen een schisis. Syndromen worden bij 5,4-12,6% van de kinderen met een schisis gerapporteerd; m.n. trisomie 13,18 en 21 en het Van der woude syndroom.

hartafwijking

Jaarlijks worden er in Nederland 1500 kinderen met een hartafwijking geboren. Sinds de invoering van de 20 weken echo worden hartafwijkingen veel vaker al tijdens de zwangerschap opgespoord.

41 2009 Consument en Veiligheid/ CBS

42 2000 NTVG 144 (40):1915-8 Meerhoff et al.

43 2007 AMC L.B. Mokkink Omvang en gevolgen van chronische aandoeningen bij kinderen

44 2009 UVA Janneke Hatzmann Consequences of care. Parents of children with a chronic disease

45 2009 website Astmafonds

46 2009 „Room te breathe”

47 2009 PIAMA studie; Brunekreef

48 2008 P.Dirven-Meyer e.a. Prevalence of atopic dermatitis in children younger then 4 years in a demarcated area in the central of Netherland

(8)

AJN

Postbus 24, 2160 AA Lisse tel. 0252-421074

8 nieraandoening

In Nederland leiden honderden kinderen aan een chronische nieraandoening. Van hen worden zo'n 60 kinderen gedialyseerd in één van de vier kinderdialysecentra.

eetproblemen

25 tot 40% van alle kinderen in de voorschoolse leeftijd heeft problemen met eten. De harde kern van slechte eters is tussen de 5 en 8 jaar oud. Een kind goed leren eten is een kwestie van opvoeden. Waar het normale ontwikke- lingsproces van leren eten echter langdurig wordt verstoord doet chronische voedselweigering zich met een hoge incidentie in het bijzonder voor bij kinderen met een fysieke en/of verstandelijke beperking, bij premature kinderen en kinderen met een te laag geboortegewicht

IBD

De ziekte van Crohn en Colitis ulcerosa komen ook voor bij kinderen. Bij ongeveer één op de vier IBD-patiënten beginnen de problemen voor de leeftijd van twintig jaar. Bij kinderen wordt de diagnose meestal gesteld tussen de tien en achttien jaar. Een heel enkele keer komt de ziekte voor bij jongere kinderen of zelfs baby's. De ziekte van Crohn en Colitis ulcerosa komen bij jongens en meisjes even vaak voor.

migraine

3,5% van de kinderen tot 14 jaar heeft last van migraine49 en 1% van de 6-16 jarige kinderen heeft dagelijks hoofdpijn.

aangeboren afwijkingen

In 2007 is de screening via de hielprik (deelname meer dan 99%) uitgebreid van 3 naar 17 ziekten. Hiervan zijn 14 een stofwisselingsziekte. 75 pasgeborenen in 2007 (0,26%) en 102 in 2008 (0,14%) hadden een terecht afwijkende uitslag van de neonatale hielprik en hadden dus een metabole stofwisselingsziekte50. Vanaf 1 mei 2011 wordt daar de screening op CF aan toegevoegd. en wordt dus gescreend op 18 ziekten.51

Jaarlijks worden in ons land 200-300 kinderen met Downsyndroom geboren. De screening op Downsyndroom is te verbeteren; er zijn nieuwe eiwitten ontdekt die Downsyndroom voorspellen.52 Kinderen met het Downsyndroom hebben een dertien keer verhoogd risico op het RS virus.53

In Nederland worden jaarlijks naar schatting 1 op de 4000 kinderen geboren met Cystic Fibrosis (CF). CF wordt ook wel 'taaislijmziekte' genoemd. CF is een recessief erfelijke ziekte. In Nederland is 1 op de 30 mensen drager van deze ziekte. De ziekte komt even vaak voor bij vrouwen als bij mannen.

0,1-0,8% van de kinderen wordt geboren met een afwijking aan het borstbeen: een kippeborst of een trechterborst.

gehoor

0,1 - 0,2% van de jeugdigen wordt geboren met een ernstige perceptieve gehoorsbeschadiging54.

200 kinderen worden jaarlijks geboren met een aangeboren dubbelzijdig gehoorsverlies. Bijna een kwart van alle Nederlandse kinderen die doof of zeer slechthorend zijn, heeft die handicap opgelopen door een CMV-virusinfectie in de baarmoeder55.

Nederland telt momenteel 1,4 miljoen mensen van 18 jaar en ouder met een verminderd gehoor56. Van deze 1,4 miljoen mensen dragen circa 500.000 mensen een hoortoestel.

40% van de Nederlandse jongvolwassenen dreigt problemen te krijgen met het gehoor doordat ze luisteren naar te harde muziek.57 10% loopt zelfs het risico op zeer ernstige en blijvende schade. De meeste schade wordt veroor- zaakt door de draagbare muziekspeler, zoals de iPod en mp3- en mp4-spelers. Een kwart van de jongeren geeft aan naar te harde muziek te luisteren via een draagbare speler. Discotheken en popconcerten scoren eveneens hoog. Samen zijn ze goed voor 23% van de schade

.

visus

0,1 % van de jeugdigen is visueel gehandicapt reuk/smaak

zeker 350.000 nederlanders hebben een reuk-smaakstoornis, hetgeen vaak grote sociale gevolgen heeft. Mensen raken in een depressie, krijgen problemen met eten, vermageren soms op een extreme manier.

epilepsie

1,9 per 1.000 kinderen van 0-14 jaar heeft last van epilepsie.

Diabetes Mellitus

1,8 per 1.000 kinderen van 0-14 jaar heeft last van Diabetes Mellitus type I.

Jaarlijks komen er 560 nieuwe gevallen in de leeftijdsgroep van 0-14 jaar bij.

49 2008 CBS Gezondheid en zorg in cijfers

50 2009 NTVG Gepke Visser e.a. namens de Diagnose Registratiecommissie Neonatale Screening Metabole Ziekten

51 2010 www.zonmw.nl

52 2010 „RU Utrecht Wendy Koster Ínnovations en Down syndrome screening

53 2010 Betrijs Bloemers; Severe RSV infections in children with Downsyndrome; the contribution of an impaired immune system

54 2006 SCP Kooiker; Jeugd met beperkingen

55 2009 LUMC; A. Oudesluys e.a. Decibel study Journal of clinical virology

56 2005 TNS NIPO; Gehoor in Nederland

57 2009 Erasmus Universiteit; Ineke Vogel; onderzoek onder 1500 jongeren van 12-19 jaar

(9)

AJN

Postbus 24, 2160 AA Lisse tel. 0252-421074

9 De prevalentie is hoger bij Marokkaanse kinderen en lager bij Turkse en Surinaamse kinderen58.

De eerste adolescenten (60) met Diabetes Mellitus type II zijn gediagnosticeerd bij zeer ernstig overgewicht en betreffen voornamelijk meisjes.

CVS

0,02% van de jeugdigen (2000-3000 jeugdigen) in Nederland heeft last van CVS; 85% is vrouw chronisch zieke kinderen

20% van 0-14 jarigen in 2001-2007 heeft een chronische ziekte zoals: astma, chronische bronchitis, eczeem, suikerziekte, epilepsie etc.59. Deze kinderen hebben daardoor meer kans op psychosociale en/of gedragsproblemen, participatie- en interactie problemen, psychische problemen (depressie), gezinsstress, sociaal isolement en een verhoogd risico om gepest te worden.

incontinentie

12 % van de 6 jarigen heeft nog last van bedplassen. In verhouding meer jongens dan meisjes (3:2). Jaarlijks houdt 15% van die kinderen op met bedplassen, maar 1-2 % houdt last van het probleem tot de volwassenheid60.

1-3 % van de lagere schoolkinderen heeft last van fecale incontinentie. Ook dit komt vaker voor bij jongens dan meisjes (2x zo vaak).61

obstipatie

100.000 kinderen en tieners worden jaarlijks behandeld voor obstipatie. Elk jaar schrijven artsen meet laxeermiddelen voor, in 2009 373.000 keer.

Werk

In 2007 had 37% van de mensen met een chronische ziekte of lichamelijke beperking betaald werk voor minimaal 12 uur per week62. Dat is een lichte stijging ten opzichte van 2005 (34%) en 2006 (35%). De jongeren werken zelfs evenveel als hun leeftijdgenoten zonder beperking.

studie

20.000 studenten in het hoger onderwijs lopen door een onzichtbare beperking63 (zoals ADHD, dyslexie, CVS of autisme) studievertraging op moeten deze zelfs staken. Sinds 2005 is het faciliteren en begeleiden een wettelijke verplichting. Niet iedere hogeschool of universiteit is even ver met het ontwikkelen van beleid op dit punt

Voeding Ruim driekwart van de Nederlandse kinderen krijgt vlak na de geboorte borstvoeding. Dit percentage is gestegen van 70% in 1997 tot 81% in 2007 Bij het stijgen van de leeftijd neemt het percentage uitsluitend met moedermelk gevoede Nederlandse zuigelingen snel af. In 2007 kreeg bij drie maanden nog 30% van de zuigelingen volledige borstvoeding en bij vijf maanden was dat afgenomen tot 23%. Vanzelfsprekend ging dat gepaard met een snel stijgend percentage zuigelingen dat uitsluitend kunstvoeding krijgt. Slechts 20% van de kinderen krijgen gedurende zes maanden volledig borstvoeding, zoals wordt geadviseerd door de WHO. Dat betekent dat 80% van de

Nederlandse kinderen daardoor tenminste een deel van de gezondheidsvoordelen van borstvoeding mis lopen Kinderen van twee tot vier jaar krijgen ongeveer 40% te veel zout binnen en kinderen van vier tot zeven jaar

ongeveer 30%.64 Het grootste aandeel van deze zoutinname komt van brood, melk, yoghurt, kaas en bewerkt vlees.

Naar schatting is 25% van de inname afkomstig van toegevoegd zout bij koken of aan tafel. Het lichaam heeft minder dan 1 gr. zout per dag nodig. Te hoge zoutinname door kinderen is ongewenst omdat dit kan leiden tot een te hoge bloeddruk op latere leeftijd.

Uit de voedselconsumptiepeiling 2006 onder jonge kinderen komt naar voren dat peuters van 2-3 jaar 6,3 mg ijzer per dag binnenkrijgen terwijl de gezondheidsraad 7 mg. aanbeveelt. Ijzerbevattende voedingsmiddelen zijn o.a. rood vlees, appelstroop en bruin brood. Vitamine C bevordert de opname van ijzer uit voedingsmiddelen. Bij niet gevari- eerde voeding is een met ijzer verrijkte peutermelk aan te raden.

Net als vitamines en mineralen horen vezels thuis en een gezonde en gevarieerde voeding. De gezondheidsraad heeft geadviseerd dat kinderen van 0-3 jaar 2,8 g/mJ vezels moet leveren. De gemiddelde vezelinname is echter 2,0-2,3 g/mJ per dag. Vezels vervullen en belangrijke rol bij de verzadiging en dragen bij aan een gezond poep- patroon.

Onderzoek toont aan dat de vetzuursamenstelling van de voeding van kinderen te wensen overlaat65. Ze eten teveel verzadigd vet en te weinig onverzadigd; bovendien eten ze te weinig vis, zodat ze te weinig visvetten binnen krijgen.

De inname van essentiële vetzuren, zoals alfa-linoleenzeer en linolzuur blijft vaak achter bij de aanbevelingen.

Oliën, margarine en halvarine, noten en vette vis zijn een goede bron van essentiële vetzuren. Deze zijn belangrijk voor een normale groei en ontwikkeling omdat ze in het lichaam deels worden omgezet naar andere onverzadigde

58 2009 website Diabetesvereniging Nederland

59 2008 CBS Gezondheid en zorg in cijfers

60 2009 Kenniscentrum bedplassen Meppel

61 2009 Bulk-Bunschoten; Richtsnoer fecale incontinentie

62 2009 Nivel Brink-Muinen e.a. Kerngegevens Maatschappelijke situatie 2008 (Nationaal Panel Chronisch Zieken en Gehandicapten)

63 2009 www.handicap-studie.nl

64 2009 bureau Risicobeoordeling van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) in samenwerking met RIVM

65 2008 TNO Het gebruik van halvarine, margarine en braadvet en de inneming van vetzuren, vetoplosbare vitamines bij jonge kinderen

(10)

AJN

Postbus 24, 2160 AA Lisse tel. 0252-421074

10 vetzuren zoals arachidonzuur en de (vis)vetzuren DHA en EPA. Die op hun beurt betrokken zijn o.a. bij de

hersenontwikkeling, het gezichtsvermogen en andere belangrijke lichaamsfuncties.66

Ongeveer één op de drie ouders geeft hun kinderen iets zoets mee naar school: in 32% van de broodtrommels van leerlingen zit koek of snoep.Fruit verdwijnt na de overgang naar de middelbare school grotendeels uit de brood- trommel. 87% van de basisschoolleerlingen krijgt fruit mee naar school, tegenover slechts 44% op de middelbare school.67

eetgewoonten

Peuters en kleuters eten te weinig groenten, fruit en vezelrijke voedingsmiddelen. Bovendien eten ze te weinig vet, met name onverzadigde vetzuren68.

Een lage groente en fruitconsumptie is verantwoordelijk voor 19% van maagdarmkanker, 31% van de ischemische hartziekten en voor 11% van de herseninfarcten69.

Met name niet westerse moeders geven hun kind al op jonge leeftijd teveel voeding70.

 Eén op de zeven gezinnen ontbijt niet,

 25 % van de ouders laat „s ochtends hun kind voor de TV eten.

 Bij 33% van de gezinnen staat de TV aan tijdens het avondeten

 25 % van de kinderen speelt in de winter niet dagelijks buiten

 40 % van de peuters worden voor goed gedrag beloond met snoep, waardoor kinderen al jong leren dat troost of beloning gekoppeld is een zoet of energierijk eten.

kinderen zijn in de loop van de tijd niet meer gaan eten, maar ongezonder23

 5 -10% van de kinderen van 4-12 jaar ontbijt niet elke dag

 minder dan de helft van de kinderen eet elke dag groente of fruit

 20% van de kinderen eet 5x of meer een tussendoortje

 45 % snoept meerdere keren op een dag en

 er wordt meer frisdrank gedronken.

 27 % van de jongeren vindt zijn of haar eetgedrag ongezond; 34% heeft daar ook problemen mee71. Het zijn vooral meisjes die problemen ervaren met hun eetgedrag. 40% van de jongeren hebben geprobeerd om hier iets aan te doen; 42% heeft dit niet gedaan en 15% weet het niet.

Nieuw wetenschappelijk inzicht heeft aangetoond dat veel eiwitten eten en veel producten met een zogenoemde lage glykemische index (GI) gebruiken, zoals pasta, peulvruchten en fruit, de beste manier is om af te vallen en daarna op gewicht te blijven.

Wetenschappers hebben een relatie ontdekt tussen vitamine D en genen die betrokken zijn bij kanker (leukemie en dikkedarmkanker) en auto-immuunziekten (MS, diabetes I,RA en Crohn). Vitamine D blijkt de activiteit van 200 genen te beïnvloeden72. Het slikken van vit.D.supplementen tijdens de zwangerschap en de eerste jaren van het leven heeft mogelijke gunstige effecten op de gezondheid van een kind op latere leeftijd.

Onderzoek toont aan dat mensen met een hoge concentratie vitamine D in hun bloed 40% minder kans hebben op dikke darmkanker73. Dat blijkt uit een groot Europees onderzoek waaraan het UMC Utrecht en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu meewerkten. Het lichaam krijgt vitamine D vooral via zonlicht, maar ook door voedings- middelen zoals vette vis.

Consumptie van rood vlees (varkens- en rundvlees) en van vleeswaren verhoogt het risico op dikkedarmkanker 74 . Mogelijk wordt dit veroorzaakt door stoffen die gevormd worden bij de bereiding van vleeswaren, bij langdurig en op hoge temperatuur bakken en braden en bij barbecuen. Deze stoffen zijn op zich niet kankerverwekkend, maar kunnen in het lichaam worden omgezet in kankerverwekkende stoffen. De verhoging van het risico op dikkedarm- kanker bij een hoge consumptie van rood vlees is mogelijk toe te schrijven aan het heam-ijzer dat het vlees rood kleurt. Hoge consumptie van wit vlees, zoals kip en ander gevogelte, lijkt het risico op dikkedarmkanker niet te beïnvloeden. Het eten van veel groenten heeft mogelijk een beschermende werking tegen dikke darmkanker

Groei75

Nederlandse kinderen zijn zwaarder geworden en groeien niet meer in lengte. Al in 1997 werd duidelijk dat de Nederlandse jeugd te zwaar is. Deze trend blijkt zich te hebben voortgezet. Vooral kinderen van Turkse en

Marokkaanse afkomst zitten in een alarmerende situatie. Uit het onderzoek blijkt verder dat er na 160 jaar een einde

66 2010 Manifest Essentiele Vetten voor kinderen

67 2010 Q&A Research BV i.o.v. Jumbo Supermarkten

682008 RIVM Voedsel Consumptiepeiling onder Kinderen van 2-6 jaar in 2005

69 www.who.int/dietphysicalactivity/fruit/en/index.html

70 2009 TNO, TU Twente en UMC Utrecht; Kansen voor preventie van overgewicht bij jonge kinderen

71 2008 Onderzoeksverslag Jeugdraadpanel

72 2010 University of Oxford; Genome Research; dr.S.Ramagopalan

73 2009 RU Utrecht Bueno-de-Mesquita; Britisch Medical Journal

74 2002 Norat T, Lukanova A, Ferrari P, Riboli E.; Meat consumption and colorectal cancer risk: dose-response meta-analysis of epidemiological studies. '../images/reference_1.gif');"Norat et al., 2002

75 2010 TNO ism. VUMC en LUMC Vijfde Landelijke groeistudie

(11)

AJN

Postbus 24, 2160 AA Lisse tel. 0252-421074

11 is gekomen aan de toename in lengtegroei bij kinderen van Nederlandse afkomst. Het lijkt erop dat het positieve effect van welvaart op de lengte wordt vervangen door een negatief effect op het gewicht. Kinderen van

Marokkaanse of Turkse ouders worden nog wel langer.

Gewicht

Het FTO gen, het aantal uren slaap per nacht, het gewicht van de vader en het eetgedrag van de moeder beïnvloeden het lichaamsgewicht. Met name als kinderen kort slapen en zware ouders hebben die zich incidenteel overeten is hun kans op ontwikkeling van overgewicht tijdens de puberteit vergroot 76

Het aantal jongeren dat te kampen heeft met overgewicht is gestegen; een op de zes basisschoolleerlingen en 13,3% van de jongens en 14,4% van de meisjes heeft er last van.77 De prevalentie van overgewicht steeg in de afgelopen 25 jaar met 50%.

1,8% van de jongens en 2.2% van de meisjes hebben last van obesitas.

Kinderen met overgewicht of obesitas hebben vaker klachten van het bewegingsapparaat dan kinderen zonder.78 Uit onderzoek79 blijkt dat de helft van de ouders van een kind met overgewicht, niet herkent of erkent dat hun kind te zwaar is. Hulpverleners moeten dus allereerst ervoor zorgen dat ouders het probleem onder ogen zien.

Borstvoeding verkleint het risico op overgewicht; waarbij ook de duur van belang is: hoe langer des te minder kans op obesitas.

Kinderen jonger dan vijf jaar die onvoldoende nachtrust krijgen, hebben een grotere kans al jong (tussen de 5-9 jaar) dik te worden.80

ondergewicht

1 op de 8 kinderen heeft ondergewicht.

25% van de Nederlandse patiënten in zorginstellingen is ondervoed

Houding

Bij 1 op de 5 zuigelingen komt afplatting van het hoofd voor (positionele plagiocephalie en brachycephalie)

Structurele scoliose is een zijdelingse verkromming van de wervelkolom met rotatie en wigvorming van de wervels.

Vroeger waren poliomyelitis, rachitis en tuberculose de belangrijkste oorzaken van structurele scoliose, in ontwik- kelingslanden is dit nog steeds zo. In geïndustrialiseerde landen is ruim 80% van de structurele scolioses idiopa- thisch, 10% congenitaal en 10% heeft andere oorzaken (neurologisch, infectieus, traumatisch, etc.)

De prevalentie van de idiopathische scoliose is voor bochten van 10° 2-3% en voor bochten van 20° 0.3-0.5%

Sporten en bewegen

kinderen krijgen te weinig beweging23

 slechts 40% van de basisschoolkinderen speelt elke dag buiten

 12 % van de leerlingen van groep 1-3 kijken meer dan 2 uur TV, en 15% van de leerlingen van groep 4-8

 kinderen worden vaak door ouders met de auto vervoerd in plaats van lopend of met de fiets

Nederlandse kinderen uit groep 7 en 8 van de basisschool zijn significant minder fit dan hun leeftijdsgenootjes van dertig jaar geleden. Op een fitheidstest die ook in 1980 werd afgenomen scoorden ruim 2.000 kinderen veel slechter op alle fronten.

Zelfs als de kinderen met overgewicht niet worden meegeteld, blijken de 'gezonde' kinderen van nu niet opgewas- sen tegen de kinderen van toen.81 Zij scoren slechter op kracht, snelheid, lenigheid en coördinatie.

65% van de basisschoolleerlingen is lid van een sportvereniging; naarmate de leeftijd stijgt neemt dit af, van de 16- 17 jarigen is nog maar 47% lid82. Fitness stijgt in populariteit met name onder jongens van 15-18 jaar; 35% gaat minimaal eens per week.

Niet westerse jongeren sporten en bewegen beduidend minder dan autochtone jongeren.

Ruim twee derde van de Nederlandse volwassenen beweegt voldoende, maar kinderen en jongeren blijven sterk achter: minder dan de helft van de Nederlandse jeugd haalt de beweegnormen. Jongeren zitten te veel en een relatief grote groep is zelfs geen enkele dag per week ten minste 60 minuten lichamelijk actief in sport of andere beweegvormen.83

Onderzoek toont aan dat het stimuleren van gezond gedrag door ouders effectiever is dan het beperken van ongezond gedrag.Als kinderen hierin aangemoedigd worden bewegen ze meer en eten ze gezonder. Opvallend is dat deze aanpak vooral goed werkt bij kinderen die afwijken van de „norm‟ (denk aan kinderen die te zwaar zijn, slechte eters

76 2009 UMC Maastricht F. Rutters Development and Regulation of Body-Weight; a Genetic, Behavioral and Neuro-Endocrinological Approach”.

77 2010 TNO Factsheet Landelijke groeistudie

78 2009 NTVG 153;49; Marjolein Krul e.a. Klachten van het bewegingsapparaat bij kinderen met overgewicht

79 2009 Erasmus Universiteit Rotterdam Wilma Jansen Prevention of childhood obesity in a municipal setting

80 2010 Archives of pediatric and adolescent Medicine

81 2010 VU promotie onderzoek Dorine Collard

82 2008 CBS

83 2010 TNO monitor bewegen en gezondheid

(12)

AJN

Postbus 24, 2160 AA Lisse tel. 0252-421074

12 of kinderen met gedragsproblemen). Het verbieden van ongezond gedrag (geen televisie mogen kijken of niet mogen snoepen) werkt minder goed of zelfs averechts voor deze kinderen.84

Onderzoek85 toont aan dat kinderen (7-jarigen) die overdag veel in beweging zijn ‟s avonds sneller in slaap vallen.

Daarnaast werd aangetoond dat deze kinderen gemiddeld ook langer sliepen dan kinderen bij wie het langer duurde voordat ze in slaap vielen

8% van de mensen die fitnessen gebruikt doping (verboden prestatieverhogende middelen), in absolute aantallen gaat het dan om 160.000 personen. De meerderheid gebruikt de doping om af te vallen en niet zo zeer om spiermassa op te bouwen.

Psychosociaal welbevinden

Het gaat goed met de jongeren (11-16jr.) in Nederland86. Ze voelen zich goed, beoordelen hun sociale situatie positief en vinden dat ze een aangenaam leven leiden. Daar staat tegenover dat zij nog altijd veel risicogedrag vertonen, zoals roken, drinken en ongezonde eetgewoonten. Groepen die het relatief minder goed doen zijn de kinderen uit de lagere opleidingsniveaus, het VMBO, en kinderen die niet bij beide ouders opgroeien.

Nederlandse kinderen zijn het gelukkigst binnen Europa87:

 92% van de 12-24-jarigen is zeer tevreden.

 5 % van de 0-12 jarigen heeft ernstige problemen.

Op een schaal van nul tot tien geeft 75% van de kinderen in de leeftijd van 8 t/m 11 jaar een acht of hoger88.

5% van de kinderen geeft een cijfer lager dan een 6; het gemiddelde cijfer was 8,3. Van de Nederlandse jongeren in de leeftijd van 11-18 jaar geeft de meerderheid (88,3%) een ruime voldoende 7 voor de kwaliteit van hun leven

.

temperament Baby's van ouders met een laag inkomen en een lage opleiding hebben een moeilijker temperament dan baby's van ouders met een hoog inkomen89 Een moeilijker temperament bij baby's uit zich in hard huilen bij het in bad gaan, verwisselen van luiers en aankleden. Ook vallen ze lastiger in slaap, zijn ze sneller afgeleid en reageren ze heftiger op veranderingen. Het verschil is al zichtbaar als de baby 6 maanden oud is. Oorzaken voor het moeilijke temperament zijn onder meer dat ouders met een lage sociaaleconomische status vaker last hebben van stress, en dat de moeder vaker psychische problemen heeft. Daarnaast gaat het vaker om gezinnen met een alleenstaande moeder. Een moeilijk temperament is een voorspeller van latere gedragsproblemen als ADHD en angststoornissen.

De onderzoeker pleit voor een vroegtijdige opsporing en aanpak hiervan.

woonsituatie

87% van de jongeren woont thuis bij hun ouders, een klein deel (6%) heeft het huis verlaten en woont op zichzelf.

4% woont samen met een partner, de overige jongeren 3% verbleven als pleegkind in een gezin, waren alleen- staand ouder of verbleven in een instelling.

Samenstelling gezin

Van de 4.693.185 meerpersoons-huishoudens zijn er in 2009 4.165.873 (88,8%) met twee ouders en 474.909 (10,1%) met één ouder en een restgroep van 52.403 (1,1%) bijv. 2 broers die samenwonen90.

Opgroeien met een zusje zorgt ervoor dat kinderen meer in balans, ambitieuzer en optimistischer zijn.91 Dit positieve effect komt nog nadrukkelijker naar voren in echtscheidingsgezinnen.

Arbeidsparticipatie ouders

Vorig jaar werkten beide ouders in 77% van de twee-oudergezinnen. In 2002 was dat nog 68%92.

Het aantal gezinnen waar de vader de meeste uren werkt, is toegenomen van 56% in 2002 naar 62% in 2009.

Daarnaast steeg het aantal ouderparen die beiden evenveel werken van 10 naar 13%. Nederland telde vorig jaar 1,6 miljoen ouderparen met minstens één minderjarig kind.

Van de vaders besteedt 87% de meeste tijd aan betaald werk.

Bij iets minder dan 10% van de mannen is de zorg voor het gezin en het huishouden de voornaamste tijdsbesteding.

Bij moeders is dat juist omgekeerd: ruim 70% besteedt de meeste tijd aan gezin en huishouden.

Sociaal uitgesloten Ruim 10% van de kinderen in Nederland is sociaal uitgesloten93. In totaal hebben 273.000 kinderen ouders die so- ciaal geïsoleerd zijn:ze ondernemen weinig, doen niet of nauwelijks aan sport of een andere hobby, en spreken weinig af met vrienden. Bij 61.000 kinderen tussen 5 -17 jaar wordt de uitsluiting versterkt door armoede en een

84 2010 UvM Jessica Gubbels

85 2009 Monash University Melbourne en de University of Auckland; onderzoek onder 519 7-jarigen

86 2010RU UtrechtVolleberghlandelijke HBSC-onderzoek (Health Behaviour in School-aged Children) onder 11- tot 16-jarige scholieren

87 2005 SCP/ TNO van Zeijl e.a. Kinderen in Nederland

88 2008 Prins

89 2009 Erasmus Universiteit Rotterdam; Pauline Jansen; Social inequalities in pregnancy outcomes and early childhood behaviour

90 2009 CBS

91 2009 University Leicester en Ulster; Liz Wright

92 2010 CBS Arbeidsparticipatie ouderparen met minderjarige kinderen 2002-2009

93 2010 SCP Annette Roest e.a.; Sociale uitsluiting bij kinderen

(13)

AJN

Postbus 24, 2160 AA Lisse tel. 0252-421074

13 onveilige buurt. Het SCP constateert dat het huidige beleid tegen sociale uitsluiting van kinderen vooral gericht is op het vergroten van de deelname aan sport en cultuur door jongeren uit arme gezinnen. Zij vindt dat er ook gewerkt moet worden aan de betrokkenheid van ouders bij de samenleving. armoede Ondanks een duidelijke daling ten opzichte van de eeuwwisseling groeiden in 2009 nog steeds relatief veel kinderen op in een huishouden met kans op armoede. Zo behoorden ruim 311.000 minderjarige kinderen (één op de tien) tot een huishouden met een inkomen onder de lage-inkomensgrens94. Eenoudergezinnen met minderjarige kinderen hadden in 2009 de grootste kans op armoede. Van die gezinnen had 29% een inkomen onder de lage-inkomens- grens. Ook niet-westerse huishoudens en alleenstaanden tot 65 jaar hadden een sterk verhoogd armoederisico.

Vaste lasten - huur, water, energie, verzekeringen - drukten bij huishoudens met kans op armoede zwaarder op het huishoudbudget dan bij de hogere inkomens. Ook gaven huishoudens in de laagste inkomensklasse vaker aan schulden te moeten maken dan de hogere inkomensklassen. Dit betekent dat ze minder kansen hebben.

0,5 miljoen kinderen (20% van de kinderen van 5-18 jaar) doen niet aan sport, muziek of scouting95 omdat daar thuis geen geld voor is. (Sportcontributie is gemiddeld € 300,-/jaar en € 150,- aan attributen. Culturele lessen kosten € 165 - € 366,-. Scouting en activiteiten van de kerk zijn minder duur).

515.815 kinderen wonen in een achterstandswijk.

detentie moeders

3000 vrouwen komen per jaar in de gevangenis terecht. Ongeveer de helft van hen is moeder. Zij zien hun kinderen te weinig96. Daarnaast is een knelpunt dat officieel niemand verantwoordelijk is voor het welzijn van de kinderen wanneer een moeder in de gevangenis komt. Hierdoor dreigt een deel van deze kinderen buiten beeld te geraken.

Onduidelijk is waar ze zijn en wie zich om hen bekommert.

gebroken gezinnen

7.000 kinderen verliezen jaarlijks één van hun ouders of een broer of een zus.

33% van huwelijken eindigt in scheiding97. In 2008 vonden in ons land 32.236 echtscheidingen plaats, in totaal waren daar 33.327 kinderen bij betrokken..De financiële situatie bij 59% van de mensen na het verbreken van de relatie achteruit. 70% van de vrouwen en 60% van de mannen heeft na de scheiding moeite om rond te komen98. 70.000 thuiswonende kinderen krijgen per jaar te horen dat hun ouders gaan scheiden54: daarvan zijn 57.000 kinderen minderjarig. 80% van de kinderen blijft bij de moeder wonen. Bijna de helft van die kinderen krijgt te maken met een stiefouder. 30% van de kinderen krijgt hier op de één of andere manier last van (depressie, angsten, agressie, sociale problemen, roken/ drinken/ blowen, dalende schoolprestaties of crimineel gedrag)99.

Eén op de zes echtscheidingen verloopt problematisch:

 1 op de 5 kinderen heeft vanwege echtscheiding geen contact meer met zijn vader (10.000 kinderen per jaar). In totaal zijn dat ruim 500.000 kinderen.

 60.000 kinderen zien na de scheiding hun moeder niet meer chronische ziekte / lichamelijk beperkte ouder

409.000 – 476.000 kinderen onder de 18 jaar100 zijn kinderen die opgroeien in een gezin met een chronisch zieke of lichamelijk beperkte ouder. Naar schatting 95.000 tot 190.000 thuiswonende kinderen geven in meer of mindere mate wel eens instrumentele zorg aan hun ouder. Hiernaast zijn er:

 1.200.000 kinderen met een ouder met een psychiatrische diagnose.

 370.000 kinderen met een verslaafde ouder.

 250.000 tot 400.000 kinderen met een chronisch zieke of beperkte broer of zus101.

9000 gezinnen worden jaarlijks geconfronteerd met de diagnose kanker bij één van de ouders102. Bij 28% van de kinderen uit deze gezinnen leidt dat tot PTSS, ook leidt het tot emotionele en gedragsproblemen kinderen in opvangcentra: de helft van de kinderen die met hun ouders in de daklozen- of vrouwenopvang verblijven hebben psychosociale problemen103. Ook heeft 11% van deze kinderen te maken met mishandeling en is de relatie met de andere ouder vaak slecht. Bijna drie op de tien kinderen in de opvang hebben last van posttraumatische stress of angsten.De onderzoekers verzamelden gegevens over 187 kinderen bij medewerkers van de opvang- centra, ouders en kinderen zelf. De opvangcentra hebben weinig individuele begeleiding voor kinderen. De onder- zoekers pleiten daarom voor individuele zorg en een plan voor veilige terugkeer voor elk kind. Ook moeten er betere opvangplekken komen en meer privacy en speelmogelijkheden voor de kinderen.

94 2009 CBS 'Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting 2009'

95 2009 Sociaal Cultureel Planbureau „Kunnen alle kinderen meedoen?‟

96 2007 Verwey Jonker Instituut „Moeders in detentie en de omgang met hun kinderen‟

97 2009 CBS

98 2009 Nibud de financiele gevolgen van scheiden

54 Onderzoekscentrum Maatschappelijke Zorg van het Universitair Medisch Centrum St. Radboud

99 2007 RU Utrecht Ed Spruijt Scheidingskinderen

100 2008 Nivel Opgroeien met zorg (uit analyses van Nationaal Panel Chronisch Zieken en Gehandicapten)

101 2004 Tielen Factsheet Jonge mantelzorgers

102 2006 UMCG Huizinga; ‟The impact of parental cancer on children‟

103 2009 UMC St. Radboud Onderzoekscentrum Maatschappelijke Zorg; Judith Wolf

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze casus laat exact zien waar deze studie over gaat: de beslissing die frontlijnwerkers in sociale teams nemen om een cliënt door te verwijzen naar een tweedelijnsorganisatie

Godinnen van de art nouveau werpt nieuw licht op een tijdperk zonder weerga en op de vraag hoe het beeld van de vrouw werd ingevuld en ingezet — in schilderijen, spectaculaire

MEE NL organiseert net als vorig jaar weer een (gratis) symposium over problematiek waar mensen met een lichte verstandelijke beperking tegenaan lopen.. Dit jaar is het thema de

 Jongeren halen het minst uit de transcendente dimensie, de andere drie dimensies leunen dicht bij elkaar aan.  Transcendent: breder dan het religieuze, omvat

De  getuigen  moeten  enkel  aanwezig  zijn  bij  het  opstellen  van  de  wilsverklaring,  om  te  beamen  dat  deze  wilsverklaring  uit  vrije  wil 

Het komt er dus op neer om de inschatting of reanimatie nog zinvol is, beter te maken, zegt Patrick Druwé, intensivist in het UZ Gent en hoofdonderzoeker van de studie.. Hij roept

In de vorm van een gedocumenteerd stappenplan wil het servicedocument leraren ondersteunen bij het alfabetiseren van niet- gealfabetiseerde jongeren tussen 12 en 18 jaar.

Bijna de helft van de jongeren houdt zich bezig met schrijven.. Hun belangrijkste reden om te schrijven: voor