• No results found

Vraag nr. 103 van 18 december 1997 van mevrouw GERDA RASKIN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 103 van 18 december 1997 van mevrouw GERDA RASKIN"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 103

van 18 december 1997

van mevrouw GERDA RASKIN Kinderopvang – Kansarmen

Kinderopvang is voor kansarmen vaak onbetaal-b a a r, ondanks de lage tarieven die voor deze groep worden aangerekend (66 frank wanneer men geen inkomen heeft en circa 100 frank voor bestaansmi-n i m u m t r e k k e r s ) . Bovebestaansmi-ndiebestaansmi-n kubestaansmi-nbestaansmi-nebestaansmi-n ze geebestaansmi-n gebruik maken van de fiscale aftrek voor de betaalde sommen omdat hun inkomen te laag ligt. Wanneer Kind en Gezin stelt dat kansarmen niet naar crèches komen omdat ze zich "bekeken" voe-l e n , dient dit gegeven een aansporing te zijn voor speciale inspanningen om dit toch te realiseren. Het wegblijven uit kinderopvang houdt immers in dat deze kinderen minder stimulansen krijgen op gebied van taal, inzicht en redeneervermogen, d a t ze minder "schoolrijp" zijn en dat de latere school-resultaten daardoor negatief kunnen worden beïn-vloed.

De verhoging van de instapleeftijd in het kleuter-onderwijs van 2,5 tot 3 jaar zal dit alleen in de hand werken.

1. Voor hoeveel kinderen werden in 1994, 1 9 9 5 , 1996 en eventueel in 1997 minimum- of verlaag-de tarieven gehanteerd ?

2. Heeft de minister initiatieven genomen om de toegankelijkheid voor kinderen uit kansarme gezinnen te verbeteren ? Zo ja, op welke wijze worden ze gerealiseerd ?

Antwoord

Het gebruik van dagopvang bij kansarme gezinnen met jonge kinderen is inderdaad beperkt. O n d e r-zoeken wijzen uit dat minder dan 10 % van de kin-deren van kansarme gezinnen gebruikmaakt van k i n d e r o p v a n g. De redenen daarvoor liggen even-wel niet enkel bij de kostprijs van de kinderop-v a n g. Wanneer kansarmen minder gebruikmaken van dagopvang, dan heeft dit ook te maken met de arbeidssituatie in deze gezinnen, waar meestal één van beide ouders thuis is. En ook hun cultuur, h u n manier van in het leven staan, verhindert dat kans-armen gemakkelijk de weg naar de kinderopvang v i n d e n . Ook al zou het de ouders tijdelijk kunnen ontlasten wanneer de kinderen naar een opvang-voorziening gaan, dan doet men het toch nog niet g r a a g. Crèches worden nogal eens geassocieerd

met "instellingen" en "plaatsingen" en kansarme gezinnen willen niet de indruk wekken dat ze niet zelf voor hun kinderen zouden kunnen zorgen. Ik vind het belangrijk de uitgangspunten van de vraagsteller in deze verruimde context te plaatsen, doordat de verruiming van de problematiek aan-geeft dat de betrokkenheid van kansarmen bij de kinderopvangsector een complexe aangelegenheid is, die vele aspecten kent.

1. Met betrekking tot de eerste vraag, met name voor hoeveel kinderen in 1994, 1 9 9 5 , 1996 en eventueel 1997 een minimale of v e r l a a g d e ouderbijdrage werd gehanteerd, moet ik melden dat er geen volledige statistische gegevens beschikbaar zijn. De dossiers waarbij op basis van een verslag een verlaagde ouderbijdrage wordt gehanteerd, worden individueel geëvalu-eerd en behandeld.

Het zou, als ze beschikbaar waren, ook niet evi -dent zijn uit de cijfers van het m i n i m u m t a r i e f algemene conclusies te trekken. Een minimale of zeer lage ouderbijdrage betekent niet auto-matisch het kansarm zijn van de ouders, omdat het bijvoorbeeld zo is dat ook een aantal zelf-standigen op basis van de officiële inkomens-aangifte in deze categorie wordt gecatalogeerd. Ik heb wel steekproefsgewijs de situatie laten n a t r e k k e n . In de provincie Oost-Vlaanderen werden in 1997 76 aanvragen voor een vermin-derde ouderbijdrage behandeld. We zien daarbij een concentratie van aanvragen in het grootste-delijke Gent (25). Voor het overige zijn de vra-gen vrij gering in aantal en gespreid. 19 voorzie-ningen van de 24 die een dossier indienden, for-muleerden minder dan 4 verminderingsvragen. 2. Met betrekking tot de initiatieven die ik heb

genomen om de toegankelijkheid voor kinderen uit kansarme gezinnen te verbeteren, kan ik allereerst verwijzen naar de bestaande regelge-ving die terzake een aantal stimulansen bevat. Zo stelt het besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblij-ven en diensten voor opvanggezinnen onder meer dat kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen bij voorrang kinderen opvan-gen :

"1° van ouders die door werkomstandigheden niet in de mogelijkheid zijn hun kinderen tij-dens de dag zelf op te vangen" ;

(2)

"2° voor wie het vanwege sociale en/of pedago-gische motieven wenselijk is dat zij gedurende de dag een begeleiding en opvang krijgen bui-ten het eigen gezin" ;

"3° van wie de ouders het laagste inkomen heb-ben".

Voor de sector van de diensten voor opvangge-zinnen wordt daar nog aan toegevoegd dat 2 % van het maximumaantal subsidieerbare plaat-singsdagen is voorbehouden voor kinderen van alleenstaande ouders.

Behalve deze belangrijke basiselementen is er – zoals in het eerste punt aangegeven – de moge-lijkheid om een verminderde ouderbijdrage, het zogenaamde sociale tarief, aan te vragen. Ik wil in dit verband melden dat het mijn bekommer-nis is dat in alle deelsectoren van de kinderop-vang een sociaal tarief mogelijk is. Zo is ook in de nieuwe regelgeving voor de buitenschoolse kinderopvang de bepaling ingeschreven dat aan ouders die daar nood aan hebben, een met de helft verminderde ouderbijdrage kan worden aangerekend.

Behalve het sociale tarief is er de modaliteit dat de gelijktijdige opvang van twee of meer kinde-ren uit een gezin, of de kinderlast op zich, aan-leiding geeft tot een verminderde ouderbijdra-ge. Deze regel geldt uiteraard voor alle ouders, maar heeft zeker ook voor kansarme gezinnen zijn effect.

Er is in de sector van de kinderdagverblijven bovendien de mogelijkheid om op grond van een bijzonder gemotiveerde beslissing van Kind en Gezin een bijkomende 1/4 sociale begelei-dingsfunctie toe te kennen. Momenteel zijn er 9 kinderdagverblijven die een dergelijke extra prestatie in dienst hebben met het oog op het specifiek begeleiden van kansarme gezinnen en ouders.

Er bestaan dus heel wat aan de regelgeving inherente instrumenten die het sociale aspect binnen de sector van de kinderopvang aan bod laten komen. Ik ben er evenwel van overtuigd dat er, aanvullend bij deze regelgevende ele-menten,nood is aan een globale benadering. Op dat vlak wil ik, vanuit de sector van de kinder-opvang, twee invalshoeken aangeven. In de eer-ste plaats is het zo dat er specifieke projecten kunnen worden ondersteund. Daarnaast moet erover worden gewaakt dat de verschillende deelinitiatieven en reglementaire bepalingen op

elkaar worden afgestemd binnen een coherente beleidsvisie.

Ik geloof dat de beide opties, die nu reeds b e s t a a n , de komende jaren systematisch en structureel vorm kunnen krijgen. Het Beleids-plan Kinderopvang dat momenteel door Kind en Gezin wordt uitgewerkt, is het kader waar-binnen de twee doelstellingen (specifieke pro-jectwerking en globale beleidsvisie) kunnen worden gerealiseerd. Ik citeer, ter illustratie, volgende doelstellingen uit het vermelde beleidsplan :

– "Kind en Gezin streeft ernaar dat kinderop-vang een rol kan spelen bij de ondersteuning van gezinnen in moeilijke leefsituaties" ; – "Kind en Gezin wil het multifunctionele

aspect van de kinderopvang bevorderen en daarbinnen onder meer nieuwe initiatieven voor bepaalde doelgroepen mogelijk maken en stimuleren".

Het valt te overwegen om deze doelstellingen op middellange termijn te vertalen in onder meer een aanpassing van de regelgeving met betrekking tot de mogelijkheden voor nacht- en weekendopvang, waaronder zelfs acute opvang. Daarnaast kunnen bijvoorbeeld ook een tweetal proefprojecten die buurtgerichte kinderopvang realiseren, worden ontwikkeld.

Dergelijke opties kunnen ervaringen aanreiken die het fundament vormen voor het verder ont-wikkelen van een gerichte kansarmoedewerking in de sector van de kinderopvang.

De gestelde vragen zijn voor mij een aanzet om er nauwgezet op toe te zien dat er een alerte beleidsaandacht blijft voor het toegankelijk maken en houden van kinderopvang voor kans-arme gezinnen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2. Wat was in deze jaren de evolutie in absolute cijfers van de veestapel, die volgens gegevens uit de landbouwsector stelselmatig gestegen is ? 3. Wat is, bij afwijking

Uit gesprek- ken en eigen ervaring weet ik dat deze praktijk geen uitzondering is, zodat de belangrijke investe- ringen voor het zuiveren van rookgassen deels

De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) beschikt over een aan- tal vertouwelijke gegevens die eigen zijn aan de werking van deze dienst, die

[r]

Kan de minister een overzicht bezorgen van de gemeenten die deze belasting heffen, het bedrag van de belasting per werknemer en de totale inkomsten uit deze belasting in 1996

Deze kan niet worden afge- leverd zolang het gewijzigde BPA (bijzonder plan van aanleg), dat voorziet in een verkleining van de percelen, niet is goedgekeurd door het kabinet..

Waarom wordt bovendien de Brusselse berichtge- ving met interregionale uitstraling niet vermeld op bijvoorbeeld een bijkomende pagina voor elk van de vijf Vlaamse provincies, om zo

Waarom worden de colleges van burgemeester en schepenen niet gewoon verplicht bouwvergunnin- gen af te leveren of te weigeren binnen de gestelde t e r m i j n , tenzij de