• No results found

BBVW: doel behaald, ja of nee?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "BBVW: doel behaald, ja of nee?"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BBVW: doel behaald, ja of nee?

Een onderzoek naar de kwaliteitsverbetering van de jaarrekeningen van waterschappen

Auteur : Anna Budochnikova

Studie : MSc Accountancy & Controlling Afstudeervariant : Accountancy

Studentnummer : 1654470 Datum : 4 februari 2013 Begeleider : prof. dr. D.W. Feenstra Examinator: dr. R.B.H. Hooghiemstra

Naam instituut : RuG, Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Economie en Bedrijfskunde Vakgroep Accountancy

(2)

Inhoudsopgave

Voorwoord 4

Samenvatting 5

1 Inleiding 6

1.1 Achtergrond 6

1.2 Reikwijdte onderzoek en onderzoeksmethode 7

1.2.1 Fasen 7

1.2.2 Steekproefopzet 8

1.3 Probleemstelling 8

1.3.1 Doelstelling en vraagstelling 9

1.3.2 Onderzoeksvragen en deelvragen 9

2 Aanduiding van de theoretische basis van het voorgenomen onderzoek 11

2.1 Wat is kwaliteit? 11

2.1.1 Gebruikersgroepen 12

2.1.2 Kwalitatieve kenmerken van jaarrekeningen volgens het Stramien 13

2.1.3 Kwaliteit van de winst 15

2.2 Meten van kwaliteit 16

2.2.1 Meetmethoden 16

2.2.2 De disclosure index 17

2.3 Overige kwaliteitsbepalende factoren 18

2.4 Conclusie 18

3 De disclosure index voor waterschappen 20

3.1 Kwaliteitscriteria in nationale wet- en regelgeving 20

3.2 Kwaliteitskenmerken uit disclosure index studies 21

3.3 Criteria voor verslaggevingsprijzen 22

3.3.1 Deloitte Kordes Award: prijs voor de beste publieke verantwoording 22 3.3.2 Transparantie MVO met benchmark volgens PricewaterhouseCoopers 23

3.3.3 FD Henri Sijthoff-Prijs 23

3.4 De geselecteerde kwaliteitsindicatoren 23

4 De kwaliteit van de jaarstukken gemeten 26

4.1 Onderzoekmethodologie 26

4.1.1 Jaarrekening 26

4.1.2 Jaarverslag 27

(3)

5 Resultaten van het onderzoek 29

5.1 Scores per onderdeel van financiële verslaggeving 29

5.2 Scores per waterschap 31

6 Conclusies en aanbevelingen 35

6.1 Beantwoording centrale onderzoeksdoelstelling 35

6.2 Aanbevelingen 37

6.3 Wetenschappelijke en praktische bruikbaarheid 38

Literatuurlijst 39

Bijlage 1 Overzicht informatie-elementen 41

Bijlage 2 Kaart van waterschappen in Nederland (2011) 46

Bijlage 3 Waterschappen en selectie 47

(4)

Voorwoord

Deze afstudeerscriptie vormt het sluitstuk van mijn studie MSc Accountancy & Controlling, afstudeervariant Accountancy, aan de Rijksuniversiteit Groningen.

De doorlooptijd van het afstudeertraject was langer dan ik van tevoren gepland had. De

afstudeerscriptie was voor mij de zwaarste opgave van de hele opleiding. Omdat ik deze opgave niet alleen heb behaald, wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om mijn dank uit te spreken aan iedereen die een waardevolle bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van deze scriptie.

Op de eerste plaats wil ik natuurlijk mijn afstudeerbegeleider prof. dr. D.W. Feenstra bedanken voor zijn grote inzet bij mijn onderzoek. Zijn visie en kritische commentaar op het onderwerp hebben mijn kennis van het onderwerp van deze scriptie zeer verrijkt. Ook wil ik mijn

echtgenoot heel hartelijk bedanken voor zijn grote en liefdevolle steun en nuttige tips tijdens mijn afstudeertraject.

Anna Budochnikova Goutum, december 2012

(5)

Samenvatting

De jaarverslaggeving van waterschappen en overige lagere overheden staat volop in de

belangstelling van zowel publiek als politiek (Dees, 2010, Ministerie BZK eindrapportage 2010). Uitgangspunt van recente aanpassingen van de jaarverslaggeving van waterschappen was om de transparantie en toegankelijkheid van de externe verslaggeving te verbeteren

(Waterschapsbesluit 2007).

De probleemstelling is gericht op het meten van de kwaliteit van de financiële verslaggeving van waterschappen. Daarvoor zijn criteria nodig die in het kader van dit onderzoek zijn ontwikkeld. Een met kwaliteit samenhangend begrip is transparantie. In het kader van dit onderzoek zijn beide begrippen aan elkaar gelijkgesteld. Een kwalitatief goede verslaggeving is een

verslaggeving die transparant is naar de stakeholders. Door de betere transparantie zijn stakeholders beter in staat adequate afwegingen te maken tussen risico’s en rendementen. Om kwaliteitsverbeteringen te kunnen bepalen moet eerst een geschikt meetinstrument ontworpen worden. Een belangrijk deel van deze scriptie bestaat uit het ontwikkelen van zo’n

meetinstrument.

In dit onderzoek wordt aan de hand van gangbare disclosure indices een op de specifieke situatie van waterschappen toegespitste index ontwikkeld (disclosure index). Door met deze index de kwaliteit van jaarstukken van waterschappen onderling te vergelijken blijkt dat de kwaliteit van de jaarverslaggeving van waterschappen is verbeterd. Deze verbetering is vooral toe te schrijven aan de verbeterde kwaliteit van de jaarverslagen. De kwaliteit van de jaarrekeningen

(6)

6

1 Inleiding

1.1 Achtergrond

Het vraagstuk van de kwaliteit van de financiële verslaggeving staat in Nederland en in het buitenland volop in de belangstelling (Dees, 2010; Feenstra, 2011). Dit nog afgezien van alle achterliggende ontwikkelingen in het kader van de internationale harmonisatie van de

regelgeving, ook in de publieke sector (Christiaens & Rommel, 2006; Budding, 2009), waarmee expliciet een verbetering van de kwaliteit van de financiële verslaggeving wordt nagestreefd. In zijn promotieonderzoek heeft Dees (2009) een theoretisch kader voor de externe verslaggeving van publieke organisaties ontworpen. Hij besteedt in zijn proefschrift ook uitgebreid aandacht aan de opkomst van horizontale verantwoordingsvormen, zoals vrijwillige verantwoording tegenover burgerpanels of klantenraden.

De kwaliteit van de externe verslaggeving wordt in de nationale en internationale literatuur op verschillende wijzen geïnterpreteerd, waarbij relatief enge en relatief brede interpretaties kunnen worden onderkend. De bedoelde literatuur benadert het begrip kwaliteit niet vanuit de alom bekende “kwalitatieve kenmerken”, maar vanuit een breder perspectief , bijvoorbeeld als “accounting choice”-probleem of als middel ter beïnvloeding van de gebruikers van de externe verslaggeving (Feenstra, 2011).

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK, 2010) heeft een evaluatieonderzoek laten

uitvoeren naar de werking van de financiële functie van gemeenten en provincies als gevolg van nieuwe regelgeving (dualisering) voor gemeenten (2002) en provincies (2003). Belangrijke veranderingen waren onder meer de invoering met ingang van het begrotingsjaar 2004 van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) en de rechtmatigheidscontrole door de accountant. In een evaluatieonderzoek heeft BZK onderzocht in hoeverre de beoogde doelstellingen van de vernieuwde regelgeving bereikt zijn en waar eventuele verbeterpunten liggen.

In 2009 zijn nieuwe verslaggevingsregels ingevoerd voor de waterschappen, waarbij de sinds 1995 geldende Comptabiliteitvoorschriften waterschappen zijn vervangen door het Besluit Beleidsvoorbereiding en Verantwoording Waterschappen (BBVW). Het BBVW beoogt zodanige eisen aan beleidsinstrumenten te stellen dat gewaarborgd is dat de informatiebehoeften van de diverse betrokken partijen worden gedekt. De nieuwe verslaggevingsregels zijn gepaard gegaan met de invoering van de nieuwe Waterschapswet (aangenomen in 2007, in 2009 ingevoerd), die niet alleen wijzigingen in de bestuurssamenstelling, de verkiezingen en het belastingstelsel van de waterschappen aanbracht, maar ook in de bepalingen over de cyclus van beleidsvoorbereiding tot en met verantwoording en de wijze waarop daarbinnen aandacht wordt besteed aan (controle op) doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid. De waterschappen zijn sinds 1995 verplicht aan de comptabiliteitsvoorschriften te voldoen en hebben meer dan tien jaar ervaring met deze regels. De ervaringen hierbij zijn, volgens de concept nota van toelichting BBVW (opgesteld door het overlegorgaan Comptabiliteitvoorschriften Waterschappen, 2007), dat bepaalde regels verschillend konden worden geïnterpreteerd, hetgeen heeft geleid tot een

(7)

7 Vergelijking met andere waterschappen is steeds belangrijker geworden. Deze vergelijking stelt de waterschappen namelijk niet alleen in staat zichzelf te verbeteren, maar is ook een krachtig instrument in het kader van transparantie en verantwoording afleggen. Ook de stakeholders van waterschappen, zoals de provincies, diverse ministeries, vertegenwoordigers van het

bedrijfsleven en ingezetenen, zijn een steeds groter belang gaan hechten aan

bedrijfsvergelijkingen. De informatiebehoefte van de externe partijen omtrent de waterschappen is dus toegenomen (Concept nota van toelichting BBVW, 2007).

Nieuwe verslaggevingsregels zouden een beter inzicht in de financiële positie moeten geven. Het spreekt voor zich dat het voorgestelde en het uitgevoerde beleid inzichtelijk in de

verantwoording naar voren moeten komen samen met de financiële consequenties die aan dit beleid verbonden zijn.

De verwachting is dat door BBVW de verschillen in de toepassing tussen verslaggevingsregels kleiner zullen worden en jaarrekeningen beter van kwaliteit zijn en beter te vergelijken zijn. Dit onderzoek probeert antwoord te geven op de vraag of de kwaliteit van de verslaggeving van waterschappen door de invoering van BBVW is verbeterd.

De relatie tussen actualisering van verslaggevingsvoorschriften van waterschappen (deels door harmonisatie daarvan met voorschriften voor bijvoorbeeld gemeenten) en verbetering van de kwaliteit van de financiële verslaggeving lijkt logisch. Wat nieuw in mijn onderzoek is dat ik met dit onderzoek wil kijken of deze relatie ook aantoonbaar is, zodat er niet alleen op basis van gezond verstand een oordeel is te geven over de kwaliteit van de verslaggeving, maar ook een wetenschappelijke onderbouwd oordeel.

Naar mijn mening is dit onderzoek zinvol vanwege de economische en maatschappelijke relevantie van dit onderwerp. De resultaten van mijn onderzoek kunnen van belang zijn voor:

 de regelgevers, omdat dit onderzoek zicht geeft op de verbetering en effectiviteit van het regelgevende proces ;

 gebruikers van de financiële verslaggeving, omdat verbetering van de kwaliteit van de verslaggeving leidt tot betere oordeels- en besluitvorming ;

 verschaffers van de financiële verslaggeving zelf, omdat dit onderzoek aanleiding kan geven tot verbetering van de financiële verslaggeving.

De uitkomsten zijn dus breed toepasbaar en relevant voor de gehele sector.

1.2 Reikwijdte onderzoek en onderzoeksmethode

1.2.1 Fasen

In dit onderzoek zal ik me richten op de jaarrekening en het jaarverslag. Het onderzoekproject wordt verdeeld in twee fasen:

1. Inventariseren criteria voor kwaliteit (literatuuronderzoek); 2. Onderzoek informatie-elementen (literatuuronderzoek); en

(8)

8 Om het benodigde inzicht te verkrijgen zal gebruik worden gemaakt van verschillende

onderzoeksmethoden.

In de eerste fase zal ik om de kwaliteit van de jaarverslaggeving te meten literatuuronderzoek doen. Het doel is te inventariseren welke normen besloten liggen in de huidige wet- en regelgeving en literatuur op het gebied van externe verslaggeving.

De tweede fase bestaat uit empirisch onderzoek, waarbij ik door het gebruik maken van eerdere onderzoeken, zal identificeren welke van de informatie-elementen van belang zijn in het kader van de besluitvorming.

De uitkomsten van het literatuuronderzoek worden gebruikt voor het vaststellen van een disclosure index (checklist van kwaliteitscriteria). Deze criteria zal ik in de derde fase van het onderzoek gebruiken om de jaarrekeningen 2007 en 2009 van de waterschappen te analyseren. Hiermee zal ik inzicht verkrijgen in de mate waarin de invoering van het BBVW met ingang van 2009 een verbetering van de kwaliteit heeft opgeleverd. Verder zal ik onderzoek doen naar eventuele factoren (bijvoorbeeld organisatieomvang, extern accountant) die mogelijk de geconstateerde kwaliteitsverschillen verklaren.

1.2.2 Steekproefopzet

Bij dit onderzoek was in eerste instantie de opzet om de jaarrekeningen en jaarverslagen van de jaren 2007en 2009 van alle 27 waterschappen van Nederland te betrekken. In die opzet was er dus geen sprake van een steekproef maar van een integraal onderzoek. In verband met het grote aantal geïdentificeerde informatie-elementen is later besloten toch een steekproef te doen van 10 waterschappen (20 jaarrekeningen). Dit is in paragraaf 4.2 verder uitgewerkt.

1.3 Probleemstelling

Het is erg belangrijk dat belanghebbenden kunnen bepalen in hoeverre de door waterschappen verstrekte informatie aan externe partijen van adequate kwaliteit is. Een geschikt meetinstrument daarvoor ontbreekt echter tot op heden.

Het eerste onderzoeksdoel is daarom het ontwikkelen van een meetinstrument, dat voldoet aan de wensen van de wetgevende instanties, opstellers, controleurs, deskundigen en andere belanghebbenden, voor het meten van de kwaliteit van de externe verslaggeving van waterschappen.

Vervolgens zal met dit meetinstrument worden onderzocht of als gevolg van het Besluit

Beleidsvoorbereiding en verantwoording waterschappen (BBVW), met ingangsdatum 1 januari 2009, de jaarverslagen van de Nederlandse waterschappen verbeterd zijn. In dit licht richt dit onderzoek zich op de kwantiteit en kwaliteit van de verstrekte informatie in de jaarverslagen van Nederlandse waterschappen over de boekjaren 2007 en 2009. Hierbij ga ik ervan uit dat

verbeteringen in de jaarstukken 2009 ten opzichte van 2007 zijn veroorzaakt door de invoering van het BBVW en dat zich dus geen andere kwaliteitsverbeterende factoren hebben voorgedaan.

(9)

9 1.3.1 Doelstelling en vraagstelling

Vanuit de hierboven beschreven achtergronden heb ik de volgende doelstelling van het onderzoek gedefinieerd:

Uitvoeren van onderzoek gericht op het verkrijgen van kennis en inzicht in de mate waarin de invoering van het BBVW heeft geleid tot verbetering van de kwaliteit van de externe financiële verslaggeving van waterschappen en de mate waarin ondernemingsspecifieke kenmerken hierop mogelijk van invloed zijn geweest.

Om dit doel te bereiken moet ik de volgende vraag beantwoorden (de vraagstelling):

In hoeverre heeft de invoering van het BBVW geleid tot kwaliteitsverbetering van de externe financiële verslaggeving van waterschappen en door welke factoren is deze verbetering beïnvloed?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden ga ik het volgende onderzoeken (het onderwerp).

De kwaliteitsverbetering van de jaarrekeningen van waterschappen als gevolg van de invoering van het BBVW en de daaraan ten grondslag liggende factoren.

1.3.2 Onderzoeksvragen en deelvragen

Voor het beantwoorden van de vraagstelling heb ik de volgende onderzoeksvragen geformuleerd:

1. Wat is de kwaliteit van externe financiële verslaggeving? a. Waaruit bestaat kwaliteit en welke kenmerken heeft het?

b. Welke voor het onderzoek bruikbare definities van kwaliteit van financiële verslaglegging zijn in de literatuur te vinden?

c. Wat is de relatie met gebruikers van de financiële informatie en wie zijn de gebruikers bij waterschappen?

d. Wat is de informatiebehoefte van gebruikers en geldt dit ook voor de gebruikers bij waterschappen?

e. Welke kwalitatieve kenmerken noemt het Stramien?

f. Wat wordt verstaan onder het begrip ‘kwaliteit van de winst’, wat is de relatie met kwaliteit van financiële verslaglegging en wat is de relevantie voor dit onderzoek? 2. Hoe kan de kwaliteit van de financiële verslaggeving worden gemeten?

a. Welke methoden voor het meten van kwaliteit zijn in de literatuur te vinden? b. Zijn deze methoden bruikbaar voor het onderzoek?

c. Wat is een ‘disclosure index’?

(10)

10 e. Hoe ziet de disclosure index voor waterschappen eruit en welke aanpassingen zijn

eventueel nodig specifiek voor waterschappen?

f. Wat zijn eventuele andere factoren die de kwaliteitsverbetering kunnen beïnvloeden? 3. Is de kwaliteit van de financiële verslaggeving van waterschappen door de invoering van het

(11)

11

2 Aanduiding van de theoretische basis van het voorgenomen onderzoek

In dit hoofdstuk zal ik aandacht besteden aan de vraag wat kan worden verstaan onder de “kwaliteit van de externe financiële verslaggeving” en hoe deze kwaliteit kan worden gemeten. Omdat de definitie van kwaliteit (deelvraag 1) en de vraag of deze kwaliteit vervolgens meetbaar is (deelvraag 2) onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden (de definitie bepaalt mede de

meetbaarheid) zal ik beide deelvragen in dit hoofdstuk behandelen.

2.1 Wat is kwaliteit?

Het begrip “kwaliteit” zal in dit onderzoek nader gedefinieerd moeten worden.

De vroege studies naar de inhoud van de jaarverslagen richtten zich vooral op de wettelijke of boekhoudkundige informatie die ze bevatten (Lee en Tweedie, 1975, 1976). Uit onderzoeken van Lee en Tweedie tijdens de jaren ‘70 bleek dat veel delen van jaarrekening niet goed leesbaar waren en ook niet goed werden begrepen door particuliere aandeelhouders.

Blij (2001) schrijft over de uit verschillende onderzoeken uit de jaren ‘90 blijkende ontwikkeling dat Amerikaanse beleggers sinds de jaren ’70 een relatief groter belang zijn gaan hechten aan jaarverslaginformatie, terwijl het financieel verslag de belangrijkste informatiebron blijft. Echter, de uitkomsten voor de overige onderzochte landen (Australië en Nieuw-Zeeland) tonen deze ontwikkeling niet. Blij (2001) schrijft: “Hoewel in de genoemde periode frequent veranderingen

in het jaarverslag doorgevoerd zijn, voldoet men blijkbaar nog steeds niet aan de roep om meer prospectief georiënteerde informatie op te nemen (Bartlett and Chandler, 1997). Ten slotte concluderen Bartlett and Chandler (1997, p. 260) ‘Despite the major changes and assumed improvements in financial reporting … we have to conclude that still much of the annual report is largely ignored by shareholders, or at best is read only briefly”.” Blijkbaar heeft meer wet- en

regelgeving omtrent vorm en inhoud van het jaarverslag niet gezorgd voor de verwachte kwaliteitsverbetering.

Klaassen (2004) schrijft “…dat het voldoen aan wettelijke verslaggevingseisen, en niet meer dan dat, zou moeten leiden tot de kwalificatie van verslaggeving als “voldoende’, maar dat er nog volop ruimte was voor extra, relevante, vrijwillig te verstrekken informatie en dat die extra informatie ook nodig is om te spreken van “goede” verslaggeving.” En verder: “Kortom voor goede verslaggeving zou meer nodig zijn dan aan de wettelijke eisen voldoen”. Verder vermeldt Klaassen (2004) dat “een basisregel in de huidige tijd voor goede jaarverslaggeving is dat de gehanteerde waarderingsregels goed omschreven zijn en dat zeker is dat de feitelijke bepaling van de cijfers ook op die basis heeft plaatsgevonden”.

Beattie et al. (2008) hebben gekeken naar de opzet en inhoud (en daarmee naar de kwaliteit) van de jaarverslagen van Britse beursgenoteerde ondernemingen in de periode 1965-2004 en daarbij ook vooral gekeken naar het gebruik van grafieken. Zij schrijven dat ze een voortzetting zien van de eerder ingezette trend dat er meer (ook niet-wettelijk vereiste) informatie wordt verstrekt, vooral bij grote beursgenoteerde ondernemingen. Uit nadere bestudering van de vrijwillig opgenomen informatie bleek dat het weergeven van niet-financiële informatie ten koste is gegaan van het weergeven van financiële informatie en dat het selectief en vertekend weergeven

(12)

12 van informatie in grafieken gebruikelijk lijkt. De conclusie van Beattie et al is dan ook dat

jaarverslagen steeds meer kenmerken krijgen van PR-documenten dan van officiële en statutaire documenten en dat het waargenomen misbruik van grafieken om informatie weer te geven vraagt om richtlijnen op dat gebied.

In het rapport van het Limperg Instituut (2001) wordt aangegeven dat de kwaliteit van de externe verslaggeving samenhangt met de mate waarin de stakeholders zich een goed oordeel kunnen vormen over de financiële resultaten en financiële positie van de onderneming: hoe beter zij een oordeel kunnen vormen, des te hoger is de kwaliteit van de verslaggeving (Hoogendoorn en Mertens, 2001, paragraaf 2.1).

Dees (2009) stelt dat met externe verslaggeving naast het informeren van een reeks van

belanghebbenden en belangstellenden, in de eerste plaats het afleggen van verantwoording wordt beoogd.

In het algemeen kan gesteld worden dat kwaliteit het ‘voldoen aan eisen en verwachtingen’ betreft. Voor het onderzoek zal kwaliteit gerelateerd worden aan de doelstelling van financiële verslaggeving, namelijk het voorzien in de informatiebehoeften van gebruikersgroepen.

Overigens hanteren nieuwe verslaggevingsmodellen gericht op duurzaamheid een veel ruimere groep van belanghebbenden en gaan uit van een brede verantwoordelijkheidsopvatting:

accountability (Knoops, 2007). Indien wordt uitgegaan van accountability dan moet de verslaggeving gericht worden op een veel bredere groep belanghebbenden en zal een meer geïntegreerde rapportage plaatsvinden van financiële, economische, sociale en milieuaspecten. De afgelopen jaren is in binnen- en buitenland vanuit een verantwoordingsoptiek veel aandacht besteed aan verbetering van de kwaliteit van de externe verslaggeving van publieke organisaties en van procedures rond aanbieding en behandeling ervan. Voor de inhoud van de externe verslaggeving betekenen deze investeringen tot op heden vooral dat de financiële informatie vaker (mede) volgens het baten-lastenstelsel wordt opgesteld en wordt vergezeld van een grote hoeveelheid informatie over prestaties en effecten (Dees, 2009).

2.1.1 Gebruikersgroepen

De meeste auteurs op het gebied van externe verslaggeving, en ook organisaties die

verantwoordelijk zijn voor het ontwikkelen van verslaggevingsstandaarden, zien het als het hoofddoel van externe verslaggeving om aan een breed scala van gebruikers van verslaggeving informatie te verstrekken die bruikbaar is voor doeleinden van verantwoording (‘accountability’) en besluitvorming. Kenmerkend voor de gebruikersbenadering van externe verslaggeving, waarin het concept “decision usefulness” centraal staat, is dat de inhoud van de externe

verslaggeving wordt bepaald vanuit veronderstellingen over de categorieën van gebruikers, de typen door hen te nemen beslissingen en hun bijbehorende informatiebehoefte.

De financiële verslaggeving dient te worden afgestemd op de informatiebehoeften van gebruikers. En wie zijn dan die gebruikers? Bij publieke organisaties worden bijvoorbeeld belastingbetalers, burgers als afnemers van overheidsdiensten, wetgevende en toezichthoudende instanties, geldverstrekkers, donoren, statistici en de media als potentiele gebruikersgroepen onderscheiden.

(13)

13 Bij het toezicht bij waterschappen kan een onderscheid worden gemaakt tussen ‘intern’ en

‘extern’ toezicht. Intern toezicht geschiedt door de eigen volksvertegenwoordiging, het

Algemeen Bestuur. Het primaire doel van de jaarstukken van waterschappen is het afleggen van verantwoording door het Dagelijks Bestuur (als bestuurder) en het management (als uitvoerder) aan het Algemeen Bestuur (toezichthouder) om decharge te verkrijgen over het gevoerde financieel beheer. Het Dagelijks Bestuur is de gebruiker van de productverantwoording van het ambtelijk management. Het Algemeen Bestuur is gebruiker van programmaverantwoordig van het Dagelijks Bestuur.

Daarnaast is er sprake van extern toezicht. De provincie houdt toezicht op het waterschap. Wanneer de jaarrekening (of de begroting) te laat wordt ingezonden of de jaarrekening of meerjarenbegroting financieel niet in evenwicht is (structurele tekorten), kan de provincie als toezichthouder preventief toezicht instellen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek als de

belanghebbende bij invoergegevens voor de nationale boekhouding: de informatie behoeften van derden (het Rijk, CBS en de Europese Unie) zijn in de loop van de jaren belangrijker geworden. Deze informatie is niet in alle gevallen identiek aan de informatiebehoeften van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur, het betreft veelal meer gedetailleerde informatie dan de jaarstukken, of de informatie die niet jaarlijks maar eens per kwartaal dient te worden verstrekt. Het Rijk heeft een informatiebehoefte voor de ontwikkeling van de overheidsfinanciën.

Ten slotte zijn er bij waterschappen gebruikers met minder expliciet gewicht. Zij moeten als medegebruikers hun informatiebehoefte bevredigen door gebruik te maken van de verslaggeving die meer expliciet voor primaire gebruikers bedoeld is. Daarbij valt te denken aan:

belastingbetalers, kredietinstellingen, crediteuren, werknemers, media. Het publiek of electoraat als de gebruiker heeft informatiebehoefte voor het gepopulariseerde publieksverslag. Deze vaststellingen stroken met de ideeën van Zimmerman (1977), die het gebrek aan interesse van burgers voor financiële rapporten van lokale besturen verklaarde op basis van de rational choice theorie (een economische theorie die ervan uitgaat dat elk individu zijn/haar eigenbelang

nastreeft met zijn/haar handelingen)

Er is dus sprake van verschillende controlerende rollen waarbij niet alleen gebruik wordt gemaakt van de jaarstukken, maar ook voor andere verantwoordingsinformatie. Er zijn grote verschillen in de mate van detaillering die wordt gevraagd. De jaarstukken van een waterschap zullen nooit alle informatie voor iedere gebruiker tegelijk kunnen geven. Iedere doelgroep krijgt daarom zijn eigen verantwoordingsdocumenten.

2.1.2 Kwalitatieve kenmerken van jaarrekeningen volgens het Stramien

In 2010 is er een definitieve versie verschenen van het “Conceptual Framework for Financial Reporting” van de IASB en de FASB over de doelstellingen van de financiële verslaggeving en de kwalitatieve eigenschappen van informatie. Dit vervangt het “Conceptual Framework” van 1989 van de IASC, de rechtsvoorganger van de IASB. De Nederlandse vertaling hiervan door de Raad voor de Jaarverslaggeving is bekend geworden onder de benaming Stramien.

In het nieuwe het “Conceptual Framework” wordt het doel van de financiële verslaggeving geformuleerd als Decision Usefulness en Stewardship. Decision Usefulness refereert aan het

(14)

14 verstrekken van financieel informatie inzake de onderneming die nuttig is voor het nemen van beslissingen door huidige en potentiële externe belanghebbenden.

In het nieuwe Framework zijn ook de kwalitatieve kenmerken opgenomen, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen de fundamentele en versterkende kwalitatieve kenmerken. Volgens het Framework kunnen de versterkende kwalitatieve kenmerken de kwaliteit van financiële verslaggeving wel vergroten, maar niet bepalen.

Fundamentele kwalitatieve kenmerken van informatie zijn:  Relevantie (voorspellende waarde, bevestigende waarde)

 Getrouwe weergave (volledigheid, neutraliteit, vrij van materiele fouten) Versterkende kwalitatieve kenmerken zijn:

 Tijdigheid

 Vergelijkbaarheid  Begrijpelijkheid  Verifieerbaarheid

Begrippen als betrouwbaarheid, “substance over form” en voorzichtigheid maken geen deel meer van het Framework.

Informatie in de jaarrekening dient relevant te zijn. Bij relevantie moet gedacht worden aan de informatieverstrekking in de juiste vorm, met de juiste mate van specificatie, op de juiste tijd aan de juiste gebruikers. De formele vervroeging van de presentatiedata van jaarstukken heeft een stimulans gegeven om het besef van het belang van tijdigheid voor relevantie en daarmee voor kwaliteit te vergroten.

Of informatie wel of niet relevant is hangt onder meer af van de aard en de materialiteit van deze informatie. Informatie moet als materieel worden aangemerkt indien het weglaten of verkeerd weergeven van deze informatie de economische beslissingen die gebruikers op basis van de jaarrekening nemen, zou kunnen beïnvloeden. De materialiteit dient te worden beoordeeld in het licht van de omstandigheden waaronder het weglaten of verkeerd weergeven van die post

plaatsheeft. Dat betekent dat iedere jaarrekening zijn eigen materialiteit heeft en dat deze dus ook per jaarrekening moet worden bepaald.

Wil informatie een getrouwe weergave zijn van de transacties en gebeurtenissen die zij pretendeert weer te geven, is het noodzakelijk dat deze worden verantwoord en weergegeven in overeenstemming met hun wezen en de economische realiteit, en niet slechts hun juridische gedaante. Het wezen van transacties of andere gebeurtenissen komt niet altijd overeen met hetgeen uit hun juridische of gekunstelde gedaante blijkt.

De informatie die de jaarrekening verschaft dient begrijpelijk te zijn voor de beoogde gebruikers. Wel mag van die gebruikers worden verwacht dat deze een redelijke kennis hebben van de gang van zaken in het bedrijfsleven en van de wijze waarop daarvan verslag behoort te worden

(15)

15 gedaan. Bovendien mag van de gebruikers worden verwacht dat zij de noodzakelijke tijd nemen om de jaarrekening te bestuderen.

De vergelijkbaarheid betreft zowel de vergelijkbaarheid in de tijd als de vergelijkbaarheid tussen verschillende ondernemingen.

Het vaststellen in hoeverre concrete informatie aan bovengenoemde kenmerken voldoet is lastig. Het aanwezig zijn van een goedkeurende controleverklaring bij een financiële verantwoording wordt gemakshalve vaak opgevat als afdoende bewijs daarvoor. Voor vele accounting

onderzoekers volstaat een dergelijke bewijsvoering niet vanwege de achterliggende subjectiviteit en onbepaaldheid. Gezocht wordt daarom naar scherper gedefinieerde maatstaven die objectief gemeten kunnen worden. (Feenstra, 2011). Daarom zijn de hierboven beschreven kwalitatieve kenmerken van het stramien niet opgenomen in de voor dit onderzoek ontwikkelde disclosure index.

2.1.3 Kwaliteit van de winst

Naast dit kwaliteitsbegrip van de jaarverslaggeving als geheel komen we tegenwoordig steeds vaker het begrip‘kwaliteit van de winst’ (earnings quality) tegen. Kwaliteit van de winst is een begrip dat voortkomt uit de praktijk van de financiële analyse.

Volgens Kamp, (2002 ) is er sprake van een goede kwaliteit van de winst indien:

 de winst voortkomt uit de primaire activiteiten van de onderneming (de core business)  de winst voorspelbaar is doordat de kosten en opbrengsten een stabiel karakter hebben;  de winst gelijke tred houdt met de operationele kasstroom (liquiditeit van de winst). Kwaliteit van de winst is dus een veelomvattend begrip. Het heeft zowel betrekking op de waarderelevantie van winstcijfers en stelselkeuzes, als op de voorspelbaarheid van winsten. Bedrijven kunnen de boekhouding en daarmee de winst op verschillende manieren manipuleren. Het eerder of later nemen van verliezen is hier een voorbeeld van. De winst kan door bedrijven gemanipuleerd worden, waardoor deze niet altijd representatief is. Bedrijven kunnen de winst zowel naar boven als naar beneden manipuleren. Dechow en Skinner (2000) hebben hier onderzoek naar gedaan en onderscheiden 4 vormen van rapporteren:

 Conservative accounting: winst wordt lager gerapporteerd dan dat hij werkelijk is.  Neutral accounting: Winst is correct weergegeven.

 Aggressive accounting: Winst wordt naar boven gemanipuleerd.

 Fraudulent accounting: Winst wordt gemanipuleerd op een manier die niet volgens de boekhoudregels is toegestaan.

In elk van deze vormen van accounting (behalve neutral accounting) is er sprake van

manipulatie. Wanneer er sprake is van manipulatie, wordt er verondersteld dat de kwaliteit van de verslaggeving laag is, omdat er immers niet de correcte winst wordt weergeven.

Een hoge kwaliteit van de winst (earnings quality), zorgt anderzijds voor een hoge kwaliteit van de verslaggeving. Kwaliteit van de winst (earnings quality) en de kwaliteit van de verslaggeving hebben dus een nauw verband met elkaar.

(16)

16 Te verwachten valt dat kwaliteit van de winst bij de onderzochte waterschappen hoog is. Men heeft over het algemeen immers weinig reden met winst te manipuleren, omdat er feitelijk geen sprake is van “winst”. Een eventueel overschot in een jaar dient in veel gevallen zelfs verrekend te worden in de belastingtarieven.

Dees & Budding et al., (2009) schrijven in hun boek hierover het volgende. In de publieke sector bestaat geen causale relatie bestaat tussen kosten en opbrengsten, en geen noodzaak om de opbrengsten de kosten te laten overtreffen. Integendeel, de dominante richting van de economische kringloop is precies omgekeerd. Het gehele inkomen in enig jaar kan worden besteed, het volgend jaar kan immers opnieuw belasting geheven worden. Maar, er kan ook niet méér dan dat besteed worden. Conceptueel bezien zullen overheidsorganisaties niet streven naar een positief saldo op de rekening van baten en lasten. Het streefresultaat zal naar nihil behoren te tenderen. Met deze gedachte zou men kunnen zeggen dat in tegenstelling tot de situatie in de private sector, waar de rekening van baten en lasten de specificatie vormt van de

vermogensmutatie in de (dominante) balans, in de publieke sector de dominantie is gelegen in de rekening van baten en lasten, terwijl de balans meer neigt naar de rol van een restenstaat voor overdracht van het ene boekjaar (begrotingsjaar) naar het andere.

Deze vaststelling heeft invloed op de voor dit onderzoek te ontwikkelen disclosure index, die op de hiervoor genoemde onderdelen dus afwijkingen zal vertonen van een voor de private sector ontwikkelde index ten aanzien van het belang van het winstbegrip en van de balans.

2.2 Meten van kwaliteit

2.2.1 Meetmethoden

De kwaliteit van de financiële verslaggeving kan op vele manieren gemeten worden. Ik noem enkele veel toegepaste methoden.

Beattie et al. (2004) geven een overzicht van de methoden die gehanteerd kunnen worden voor de analyse van de gegevensverstrekking in financiële verslagen. Naast de genoemde disclosure index studies onderscheiden zij ook de methode van ‘content analysis’, leesbaarheidstudies en linguïstische analyses. Hierbij wordt meestal software gebruikt, als ‘semi-objectieve methode’. Een andere methode om de kwaliteit van de gegevensverstrekking te meten is subjectieve rating. In het verleden heeft de Association for Investment Management Research subjectieve ratings opgesteld op basis van oordelen van bij deze organisatie aangesloten beleggingsanalisten. Simpel gezegd kwam het erop neer dat een soort ‘rapportcijfers’ werden toegekend aan de

gegevensverstrekking door ondernemingen aan de hand van vragenlijsten. (Knoops, 2010) Bij de leesbaarheidsstudies (“readability studies”) wordt de leesbaarheid van het jaarverslag onderzocht als onderdeel van het begrip kwaliteit (Jones en Shoemaker, 1994). Dit gebeurt veelal aan de hand van computersoftware analyses zoals bijvoorbeeld combinatie van de zinslengte en aantal lettergrepen. De score wordt vervolgens vergeleken met andere entiteiten of branches. Nadeel van deze methode is dat readability studies in het bijzonder naar woorden en zinsopbouw kijken, maar de tekst niet in het geheel bezien wordt.

(17)

17 Volgens Huang et al. (2007) kan de kwaliteit van de financiële verslaggeving gemeten worden door te kijken naar de kosten van de accountantscontrole. Hoe hoger deze kosten zijn, hoe hoger de kwaliteit van de financiële verslaggeving is. Palmrose et al.(2004) meten de kwaliteit door naar het aantal en het soort restatements te kijken. Restatements zijn aanpassingen van (niet)financiële gegevens nadat deze al officieel zijn geworden. De markt lijkt volgens deze onderzoekers het heftigste te reageren op negatieve restatements over fraude en fouten die de accountant niet heeft gecorrigeerd. Palmrose et al. (2004) bekijken, net zoals Penman al eerder deed (2001), enkel de belangrijkste restatements over opbrengsten, kostprijs van de verkopen en uitgaven met betrekking tot de productie.

Bij de Compliance studies wordt onderzocht of een onderneming de wet- en regelgeving met betrekking tot de externe verslaggeving goed toepast. Aan de hand van de opgestelde

kwaliteitscriteria uit de wet- en regelgeving wordt getoetst of de geïdentificeerde informatie-elementen in de onderzochte jaarrekening aanwezig zijn en op een juiste wijze zijn opgenomen. Bovenstaande methoden zijn minder geschikt voor mijn onderzoek omdat deze vaak nog niet ‘uitontwikkeld’ zijn en er daarnaast een eenvoudiger methode is: de ‘disclosure index’. 2.2.2 De disclosure index

Door gebruik te maken van een instrument dat zowel kwalitatieve als kwantitatieve percepties omzet in scores is het mogelijk een indicatie te krijgen van de kwaliteit van de geopenbaarde informatie.

Er vindt veel onderzoek plaats naar vrijwillige gegevensverstrekking (Knoops, 2010). Hiermee wordt bedoeld op bepaalde gegevens die verstrekt worden naast de gegevens die verplicht zijn op basis van wet- en regelgeving. In een disclosure index studie worden informatie-elementen onderscheiden en er wordt een disclosure-model ontwikkeld. Dit model omvat een verzameling informatie-elementen die door de opstellers van het model relevant worden beoordeeld. Als de gegevens worden verstrekt wordt een score toegekend; als het informatie-element niet van toepassing is, dan wordt dit meestal niet meegenomen en wordt ook de maximaal te behalen score aangepast. Aan de informatie-elementen kunnen wegingsfactoren worden toegekend, per informatie-element of per cluster van informatie-elementen. Uiteindelijk leidt dat tot een

relatieve score voor een bepaald (onderdeel van een) financieel verslag. Het disclosure-model is sterk afhankelijk van de opvattingen van de onderzoekers over hetgeen zij belangrijk vinden. Daarom wordt uiteraard geprobeerd het model te onderbouwen, bijvoorbeeld door een lijst van elementen voor te leggen aan gebruikers en aan hen te vragen welke informatie-elementen (of clusters van informatie-informatie-elementen) belangrijk zijn. Ook kan men zich baseren op eerder (empirisch) onderzoek naar de informatiebehoeften van gebruikers. Dan blijft de weging van de elementen een subjectief element, evenals de vraag wat één informatie-element is. Een ander probleem is dat gegevensverstrekking vaak samenhangt met bepaalde verslaggevingskeuzen (gehanteerde waarderingsgrondslagen) of met specifieke omstandigheden (waarbij moeilijk is vast te stelen of het informatie-element op de desbetreffende onderneming niet van toepassing is).

Een voorbeeld van een onderzoek naar de kwaliteit van de gegevensverstrekking door ondernemingen in Nederland is het onderzoek van het Limperg Instituut (2001), waarin

(18)

18 kwaliteitscriteria worden afgeleid uit een selectie van (bestaande) wet- en regelgeving en

literatuur, deze criteria worden aangevuld en getoetst door middel van een empirisch onderzoek onder gebruikers. Er worden wegingsfactoren aan de kwaliteitscriteria toegekend en op basis van een scoremodel wordt aan financiële verslagen van ondernemingen een score toegekend

(Hoogendoorn en Mertens, 2001; Blij, 2001; Knoops, 2001).

Hoogendoorn en Mertens (2001) hebben onderzoek verricht naar de kwaliteit van de externe financiële verslaggeving in Nederland en hoe die kwaliteit kan worden verbeterd. Verbetering van de kwaliteit kan uiteraard geschieden door meer informatie-elementen op te nemen die door analisten zijn gewenst. Voorts is verbetering van de kwaliteit mogelijk door verbetering van de infrastructuur. Dit betreft in het bijzonder de regelgeving en het toezicht. Verder zijn

Hoogendoorn en Mertens van mening dat harmonisatie leidt tot een verbetering van de kwaliteit van de financiële verslaggeving in Nederland, vooral omdat hierdoor een betere

vergelijkbaarheid ontstaat en daardoor een betere financiële analyse mogelijk is. Dergelijke disclosure indices worden veelvuldig gehanteerd bij onderzoeken naar

informatieverschaffing door publieke en private organisaties (Gray en Haslam, 1990; Coy et al., 1993; Fisher et al., 1996; Nelson et al., 2003; Peelen et al., 2006). Al deze onderzoeken hebben tot nu toe niet geleid tot het ontstaan van een universele disclosure index binnen het vakgebied verslaggeving. Onderzoekers staan dus voor de keuze tussen het aanpassen van een bestaande index die aansluit bij het door hen gekozen onderzoeksonderwerp of het ontwikkelen van een nieuwe index.

2.3 Overige kwaliteitsbepalende factoren

Verriest (2009, 2010) heeft de factoren onderzocht in de verschillende landen welke van invloed zijn voor de financiële verslaggeving. De belangrijkste conclusie is dat de kwaliteit van

financiële verslaggeving niet in de eerste plaats wordt bepaald door het type

boekhoudstandaarden. Institutionele factoren blijken een hoofdrol te spelen. De meest pertinente institutionele kenmerken zijn de mate waarin minderheidsaandeelhouders beschermd zijn, de regulering van financiële markten en producten, de afdwingbaarheid van het recht en de inmenging van de staat. Factoren op ondernemingsniveau zoals aandeelhoudersstructuur, corporate governance en auditkwaliteit hebben ook een sterke impact op financiële rapportering en worden op hun beurt sterk gedetermineerd door financiële en wettelijke instituties.

Zelfs als boekhoudregels dezelfde zijn in alle waterschappen, zal de implementatie ervan

verschillen naar gelang de institutionele achtergrond. Er bestaat immers een belangrijke mate van vrijheid in de toepassing van standaarden, ook van BBVW. Druk van het Algemene bestuur, financiële regulering en afdwingbaarheid bepalen hoe managers die keuzevrijheid invullen. Ook politieke factoren blijken invloed te hebben op financiële rapportering.

2.4 Conclusie

In dit hoofdstuk heb ik antwoord gegeven op de vraag wat de kwaliteit van de financiële

informatie inhoudt en wie de gebruikers zijn van de financiële informatie. Het begrip kwaliteit is een breed een veelomvattend begrip en kan op verschillende manieren worden geïnterpreteerd. Het begrip kwaliteit kan in algemene zin worden omschreven als “Voldoen aan eisen en

(19)

19 verwachtingen”. Stakeholders dienen zich op basis van de financiële verslaggeving een goed oordeel te kunnen vormen over de financiële resultaten en de financiële positie van de

onderneming. Hoe beter zij zich een oordeel kunnen vormen, des te hoger is de kwaliteit van de verslaggeving.

In dit hoofdstuk is verder geanalyseerd hoe de kwaliteit van jaarverslaggeving meetbaar is en of deze methoden toepasbaar zijn voor mijn onderzoek en welke eventuele andere factoren van invloed kunnen zijn op kwaliteitsverbetering. Geconcludeerd kan worden dat disclosure index studies het best toepasbare meetinstrument zijn, aangezien deze methode is gebaseerd op de informatiebehoefte van gebruikers. In hoofdstuk 3 zal ik een disclosure index ontwikkelen en beschrijven.

(20)

20

3 De disclosure index voor waterschappen

In dit hoofdstuk ga ik in op een set van kwaliteitscriteria inzake informatie-elementen in het financiële verslag, bestaande uit jaarrekening en jaarverslag. De set kwaliteitscriteria is afgeleid uit drie verschillende bronnen:

 Kwaliteitscriteria in internationale en nationale wet- en regelgeving (paragraaf 3.1),  Disclosure index studies (paragraaf 3.2), en

 Criteria voor verslaggevingsprijzen (paragraaf 3.3).

In paragraaf 3.4 zal ik vervolgens beschrijven hoe de disclosure index voor waterschappen eruit ziet en welke aanpassingen zijn gemaakt om deze toepasbaar te maken.

3.1 Kwaliteitscriteria in nationale wet- en regelgeving

International Public Sector Accounting Standards

De International Federation of Accountants (IFAC) – een organisatie waarin ruim 150

accountantsorganisaties uit meer dan 100 landen zijn vertegenwoordigd – kent een Public Sector Committee (PSC) dat het initiatief heeft genomen dat heeft geleid tot tot de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS). Het PSC voert het IPSAS–project ook uit. Het project heeft ten doel een wereldwijde verbetering van financiële verslaglegging in de publieke sector door te streven naar transparante en vergelijkbare verslaglegging. Daartoe worden standaarden ontwikkeld en studies gedaan. De IPSAS zijn gebaseerd op de International Accounting Standards (IAS). De IAS zijn de internationale aanbevelingen voor verslaggevingsregels voor het bedrijfsleven, waar ook boek 2 BW, het stramien voor de opstelling en vormgeving van jaarrekeningen en de richtlijnen voor de jaarverslaggeving op zijn gebaseerd. De IAS is door de PSC aangepast aan de specifieke kenmerken van overheden en dit heeft tot de IPSAS geleid. Met de invoering van het BBVW wordt de regelgeving voor de waterschappen zo veel mogelijk op een lijn gebracht met die voor de gemeente en provincies. Tevens wordt de positie van het algemeen bestuur versterkt, door in de verslaggevingsvoorschriften bepalingen op te nemen met betrekking tot de cyclus van beleidsvoorbereiding tot en met verantwoording. Het BBVW is ontwikkeld met het voor gemeenten en provincies geldende Besluit Begroting en

Verantwoording (BBV) als vertrekpunt, maar is op een aantal punten op grond van de andere positie van het waterschap ten opzichte van gemeenten en provincies van dit BBV afgeweken. Het gaat hier onder andere om:

- Het niet opnemen van het onderscheid in investeringen met een maatschappelijk nut en investeringen met een economisch nut;

- Het niet opnemen van de mogelijkheid om reserves in mindering te brengen op investeringen;

- Het niet opnemen van het verbod om voorzieningen te vormen voor arbeidsgerelateerde verplichtingen die een jaarlijks gelijke omvang kennen.

In algemene zin kan ten aanzien van deze afwijkingen worden gesteld dat de regels voor de waterschappen daardoor nauwer aanliggen tegen Titel 9 Boek 2 BW en de daarop gebaseerde Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving dan het BBV voor gemeenten en provincies ( Dees et al., 2009).

(21)

21 Regelgeving biedt de verschillende gebruikers in het maatschappelijk verkeer een houvast; voor organisaties die er aan ontlenen welke informatie zij behoren te verstrekken, en voor gebruikers die weten wat zij aan informatie mogen verwachten. Regelgeving kan verder de kwaliteit van de verslaggeving positief beïnvloeden door het stellen van eisen aan de procedure, de vorm en de inhoud van de externe verslaggeving. Elementen van kwalitatief goede verslaggeving zijn daarbij dat de inhoud van de regelgeving gebaseerd dient te zijn op de informatiebehoefte van de stakeholders, dat de gestelde regels afdwingbaar moeten zijn en dat de handhaving van de naleving van regels adequaat is (zie Hoogendoorn en Mertens, 2001).

Kwalitatief goede regelgeving biedt echter geen garantie voor kwaliteit van externe verslaggeving. Zo loopt de regelgeving vaak achter op nieuwe ontwikkelingen in de maatschappij, die daardoor (nog) niet in regelgeving vervat kunnen worden. Daarnaast is regelgeving vaak voor verschillende interpretaties vatbaar en kan de naleving van regelgeving niet altijd in voldoende mate worden gecontroleerd of afgedwongen. Mede om deze reden wordt door een aantal auteurs wel betoogd dat kwalitatief goede verslaggeving zich ook kan

ontwikkelen zonder regelgeving, omdat er alternatieve mechanismen bestaan die een goede kwaliteit van verslaggeving zullen bevorderen (Feenstra en Bollen, 2003).

3.2 Kwaliteitskenmerken uit disclosure index studies

Kwaliteitscriteria kunnen behalve uit normen ook worden afgeleid uit opvattingen van

deskundigen in een aantal geselecteerde studierapporten, die gericht zijn op verbetering van de kwaliteit van externe verslaggeving.

Een voorbeeld van een onderzoek naar de kwaliteit van de gegevensverstrekking door ondernemingen in Nederland is het onderzoek van het Limperg Instituut, waarin

kwaliteitscriteria worden afgeleid uit een selectie van (bestaande) wet- en regelgeving en

literatuur. Deze criteria worden aangevuld en getoetst door middel van een empirisch onderzoek onder gebruikers. Er worden wegingsfactoren aan de kwaliteitscriteria toegekend en op basis van een scoremodel wordt aan financiële verslagen van ondernemingen een score toegekend

(Hoogendoorn en Mertens, 2001; Blij, 2001; Knoops, 2001).

Hoogendoorn en Mertens (2001) hebben onderzoek gedaan dat primair gericht is op de jaarrekening. Daarnaast is enige aandacht besteed aan het jaarverslag en aan tussentijdse berichtgeving.

Uit drie bronnen, namelijk nationale en internationale wet- en regelgeving, internationale studierapporten en criteria voor verslaggevingsprijzen, is uiteindelijk één totaallijst met

voorlopige kwaliteitscriteria inzake informatie-elementen afgeleid. Deze lijst is het uitgangspunt geweest voor het empirisch onderzoek onder analisten. Uit de totale set van 1812 voorlopige kwaliteitscriteria zijn uiteindelijk 583 informatie-elementen geselecteerd die naar de mening van de analisten in belangrijke mate bijdragen aan de kwaliteit van de externe verslaggeving.

Hiervan hebben 487 elementen betrekking op de jaarrekening en 96 informatie-elementen op het jaarverslag. Al deze informatie-elementen zijn in het derde en laatste deel van het onderzoek gebruikt om de kwaliteit van de externe verslaggeving in Nederland te toetsen (Hoogendoorn en Mertens, 2001).

(22)

22 De informatie-elementen in de index van het Limperg Instituut zijn gerangschikt op basis van een tweetal statistische kenmerken, te weten (1) de gemiddelde rangorde van het individuele informatie-element ten opzichte van andere elementen (per jaarrekeningonderdeel) en (2) de gemiddelde score per informatie-element. Hoogste belang betekent in dit geval alle elementen die gemiddeld genomen een score 4 of hoger hebben. Voor de te ontwikkelen index voor waterschappen heb ik waar mogelijk (en relevant) gebruik gemaakt van deze index, waarbij ik me heb beperkt tot de informatie-elementen met een score van 4 of hoger.

In het onderzoek van Peelen et al. (2006) wordt aan de hand van een veel gebruikte index “Modified Accountability Disclosure index”, oftewel MAD-index (Coy et al,1993), een nieuwe index ontwikkeld die op het Nederlandse wetenschappelijke onderwijs is toegepast. Deze MAD-index bevat 26 onderdelen die de jaarverslagen van universiteiten zouden moeten bevatten, deze zijn door de auteurs aangevuld met 22 financiële en niet-financiële informatie-onderdelen. Al deze informatie heeft geleid tot een op de specifieke situatie van universiteiten toegespitste index (de UNISTAD-index: UNIversity STakeholder Accountability Disclosure index). Uit deze UNISTAD-index heb ik ook de voor waterschappen relevante informatie-elementen geselecteerd.

3.3 Criteria voor verslaggevingsprijzen

3.3.1 Deloitte Kordes Award: prijs voor de beste publieke verantwoording

Sinds 1995 wordt jaarlijks de Deloitte Kordes Award uitgereikt aan die publieke organisatie die naar de mening van een onafhankelijke en deskundige jury het best publiek verantwoording aflegt aan haar belanghebbenden.

Het beoordelingskader van Deloitte Kordes Award is consistent gericht geweest op de inhoud van het jaarverslag. Van belang is dat daarin duidelijk de visie/missie, doelstellingen en strategie/beleid van de organisatie moeten blijken. Hieruit voortvloeiend dienen de relevante beoogde en gerealiseerde prestaties (onderbouwd met prestatie-indicatoren), toelichtingen op eventuele afwijkingen en informatie over de bedrijfsvoering te worden gegeven.

Sinds 2005 zijn de beoordelingscriteria van Deloitte Kordes Award uitgebreid met het organiseren van de interactie met belanghebbenden. De beoordeling van het

verantwoordingsproces richt zich op vier elementen:

1. Inzicht in te onderscheiden belanghebbenden. Hier wordt bedoeld in hoeverre de organisatie een gestructureerd beeld heeft van haar belanghebbenden. De mate waarin een organisatie in staat is haar belanghebbenden te onderscheiden, is bepalend voor de mate waarin aan de informatie- en interactiebehoeften van deze belanghebbenden tegemoet wordt gekomen.

2. Doelgericht verantwoorden. Hier wordt beoordeeld in hoeverre de organisatie in staat is

de doelstellingen die zij nastreeft met haar verantwoording voldoende concreet te benoemen.

3. Vraaggericht verantwoorden. In hoeverre laat de organisatie zich leiden door de informatie- en interactiebehoeften van de belanghebbenden.

(23)

23 4. Dialoog met belanghebbenden. Als laatste wordt beoordeeld in hoeverre de organisatie

daadwerkelijk de dialoog met belanghebbenden aangaat.

Zie de bijlage met informatie-elementen (bijlage 1) voor de aan deze criteria ontleende informatie-elementen die voor dit onderzoek zijn gebruikt.

3.3.2 Transparantie MVO met benchmark volgens PricewaterhouseCoopers Een ander voorbeeld betreft de jaarlijkse studie van maatschappelijke verslaggeving door PricewaterhouseCoopers in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken, de

zogenoemde Transparantiebenchmark. Het doel van de Transparantiebenchmark is een beeld te geven van de transparantie in de jaarverslaggeving van de grootste Nederlandse ondernemingen ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen. In toenemende mate verwachten belanghebbenden zoals aandeelhouders, consumenten, belangengroeperingen en overheden dat een onderneming transparant is over haar prestaties op maatschappelijk vlak. Door transparantie kunnen stakeholders zich een beeld vormen van deze prestaties en het bedrijf hierop aanspreken. De Transparantiebenchmark meet alleen de transparantie in de verslaggeving: de benchmark geeft geen oordeel over de concrete activiteiten of de resultaten van een bedrijf op het gebied van MVO. Het gaat bij de Transparantiebenchmark niet alleen om het vaststellen van scores per onderneming. Belangrijker is het om trends te signaleren. Bijvoorbeeld welke sectoren stijgende scores laten zien en welke niet, en hoeveel ondernemingen voor het eerst een maatschappelijk jaarverslag uitbrengen.

Door de Transparantiebenchmark kunnen 'best practices' worden geïdentificeerd en kunnen ondernemingen hun maatschappelijke verslaggeving systematisch met die van anderen vergelijken. Juist deze vergelijking met andere ondernemingen is nuttig om vooruitgang te boeken op het gebied van maatschappelijke verslaggeving.

3.3.3 FD Henri Sijthoff-Prijs

In Nederland bestaat al lange tijd de Henri Sijthoff-prijs voor de beste financiële verslaggeving. De FD Henri Sijthoff-Prijs wordt jaarlijks door Het Financieele Dagblad uitgereikt aan

ondernemingen die zich gunstig onderscheiden door hun openbare informatie en financiële verslaggeving. De belangrijkste onderdelen die hiervoor worden beoordeeld zijn het jaarverslag en de verslaggeving via de websites. Ook worden kwartaalberichten, persberichten en

presentaties in de beoordeling betrokken. In het bijzonder wordt aandacht geschonken aan verbetering van de informatieverstrekking.

3.4 De geselecteerde kwaliteitsindicatoren

In dit onderzoek zal ik de disclosure index uit het onderzoek van het Limperg Instituut (2001) als basis gebruiken voor het ontwikkelen van een index voor waterschappen. Hierbij zal ik

aanpassingen maken voor de in de publieke sector in het algemeen en voor waterschappen in het bijzonder niet van toepassing zijnde onderwerpen, jaarrekeningposten en informatie-elementen. Op deze manier zal ik een disclosure index ontwikkelen voor waterschappen, waaraan ik

(24)

24 afmeten. Het onderzoek van het Limperg Instituut is een belangrijk onderzoek, met name

vanwege de diepgang en gedetailleerdheid. Voor het eerst zijn in Nederland op een bijzonder gedetailleerde wijze de informatiebehoeften van financieel analisten voor de gehele jaarrekening in kaart gebracht. Daarom zullen de informatie-elementen van het Limperg Instituut als

beginpunt worden genomen voor het onderzoek van de jaarrekening. Daarna zullen enkele informatie-elementen van (internationale) verslaggeving standaarden worden toegevoegd. In dit onderzoek zal ik me primair op de jaarrekening en het jaarverslag richten (samen aangeduid als het financiële verslag of de jaarverslaggeving). De jaarrekening is immers de meest uitgebreide vorm van financiële communicatie tussen de onderneming en zijn

stakeholders. Het jaarverslag bevat minder kwantitatieve en meer kwalitatieve informatie. Het jaarverslag dient ter ondersteuning en onderbouwing van de strategie, het verhaal achter de cijfers. Het management van de onderneming wordt hier de mogelijkheid geboden om een toelichting te geven op de gang van zaken in het afgelopen jaar en de verwachtingen met betrekking tot het functioneren van de onderneming in de toekomstige perioden.

De informatie-elementen van het Limperg Instituut met het hoogste belang, alle elementen die gemiddeld genomen een score 4 of hoger hebben, zijn geselecteerd. Daarnaast zijn informatie-elementen die minder van toepassing zouden zijn voor de waterschappen, buiten beschouwing gelaten. Voor dit onderzoek zijn alleen onderdelen van de (model) jaarrekening van het Limperg Instituut geselecteerd die van het hoogste belang aangemerkt zijn door de analisten en welke van toepassing zijn voor de jaarrekening van waterschappen. Deze categorieën zijn:

 Eigen vermogen  Voorzieningen  Exploitatierekening

 Gebeurtenissen na balansdatum  Stelselwijzigingen

De informatie-elementen in het jaarverslag zijn naar mijn mening tijdgebonden, omdat er in de loop der tijd nieuwe opvattingen ontstaan. Daarom heeft het onderzoek van het Limperg Instituut naar mijn idee een beperking op dat punt omdat dit onderzoek afkomstig is uit 2001. Om deze beperking te minimaliseren zijn ook kwaliteitscriteria van verslaggevingsprijzen voor het jaarverslag in dit onderzoek betrokken.

Als beginpunt van het jaarverslag is uitgegaan van de kwaliteitscriteria van de

verslaggevingsprijs Deloitte Kordes-Award, aangevuld met informatie-elementen van het Limperg Instituut en onderzoek van Peelen.

Omdat ik onderzoek in hoeverre de invoering van het BBVW heeft geleid tot

kwaliteitsverbetering van de externe financiële verslaggeving, heb ik de informatie-elementen die specifiek toegevoegd zijn in het BBVW en daarmee nieuw zijn voor de

‘waterschapsverslaggeving’ niet als bron gebruikt voor de informatie-elemtenten in mijn onderzoek.

Totaal zijn uiteindelijk 95 informatie-elementen geselecteerd die in belangrijke mate bijdragen aan de kwaliteit van de externe verslaggeving. Hiervan hebben 67 elementen betrekking op de

(25)

25 jaarrekening en 28 informatie-elementen op het jaarverslag. Al deze elementen zijn in hoofdstuk 4 gebruikt om de kwaliteit van de externe verslaggeving van waterschappen te toetsen. Voor de volledige lijst van de informatie-elementen verwijs ik naar bijlage 1.

(26)

26

4 De kwaliteit van de jaarstukken gemeten

4.1 Onderzoekmethodologie

4.1.1 Jaarrekening

De meting van de kwaliteit van de jaarrekening heeft plaatsgevonden aan de hand van de in hoofdstuk 3 geïdentificeerde kwaliteitscriteria. In het empirisch onderzoek is de aanwezigheid van de geïdentificeerde informatie-elementen in de jaarrekening getoetst. Daarbij zijn drie mogelijke situaties onderscheiden:

 Code A – het informatie-element is van toepassing op de jaarrekening van het betreffende waterschap en wordt vermeld.

 Code B – Het informatie-element is van toepassing op de jaarrekening van het betreffende waterschap en wordt niet vermeld

Code C - het informatie-element is niet van toepassing op de jaarrekening van het betreffende waterschap

Voor iedere jaarrekening zijn vervolgens drie scores bepaald:

 De totaalscore: het aantal keren dat code A van toepassing is, met andere woorden dat het informatie-element in de jaarrekening is vermeld;

 De maximale score: het aantal keren dat code A of code B van toepassing is, met andere worden dat het informatie-element van toepassing is;

 De eindscore: de totaalscore gedeeld door de maximale score

De hieruit voortvloeiende maximale punten per onderdeel van de jaarrekening zijn opgenomen in tabel 1.

Tabel 1. Informatie-elementen per onderdeel en normering

Onderdelen jaarrekening Afkorting Naam Aantal elementen Maximale punten (indien alle elementen van toepassing) Weging in totaalscore EV Eigen vermogen 4 4 6% VZ Voorzieningen 20 20 30% EX Exploitatierekening 31 31 46% GNB Gebeurtenissen na balansdatum 4 4 6% SW Stelselwijziging 8 8 12% Totaal 67 67 100% Onderdelen jaarverslag Afkorting Naam Aantal

elementen Maximale punten

Weging in totaalscore

(27)

27 Voor de jaarrekening geldt dat het aantal informatie-elementen overeen stemt met de maximale punten, dit betekent dat elk element potentieel een punt oplevert. Er zijn geen afzonderlijke wegingsfactoren gekoppeld aan de verschillende onderdelen van de jaarrekening, omdat het aantal elementen in een onderdeel het gewicht daarvan al goed weergeeft.

4.1.2 Jaarverslag

De meting van de kwaliteit van het jaarverslag heeft ook plaatsgevonden aan de hand van de opgestelde kwaliteitscriteria daarvoor. In het empirisch onderzoek is getoetst of de

geïdentificeerde informatie-elementen in ieder onderzocht jaarverslag al dan niet aanwezig waren.

 Indien dit niet het geval is ontvangt het jaarverslag voor dit informatie-element een score van nul.

 Is een informatie-element wel aanwezig, dan wordt overgegaan tot het beoordelen van de kwaliteit van de informatieverstrekking op dit punt op een ordinaire schaal. Deze kan uitlopen van 1 (beperkt) tot 3 (uitgebreid).

De hieruit voortvloeiende maximale punten voor het jaarverslag zijn eveneens opgenomen in tabel 1. Het jaarverslag is niet verder onderverdeeld in onderdelen. Voor de 28 elementen zijn maximaal 76 punten te scoren; de gedetailleerde verdeling van de punten over de onderdelen is te vinden in bijlage 1.

4.2 Populatie en steekproef

Nederland kende op 1 januari 2007 en 2009 27 waterschappen (waarvan 1 waterschap zo klein is dat we er geen rekening mee hebben gehouden in dit onderzoek). In bijlage 2 is ter illustratie een overzichtskaart opgenomen van de Nederlandse waterschappen.

Gezien het grote aantal informatie elementen is besloten om 10 jaarrekeningen en jaarverslagen te onderzoeken middels een steekproef. De steekproef is uitgevoerd op basis van een lijst met alle waterschappen en hoogheemraadschappen van de website company.info. Gezien het aantal informatie-elementen is besloten om een steekproef te trekken te nemen van 10 waterschappen. Hierbij zijn is een steekproef van 5 grote waterschappen (totaal activa meer dan € 250 miljoen) en 5 kleine waterschappen (totaal activa minder dan € 250 miljoen) geselecteerd, zie bijlage 3. Voor een overzicht van de 10 geselecteerde waterschappen zie onderstaande tabel 2.

Tabel 2 Namen van geselecteerde waterschappen

Overzicht geselecteerde waterschappen

Waterschap Classificatie

Hoogheemraadschap van Delfland groot Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier groot

Waterschap Rivierenland groot

Waterschap Hollandse Delta groot

(28)

28

Waterschap Zuiderzeeland klein

Waterschap Roer en Overmaas klein Waterschap Reest en Wieden klein Waterschap Zeeuws-Vlaanderen klein Waterschap Peel en Maasvallei klein

Besloten is om het jaar 2007 en 2009 te vergelijken. Hiervoor is gekozen omdat 2007 het laatste jaar was dat de Comptabiliteitvoorschriften waterschappen van toepassing was. Per 1 januari 2009 is de BBVW van toepassing voor alle waterschappen. In 2008 konden waterschappen nog kiezen of ze oude verslaggevingsregels zou toepassen of de nieuwe.

(29)

29

5 Resultaten van het onderzoek

Voor het onderzoek zijn voor alle tien geselecteerde waterschappen voor de jaren 2007 en 2009 de jaarrekening en jaarverslagen doorgenomen en gescoord op de aanwezige

informatie-elementen. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van het onderzoek. In paragraaf 5.1 worden de resultaten per onderdeel van de financiële verslaggeving besproken en in paragraaf 5.2 de scores per waterschap.

5.1 Scores per onderdeel van financiële verslaggeving

In onderstaande tabel 3 is weergegeven hoe de geselecteerde jaarrekeningen en jaarverslagen van de waterschappen over 2007 en 2009 gescoord hebben op de verschillende onderdelen. Tabel 3.Scores per onderdeel van financiële verslaggeving

Onderdelen jaarrekening

Afkorting Naam Gemiddelde

score 2007 Gemiddelde score 2009 Verandering EV Eigen vermogen 75% 83% 10% VZ Voorzieningen 78% 62% -21% EX Exploitatierekening 63% 72% 14% GNB Gebeurtenissen na balansdatum 6% 6% 0% SW Stelselwijziging - 58% n.v.t. Totaal 64% 65% 1% Onderdelen jaarverslag

Afkorting Naam Gemiddelde

score 2007

Gemiddelde

score 2009 Verandering

JV Jaarverslag 42% 55% 33%

Hierin is zichtbaar dat de kwaliteit van de jaarrekening in de jaren 2007 en 2009 zo goed als ongewijzigd is gebleven (minimale verandering van 1%), maar dat het jaarverslag er duidelijk flink op vooruit is gegaan (33% betere score).

Hoewel de jaarrekening op totaalniveau ongeveer hetzelfde scoort is er op het niveau van

onderdelen duidelijk verandering te zien in de kwaliteit. Zo is zichtbaar dat ‘eigen vermogen’ en ‘exploitatierekening’ zijn verbeterd (10% respectievelijk 14% beter), maar dat het onderdeel ‘voorzieningen’ sterk achteruit is gegaan (21% slechter). De score voor ‘gebeurtenissen na balansdatum’ is vergelijkbaar tussen de twee jaren.

De belangrijkste verschillen kunnen als volgt verklaard worden:

 Eigen vermogen: de verbetering is vooral veroorzaakt doordat er in 2009 beter gescoord werd op het in de balans onderscheid maken naar algemene reserves, bestemmingsreserves voor tariefegalisatie en overige bestemmingsreserves.

 Exploitatierekening: hier is vooral verbetering geboekt in het geven van informatie naar kostendragers.

(30)

30  Voorzieningen: voor het onderdeel voorzieningen kon de ene helft van de score (mits van

toepassing) verdiend worden voor informatie over voorzieningen in het algemeen en de andere helft met informatie over een eventuele reorganisatie-voorziening. De achteruitgang van 21% bij voorzieningen is vooral te danken aan de kwaliteitsvermindering op het

onderdeel reorganisatievoorziening (48% slechter). De voorzieningen in het algemeen scoorden slechts 11% slechter. Er zijn 4 waterschappen in het onderzoek betrokken die in beide jaren een reorganisatievoorziening hadden en dus voor beide jaren een score kregen op dit punt; hiervan zijn twee waterschappen (Wetterskip Fryslân en Waterschap Zeeuws-Vlaanderen) bepalend voor de score, omdat zij beide flink achteruit zijn gegaan in 2009. Door het geringe aantal waterschappen waar dit onderdeel van toepassing is, telt de score van twee uitschieters extra door in de totaalscore voor het onderdeel.

Het jaarverslag is op veel punten verbeterd ten opzichte van 2007, dat wil zeggen dat bij veel informatie-elementen beter is gescoord. Voorbeelden hiervan zijn informatie over:

 missie, doelstellingen en visie, en de plaats en functie van het verantwoordingsproces daarin;  de positie van de organisatie ten opzichte van haar omgeving;

 de aard van de relatie met verbonden partijen; en  het benodigde en aanwezige weerstandsvermogen.

Verder is gekeken naar verschillen in scores tussen de ‘grote’ en ‘kleine’ waterschappen. Zie onderstaande tabel 4.

Tabel 4. Scores per categorie waterschap

Scores per categorie waterschap Jaarrekening Jaarverslag 2007 2009 2007 2009 Grote waterschappen 62% 68% 10% 45% 57% 26% Kleine waterschappen 64% 58% -9% 36% 53% 48% Alle waterschappen 64% 65% 1% 42% 55% 33%

Hierbij valt op dat bij de grote waterschappen een kwaliteitsverbetering van zo’n 10% zichtbaar is voor de jaarrekening en bij de kleine waterschappen juist een kwaliteitsvermindering van zo’n 9%, terwijl in 2007 het uitgangspunt qua kwaliteit ongeveer vergelijkbaar was. Bij het

jaarverslag valt op dat kleine waterschappen in 2007 qua kwaliteit ver achterliepen op de grote waterschappen, maar in 2009 bijna vergelijkbaar zijn gaan scoren, en dus een inhaalslag lijken te hebben gemaakt.

Als we kijken naar de scores per onderdeel van de jaarrekening, waarbij het onderscheid zichtbaar is tussen de grote en de kleine waterschappen (hiervan is een gedetailleerd overzicht opgenomen in tabel 5), zien we de volgende ontwikkelingen:

 Eigen vermogen: kleine waterschappen scoorden in 2007 al zo’n 20% slechter (groot 85% en klein 63%). Zowel grote als kleine waterschappen zijn in 2009 vooruit gegaan in kwaliteit, maar enig kwaliteitsverschil is gebleven. Hiervoor is geen duidelijke oorzaak aan te wijzen vanuit het onderzoek.

 Voorzieningen: het kwaliteitsniveau lag voor grote en kleine waterschappen in 2007 op een vergelijkbaar niveau, maar is bij zowel grote als kleine waterschappen in 2009 achteruit

(31)

31 gegaan, het meest bij de grote waterschappen. Zoals hiervoor al vermeld heeft dit zijn

oorzaak in de kwaliteit van de verschafte informatie ten aanzien van een eventuele reorganisatievoorziening; op dit onderdeel zijn er geen wezenlijke verschillen in scores tussen grote en kleine waterschappen zichtbaar.

 Exploitatierekening: het kwaliteitsniveau was vergelijkbaar in 2007, maar de grote

waterschappen zijn zo’n 30% vooruit gegaan in kwaliteit, terwijl de kleine waterschappen geen verbetering lieten zien. Hierdoor hebben de grote waterschappen op dit punt een veel hoger kwaliteitsniveau. Dit is vooral veroorzaakt door twee grote waterschappen die in 2007 nog middelmatig tot slecht scoorden ten opzichte van het gemiddelde en die in 2009 sterk beter zijn gaan scoren (Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en Waterschap Rivierenland). Blijkbaar hebben de grote waterschappen makkelijker een kwaliteitsslag kunnen maken.

 Gebeurtenissen na balansdatum: over de twee jaren is hier geen kwaliteitsverbetering zichtbaar. Wat wel opvalt is dat de grote waterschappen beter zijn gaan scoren en de kleine slechter.

 Stelselwijziging: omdat er in 2007 geen sprake was van stelselwijzigingen, is er voor dat jaar geen score voorhanden. Voor 2009 is de score gemiddeld 58%, waarbij de grote

waterschappen beter scoren dan de kleine. Tabel 5. Overzicht scores naar onderdeel

Scores grote en kleine waterschappen per onderdeel jaarrekening per jaar

Gemiddeld 2007 Gemiddeld 2009

Onderdeel alle groot klein alle groot klein alle groot klein

Eigen vermogen 75% 85% 63% 83% 90% 69% 10% 6% 10% Voorzieningen 78% 82% 76% 62% 59% 66% -21% -27% -13% Exploitatierekening 63% 60% 63% 72% 78% 63% 14% 31% 0% Gebeurtenissen na balansdatum 6% 0% 50% 6% 20% 25% 0% n.v.t. -50% Stelselwijziging 0% 0% 0% 58% 55% 38% n.v.t. n.v.t. n.v.t. Gemiddeld 64% 62% 64% 65% 68% 58% 1% 10% -9%

5.2 Scores per waterschap

In de voorgaande paragraaf zijn de uitkomsten steeds op totaalniveau of op het niveau van ‘grote’ en ‘kleine’ waterschappen besproken. Hier staan we stil bij de uitkomsten per

waterschap. Een gedetailleerd overzicht van de scores per waterschap wordt gegeven Tabel 6. In Tabel 7 zijn de scores per waterschap naar de onderdelen van de jaarrekening weergegeven. Zichtbaar is dat alle waterschappen zich hebben verbeterd op het onderdeel jaarverslag, terwijl er voor de jaarrekening zowel kwaliteitsverbeteringen als –verslechteringen zichtbaar zijn.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De netwerkactoren zullen sneller met MKB Oost-Nederland gaan samenwerken en een beroep doen op haar middelen, indien zij een positief beeld hebben van MKB Oost-Nederland, veel

While the Sebokeng and Evaton Public Private Partnership is clearly one of the most successful small scale PPP’s to be completed in South Africa, the real benefits of the project

Die filosofies- opvoedkundige mandaat (grondslag) van die Pretorius-kommissie was tweërlei van aard: dat “die Christelike beginsel in onderwys en op- voeding erken, openbaar en

This investigation of the phylogeny was indeed preliminary, as more samples and genes still need to be incorporated and the results interpreted in combination with the

dat voor het verkrijgen van een tegemoetkoming in de schade die gemengde groepen van overwinterende ganzen en overige watervogels aan blijvend grasland buiten

De bestudering van het materiaal van ventrosa, hem door Lorié toegezonden, bevestigde zijn verwachting: Turba ventrosa Montagu 1803 • Turbo stagnalis Baster, doch beide namen

The working commission on Usability of Workplaces (CIB W111) by the International Council for Research and Innovation in Building and Construction (CIB) conducted research on

Na overleg met de beleidsarcheologe van het Agentschap R-O Vlaanderen – Onroerend Erfgoed werd besloten om de zone met relatief goed bewaarde podzolbodem net ten zuiden van de