Vraag nr. 223 van 13 juni 2001
van mevrouw PATRICIA CEYSENS Kind en Gezin – Inspectie
Voorzieningen die erkend en gesubsidieerd wor-den door Kind en Gezin, maar ook die welke onder toezicht staan van deze instelling, w o r d e n geïnspecteerd door ditzelfde Kind en Gezin en bij een negatieve evaluatie kunnen sancties worden getroffen.
1. Hoeveel inspecties vonden er plaats in de er-kende en gesubsidieerde en onder toezicht staande voorzieningen in de jaren 1998, 1999 en 2000 ?
2. Hoeveel inspectiebezoeken ontving elke organi-satie – instelling ?
3. Welke elementen werden geïnspecteerd (boek-houding, pedagogisch project) ?
4. Hoeveel sancties volgden op negatieve inspec-ties in de jaren 1998, 1999 en 2000 ?
5. Wat waren de belangrijkste oorzaken voor een negatieve beoordeling ?
6. Welk budget wordt aan inspectie besteed ? Over hoeveel personeelsleden beschikt de In-spectie ?
Antwoord
1. Onderstaande tabel biedt een volledig overzicht van de inspectiebezoeken van Kind en Gezin in de gevraagde jaren.
Type voorziening 1998 1999 2000
Erkende voorzieningen 914 885 694 Onder toezicht staande
voorzieningen 1.870 1.355 1.459
De globale daling van het aantal bezoeken in onder toezicht staande voorzieningen over deze jaren is vooral te wijten aan de veralgemeende ingebruikname van een nieuwe bezoekmetho-diek (Kwapoi) voor de particuliere opvangin-s t e l l i n g e n , die een grotere tijdopvangin-sinveopvangin-stering vergt voor elk inspectiebezoek (Kwapoi : K w a l i t i e i t s -instrument Particuliere Opvanginstellingen –
r e d . ) . Het resultaat van het bezoek biedt echter, door het gebruik van een wetenschappelijk op validiteit en betrouwbaarheid getoetst evalu-a t i e - i n s t r u m e n t , een grotere objectiviteit voor de voorzieningen.
De daling in het aantal bezoeken aan erkende voorzieningen in 2000 is te wijten aan het oplei-dingsprogramma dat aan de inspectieambtena-ren aangeboden wordt ter voorbereiding van hun opdracht na de implementatie van het kwaliteitsdecreet voor welzijnsvoorzieningen : a u -d i t o p l e i -d i n g, o b s e r v a t i e o p l e i -d i n g, c o m m u n i c a-tie- en attitudeopleiding.
2. Het aantal inspectiebezoeken is uit te drukken in het percentage inspectiebezoeken ten aan-zien van het aantal te inspecteren vooraan-zienin- voorzienin-gen.
In 1998 werden alle erkende voorzieningen be-z o c h t , 13 % van de erkende voorbe-zieningen werd meer dan één keer bezocht. 75 % van de onder toezicht staande initiatieven werd bezocht, 8 % werd meer dan één keer bezocht.
In 1999 werden alle erkende voorzieningen be-z o c h t , 7 % van de erkende voorbe-zieningen werd meer dan één keer bezocht. 55 % van de onder toezicht staande initiatieven werd bezocht, 3 % werd meer dan één keer bezocht.
In 2000 werden 76 % van alle erkende voorzie-ningen bezocht, 3 % van de erkende voorzienin-gen werd meer dan één keer bezocht. 61 % van de onder toezicht staande initiatieven werd be-z o c h t , een kleine 4 % werd meer dan één keer bezocht.
Een herhaald bezoek betekent steeds dat een eerste evaluatie onvoldoende garanties bood voor een kwalitatieve opvang van de opgevan-gen kinderen.
3. De inspectiebezoeken zijn onderverdeeld in twee grote categorieën. Enerzijds gaat het om b o e k h o u d i n s p e c t i e s, anderzijds om de inspectie van de werking van de voorziening.
en de interactie met de opgevangen kinderen) en ze kunnen gaan over de randvoorwaarden voor de opvangactiviteiten (personeelsformatie, l e e f o m g e v i n g, participatie van de ouders, m e d i-sche begeleiding, e n z . ) . Zo mogelijk worden beide elementen tijdens één bezoek geïnte-g r e e r d . Wanneer deze beschikbaar zijn, wordt er gewerkt aan de hand van objectieve meetme-t h o d e n , onmeetme-twikkeld in samenwerking memeetme-t de voorzieningen zelf, de opleidings- en de weten-schappelijke wereld. Waar geen meetmethode beschikbaar is, hanteert de inspectie een vragen-lijst en -methode, ontwikkeld aan de hand van de bestaande regelgeving met de bedoeling deze regelgeving na te gaan.
Vanaf 1999 ontvangen de voorzieningen waar een objectieve meetmethode ontwikkeld is, e e n identieke versie van de meetmethode in het kader van zelfevaluatie (dit is nu het geval voor de particuliere opvanginstellingen, u i t b r e i d i n g tot de kinderdagverblijven is voor binnenkort gepland).
Het aantal boekhoudinspecties bedroeg : – in 1998 : 17 % van het aantal gebrachte
be-zoeken in de erkende sector,
– in 1999 : 19 % van het aantal gebrachte be-zoeken in de erkende sector,
– in 2000 : 18 % van het aantal gebrachte be-zoeken in de erkende sector.
4. De sanctiemogelijkheid bestaat, conform de be-staande regelgeving, uit het niet verlenen, n i e t verlengen of intrekken van een erkenning en uit het niet verlenen, niet verlengen of intrekken van een attest van toezicht.
Deze sanctiemogelijkheid wordt gehanteerd in-dien een voorziening structureel niet voldoet aan de bestaande regelgeving.
Tabel : Aantal intrekkingen van een verleende erkenning of verleend attest van toezicht
Type voorziening 1998 1999 2000 Erkende voorzieningen 1 0 1
(0,14 %) (0 %) (0,13 %) Onder toezicht staande
voorzieningen 19 11 9
(0,81 %) (0,47 %) (0,37 %)
Wanneer uit vaststellingen blijkt dat een aantal elementen uit de regelgeving niet worden nage-l e e f d , is een eerste wijze van interventie anage-ltijd de mogelijkheid voor een voorziening om alle verplichtingen na te komen (voorzover er geen acuut gevaar bestaat voor de opgevangen kin-deren), waarna een herevaluatie volgt.
Tabel : Aantal niet-toekenningen van een aan-gevraagde erkenning of een aangevraagd attest van toezicht
Type voorziening 1998 1999 2000
Erkende voorzieningen 1 2 9
Onder toezicht staande
voorzieningen 28 8 12
Bij deze tabel moet een belangrijk onderscheid gemaakt worden tussen de erkende voorzienin-gen en de onder toezicht staande voorzieninvoorzienin-gen. Procedureel is er bij de erkende voorzieningen een fase van principieel akkoord, waardoor het aantal niet-erkenningen zeer gering is. Bij de vermelde niet-erkenningen gaat het altijd over initiatieven voor buitenschoolse kinderopvang ( I B O ) . Belangrijk is dat het niet om de voorzie-ning op zich gaat, maar over vestigingsplaatsen binnen een voorziening.
Bij de onder toezicht staande voorzieningen be-staat er geen procedure van principieel ak-k o o r d , zodat men onmiddellijak-k toezicht moet vragen met het directe risico dit niet te krijgen. 5. Een negatieve beoordeling komt nooit tot stand
op basis van één enkel element, behalve wan-neer er vaststellingen zijn die erop wijze dat de veiligheid van de opgevangen kinderen acuut in gevaar zou komen.
Om tot een negatieve beoordeling te komen, moeten de vaststellingen altijd een structureel karakter hebben :
– ofwel structureel in tijd : een aantal elemen-ten die niet overeenkomen met de regelge-ving worden vastgesteld en er wordt geen verbetering genoteerd in de opvolgende be-zoeken ;
Door de combinatie van elementen is het niet eenvoudig om een overzicht te geven van het aandeel van elke oorzaak in de niet-toekenning of intrekking van een erkenning of attest van toezicht.
Het is wel mogelijk om een overzicht te geven, op basis van de referentiejaren 1998, 1999 en 2 0 0 0 , van de voornaamste probleemsituaties in de erkende en de onder toezicht staande voor-zieningen :
– accomodatie : a a n k l e d i n g, i n r i c h t i n g, f u n c t i o-naliteit van de ruimtes ;
– bezetting in verhouding tot de personeelsfor-matie ;
– problemen bij het behalen van de basiskwali-teit zoals vastgesteld bij de observatie van het pedagogisch handelen met de kinderen ; – elementen van statische veiligheid
(inrich-ting van de ruimten) en dynamische veilig-heid (veiligveilig-heid in het omgaan met de kinde-ren),
– ouderparticipatie.
6. Momenteel zijn 28 voltijdse personeelsequiva-lenten-ambtenaren belast met inspectieop-d r a c h t e n . Een uitbreiinspectieop-ding tot 33 voltijinspectieop-dse perso-neelsequivalenten-inspectieambtenaren is aan de gang. De inspectie-equipe bestaat verder uit één coach voor de inspectieambtenaren, die de inspectieambtenaren begeleidt in hun opdracht, en één kwaliteitsbeheerder, die verantwoorde-lijk is voor het handelen binnen de inspectie-dienst.