• No results found

Kinderen in bijzondere omstandigheden

AJN

Postbus 24, 2160 AA Lisse tel. 0252-421074

31

Kinderen in bijzondere omstandigheden

Te vroeg geboren kinderen

=> gezondheidsproblemen

 40% krijgt een chronische aandoening als gevolg van de behandeling, 15% zelfs een ernstige aandoening

=> psychosociale en/of gedragsproblemen

 Scoren 2-4x slechter op school als kinderen die niet te vroeg geboren zijn238

Kinderen met kanker

=> gezondheidsproblemen

 73% krijgt een ernstige aandoening, soms zelfs levensbedreigende aandoeningen als gevolg van de behandeling destijds (zoals immuunstoornissen, fertiliteitsproblemen of secundaire tumoren)

kinderen die opgroeien in armoede 193.800 kinderen groeit op in armoede

9,1 % van de 0-17 jarigen ( = 311 duizend kinderen) leefden in 2009 in een huishouden met een inkomen onder de lage-inkomensgrens (CBS, 2010) in 2008 was dit 8,1%.

164.000 huishoudens leefden in 2009 langdurig van een laag inkomen. In die huishoudens zijn kinderen overver-tegenwoordigd. Dit zijn met name eenoudergezinnen, gezinnen van niet westerse allochtonen en gezinnen met een bijstandsuitkering.

kinderen uit een één-ouder gezin

Bijna één op de tien in 2009 in Nederland geboren baby’s had een alleenstaande moeder239. Vooral in de grote steden in Flevoland, Zuid-Holland en Noord-Holland komt dat veel voor. In Rotterdam gaat het zelfs om 20% van de pas-geboren baby’s. In de grote steden wonen relatief veel mensen van Antilliaanse, Arubaanse en Surinaamse her-komst. Bij deze bevolkingsgroepen komen eenoudergezinnen van oudsher vaker voor. 40% van de pasgeboren baby‟s hebben een moeder die niet gehuwd samenwoont. Vooral eerstgeborenen hebben vaak een niet-gehuwde moeder. Bij een tweede en volgend kind is de moeder vaker gehuwd

één op de zes gezinnen; 83% een moeder gezin, 17% een vadergezin 29% van deze gezinnen (= 70.000) leeft onder de lage inkomensgrens

10% van deze gezinnen (= 19.000) is langdurig afhankelijk van een laag inkomen 15% van alle thuiswonende jongeren tot 25 jaar (= 628.000)

Tot 5 jaar verliest 1,4% van de kinderen een ouder

=> psychosociale en/of gedragsproblemen

 3,5 x verhoogd risico op kindermishandeling.

 risico op oudermishandeling.

 grote druk op gezinssituatie/opvoeding belastend.

 lage SES.

 verhoogt het risico op het ontwikkelen van emotionele- en gedragsproblemen aanzienlijk240.

 ouders hebben vaker een negatief beeld over de opvoeding en hebben meer zorgen en vaker opvoedingsproblemen241.

=> risicogedrag/ leefwijze

 leefstijl ongezond.

kinderen van laag opgeleide ouders

=> gezondheidsproblemen

 psychosomatische klachten.

 7x verhoogd risico op kindermishandeling.

=> psychosociale en/of gedragsproblemen

 slechte, uitzichtloze financiële situatie/gezinsstress.

 lage SES, armoede en sociaal isolement.

 grote kans op afglijden naar een lager opleidingsniveau (van HAVO naar VMBO ed).

 ouders hebben vaker een negatief beeld over de opvoeding en hebben meer zorgen en vaker opvoedingsproblemen.

238 2009 Canterbury Medical Research Foundation (CMRF) Nieuw Zeeland

239 2010 CBS tijdschrift Bevolkingstrends Mila van Huis en Suzanne Loozen

240 2008 E-quality: „Onderzoek nieuwe gezinnen”

241 2008 Zeijl en Van Egten

AJN

Postbus 24, 2160 AA Lisse tel. 0252-421074

32

=> risicogedrag/ leefwijze

 4x minder bewegen/sportdeelname.

kinderen van verstandelijk beperkte ouders:

circa 17.500 gezinnen; waarvan 50% van de kinderen normaal begaafd is

=> psychosociale en/of gedragsproblemen

 pedagogische onmacht

 risico op kindermishandeling en verwaarlozing

 sociaal isolement, financiële problemen

 risicogedrag/ leefwijze

 depressie

kinderen van ongewild arbeidsloze ouders Circa 200.000 kinderen.

=> gezondheidsproblemen

 psychosomatische klachten.

=> psychosociale en/of gedragsproblemen

 5 x verhoogd risico op kindermishandeling.

 slechte, uitzichtloze financiële situatie, gezinsstress.

 lage SES, armoede, sociaal isolement.

 ervaringsbeperking.

=> risicogedrag/ leefwijze

 4x minder bewegen en/of sportdeelname.

kinderen van ouders met psychiatrische problemen (KOPP)

1,6 miljoen jeugdigen onder de 22 jaar, waarvan 900.000 onder de 12 jaar en 400.000 onder de 6 jaar.

Twee van de drie kinderen komen redelijk door zo‟n moeilijke situatie heen.

Voor veel kinderen blijkt het lastig te zijn om te erkennen dat ze hulp nodig hebben en deze hulp te vragen. Een grote loyaliteit naar de ouder toe en het nog steeds heersende taboe rondom psychische problemen spelen hierbij een grote rol.242

=> gezondheidsproblemen

 Lichamelijke ziekten

=> psychosociale en/of gedragsproblemen:

 onvoorspelbaar en agressief gedrag ouder, slechte communicatie, veel conflicten.

 minder goede communicatieve en sociale vaardigheden.

 gebrekkige hechting, instabiliteit gezin, loyaliteitsprobleem.

=> risicogedrag/ leefwijze:

 1/3 heeft zelf ook depressie, fobie, angsten, verslaving, wanen, relatieproblemen.

 Kinderen en tieners waarvan een ouder zelfmoord heeft gepleegd, hebben op latere leeftijd drie keer meer kans om ook zelfmoord te plegen dan kinderen bij wie dit niet het geval is

 60-80% wordt depressief

kinderen met chronisch zieke ouders

694.000 tot 810.000 kinderen wonen met een chronisch (somatisch) zieke of matig/ernstig lichamelijk beperkte ouder, waarvan 409.000 tot 476.000 jonger dan 18 jaar. 75.000 kinderen hebben een vader of moeder met kanker.

Circa 95.000 tot 190.000 thuiswonende kinderen geven in meer of mindere mate wel eens instrumentele zorg aan hun ouder (mantelzorg)243. Onderzoek244 laat zien dat 35% van deze jongeren aangeeft dat zij er baat bij zouden hebben om met iemand te praten over hoe het is om een zieke ouder te hebben

.

Er zijn 1.200.000 kinderen met een ouder met een psychiatrische diagnose, 370.000 kinderen met een verslaafde ouder en 250.000-400.000 kinderen met een chronisch zieke of beperkte broer of zus245.

Een op de tien meisjes van Turkse en Marokkaanse komaf zorgt vanaf de tienerleeftijd voor ouders en andere familieleden.

De eerste vier maanden na de diagnose zijn de zorgen, verdriet en angst het grootst in de gezinnen waarvan een van de ouders kanker heeft. Met het merendeel van deze gezinnen gaat het daarna redelijk goed. Toch kan onge-veer een derde van de ouders met kanker, een derde van hun partners en een derde van hun kinderen tot vijf jaar

242 2010 website Survivalkid

243 2008 Nivel Opgroeien met zorg (uit analyses van Nationaal Panel Chronisch Zieken en Gehandicapten)

244 2009 UvA / de Hoogstraat Sieh; onderzoek naar functioneren van jongeren in gezinnen met een chronisch zieke ouder

245 2004 Tielen Factsheet jonge mantelzorgers

AJN

Postbus 24, 2160 AA Lisse tel. 0252-421074

33 na de diagnose de problemen eigenlijk niet aan.246. Donofrio stelt vast dat emotionele problemen en gedragspro-blemen vooral spelen bij kinderen die zich eenzaam voelen of onzeker zijn over de ziekte van hun ouder. Emotio-nele reacties zijn geen goede voorspeller voor het slecht functioneren van een kind. Eerdere functioneringspro-blemen van kinderen zijn dit juist wel.

Kinderen of jongeren die thuis langdurig zorgen voor een ziek gezinslid: vader, moeder, een broer of een zus met een lichamelijke of psychische chronische ziekte, handicap of verslaving hebben taken en verantwoordelijkheden die niet bij de ontwikkelingsfase passen en worden langdurig overbelast wat kan leiden tot:

=> gezondheidsproblemen

 meer gezondheidsproblemen dan andere jongeren.

 emotionele overbelasting.

 rolomdraaiing.

 parentificatie ---> emotionele kindermishandeling.

=> psychosociale en/of gedragsproblemen

 op school vaker afwezig door ziekte of spijbelen.

 ervaren meer problemen thuis.

 zowel meisjes en jongens vertonen eerder internaliserend probleemgedrag dan externaliserend probleemgedrag.

 een derde van de kinderen tussen de 7-18 jaar heeft matige tot ernstige emotionele problemen en gedragsproblemen, waarvoor deze kinderen professionele hulp zouden moeten krijgen247

 25% heeft last van PTSS

 Kinderen uit gezinnen waarin regels, rollen en normen voortdurend werden aangepast (chaotische gezinnen) of kinderen uit gezinnen met een lage gezinscohesie (los zand gezinnen) leken het grootste risico te lopen om emotionele- en gedragsproblemen te ontwikkelen

 lastig gedrag en schooluitval

 meer problemen op latere leeftijd waardoor meer beroep op de geestelijke gezondheidszorg.

kinderen met verslaafde ouders

8.000 ouders zijn drugsverslaafd en 250.000 alcoholverslaafd.

370.000 kinderen onder de 22 jaar hebben een ouder met een verslaving 135-400 kinderen jaarlijks met FASD

=> gezondheidsproblemen

 laag geboortegewicht, Foetaal Alcohol Syndroom (FAS(D) = groeiachterstand, afwijkingen centraal zenuwstelsel, gezichtsafwijkingen en andere misvormingen); neonataal abstinentiesyndroom (=

prikkelbaarheid,onrustig slapen, ontroostbaar huilen,braken, diarree, versnelde ademhaling,zweten)

 aangeboren afwijkingen.

=> psychosociale en/of gedragsproblemen

 psychosociale problemen en ontwikkelingsachterstand.

 circa 50% ontwikkelt ernstige psychische problemen variërend van eetstoornissen tot gedragsproblemen en delinquentie.

 opvoeding onder druk; onvoorspelbaarheid en instabiliteit ouders; kwetsbare hechting.

 onvoldoende competenties ouder(s).

 huiselijk geweld, mishandeling en verwaarlozing; seksueel misbruik

 geen of gebrekkige huisvesting, afwijzing door omgeving en sociaal isolement.

 detentie, schulden en prostitutie.

=> risicogedrag/leefwijze

 4x meer kan op verslaving/depressie.

 persoonlijkheidsstoornissen, angststoornissen en antisociaal gedrag.

 krijgen niet zelden een relatie met iemand die een verslavingsprobleem heeft

 communicatief minder vaardig, minder toegerust om relaties aan te gaan en te onderhouden

kinderen met criminele ouders

De kans dat een kind een delict pleegt is gemiddeld 5% voor kinderen met een veroordeelde vader en 1% voor kinderen die geen veroordeelde vader hebben. De onderzoeker stelde vast dat deze kleine kans 3x zo groot is in de jaren nadat ouders gescheiden zijn, vergeleken met de kans die hetzelfde kind had voor de scheiding (en gecontroleerd voor de leeftijd van het kind).

246 2010 RU Groningen Stacey Donofrio de gevolgen van de behandeling van kanker voor de ouders en hun kinderen.

247 2006 Gea Huizinga „The impact of parental cancer on children‟

AJN

Postbus 24, 2160 AA Lisse tel. 0252-421074

34 Wanneer kinderen een vader hebben die vaak veroordeeld is, hebben ze meer kans op een criminele toekomst.

Wanneer een vader meer dan vijf keer is veroordeeld, dan is de kans 3x zo groot dat zijn kind ook met justitie in aanraking komt. Dit vergeleken met vaders die nooit met justitie in aanraking zijn geweest. Met elke veroordeling neemt die kans toe. Juist kort nadat de vader het delict heeft gepleegd is de kans dat het kind ook het verkeerde pad kiest het grootst.

Pas wanneer een vader herhaaldelijk met justitie in aanraking komt en meer dan tien veroordelingen heeft, is de kans voor hun zonen groot (50%) dat zij zelf ook een veroordeling krijgen.'Voor dochters is die kans 25%248.

De invloed van criminele vaders en criminele moeders (komt minder vaak voor) op de criminele ontwikkeling van kinderen is ongeveer even groot.

kinderen van gescheiden ouders249

In totaal krijgen rond de 33.000 minderjarige kinderen jaarlijks te maken met een echtscheiding van hun ouders.

20% van deze kinderen was op het moment van de scheiding jonger dan 5 jaar, 33% was tussen de 5 -10 jaar oud.

In totaal zijn er nu 550.000 tot 850.000 kinderen in Nederland die gescheiden ouders hebben. Daarnaast zijn er ou-ders die ongehuwd of na een geregistreerd partnerschap uit elkaar gaan. Hierbij zijn naar schatting nog eens 18.000 kinderen per jaar betrokken

.

70% van de kinderen blijft bij de moeder wonen. Ruim 40% van die kinderen krijgt te maken met een stiefouder.

20% van de kinderen heeft vanwege echtscheiding geen contact meer met hun vader (10.000 kinderen per jaar), dat zijn ruim 500.000 kinderen. 60.000 kinderen zien na de scheiding hun moeder niet meer.

20% van de ouders kiezen voor co-ouderschap, 10% van de kinderen gaat bij de vader wonen.

Vooral scheidingen waarin ouders openlijk en chronisch ruzie met elkaar blijven maken zijn funest voor kinderen.

=> psychosociale en/of gedragsproblemen:

 scoren slechter dan kinderen uit intacte gezinnen qua schoolprestaties, spijbelen, gedrag, psychologisch en emotioneel welbevinden, zelfbeeld en sociale relaties250

 30% depressieve en angstgevoelens, delinquentie, agressie, risicogewoonten: roken, drugs, en lagere schoolprestaties; 2x zoveel dan kinderen van niet-gescheiden ouders (15%)251

 2x zo veel kans op problemen op school

 Loyaliteitsproblemen

 sociale problemen

 (na vechtscheiding): depressiviteit, delinquentie, agressief gedrag,

=> risicogedrag/ leefwijze:

 gevoeliger voor riskante gewoontes als roken/ drinken/ blowen/ spijbelen

 gaan op jongere leeftijd een relatie aan

 gevolgen voor relatievorming.

 echtscheidingskans ruim 2x zo groot.

 gaan eerder uit huis.

 in de jaren na de scheiding een 3x grotere kans op een strafblad252

.

Door financiële problemen of gebrek aan toezicht van de ouders kunnen kinderen probleemgedrag zoals criminaliteit ontwikkelen

kinderen met stiefouders

200.000 stiefgezinnen ofwel samengestelde gezinnen, >7% van alle gezinnen. 84% stiefvadergezin en 13%

stiefmoeder gezin. In deze gezinnen wonen 280.00 kinderen

40% van de kinderen heeft een goede relatie met de stiefouder (tegenover 80% bij biologische ouders), 30% een redelijke relatie en 30% een slechte relatie

60% van deze „tweede huwelijken‟ mislukt

=> psychosociale en/of gedragsproblemen

 2 x verhoogd risico op kindermishandeling.

 risico op oudermishandeling.

 vaker last van angst- en depressieve gevoelens.

 meer spanningen / slechte relatie stiefouder.

 ouders strijden over opvoedkwesties.

kinderen van roze ouders (ouders van hetzelfde geslacht)

5930 gezinnen in 2009, waarvan 5000 moeder paren en 930 vader paren

248 2011 RU Nijmegen Marieke van der Rakt

249 2007 CBS Echtscheiding in cijfers

250 2001 Amato Children of Divorce in the 1990‟s: An Update of the Amato and Keith (1991) Meta-Analysis. Journal of Family Psychology

251 2007 Spruijt Scheidingskinderen

252 2011 RU Nijmegen Marieke van der Rakt

AJN

Postbus 24, 2160 AA Lisse tel. 0252-421074

35 adoptiekinderen

circa 55.000 geadopteerden in Nederland

Jaarlijks circa 1.000 buitenlandse adoptiekinderen (55% met special needs): totaal circa 25.000 kinderen.

Vanaf 2009 daling naar ca.650 geplaatste adoptiekinderen per jaar (70% met special needs0, tegen 1125 in 2005, dit komt m.n. door een daling in het aantal kinderen dat wordt afgestaan in China.

De herkomst van deze kinderen is vooral China, Colombia, India, Taiwan, Brazilië, Ethiopië, Zuid-Afrika. 34% is jonger dan een jaar, 32% is 1-2 jaar oud en 55% zijn meisjes.

=> gezondheidsproblemen

 laag geboortegewicht.

 melamine (China)

 onvoldoende gevaccineerd

 70% heeft één of meerdere aandoeningen die pas ontdekt worden na aanvullend onderzoek (Pelleboer).

 FAS, deficiënties, ondervoeding (30%), infecties, perinatale schade, erfelijke aandoeningen, niet westerse pathologie (sikkelcel).

=> psychosociale en/of gedragsproblemen

 Scheidingservaring.

 Probleemgedrag bij aankomst (eten, slapen, huilen, aandacht e.d.).

 Verwerking ongewilde kinderloosheid adoptieouders.

 Opvoedingsvaardigheid (40% ziet van adoptie af na voorlichtingscursus).

 Andere kinderen in het gezin.

 Hechting, cultuurverschillen, sociaal isolement, gebrek aan sociale steun.

pleegkinderen253

Pleegzorg is een vorm van jeugdzorg waarbij pleegouders tijdelijk een kind van iemand anders in hun gezin opnemen. In 2009 werden 23.355 kinderen tussen de 0 en 18 jaar oud opgevangen door 13.11 pleeggezinnen. Het aantal nieuwe plaatsingen per jaar is de afgelopen 12 jaar meer dan verdrievoudigd: van 1.912 plaatsingen in 1995 naar 8.946 in 2009.

10% van de pleegkinderen heeft een verstandelijke en/of lichamelijke handicap en 28% is van allochtone afkomst.

duur van pleegzorg

 35% van alle pleegzorgplaatsingen duurde korter dan 3 maanden.

 12% duurde 3-6 maanden.

 15% 6 tot 12 maanden.

 19% van de pleegkinderen woonde in 2009 tussen 1-2 jaar bij pleegouders.

 19% woont langer dan 2 jaar in een pleeggezin.

Ruim 38% van de pleegkinderen vindt onderdak bij bekenden (grootouders, tantes en ooms, onderwijzers of buren).

Dit noemen we netwerkpleegzorg.

leeftijd

 35% van de pleegkinderen is jonger dan 5 jaar.

 36% is tussen de 5 en 11 jaar.

 13% tussen de 12 en 14 jaar.

 14% is 15 jaar of ouder.

 1% is 18 jaar

gepeste kinderen

33% van alle kinderen van 8-12 jaar

=> gezondheidsproblemen

 psychosomatische klachten.

=> psychosociale en gedragsproblemen

 negatief zelfbeeld. concentratieproblemen, motivatieverlies.

 depressie; 2x zoveel kans om psychotische symptomen te ontwikkelen254 dan kinderen die niet gepest zijn. Als het pesten meerdere jaren heeft geduurd, wordt die kans zelfs 4x zo groot.

mishandelde kinderen

107.000 -161.000 kinderen worden jaarlijks slachtoffer van mishandeling

=> gezondheidsproblemen

253 2010 Pleegzorg Nederland: Factsheet pleegzorg 2009

254 2009 University of Warwick Avon Longitudinal Study of Parents and Children; Archives of Psychiatry

AJN

Postbus 24, 2160 AA Lisse tel. 0252-421074

36

 fysiek of psychisch letsel; seksuele of sociaal-emotionele schade

 later hartklachten, luchtwegproblemen, fors overgewicht, diabetes, leverlijden en zelfs voortijdig sterven255

=> psychosociale en gedragsproblemen

 dramatisch effect op de gehechtheid van het kind

 vertrouwen in opvoeder is geschaad / zorgwekkende opvoedingssituatie (bij kindermishandeling in gezin)

 ernstige problematiek in de adolescentie(gedragsproblemen, verslaving, crimineel gedrag, psychische problemen en suïcide.

=> risicogedrag/ leefwijze:

 eerder en meer gebruik van alcohol, nicotine en drugs246

 risico om mishandelende ouder te worden

 Kindertrauma's blijken sterk samen te hangen met het risico op suïcidepogingen en suïcide ideatie.

Seksueel misbruik en fysiek misbruik waren de sterkste voorspellers, voor zowel het ontstaan (3-6x zo grote kans) als de persistentie van suïcidaliteit (1,2-2x zo grote kans)256.

 Seksueel misbruikte kinderen doen tussen hun vierde en twaalfde levensjaar tien keer vaker een zelfmoordpoging dan hun niet-misbruikte leeftijdgenoten. Naarmate de kinderen opgroeien wordt het risico geleidelijk kleiner.257

kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld

100.000 kinderen zijn naar schatting jaarlijks getuige van huiselijk geweld

40% daarvan heeft een verhoogd risico op psychosomatische klachten of gedragsproblemen

=> gezondheidsproblemen

 psychosomatische klachten

=> psychosociale en gedragsproblemen

 gedragsproblemen

=> risicogedrag/ leefwijze:

 risico om later dader van huiselijk geweld te worden

kinderen met overgewicht

11,2% van alle kinderen van 2-20 jaar heeft in 2007 overgewicht258;10.9% van de jongens en 11.5% van de meisjes.

2,5% van alle kinderen van 2-20 jaar heeft in 2007 obesitas; 2,5% van de jongens en 2,5% van de meisjes.

=> gezondheidsproblemen

 diabetes, hart- en vaatziekten, gewrichtsproblemen en overgewicht op latere leeftijd.

 huidproblemen (striae, infecties), orthopedische complicaties, verminderde afweer, slaapapneu.

 vergroot risico op vormen van kanker (borst-, darm-, baarmoeder-, nier-, slokdarmkanker).

 vaker ziek en verhoogde sterftekans.

 verhoogd risico op astma259.

=> psychosociale en gedragsproblemen

 weinig zelfvertrouwen en zelfs depressief worden, doordat ze worden gepest of niet goed kunnen mee doen met sport.

jeugdigen met alcoholproblematiek

=> gezondheidsproblemen

 schade aan de hersenen en andere organen (maag, lever en de hormoonhuishouding).

 remt de aanleg van nieuwe hersencellen.

=> psychosociale en gedragsproblemen

 concentratieproblemen, leerproblemen en geheugenstoornissen.

=> risicogedrag/ leefwijze:

 onder invloed van drank ongewilde en onveilige seks of ongevallen in het verkeer.

 onder invloed van drank betrokken raken in geweld (zowel als dader en als slachtoffer).

 kans op verslaving op latere leeftijd is veel groter als een jeugdige vroeg begint met drinken.

jeugdigen van allochtone afkomst

255 2010 Vincent Felliti de Adverse childhood experiences

256 2010 Bruffaerts R, Childhood adversities as risk factors for onset and persistence of suicidal behaviour. British Journal of Psychiatry; 197

257 2010 Bruffaerts R, Childhood adversities as risk factors for onset and persistence of suicidal behaviour. British Journal of Psychiatry; 197

258 2009 CBS Gezondheid en Welzijn

259 2009 RIVM PIAMA studie Preventie en Incidentie van Astma en Mijt Allergie studie

AJN

Postbus 24, 2160 AA Lisse tel. 0252-421074

37 23% ( = 1,1 miljoen) van de 4,9 miljoen jongeren in Nederland in de leeftijd van 0-20 jaar is begin 2009 van niet-Nederlandse origine - 25% is in het buitenland geboren (1e generatie)

- 75% is in Nederland geboren (2e generatie) - 349.000 jongeren zijn van westerse afkomst, - 800.000 zijn niet westers.

De grootste groepen komen uit Marokko,Turkije, Suriname en de Nederlandse Antillen. Er zijn meer jongeren in de allochtone groep dan in de autochtone leeftijdsgroep: 38% is jonger dan 25 jaar. Dit komt door een hogere geboorteratio en door gezinshereniging. In 2015 komt 2/3 van de bevolkingsgroei van de nu allochtone bevolkingsgroepen. Nu is dat 10.5% van kinderen 0-4 jaar.

Jongeren met een niet-westers allochtone afkomst zijn vergeleken met een paar jaar geleden hoger opgeleid260. Ook hebben ze vaker een baan. Het aantal dat jaarlijks een hoger onderwijsdiploma haalt is gestegen van ruim achttienhonderd in 2001 naar ruim drieduizend in 2006. Het aantal werkende allochtone jongeren van 15 tot 23 jaar is toegenomen van 47 procent in 2003 naar 56 procent in 2008.

=> gezondheidsproblemen

perinatale en zuigelingensterfte is hoger bij Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen.

bepaalde hemoglobinopathieën komen vaker voor bij kinderen van Surinaamse, Marokkaanse en Afrikaanse herkomst. Op sikkelcelanemie wordt nu gescreend door middel van de hielprik.

de incidentie van Diabetes Mellitus type 1 is bij Marokkaanse kinderen 1,5 x zo hoog als bij Nederlandse kinderen. Vergeleken met Turkse kinderen is dit zelfs 4,5 keer hoger.

astma lijkt minder vaak voor te komen.

Overgewicht 0-21 jarigen:

o Turkse jongens 23%, Turkse meisjes 30%.

o Marokkaanse jongens 16%, Marokkaanse meisjes 25%.

o Nederlandse jongens, 9% Nederlandse meisjes 11%.

o jongens in grote steden 13%, meisjes in grote steden 17%.

 Surinaamse en Antilliaanse jongeren lopen meer risico op een SOA. Bij Antilliaanse meisjes komen meer tienerzwangerschappen en abortussen voor.

 Vitamine D tekort komt vaker voor bij niet westerse groepen.

 VGV of meisjesbesnijdenis (in afnemende percentages):

o Somalië (98%) - Ivoorkust (60%)

o Egypte (97%) - Afrikaanse republiek (50%)

o Mali (92%), - Nigeria (50%)

o Soedan (90%) - Kameroen (50%)

o Ethiopië (80%) - Benin (50%)

o Mauretanië (71%) - Tsjaad (45%)

o Guinee en Burkina Faso (70%) - Kenia 32%

De gevolgen hiervan zijn: grote kans op onvruchtbaarheid, urineweginfecties, chronische onderbuikpijn, pijn bij seksuele gemeenschap en problemen bij de bevalling.

 allochtone jeugdigen ervaren hun eigen gezondheid als minder goed.

 psychosociale en/of gedragsproblemen

 een groot deel van de allochtone kinderen woont in een van de grote steden en behoort tot de lage SES groepen.

 142 duizend (25%) van de niet-westerse huishoudens heeft een laag inkomen --> kans op armoede

 in vergelijking met Nederlandse kinderen van 4-18 jaar zijn er bij Marokkaanse kinderen meer externa-liserende problemen en bij Turkse kinderen meer internaexterna-liserende problemen. Er komt meer schizofre-nie voor bij Surinamers, Antillianen en Marokkaanse jonge mannen (15-24 jaar) en meer suïcide-pogingen bij Hindoestaanse en Turkse meisjes.

 allochtone jeugdigen rapporteren vaker psychosomatische klachten, minder vaak emotionele proble-men en hyperactiviteit en vaker gedragsprobleproble-men en probleproble-men met leeftijdgenoten.

 ouders hebben vaker een negatief beeld over de opvoeding, hebben meer zorgen en vaker opvoe- dingsproblemen.

=> risicogedrag/leefwijze

 3,5 x verhoogd risico op kindermishandeling.

 (maar) 96,1% maakt gebruik van het consultatiebureau.

 allochtone kinderen zijn minder lichamelijk actief, m.n Turkse kinderen zijn erg inactief.

 allochtone kinderen zijn minder lichamelijk actief, m.n Turkse kinderen zijn erg inactief.